Beminde zaterdag (10)
mei 2016: Zonder thema

Levende wegwijzer op Utrecht Centraal




< < < < < Deel 9 al gelezen? 


Beminde zaterdag

Dit is aflevering 10 van de rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met mijn WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.

De afgelopen maanden hadden we als thema’s: onopvallende musea in onopvallende provinciesteden, stations waar je nooit uitstapt, het reizen in de 1e klas, de stadsbus en de streekbus. De komende vier of acht weken doen we van alles wat, helemaal doorelkaar. Het thema luidt kortom: ‘Er is geen thema’. Van de zomer komt er een geheel nieuwe invulling van deze rubriek, waarover achter de schermen al hard wordt nagedacht.

De eerste zaterdag van mei deed ik een vervolg op het stukje van twee weken geleden. Toen ging ik naar Leusden, waar iets met de bus aan de hand was. Nu ging ik naar het Gelderse Scherpenzeel, twee dorpen verder, en binnen dezelfde busconcessie, die eind dit jaar overgaat van Connexxion naar Syntus. Ook daar bestaat de nodige onvrede over de bus. Maar eerst een verklaring voor het feit dat ik ook deze keer, net als vorige week in Zwijndrecht, pas helemaal tegen het eind van de middag ter plaatse was.


 


Waarom ik ook deze keer pas helemaal tegen het eind van de middag ter plaatse was -  Syntus’ plannen met Woudenberg, Scherpenzeel en Renswoude - Lijn 80: Amersfoort - Wageningen - Wolkom, een mooie kille pinksterdag in het Heitelân (1)  - Museum Dr8888, onverw8ts pr8tig!  (100 jaar Dada)Wy binne los, een mooie kille pinksterdag in het Heitelân (2) - Brug in Weener kaputt: spoor naar Leer gestremdJans Pommerans van Bad Nieuweschans - Weener per vervangende bus - Aanpassen, meedoen, verzetten: Verzetsmuseum AmsterdamZeeburgereiland



Waarom ik ook deze keer pas helemaal tegen het eind van de middag ter plaatse was




Tiel

Op deze 7e mei lag dat namelijk niet aan buikklachten, zoals in het geval van Zwijndrecht, doch wonderlijk genoeg aan de Ronde van Italië, de Giro. Ik was een bus- en wandeltocht over de Betuwe van plan, en spoorde daartoe naar Tiel.

Daar miste ik bus 44 die ik had willen nemen; de bus naar Maurik, Lienden, Ingen en Eck en Wiel, die allemaal prijken op mijn bucket-list van nog te bezoeken plaatsen. Ik schijn dit hoekje Betuwe altijd overgeslagen te hebben. Mijn trein was onderweg aan het teuten, kwam een minuut of vijf te laat aan in Tiel, en ik trof het busstationnetje daar verlaten aan; geen bussen, geen reizigers.

De Betuwe kent toch al een erg magere busdienst. Ik heb jarenlang de gewoonte gehad, elke meimaand een dag te gaan bussen in die landstreek, en zag het aanbod van jaar tot jaar verschralen. In de meest vreemde pieremachochels ben ik wel vervoerd, onder het mom van buurt- of belbus.

57 minuten wachten, nu, dus. Daar ik Tiel niet ken als verschrikkelijk boeiende stad, wilde ik die minuten rustig en lijdzaam uitzitten op een bankje in een abri, gewapend met een fles koel tintelende gazeuse, want het was heet en zonnig. Eigenlijk helemaal geen wandelweer.

Na een dik halfuur begon het me op te vallen dat er in al die tijd nog geen enkele bus van het station was vertrokken of daar gearriveerd was. De snelbus naar Druten bijvoorbeeld, had ik helemaal niet gezien, maar had volgens de haltevertrekstaat al lang moeten verschijnen. Sterker nog: ik had in al die tijd ook geen enkele reiziger waargenomen die op een bus stond te wachten.

Was ik nu alweer slachtoffer van een wilde stakingsactie, net als afgelopen dinsdag in Charleroi? Een paarhonderd meter verder stonden op een kruispunt twee geelgejaste verkeersregelaars het verkeer, dat er niet was, in goeden bane te leiden (sorry: ‘in goede banen’ bedoel ik). Ik ben maar eens gaan vragen wat er aan de hand was, en dat was: de Ronde van Italië.

Van die hardfietswedstrijd zou je hopen en verwachten dat die zou plaatshebben in Italië. Maar op deze zaterdag trok hij door de Betuwe, die – net als de rest van Nederland – ooit wel eens een periode onder Romeins, Duits, Frans of Spaans gezag heeft gestaan, maar bij mijn weten nog nooit onder Italië viel.

Hoe dan ook, het verkeer in de hele Betuwe was gestremd, de hele middag, en daarmee ook de bus. Ik had bus 44 dan ook niet gemist; hij heeft gewoonweg nooit gereden. Dat hadden ze best eens mogen aanplakken; geen letter las ik erover rond station Tiel.

Maar de hele Betuwe was natuurlijk al maanden op de hoogte van het feit dat de Giro deze streek op 7 mei 2016 zou aandoen. En zelf sluit ik me categorisch af van alles wat betrekking heeft op wielrennen.

Vroeger volgde ik die ‘sport’ op de voet. Maar ergens in de jaren 90 ben ik er van de ene dag op de andere finaal op afgeknapt. Dat was toen in de Tour de France het honderd-en-zoveelste dopingschandaal aan het licht kwam. Mijn rabiate haat jegens Mart Smeets (mag ik dat schrijven? Ja, dat mag ik schrijven!) dateert ook uit die tijd.

Met mijn wielerboycot heb ik mezelf heel wat tijd en ergernis bespaard. Hoe besodemieterd zou ik me gevoeld hebben als ik alle zeven Touroverwinningen van Lance Armstrong op de voet gevolgd had, die later allemaal ongedaan zijn gemaakt? Naar wat voor farce heeft de misleide kudde van wielerfans al die tijd dan zitten kijken? En waarom gaat men daar daarna doodleuk mee door, alsof er niets gebeurd is? Mundus vult decipi…

Ik heb dus ook vrijwel niets gelezen over de idiotie om de Giro te laten starten in ons land en de slaven van de weg een paar dagen later per vliegtuig te verplaatsen naar Turijn. Ja, ik kon niet verhinderen dat ik gisteren in het journaal flitsen zag van de proloog in Apeldoorn. Een Nederlander, van wie ik nog nooit gehoord had, mocht een tricot met een verwijfd kleurtje aantrekken. De gemeente Apeldoorn had blijkbaar voldoende WMO-geld overgehouden om die proloog, inclusief Nederlandse overwinning, binnen te kunnen halen (een tiende milliseconde verschil op de meet; wie heeft dat geklokt??). Maar dat ze de dag erop de Betuwe onveilig zouden gaan maken; ik wist van niets.




Hoe nu verder? De Arriva-diesel naar Arnhem, verder de Betuwe in, bleek net vertrokken te zijn. Dag Betuwe! Ik besloot mijn programma om te gooien, de trein naar Utrecht te nemen, over te stappen naar Amersfoort en dat beloofde verhaal te gaan doen over de bus op de Veluwe, c.q. de Gelderse Vallei.

Die streken liggen me toch al nader aan het hart dan de veelgeroemde Betuwe, met zijn petieterige bloesemstruikjes die de fruitbomen vervangen hebben. Etymologisch betekent Betuwe, volgens een niet onomstreden theorie, het goede land, en Veluwe het schrale land, maar in mijn beleving is het net andersom.

Reizen per trein is ook geen sinecure dit weekend, met ongeveer een dozijn geplande stremmingen, verspreid over de natie. Weesp ligt eruit in verband met plaatsing van een nieuwe spoorbrug bij knooppunt Muiden. Niet eens een uitbreiding van sporen, maar alleen van asfalt: dubbelspoor over een nieuwe 48-baansweg of zo. Utrecht – Ede-Wageningen ligt er ook uit, evenals Utrecht – Rhenen. Tussen Geldermalsen en Utrecht had ik daarbovenop nog een ongeplande seinstoring, waardoor we een tijd stapvoets reden. Op Utrecht Centraal vertrok de IC naar Amersfoort - Leeuwarden tegen alle logica in van de buurtsporen. En de stoptrein Zwolle reed alleen maar vanaf Amersfoort.

Je vraagt je af of ze op die borden niet beter konden aankondigen, waar er nog wél treinen rijden. Een informatiejuffrouw hield urenlang een paal omhoog met een pijl naar de vervangende bussen. Ik wijdde een medelijdende gedachte aan arme sloebers die op zo’n manier hun brood moeten verdienen, terwijl ik weekend vierde, en stapte in de IC naar Amersfoort.

Knop om nu, deze zeperd vergeten! Er zijn ergere dingen! Uit met alle scherpe opmerkingen over het wielerwezen en het spoorwegwezen; op naar Scherpenzeel!

 



Syntus’ plannen met Woudenberg, Scherpenzeel en Renswoude

Maar toch eerst nog wat scherpe randjes over het busvervoer in dat dorp en omgeving. Vorige keer had ik het over de Leusdenaren die niet tevreden waren met Syntus’ invulling van het busverkeer vanaf december 2016. Maar ook uit Scherpenzeel en het aanpalende Renswoude klinkt reizigersgemurmureer. Woudenberg, de andere buurman van Scherpenzeel, lijkt er beter af te komen.

Hoe zit het lijnennet in die regio in elkaar? De twee belangrijkste lijnen zijn nu 80 en 83. Daarnaast heb je ook nog 81 en 82, die ermee verknoopt zijn, maar verder meer de Utrechtse Heuvelrug ontsluiten.

Lijn 80 rijdt de route: Amersfoort – Leusden Zuid – Woudenberg – Scherpenzeel – Renswoude – De Klomp – Veenendaal – Rhenen – Wageningen.
Deze lijn had ik eens in 2000, toen het nog een Lange Lijn was en hij nog doorliep tot Arnhem in plaats van Wageningen. Ik ga hem straks opnieuw doen. Deze bus rijdt 18 uur per dag en 7 dagen per week, en dat in 30-minutendienst. Hij legt 47 km af in circa 1:30 uur.

Lijn 83 koerst alleen van Amersfoort tot station Veenendaal Centrum, via dezelfde route als 80. Hij doet dat alleen van maandag / vrijdag overdag en versterkt dan lijn 80 tot gezamenlijke kwartierdienst.

Dan nu wat er gaat veranderen:

Lijn 80 wordt in de spits vervangen door lijn 80X, die een stuk van Leusden gaat overslaan en in Amersfoort gebruik gaat maken van de Kersenbaan, een autoweg langs het Pon-spoor. 5 hele minuten winst – al las ik dat het verkeer op die nieuwe Kersenbaan in de spits voortdurend vast staat. Tel uit je winst! Lijn 80 wordt bovendien nog verder ingekort: tot Veenendaal Centrum.

Er komt een nieuwe lijn 280, een spitsverbinding Veenendaal – Woudenberg – Amersfoort, die tussen die plaatsen de snelweg neemt.

Lijn 83 wordt opgedoekt. Dat laatste feit betekent voor inwoners van Scherpenzeel en Renswoude een achteruitgang van kwartier- naar halfuursdienst. De nieuwe sneldienst lijn 280 doet deze twee dorpen niet aan. Woudenberg blijft dank zij bus 280 kwartierdienst houden, maar vanaf december niet meer in de dal-uren, en alleen nog in de spits. Daarentegen krijgt men nu wel een snellere verbinding met Veenendaal, maar iets zegt me dat Woudenbergers toch meer hechten aan bereikbaarheid van de grote stad die Amersfoort is.

Je kunt dit toch allemaal moeilijk verkopen als vooruitgang, maar dat is wel wat Syntus doet op zijn site. De inwoners en het gemeentebestuur van Scherpenzeel denken er anders over; zie dit artikel uit de Veenendaalse krant. Dat artikel dateert van enkele maanden geleden. Daarin is ook nog sprake van spitsritten Renswoude – Amersfoort, helaas buiten de dorpskernen om, maar daarover vind ik niets terug op de site van Syntus.

Ik schreef in dat stuk over Leusden al dat tot in WO II de spoorlijn Amersfoort – Kesteren door de regio liep. Het Pon-spoor van Amersfoort tot Leusden is daar het laatste restant van. De trein stopte op station Woudenberg – Scherpenzeel, halverwege die beide plaatsen.

In de jaren 00 zijn er stemmen opgegaan voor reactivering van het spoorlijntje, waarvan je het talud nog heel goed kunt volgen op luchtfoto’s. Behalve nu juist op de plek waar het station was, waar er zo te zien allerlei gebouwen op de v/m spoorlijn geplaatst zijn.

Het reactiveringsplan stuitte af op gebrek aan rentabiliteit, vooral door de ongelukkige ligging van de spoorlijn ten opzichte van Woudenberg en Scherpenzeel, ver buiten de bebouwde kom van beide plaatsen. Maar gezien de achteruitgang van het busnet zou een dieseltje van daar naar Amersfoort helemaal niet gek zijn, als extra verbinding in een streek met verdunnend OV. Met dan wel weer het risico dat de rest van het busnet ook afgebroken zou worden, omdat er immers een trein rijdt…

 

Scherpenzeel




Lijn 80: Amersfoort - Wageningen

Huize Scherpenzeel


Pas om 15:45 stap ik in Amersfoort in bus 80. Ja, het werd laat door die vergeefse reis naar Tiel.

Zonnige zaterdagen zijn niet de dagen waarvan streekbusmaatschappijen het moeten hebben; meer van gure schooldagen in de winter. Desondanks stappen er 20 mensen in de bus, vooral in het winkelhart van de Keistad, voor hun rit naar de valleien. Er lijkt toch geen sprake van een noodlijdend busnet, dat de schaar erin zou moeten.

In Leusden rijdt de bus door het enige stuk van dat ‘storp’ waar ik twee weken geleden niet geweest ben; Leusden Zuid, ten zuidwesten van het Pon-spoor. De bus kiest hier zijn pad langs woonerven, over smalle busbaantjes en een opvallend aantal verkeersdrempels. Ik heb nog steeds nergens kunnen vinden hoe de routes vanaf december precies gaan lopen. Maar ik vrees dat die nieuwe, snelle lijn 80X deze hele wijk straks gaat overslaan. En dat ook deze inwoners voortaan dus veel verder moeten lopen naar een bushalte dan nu.

Voorbij de bebouwing van Leusden worden we getrakteerd op alles wat de Vallei de Vallei maakt: bossen, weiden en landgoederen met landhuizen ter grootte van kastelen. Een verademing, zulke busroutes! De streek oogt veel aantrekkelijker dan de Betuwe, dat schreef ik daarnet al. Hij lijkt wel op de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe, waar hij tussenin ligt, maar is lager en vlakker.

Misschien toch terecht om hem een aparte naam te geven. In mijn Veluwe-reeks verdedigde ik het standpunt dat je heel Gelderland ten westen van de IJssel en ten noorden van de Rijn gewoon Veluwe moet noemen; zo heb ik het op school geleerd met adrijkskunde. Maar vooruit, deze streek heeft toch iets eigens. En dan is het wel weer vreemd dat ze hem de Gelderse Vallei noemen, terwijl hij deels in Utrecht ligt.

Och, het landschap trekt zich niets aan van door mensen getrokken grenzen en door mensen toegekende namen. De grens tussen de provincies Utrecht en Gelderland loopt onnavolgbaar grillig. Bus 80 overschrijdt hem maar liefst 5 keer op zijn route tussen Amersfoort en Wageningen. Scherpenzeel, gelegen tussen Woudenberg en Renswoude, ligt in Gelderland, maar die andere twee dorpen in Utrecht.

We bereiken Woudenberg, waar ik in 2013 de Pyramide beklom van Austerlitz. In Woudenberg maken we een lusje een nieuwbouwwijk in, en gaan we daarna langs dezelfde weg terug. Nu belanden we op de Stationsweg, waaruit valt op te maken dat we de locatie naderen van het reeds lang geleden afgebroken station Woudenberg-Scherpenzeel. Die plek passeren we ook, bij een grote silo, genaamd: De Silo.

Om zeven voor half vijf stap ik uit bij de halte aan de voet van Scherpenzeels kerk. Geheel volgens de logica van de symmetrische dienstregeling zal de bus in de richting Amersfoort arriveren om zeven óver half. Aangezien ik een aardig busplaatje voorzie, blijf ik 14 minuten staan wachten op die foto. Wat maakt het uit, het is nu toch al laat.

De Gelderse Vallei heeft met de Veluwe gemeen dat het opvallender landschaps- dan dorpsschoon heeft. Ik wandel daarom een klein uurtje op landgoed Scherpenzeel ten zuiden van het dorp.

Huize Scherpenzeel dateert oorspronkelijk, de eerste versie, uit de 14e eeuw en was in de 20ste burgemeesterswoning en later nog een poosje gemeentehuis. Tegenwoordig is het in beheer van de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. Je kunt er bijeenkomsten houden waaraan je gegarandeerd mooie herinneringen overhoudt. Dat wonder wil je toch wel eens meemaken. Ik zal het kasteel aanbevelen voor de eerstvolgende heisessie bij ons op kantoor.


Het landgoed levert een fraai, al zeg ik het zelf, panorama op van een kronkelend beekje. Ik zie in een flits ook een pluimstaart. Maar die is te snel voor mijn camera.

 Ik neem de bus richting Wageningen. Die wordt bestuurd door zo’n chauffeur waar Maxwell wagenziek van wordt krijgt; zie het verhaal over Charleroi. Hij scheurt als een gek, gaat op twee banden de bocht door, trekt wild op, en elke stop is bij hem een noodstop. Het enige wat hij daarmee bereikt is dat hij telkens drie minuten te vroeg arriveert bij tijdhaltes, zodat hij daar moet gaan blijven staan wachten.

In de drie kwartier dat ik het ongenoegen heb, door hem vervoerd te worden, maakt hij vijf verkeersdeelnemers tot bijna-slachtoffer van zijn rijstijl: een fietsend echtpaar, twee auto’s die niet snel genoeg optrekken bij een verkeerslicht en een vrouw in een invalidenscooter. Maar dat is allemaal hun eigen schuld, zo blijkt uit wat hij tegen niemand in het bijzonder zit te pruttelen en mompelen.

De Klomp is een buurtschap onder Ede, ik ben bereid, dit te verklaren.. inderdaad, onder Ede; ouwe grap! Het station Veenendaal - De Klomp ligt ook in Ede en daarmee in Gelderland, hoewel Veenendaal zelf in Utrecht ligt. Rare grenzen, ik zei het al.

Normaliter zou ik bij De Klomp op de trein overgestapt zijn en deze malloot achter het stuur met genoegen verlaten hebben. Voor één keer geef ik Maxwell gelijk, met zijn rail-purisme. Maar er rijden vandaag geen treinen in de wijde omtrek van Veenendaal, en ik blijf dus in de bus zitten tot Wageningen. Daar bindt de chauffeur de vrouw op de invalidenscooter bijna aan zijn zegekar, met de woorden ‘Blijf dan op het fietspad, achterlijke trut!’ hardop gedacht, en uitgesproken tegen zijn stuur.

Ik stap over op de Valleilijn, het busgedeelte tot Ede-Wageningen en de trein naar Amersfoort daarna. Het stuk Ede-Wageningen – Ede centrum wandel ik echter, om deze foto te kunnen maken van de trein waar ik anders ingezeten had. Het is toch een dag vol vertraging en oponthoud; dat halfuurtje kan er ook nog wel bij.

Frans Mensonides
22 mei 2016
Er (niet) geweest: zaterdag 7 mei 2016

Ergens in Ede


Ede Centrum





Wolkom, een mooie kille pinksterdag in het Heitelân (1)

Heerenveen en Drachten


In dit pinksterweekend verplaats ik mijn beminde zaterdag naar de maandag. Ook op de twijfelachtige feestdag die Tweede Pinksterdag heet, gunt het spoorwegwezen zijn klanten onbeperkt reizen op een Weekend Vrij-abonnement.

Dit is het 43ste weekend dat ik zo’n kaart bezit en in deze rubriek verslag doe van mijn reizen. Maar het is de eerste keer dat die me brengen in Friesland, terwijl alle andere provincies al eens vereerd zijn met een bezoek. Dat bewijst wel hoe zeer ik gehecht ben aan het Heitelân, het land van mijn vaderen, de bakermat der Mensonidessen, de bodem die mijn voorzaten gedragen heeft!

Deze maandag ga ik Museum Dr8888 bezoeken (inderdaad, in Drachten, een doordenkertje en doorkijkertje). Vervolgens ga ik in Leeuwarden dineren met een vriend, een expat, uit Holland naar deze provincie geëmigreerd. Het is gisteren afgesproken per telefoon; 'It sil heave', zeiden we.

Meteorologisch zal Pinksteren 2016 de geschiedenis ingaan als één die kouder was dan de Kerstmis ervoor; het is vandaag donker, regenachtig en guur. Zelf heb ik de hele dag het idee dat dit, twee dagen na Luilak, zoiets is als Nationale Uitslaapdag. Het is overal rustig en bijna onheilspellend stil; volgens mij komt heel Nederland vandaag helemaal zijn nest niet uit.

Naar Fryslân reis ik natuurlijk met de snelle Hanzelijn via Lelystad. De nieuwe spoorburg bij Muiderberg is vorige week met veel mediale tamtam naar zijn nieuwe plek gerold; ‘de grootste last, ooit door Nederlanders verplaatst’ - behalve al het water van de Haarlemmermeer, zou ik denken, dat meer woog toch echt meer dan die brug.

Die ligt nu naast de spoorbaan en wordt ergens in augustus op zijn definitieve plek geschoven. Dan ligt het treinverkeer tussen Weesp en Almere vier dagen plat. Maar dat hebben wij OV-reizigers natuurlijk graag over voor verbetering van de mobiliteit, toch? Die van onze autorijdende medemensen, wel te verstaan; het gevaarte heet: spoorbrug, maar hij overspant een verbrede autoweg.

Nog een leuk ding aan de Hanzelijn - behalve de snelheid waarmee je ermee naar het noorden reist – is de safari die je er gratis bij krijgt. De fauna in het natuurgebied Oostvaardersplassen tussen Almere en Lelystad, daar zit vandaag meer pit in dan in de mensen. Ze dartelen allemaal, in kuddes of solitair, vrolijk rond op het gedeelte van hun territorium dat langs de spoorbaan ligt.

Na 9 kwartier bereik ik Heerenveen, waar overgestapt kan worden op de bus naar Drachten. Drachten is de op één na de grootste railloze woonplaats van Nederland, na Oosterhout NB. Nauwkeuriger gezegd: de op één na de grootste woonplaats naar inwonertal zonder regulier personenvervoer per rail. Je moet altijd duidelijk omschrijven wat je bedoelt, anders blijven het holle frasen. Goederenlijnen laat ik buiten beschouwing, evenals historische, toeristische raillijnen. En tram-, sneltram-, lightrail- en metrolijnen tellen dan weer wél mee. De grootste plaats zonder voor reizigersvervoer in gebruik zijnd spoorwegstation is Amstelveen, maar die kent wel een (snel)tram. Zo, die puntjes staan op de i.

Ik pak Qliner 310 naar Drachten, de enige bus die in velden of wegen te bekennen is op Heerenveens busstation. Die verlaat de stad (of liever: het storp) via een op deze feestdag verlaten bedrijventerrein waar de wegen namen van planeten dragen. De bus neemt vervolgens de snelweg A7 en stopt niet tussen Heerenveen en Drachten. Daar wordt twee maal haltgehouden in een buitenwijk, waaronder bij verpleeghuis Bertilla. Wij worden daar via een groot bord ‘Wolkom’ geheten.

De rit eindigt bij het busstation op het Burgemeester van Knobelsdorffplein, bij het gemeentehuis van Smallingerland en aan de rand van Drachtens winkelhart. Ik zat hier in 2000 een leerboek over taalkunde te bestuderen in de bus-restauratie die vandaag, zoals vrijwel alles in Drachten, potdicht zit. Zeven jaar later was ik hier ook weer, omdat ik ook dit ‘storp’ blijkbaar niet kon missen. Toen had het, naast dit Burgemeester Van Knobelsdorffplein, nog een tweede busstation, helemaal aan de andere kant van het centrum. Heel verwarrend. Maar dat busstation is opgeheven; alle bussen vertrekken nu van dit naar die burgervader genoemde pleintje.

Drachten heeft snelbusverbindingen via de snelweg met Groningen (38 km), Leeuwarden (29 km) en Heerenveen (23 km). Naar de hoofdstad van Groningen rijden 2 Qliners, naar Leeuwarden zelfs 3 snelbussen. Die hebben om één of andere reden niet de Qliner-status. Voor het tarief maakt het niet uit; de luxe en snelheid van de Qliner kosten niets extra’s.

Door de week in de spits kun je van hier elke 10 minuten naar Groningen, 5 keer per uur naar Leeuwarden en elk halfuur naar Heerenveen. Op feestdagen als deze is de dienstregeling veel dunner en vertrekt slechts eens per uur een snelbus in elke richting.



Drachten heeft toch wel een van de meest deprimerende centra van Nederland, ondanks alles wat ze erin geïnvesteerd hebben om het op te pimpen. In ’07 trof ik het winkelhart van Drachten aan in opheffingsuitverkoop en met anti-kraak. Nu is het opgestoten in de vaart der volkeren. Zo staan er nieuwe appartementencomplexen en is er zelfs een Media Markt gekomen, altijd een teken dat de beschaving ergens is doorgedrongen.

Maar echt opgeknapt vind ik het niet. Nou moet gezegd dat het weer niet meewerkt, noch het feit, dat het Tweede Pinksterdag is, een dag waarop de meeste winkelharten nog desolater ogen dan op doorsnee-maandagen.

De kiosk op het pleintje had in 2007 een carillon met volgens mijn omschrijving klepels ter grootte van stierenlullen. Nu heeft ook die kiosk een metamorfose ondergaan en is hij veranderd in een frivoolkleurige circustent. Maar het ding slaat hier nog steeds als een tang op een varken, zo niet: een vlag op een modderschuit.

Dit bevalt me al beter: het standbeeld ‘De staat van Nederland’ van Jan Ketelaar. En profil gefotografeerd lijkt het iemand die een ander in z’n hol zit. Van voren bezien staat de één zijn handen op te houden en maakt de ander gebaren die alles kunnen betekenen, behalve iets positiefs: afwijzen, nawijzen, beleren, fuck you… Inderdaad, ook als ik de titel niet gezien had, had ik er niets anders in kunnen zien dan de staat van ons verdeelde volkje.

De vorige twee keer dat ik in Drachten was, had ik me heilig voorgenomen, hier nooit meer terug te keren. Wat doe ik hier dan nog ten derden male? Oh ja, dat museum, dat er toen geloof ik nog helemaal niet was.

 


Museum Dr8888, onverw8ts pr8tig! (100 jaar Dada)

Museum Dr8888 is gevestigd in een oud kloostercomplex. Vijf maanden lang staat het in het teken van het dadaïsme, de kunststroming die ontstond tijdens de Eerste Wereldoorlog en nu zijn verjaardag viert, zijn ver-eeuwjaar.

Wat is dadaïsme? Wie dat kan zeggen, is geen oprechte dadaïst. Maar de meeste geleerden zijn het wel eens over een paar kenmerken. Dada is anti-rationalistisch, anti-militaristisch, anti-bourgeois, provocerend. De dadaïsten hingen een pisbak in een museum en noemden dat kunst. Ze waren helemaal niet te beroerd om er uitleg over te verschaffen op speciale dada-avonden, die in Parijs soms gigantisch uit de klauwen liepen, en eindigden in straatschenderijen.

Het doet mij, ‘born in the fifties’, wel wat denken aan de jaren 60, toen het establishment zich feestelijk kon ergeren aan provo-happenings, onbegrijpelijke moderne kunst en gedichten als:

‘Verkoopster: Zal ik het prijsje er af halen?
Klant: Nee, laat u het prijsje er maar opzitten.’

C.B. Vaandrager

Dadaïsme steekt om de halve eeuw zijn kop op; er schijnt nu, in de jaren 10, inderdaad een revival gaande te zijn.

Maar waarom een grote dada-tentoonstelling, uitgerekend in Drachten? Die vraag is wat gemakkelijker te beantwoorden dan: ‘Wat is dada?’

Begin 1923 werd er namelijk een dada-tournee gehouden door Nederland, met vooraanstaande dadaïsten als Kurt Schwitters, I.K. Bonset, Nelly van Moorsel en Vilmos Huszár. I.K. Bonset is een pseudoniem van Theo van Doesburg, met wiens poëzie ik al eens worstelde in een FHM-metje. Bij die avonden werden gedichten en verhalen voorgedragen, maar ook dierengeluiden ten gehore gebracht. Verder lieten de dadaïsten op het podium een robotachtige marionet dansen.

Vrijdag 13 april 1923 was de laatste voorstelling, uitgerekend in Drachten, in hotel Phoenix. Dat was ook zo’n beetje het einde van dada; zulke stromingen gaan zelden langer mee dan een decennium. En als iedereen zo langzamerhand weet wat dada is, is het ook al bijna geen dada meer. Waar het dada-tournee aan zijn eind kwam, wordt dada nu herdacht.

In dit museum is een atelier waar bezoekers zelf kunnen knutselen en boetseren. Er is van alles te zien, waaronder een kunstwerk van schoenen en grammofoonplaten die aan de muur gelijmd zijn. Wat moet dat toch, allemaal? Ach, dit is natuurlijk doe-het-zelf-dada.

Een rondleider bespreekt, voor enkele gezinnen met kleine kinderen in zijn kielzog, een van de bekendste dada-werken die hier staan, van Man Ray. ´Zien jullie wel wat dit is?´

 

 

Man Ray, Cadeau (reproductie; origineel: 1921)

overgenomen uit een artikel over deze tentoonstelling uit de Drachster krant

'Een strijkijzer met spijkers, waarmee je dus niet kunt strijken’, assoneert de explicateur. ´Maar daarom kan het nog wel kunst zijn!´

Dadaïsme is een erg verbale stroming; veel beeldende dada-kunstenaars waren tevens dichters en typografen. De naam ‘Dr8888’ van het museum is geïnspireerd op het gedicht van Kurt Schwitters dat ik al eens zag in Museum Belvedère in Heerenveen:

Wij w88888888
Wij w88888888
W88888888
Wij tr88888888
Wij tr88888888
Te blijven w88888888!!!
Stelt men ons opnieuw teleur
Dan hebben we nog een 8erdeur
Wij w88888888
W8888888
tot?



Overgenomen van DBNL (Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren)


Meer dada-dichtkunst ligt hier opengeslagen: ‘Oorlog. Verzen in staccato’ (1916) van Agnita Feis die van 1910 tot 1917 gehuwd was met Theo van Doesburg, voordat de seven year itch het echtpaar in zijn greep kreeg; huwelijken gaan vaak even lang mee als stromingen. Het antimilitaristische gedicht is opgebouwd uit strofen van vier regels, elk bestaande uit slechts één jambe.

En deze: ‘Het witte gevaar’ van Erich Wichman. Dit pamflet uit 1927 is gericht tegen het drinken van melk. Weer eens wat anders dan geschriften van de Blauwe Knoop.

Volgens de uitleg in het museum slaagde Wichman op zijn 13e voor zijn Gymnasiumexamen. Heeft hij dus vijf klassen overgeslagen? Maar Wikipedia vertelt een ander verhaal: hij behaalde nooit een middelbare-schooldiploma. Wel was hij medeoprichter van de Rapaille Partij, een anarchistisch, half-serieus politiek genootschap.

Meer vertel ik niet over: ‘Holland Dada and the International Context.’ Het is meer een tentoonstelling om met eigen ogen te willen zien, dan om erover te lezen. Dat zien is mogelijk tot/met 18 september 2016.

‘Museum Dr8888, onverw8s pr8ig!’, had ik in het gastenboek willen schrijven. Maar ik zie er nergens een liggen, dus ik doe dat hier maar, bij dezen.   

Als ik niet met iemand had afgesproken in Leeuwarden, liep ik in Drachten nog even langs de Torenstraat. Daar zijn de huizen van een toenmalige nieuwbouwwijk in 1921 kleurig beschilderd naar een ontwerp van Theo van Doesburg. Die wijk kreeg daarom als bijnaam: de Papegaaienwijk.

Ondanks dat je aan Drachten toch weinig kunt verpesten, klonken er uit de bevolking protesten tegen dat opvallende kleurenpalet. De kozijnen en deuren werden daarom overgeschilderd in normale, saaie kleuren, maar in de jaren 80 toch weer hersteld in de oude staat, zoals Van Doesburg ze bedoeld had.

Als ik toch ooit nog een vierde bezoek breng aan Drachten, is het om die Papegaaienbuurt te fotograferen.


Foto overgenomen van Wikimedia Commons 

 

Wy binne los, een mooie kille pinksterdag in het Heitelân (2)

De bus naar Leeuwarden vertrekt aan de late kant. Dat komt doordat een reiziger die met een andere bus mee wil, in de mijne nog uitvoerig zijn chipkaart staat op te laden. Dat mag namelijk niet in de bus waarmee je zelf wilt reizen. Je moet eerst inchecken en als er dan geen saldo meer op je kaart blijkt te staan, ben je verplicht, een duur enkeltje te kopen voordat je verder mag lopen naar het oplaadapparaat. Fijn klantvriendelijk systeem, toch? Maar de reiziger mag wel even in deze bus, als hij belooft, uit te stappen voordat die vertrekt. De menigte van drie, vier reizigers wacht wel even tot hij klaar is, uitstapt en naar zijn eigen halte loopt.

We rijden Drachten uit langs de Kletsterlaan en langs een advocatenkantoor dat reclame maakt met: ‘Modern uit elkaar, financieel voor elkaar’. Wat een wereld van treurnis kan er opgesloten zitten in een slogan van zes woorden! Na een stop in het dorpje Nijtap rijden we de N31 op. ´Wij werken aan de centrale as´, meldt Rijkswaterstaat, wat in het Fries vertaald wordt met: ‘Wy binne los’. Is zo’n kreet langs de weg, ja, is het hele leven niet een beetje dada?

In de busmotor zit ook iets los; er rammelt een kogellager in, of zoiets. Op een saaie pinksterdag in een bus met vijf opvarenden over een lege snelweg waarboven mooie wolkenformaties en waarlangs weilanden, met talloze kerkspitsen aan de kim. Langs een vaart en een plas met geinige villaatjes aan de oever ervan, koersen we af op Weulnerdam. Vestdijk-lezers kunnen die naam plaatsen. Maar bestaan die nog, Vestdijk-lezers? Staat er in de bibliotheek van Bertilla wellicht nog een vergeelde Vestdijk, uit de boekerij van een reeds lang geleden ontslapene?




Vier uur later verlaat ik Leeuwarden ook weer met de bus. Het is een touringcar van Birwa-tours uit Burdaard. De trein naar huis vertrekt dit weekend van station Akkrum; er is een geplande stremming, waar ik rekening mee heb gehouden; ik was een kwartier eerder bij station Leeuwarden.

Zwarte kwabben hangen boven de weg en het grasland; de droogte, en daarmee code rood voor branden in de natuur, zijn nu gelukkig voorbij. Wij rijden langs het gestremde spoor en passeren station Grou-Jirnsum, waar ik in de winter van ’14 uitstapte om niet het WK klunen te zien.

Uren later probeer ik nog wat beesten te spotten tussen Lelystad en Almere, maar er is niets meer te onderscheiden in de schemering. Over vijf dagen is het alweer beminde zaterdag; een nieuwe kans.

Frans Mensonides
29 mei 2016
Er geweest: maandag 16 mei 2016

 








Brug in Weener kaputt: spoor naar Leer gestremd


Twee maal de Friesenbrücke in Weener (D); boven in beter dagen, overgenomen van de Wikipedia, en onder zoals hij er nu bijligt.


Leer, een geliefd uitje voor de houders van een NS-dagkaart, Dal Vrij, Weekend Vrij en elke kaart waarmee je onbeperkt met de trein door Nederland kunt reizen. Leer ligt namelijk niet in Nederland, maar in Duitsland. Maar Arriva rijdt, of liever: reed er eens per uur met een trein naartoe vanuit Groningen, via o.a Hoogezand-Sappemeer, Winschoten en de grensplaats Bad Nieuweschans. En de hele lijn valt, of liever: viel, onder Nederlands spoortarief.

Helaas moeten we in de verleden tijd spreken over deze internationale spoorverbinding. In Weener, tussen Bad Nieuweschans en Leer, ramde op donderdagavond 3 december 2015 het vrachtschip Emsmoon de Friesenbrücke over de rivier de E(e)ms. De 335 meter lange spoorbrug werd onherstelbaar beschadigd. De eerste 5 jaar (!) of zelfs nog langer is er daardoor geen treinverkeer mogelijk tussen Groningen en Leer. De Arriva-diesels beëindigen hun rit nu in Bad Nieuweschans.

Die aanvaring werpt nogal wat vragen op. In de eerste plaats: hoe heeft hij kunnen plaatsvinden? Toen ik het bericht las, zag ik voor mijn geestesoog het binnenvaartequivalent van de ram(p)kapitein Schettino. Die had vermoedelijk zijn bril vergeten en zag daardoor niet, dat er plotseling een brug overstak.

Maar nee, zo is het niet gegaan. Over de schuldvraag is men het nog lang niet eens, maar het is wel duidelijk dat er die fatale avond een misverstand bestond tussen de bruggenwachter en de loods van de Emsmoon. De laatste gokte erop dat de brug wel open zou gaan, en de eerste hield hem nog even dicht, omdat er een trein uit de richting Groningen naderde. Gelukkig kon die trein nog stoppen. Als hij een paar minuten eerder was geweest, had er een boot-treinaanrijding / aanvaring kunnen plaatsvinden, een ramp die waarschijnlijk vele doden en gewonden had geëist. Nu was er alleen materiële schade.

Maar die was dan ook aanzienlijk. Het hele middenstuk van de brug was verloren en is dat nu nog steeds. Een leuk sinterklaascadeautje dus voor de treinreiziger – en niet te vergeten voor de fietser en voetganger; de Friesenbrücke had ook een pad voor langzaamverkeer.

Maar waarom moet de bouw van een nieuwe brug zo lang duren? Het is niet zonder precedent. De voorganger van de Friesenbrücke werd in april 1945, in de nadagen van WO II, verwoest, en ook toen duurde het 6 jaar voordat er een nieuwe lag.

Het probleem is onder meer van financiële aard. De verzekering keert maar 4 miljoen uit, en nieuwbouw kost tientallen miljoenen. Dat is ook weer zo’n goede vraag rond dit incident: was die brug soms onderverzekerd, en is de polis sinds 1951 niet meer aangepast?

Dit hele verhaal vormt een flinke streep door een aantal rekeningen. Binnenkort, al in 2017 misschien, zouden er op het Duitse traject van de lijn twee nieuwe stations geopend worden: Bunde tussen Bad Nieuweschans en Weener; Ihrhove tussen Weener en Leer. Dat kunnen we nu voorlopig wel vergeten. Hetzelfde geldt voor de rechtstreekse trein Groningen – Bremen die men weer had willen invoeren na lange afwezigheid.

Arriva had meteen op die 3e december al een acuut probleem dat opgelost moest worden. Op station Leer stond nog een trein gereed voor vertrek naar Groningen. Die zou daar dus niet meer via de normale weg aankomen. Toch zag Arriva hem liefst maandag gewoon weer aan de drukke ochtendspits in de provincie Groningen deelnemen. De trein werd daarom op zondag gerepatrieerd via een enorme omweg: Papenburg, Meppen, Bad Bentheim, Hengelo, etc.

Voorlopig een vervangende busdienst, dus, die wel eens een recordtijd in stand zou kunnen blijven; langer nog dan die in Nijverdal, een paar jaar geleden. Er werd een stopbus ingevoerd die van Winschoten naar Leer rijdt met tussenstops in Bad Nieuweschans en Weener. Niet veel later kwam er ook een snelbus Groningen – Leer, die die afstand van 80 km non-stop aflegt in een klein uur.

Dat is een kwartier korter dan de trein erover deed, die 9 keer stopte tussen beide steden. Doorgaande reizigers hoor je dan ook niet te hard wenen over de ramp van Weener, al is het wel zo, dat die bus maar eens per 2 uur rijdt.

Vervelender is het voor de regionale, zij het grensoverschrijdende reizigers tussen Winschoten en Leer. Ronduit een zeperd is het voor de pretreiziger die zich zijn uitje Leer door de neus geboord ziet worden. Veel van deze reizigers zijn verstokte railfanaten die echt niet in een bus gaan zitten.

Maar wie je beslist niet zal horen huilen: de directie van scheepswerf Meyer Werft in Papenburg. Elke keer als die een cruiseschip te water laten, moet hij door de Friesenbrücke naar de Noordzee. De doorvaart onder de ‘klep’ van de brug was daarvoor veel te smal, dus moest het naastgelegen brugdeel eruit getakeld worden met een drijvende bok. Een kostbare operatie, waarvoor het treinverkeer dan tijdelijk deed wat het nu continu doet: stilliggen.

Leer, daar is op zich niet veel aan, afgezien van het feit dat je er gratis komt. Ik ben er tot dusverre maar één keer geweest en dat was in 2007. In Weener ben ik toen niet uitgestapt; alle reden om er nu naar toe te gaan en die vervangende bus dan maar voor lief te nemen.


 



Jans Pommerans van Bad Nieuweschans



Opnieuw een gratis safari tussen Almere en Lelystad. Deze keer weinig leven op de savanne; twee plukjes loom liggende (konik?-)paarden aan het begin en het eind. 'Daar kun je niet op paardjerijden,' zegt een klein meisje tegen haar opa, en ik denk dat dat er inderdaad niet inzit.

Er lopen en fietsen mensen in het natuurgebied en er rijdt een safaribus vol toeristen. Ik dacht dat dat gebied helemaal niet toegankelijk was.

Voor deze zaterdag heb ik weer een 1e klas-kaartje gekregen van een dankbare lezer, net als afgelopen oktober, toen ik me de hele maand als 1e klas-passagier kon laten vervoeren. Met dat kaartje neem ik pas na Lelystad daadwerkelijk plaats in de 1e. Uit macht der gewoonte ben ik bij het instappen in Leiden gaan zitten tussen de heffe des volks in de 2e.

Dit is een opgeknapte Interregiodubbeldekker. De zetels in de 1e, die vroeger blauw waren, zijn met rood spul overtrokken. Verder is er op het eerste gezicht weinig veranderd aan het interieur van deze treinen.

In Groningen stap ik over op de Arriva-Spurt naar Bad Nieuweschans. Ik zal niet doen wat ik altijd doe op deze lijn, beginnen over onze logeerpartijen als kind, met de ‘Blauwe Engel’ naar Hoogezand-Sappemeer.

Mijn laatste ritje is alweer vijf jaar geleden; dat was om de aftakking van Zuidbroek naar Veendam in gebruik te nemen. Sindsdien kent het traject Groningen – Zuidbroek van maandag t/m zaterdag overdag de luxe van kwartierdienst; twee treinen per uur naar Veendam, één tot Winschoten en één naar Leer (die sinds dat heerlijke decemberavondje dus niet verder komt dan Bad Nieuwschans).

Ik deed de lijn ook in 2009 voor Bourtange, in 2007 voor Leer zoals gezegd, en liep in 1999 al eens rond in de plaats die toen nog kortweg Nieuweschans heette. Als je dat allemaal leest, heb je het verhaal over deze lijn wel compleet. ’t is altijd diezelfde rit door een kaal, troosteloos, mensenloos landschap; vandaag met vette, zwarte wolken erboven.

De 1e klas stelt niet veel voor in deze Spurt. Ik zit in de Fedde Schurer. Wie was dat nou weer? Wijlen een Friese dichter, naar het schijnt.  In Winschoten kruisen we de Jelle Zijlstra, genoemd naar de man die een halve eeuw geleden een blauwe maandag premier van Nederland was. Die naam zal jongeren even weinig zeggen als mij Fedde Schurer.

Jelle Zijlstra leeft in de collectieve herinnering van senioren vooral voort als lijdend voorwerp van een spotliedje uit de oudejaarsconference 1966 van Wim Kan (toen nog op de radio): ‘Waar we heen gaan, Jelle zal wel zien; wie er meegaan, Jelle zal wel zien.’ Op de wijs van ‘Yellow Submarine’ van de Beatles, een nummer-1-hit uit dat jaar. Het werd, met een aangepaste, ondeugende  tekst,  nog een carnavals-hit voor o.a. Karin Kent (een naam die al evenzeer vergeten is, en niet eens op een trein staat). Hopelijk weet de trein, genaamd Jelle Zijlstra, zelf wel waar hij heen moet.

Een ander carnavalesk nummer dat je in deze streken onvermijdelijk als oorwurm kunt verwelkomen is: ‘Jans Pommerans van Nieuweschans’, hier op YouTube. In de aflevering van 1999 wist ik niet, wie dat zong. In die oertijden van Internet kon je zulke dingen soms gewoon stomweg niet vinden; Google bestond geloof ik nog niet eens. Nu weet ik dat dat Ina van Faassen was (in de uitvoering van 1969 die ik me herinnerde; het liedje komt oorspronkelijk uit de jaren 20). Het haalde de 2e plaats – niet van de top 40, maar van de tipparade.

Dit stadje heet sinds 2009 officieel Bad Nieuweschans. Dat heeft de gemeente Reiderland besloten om in Duitsland het Fontana Resort te kunnen promoten. Sinds 1985 kun je daar een bad nemen in opgepompt bronwater dat zogenaamd geneeskrachtig is. Vooral Duitsers verwachten er heil van. Je zult er ook vast wel van opkikkeren, zeker als je erin gelooft.

Gek, dat dat zo maar mag, een plaats hernoemen, en dat dan nog met een promotiekreet. Veronderstel dat iedere gemeente dat nou eens ging doen. Dan stonden binnen de kortste keren op de atlas: Kaasstad Alkmaar, Museumstad Leiden, Trolleystad Arnhem, Zonder dolle Zwolle, Koekstad Deventer, Venetië-van-het-Noorden Giethoorn. Too ‘bad!’ Zitten we daar nou op te wachten?

Het gebouwtje op de foto lijkt een klein kerkje maar is in werkelijkheid de Hoofdwacht uit 1631, en een hoofdwacht is iets militairs dat je in een vestingstad had.

Ook in 1999 nam ik in Nieuweschans geen helend bad; baad je niet, schaadt het niet. Ik loop hier nu een halfuurtje rond voordat de bus vertrekt. Die heeft trouwens in Winschoten een goede aansluiting op de trein, als je in Groningen de trein van .52 hebt genomen. Op zon- en feestdagen en in de avonduren is dat ook zo, maar dan zit je in de trein naar Veendam en moet je in Zuidbroek al overstappen op de bus, die dan zijn ritten aldaar begint.


In Bad Nieuweschans staan, net als bij vele andere stations langs deze lijn, gedenktekens voor de meer dan 100.000 Joden en anderen die in WO II vanuit Kamp Westerbork zijn afgevoerd naar de vernietigingskampen. Die treinen takten bij Hooghalen aan op de lijn naar Groningen en gingen na Haren over het verbindingsspoortje naar Kropswolde op deze lijn.

Hier in Nieuweschans vingen de gevangenen de laatste glimp op van Nederland. Dat zal dan door een kier van de treindeur geweest zijn, want ze werden vervoerd in veewagens. Het monument in Bad Nieuweschans is dan ook een kier.

 



Weener per vervangende bus


Er is een bushalte bij het station, waar verder niemand staat te wachten. Ik vind het ineens toch wel erg onwaarschijnlijk dat hier straks een bus zal verschijnen. Dat gebeurt aanvankelijk dan ook niet, totdat er, 6 minuten na de vertrektijd volgens dienstregeling, nog een komt aansnidderen, zoals ze hier zeggen. Het is een grote touringcar die normaliter de spelersbus is van het Noord Nederlands Orkest. Hij wordt als treinvervangende bus ingezet op dagen dat deze muzikanten nergens worden verwacht om te toeteren. Er zijn een stuk of 20 reizigers aan boord; allen ingestapt in Winschoten.

Ik stond me bij de halte af te vragen of je nu op het perron moet inchecken of in de bus, en heb veiligheidshalve het eerste maar gedaan. De chauffeur vertelt dat dat inderdaad de bedoeling was. Hij kan mijn kaart zelf niet inchecken. Maar ook niet controleren, of ik dat wel gedaan heb!

‘Dat is onze taak ook niet. En er zijn vast wel mensen die zo een gratis ritje maken. Neem bijvoorbeeld in Weener. Daar stappen door de week soms drugsverslaafden in voor Leer. Daar kunnen ze dan methadon halen, of zo. Nou, die lui, die kopen vast geen kaartje!’ Alweer schiet een carnaval-shit van weleer me te binnen, iets over een kleine (methadon)bus die binnen afzienbare tijd zou verschijnen.

De bus doorkruist het grensdorp Bunde, waar net als in Elten, een zeer Hollands uitziende molen staat. Ze hebben er wel een Bahnhofstrasse, maar voorshands geen station.

Weener ligt zo’n 10 kilometer over de grens. Het stadje aan de Eems telt 15.000 inwoners, een haventje, een orgelmuseum en het Heimatsmuseum Reiderland. Plus een thans ongebruikt station, waarvoor de bus me afzet.

Wel sneu: er staat een feestelijke plaquette op het perron in verband met de sanering van het baanvak Ihrhove – Neuschanz, met subsidie van de EU, tien jaar geleden. Ze waren hier zo blij met dat treintje…

10 maal Weener. Klik voor een vergroting.


Op naar die vernielde brug, nu. Hij ligt, of lag, 2 kilometer voorbij het station. Ik loop erheen via een villapark waar alles zijn gewone zaterdagse gang gaat, ondanks dat het vereerd wordt met een bezoek van De digitale reiziger. Mensen laten hun hond uit, staan te tuinieren met de kont omhoog, of wassen hun auto. De stilte wordt alleen verstoord door het naargeestige gedrein van een slijptol. De bezorger van het advertentiekrantje trekt een karretje achter zich aan met de exemplaren erin. Een bewerkelijke wijk; de brievenbussen liggen op grote afstanden van elkaar in diepe tuinen.

Ik zie een spoorbrug waar niets mee aan de hand is. Maar dit is de Eems nog niet, slechts een kanaaltje. Ik moet nog een halve kilometer verder. Nu nader ik een groengebied, een bescheiden bos.

Aan de ingang staat, kippig en vluchtig gezien, een bordje: verboden voor Moffen. Dat is typisch, in Duitsland. Misschien zijn de spanningen tussen Oostfriezen en Hoogduitsers nu tot een hoogtepunt gekomen - zo laat ik me meeslepen door mijn fantasie - door al die flauwe moppen die de laatsten graag over de eersten vertellen. Heeft Duitsland zijn Oostfriezendiscussie, waar bij ons in deze meimaand het zwartepieten alweer is uitgebroken?

Ik loop even terug. ‘Keine Mofas’, staat er in werkelijkheid; Motorfarräder, bromfietsen. Ik kom geen mens tegen. Het is heerlijk rustig hier, zonder mo… (zonder Motorfarräder, bedoel ik). Dan bereik ik het doel van een OV-tocht van circa 325 kilometer (650, dus eigenlijk, je moet ook weer terug), de Friesenbrücke. Je kunt hem, wat er nog van over is, bekijken vanaf een hoge rivierdijk.

Ja, wat moet ik er nog aan toevoegen? Het ziektebeeld is zonder meer duidelijk; een brug met een gat. Kraaien luisteren het treurige tafereel op met melancholisch gekras.

Langs de oever staat het rustbankje waarop ik al gehoopt had. Ik laat me erop zakken; het is drukkend, vermoeiend wandelweer. Dit is echt een uitgelezen, symbolische plek om de zin van het bestaan te overpeinzen. Maar daar heb ik vanmiddag helemaal geen zin aan.

In plaats daarvan overdenk ik een andere prangende, veel praktischere kwestie: waarom rijden de treinen maar tot Bad Nieuweschans, en niet door tot Weener? Dat kán toch gewoon? Deze gesneuvelde brug ligt vanuit Groningen gezien voorbij station Weener. En de trein staat nu in Nieuweschans bijna 40 minuten stil.

Het schijnt te hangen op het seinensysteem. Dat is gewend dat er treinen doorrijden in Weener; niet dat ze er keren. Maar met een kleine aanpassing moet daar toch iets aan gedaan kunnen worden? Er is in januari een gesprek over geweest met alle stakeholders. Maar dat overleg vond plaats achter gesloten deuren. Er is over het resultaat ook niets bekend gemaakt, maar ze zijn er klaarblijkelijk niet uitgekomen.

Een ander punt: waarom is hier geen voet- en fietsveer? De dichtstbijzijnde bruggen stroomop- en afwaarts liggen op een afstand van 6 à 7 kilometer. Nee, een pont was te duur. Dat geldt vermoedelijk ook voor de baileybrug die het leger had kunnen aanleggen. Dat plan, geopperd in december, daar heb ik ook nooit meer iets over gehoord.

Uit dit hele dossier walmt je een geur tegemoet van labbekakkerigheid, van een Jan Saliegeest. Eén grote Oostfriezenmop!




Op de terugweg naar het gemankeerde station maak ik een ommetje via het centrum, waar de zondagsrust wel heel erg vroeg is ingetreden. Ik zie ook haltes van een reguliere streekbus Leer – Winschoten. De overgrote meerderheid van de ritten eindigt echter in Bunde; slechts een paar bussen per dag overschrijden de grens.

De bus terug naar Winschoten is een rood gevaarte dat het standpunt uitdraagt dat er niets boven Groningen gaat. Ik ga helemaal mee tot Winschoten, waar de duistere busloods bij het station gesloopt blijkt en veranderd in een hoop puin, met hoop op iets beters en nieuws. Dat hoop ik ook voor de Friesenbrücke.

Ik ben deze middag nog fotograferend gezien in Winschoten (bovenste 3 foto’s) en nog even in Hoogezand (onderste 2).

Frans Mensonides
9 juni 2016
Er geweest: zaterdag 21 mei 2016






















Aanpassen, meedoen, verzetten: Verzetsmuseum Amsterdam

Wat brengt mij ertoe om op een mooie, zonnige zaterdag een museum te bezoeken in warm, stoffig Amsterdam, in plaats van welk stuk vrije natuur in de buitengewesten dan ook maar? Nou, onweerswaarschuwingen, codes in alle kleuren van de regenboog, voor vrijwel alle buitengewesten van Nederland; meestal funest voor het treinverkeer. Plus de wens om, na al die omzwervingen van de afgelopen weken, het aantal treinkilometers vandaag eens een keer beneden de 100 te houden.

Deze keer kies ik voor het Verzetsmuseum in Amsterdam, aan de Plantage Parklaan, tegenover de hoofdingang van Artis. 

Het museum heeft een iets andere invalshoek gekozen dan je op grond van zijn naam zou verwachten. Het is meer dan een collectie zaken die betrekking hebben op het verzet. Het is vooral een tentoonstelling over het leven van alledag tijdens de bezetting, niet alleen dat van de verzetsmensen. Met als rode draad overal de vraag: Wat zou JIJ doen? Aanpassen, meedoen of verzetten?

Tijdens de bezetting was zo’n 5% van de bevolking echt actief in het verzet tegen de nazi’s. Nog eens 5% was ‘fout’ en collaboreerde met de bezetter. De rest, de grote, meestal zwijgende meerderheid van 90% dacht om zijn hachje, probeerde te overleven in steeds zwaarder wordende omstandigheden, en beperkte zich tot wat je hooguit stil verzet zou kunnen noemen: illegale krantjes lezen en doorgeven, luisteren naar Radio Oranje, Hitlermoppen uitwisselen.

Die verhouding 5-90-5 ligt trouwens altijd zo, niet alleen in bezette gebieden, ook bijvoorbeeld op kantoorafdelingen met slecht management – waar ik die vergelijking nu ineens vandaan haal…

Het Verzetsmuseum bestaat uit een soort doolhof in een stemmig donkere ruimte, waarin je, gewapend met audiotour, van de ene fase van de oorlog naar de andere loopt. Heel toepasselijk, was de wereld toen ook niet een duister doolhof?

De expositie vormt één grote schok der herkenning voor de sterk uitgedunde generatie die het nog heeft meegemaakt. En niet minder voor die van mij, ‘born in the fifties’, die er voldoende over gehoord heeft om bij vrijwel al het uitgestalde een déja vu te beleven, een herinnering aan wat je zelf nooit hebt meegemaakt.

Toch is het museum niet in de eerste plaats bedoeld voor de (misplaatste) nostalgie van de oude garde. Het is vooral gericht op jongeren, de tweede en inmiddels al derde naoorlogse generatie die de oorlogsverhalen niet meer uit de eerste hand heeft.

En overal de gewetensvraag: Aanpassen, meedoen, verzetten? Geld geven aan de Winterhulp, die door ernstige fouterikken georganiseerde collecte? Een vrouw uit Den Haag weigerde in april 1941 een bijdrage in de collectebus te doen, met de woorden: ’Geen winterhulp voor die roversbende’. Ze werd opgepakt kreeg 3 maanden cel.

Lid worden van de Nederlandse Unie, die in de eerste oorlogsjaren angstwekkend balanceerde op het slappe koord tussen ‘goed’ en ‘fout’? In de bioscoopzaal tijdens het door de nazi’s gecontroleerde journaal ‘boe’ roepen, veilig in het donker? Of het uitzitten, en er het jouwe van denken? Of helemaal wegblijven uit de bioscoop, waar toch alleen maar moffenfilms vertoond werden?

De tijdelijke foto-expositie ‘World War Two Today’ laat foto’s zien van fotograaf Roger Cremers, van plekken uit WO II in heel Europa. Zoals Auschwitz, dat tegenwoordig een attractie is die in alle reisgidsen voor Polen vermeld staat, en waar toeristen selfies staan te maken.

Gelukkig begeeft het Verzetsmuseum zich zelf niet op dat niveau. Het kent een goede afweging tussen lering en vermaak, en geeft geen pasklare antwoorden maar zet in ieder geval aan tot denken.

Buiten, bij de tramhalte van lijn 9, hangt een poster die ‘Het grootste Tank Event van Nederland’ belooft, te houden op 27 en 28 augustus as. in Soesterberg. 2016 is per slot van rekening het jaar van de tank! Je hebt veel mensen die er op kicken: op tanks en alles waarmee je oorlog kunt maken.Het zal er dus wel druk worden, daar in Soesterberg.

 

Zeeburgereiland







Zeeburgereiland


Na het Verzetsmuseum heb ik behoefte aan wat buitenlucht. En waar kun je die beter inademen dan op IJburg? IJburg is een na de eeuwwisseling ontwikkeld stadsdeel op kunstmatige, opgespoten eilanden. Ik was er voor mijn Thuispagina al een paar keer eerder; voor het laatst in 2007. Een van de aangenaamste stukken Amsterdam (al vond ik die zondag in ’07 even van niet); er is water, strand en volop wind om uit te waaien. Je komt er vanaf Amsterdam Centraal binnen een stijf kwartiertje met tram 26, de enige tram in de hoofdstad waarin je je niet zit op te vreten om het tergend trage tempo.

IJburg, waar de eerste huizen in 2003 werden opgeleverd, is volwassen geworden in ruim een decennium tijd, een volwaardig stadsdeel met winkels, middelbare scholen en voldoende voorzieningen om er nauwelijks meer af te hoeven. Helaas is IJburg nooit helemaal voltooid. Het had zich nog verder naar het oosten moeten uitbreiden in het IJmeer, richting Pampus. De laatste 3 eilanden die op de planning stonden, zijn nooit aangelegd en het is niet duidelijk of dat ooit nog gebeuren zal.

Maar aan de andere kant, de stadskant, is het al veel langer bestaande Zeeburgereiland nu ook onderhevig aan woningbouw. Het grote driehoekige eiland van ruim een vierkante kilometer ligt er al sinds het begin van de 20ste eeuw. Het was een poosje, tot na WO II, militair vliegkamp. In de jaren 80 werd er een rioolwaterzuivering gevestigd, waarvan de drie lelijke, gele silo’s nu in de wijk worden geïntegreerd. Slopen had ook best gemogen.

Toen in 2005 lijn 26 naar IJburg ging rijden, kwam er op het Zeeburgereiland een opstelplaats voor trams. Er woonde toen nog vrijwel niemand op het eiland, maar op de enige tramhalte was het toch altijd een drukte van belang; je had daar een P&R-terrein en een grote camping in de buurt.

Die zijn er nog steeds. In de tram naar IJburg zie ik op de heenweg backpackers met rugzakken, groot genoeg voor een expeditie naar de top van Mount Everest - en eventueel, indien mogelijk, ook weer naar beneden (dat schiet er nog wel eens bij in). Wat hebben deze stadstoeristen allemaal bij zich; wat hebben ze allemaal in die rugzak zitten om de jungle genaamd: Amsterdam te overleven?

Het Zeeburgereiland telt nog maar een paar rijtjes woningen, omringd door mega-bouwputten. De huizen op het eiland zijn even gevarieerd en kleurrijk als op IJburg. Een deel ervan staat langs de Zuiderzeeweg die naar Amsterdam Noord leidt, een ander deel bij de tweede, nieuwe tramhalte op het eiland, Bob Haarmslaan.

Je hebt hier nog ruimte in overvloed om je hond uit te laten. Maar dat zal niet eeuwig zo blijven; ooit zal het Zeeburgereiland 5.000 woningen tellen.

Hier gaat de mei-aflevering van ‘Beminde zaterdag’ als een nachtkaarsje uit. De lezer gunt me vast wel de paar weken pauze die ik heb ingepland. Daarna keer ik sterk terug met de zomerafleveringen, waarvoor ik nog een verrassing in petto heb. Maar dat blijft nog even een verrassing.

Frans Mensonides
12 juni 2016
er geweest: zaterdag 28 mei 2016



Lees verder in deel 11 > > > > >


Eerder verschenen afleveringen:

april 2016: Bussen in de Neus van Noord-HollandWervershoof en Andijk: ‘If only you were here’ - Zwaag / Blokker: langs het (vermeende) heksenpad en verder - Uitwaaien op Zuid-BevelandWemelend in WemeldingeHeinekenszand Heinkenszand - Een zaterdag met atmosferische omstandigheden - Het storp Leusden: autospoortje en drive-inwoningen - Leusden: hoe versjteer je een busnet?Kamp Amersfoort: de laarzen van een beul - Zwijndrecht – Dordrecht (door omstandigheden) - maart 2016: Een dag met een tijdslot; Den Bosch – Nijmegen, w/o Rosmalen - Open-jassendag in Wezep - Salto mortale van een toetsenist: Keith Emerson overleden - Elburg: Admiraal Kinnenbak - Deurne, soort van eindpuntDeurne, Hét Dorp - De Wieger: ‘Langs het tuinpad van mijn vader.’- Hoekse lijn (3) - MerwedeLingeLijn, NL-Alert en een winter(?)jas van V&D - Onderweg langs de Onderweg: Hoogblokland en Arkel - Via Baflo naar Bowie - 'Baffelder'- David Bowie was februari 2016: Waar je nooit uitstapt - Vechtdal - Dalen; (g)een verdacht pakketjeWederom: Emmen ZuidZonder gram in Gramsbergen - Driehuis en Amsterdam Muiderpoort - Zaankanters - Van Zaandam Kogerveld naar Koog aan de Zaan - Kilometers makenDe meest kletsgrage conducteur van NS -Arriva SpurtTerborg en Silvolde: in het rijk van de Tonater - Huet; De dichteren van Doetinchem januari 2016: Stadsbussen, met voorbedachten rade of op de bonnefooi -  Breda Princenhage: ontdekking van het tweede Den Haag -  Roermond: gekte in de Outlet - Met de ICE niet over de Valleilijn - Enschede Kennispark - Stokhorst revisited - Microdienst van Deventer - Schiphol Airport - Stadsbus Lelystad - In het voetspoor van de Maharishi - Museum Nieuw LandStrijp-S: het ‘nieuwe’ station en de nieuwe wijkHOV en Phileas-sof in Eindhoven8 met achtbaan door Acht - Flehite, land van de vele waterlopen - Vathorst, wederom -  Nog een keertje de Valleilijn  december 2015: Rotterdam - Tilburg / Tilburg: verrassende contrasten - Museum De Pont Apeldoornse roots - CODA - Oss, of wat gebeurde er met de halteloze bus? - Oss, de stad en Museum Jan Cunen - Maassluis aan de Hoekse lijn   november 2015: Boven het Noordzeekanaal - Blindganger: Sprinter Hoofddorp – Hoorn KersenboogerdWognum; Scheringa geschoren -  Bastaard van Holland; Schagen schimmig in de schemer (Skagen skimmig in de skemer) - Leiden versus Deventer - Cultureel weekendZwaan op het spoor: Sloterdijk-Hoorn - Power to the pieper: Opperdoes - Met de blik op Medemblik - Toegift: Geestlijn exit  oktober 2015:  1e klas-maand  - IRM - SLT - 'Berliner'- Sprinter - Twello - Protos - Van Boxtel: kip zonder kop - Koploper - IC Direct - Plan V - Station Breda verbouwt zich - De Evangelist van de Lichtstad - Venlo - Velios - DDZ en DDAR - Assen - Arriva-Vechtdallijn - Buffelen naar Kampen - Bilthoven-Lage Vuursche- Den Dolder: herfstkleuren - de 'Panwag', ICE, de 1e der 1e klassen - MerwedeLingeLijn - Wolfheze en Oosterbeek - Achterhoekse Spurt - Twents/Syntus-LINT - And da winner izzzzz:  - september 2015: Hoekse Lijn vermetrood (of: verlightraild?) - Harderwijk; architectuur en moraalStation Zwolle zonder dolle (en zonder winkels)Utrecht Centraal mag best wat meer kosten - Culemborg, waar dode schrijvers voortleven / Weeshuis: van weldoenster tot helleveeg; juli-augustus 2015: Introductie - Een dag met gegeven omstandigheden (zomerstorm)  - Veenboemel Alphen a/d Rijn-Gouda - Op Papland  - Doesburg: goed geconserveerd - Nijmegen Lent  en De Oversteek -  Westerscheldetunnel - Terneuzen, waar het licht bijna te zout is voor het oog - Museum Schooltijd: zwijmelen in nostalgie -  Haagse School in Dordrecht - Oudenbosch: de koepel in de kop  -  Boheemse Rapsodie, of: haat-liefdeverhouding met RandstadRail  

© Frans Mensonides, Leiden, 2016