De digitale reiziger wandelt Brikkiaans (11)
‘Kom gerust binnen als de deur los is’, Beetsterzwaag


Burgemeester van Knobelsdorffplein in Drachten

Vanmorgen was de kans dat jij vandaag dit stukje zou lezen, minuscuul klein. Toch leidde een ketting van keuzes tot dit moment. (…) Misschien kun je het achteraf verklaren; maar voorspellen kon je het niet.

Uit het voorwoord van aflevering 1 van jaargang 1 van Aware psychologie

Het was een zaak van lange adem, maar eindelijk zijn we er toch doorheen: de betreurde reeks wandelingen aan de hand van Ellie Briks 52 Mooie dorpen. Vandaag is de elfde en laatste. Eigenlijk de voorlaatste, omdat we nu eenmaal 12 provinciën hebben in dit land, maar deel 12 voert naar een oord dat niet in Briks wandelgidsje staat.

De Friese wandeling zou oorspronkelijk plaats gehad hebben in Heeg, temidden van de plassen, maar dat dorpje vergt per OV een reis van 4:15 uur, en dat was me een beetje te gortig (je moet het hele eind ook weer terug). Daarom schrapte ik Heeg voor Beetsterzwaag, dat een halfuurtje dichter bij mijn woonstee ligt. En bovendien een stuk boeiender is.

Beetsterzwaag maakt deel uit van onze vaderlandse geschiedenis, wat Heeg niet kan zeggen. Nog niet zo lang trouwens: in week 1 van dit jaar namen Balkenende, Rouvoet en Bos er hun intrek in een luxueus hotel. Daar sleutelden ze onder leiding van kabinetsformateur Wijffels niet alleen aan een nieuwe regering, maar ook aan hun ‘swing’ op de golfbaan. En natuurlijk zwaaiden ze er van tijd tot tijd even naar het plebs in de huiskamers; de bijeenkomst in Beetsterzwaag was zorgvuldig gelekt naar de pers.

Verder swingt er nog weinig aan dit kabinet, maar het is een klein wondertje dat het tot stand is gekomen en in ieder geval een goede reden om Beetsterzwaag te gaan bekijken.

Het is de eerste keer sedert D-dag op 10 december 2006 dat ik me naar het noorden van het land begeef. De dienstregeling is grondig veranderd. Je hebt nu vanuit Leiden in Utrecht weer een goede aansluiting op de IC’s naar het noorden en oosten, dus een goede reden om de Utrecht-route weer eens te nemen. De afgelopen negen jaar heb ik voornamelijk via het Gooi gereisd.

Alles is anders, nu. Ik reis in het allerlaatste staartje van de ochtendspits. Er vertrekt nu uit Utrecht een rechtstreekse trein naar Leeuwarden, enkele minuten later gevolgd door een naar Enschede. Maar na 10:00 uur beginnen de daluren, en rijdt er alleen nog een trein naar Enschede, en moet je voor Leeuwarden overstappen in Amersfoort. Veel snap ik er nog niet van; niet echt in verdiept.

In Zwolle wordt niet meer gesplitst (in de daluren weer wel); als je naar Groningen wilt, moet je overstappen. De reis gaat niet sneller dan voorheen, voor mijn gevoel staan we wel twintig minuten stil in Zwolle. In deze nieuwe dienstregeling zit een hoop lucht, een hoop speling. En desondanks rijden er niet meer treinen op tijd dan vorig jaar.

Onlangs ben ik afgestudeerd, en heb mezelf daarmee bevrijd van een geliefde last. Nu kan ik zomaar in een trein zitten zonder allerlei studieboeken met me te hoeven meetorsen. Ik lees nu, min of meer voor mijn ontspanning, Aware, een nieuw blad over psychologie met een Engelse titel doch Nederlandse inhoud. Dit eerste deel is een special, gewijd aan de vrije wil, het determinisme en de keuzevrijheid, onderwerpen waarmee de denkers dezer wereld al duizenden jaren worstelen, zonder zelfs ook nog maar te hebben kunnen definiëren wat die zaken precies zouden moeten voorstellen.

Mijn mening over de vrije wil staat al vast, sedert ik er een jaar of twintig geleden behagen in schepte (en ook wel schiep), halve dagen over zulke problemen na te denken. Volgens mij ligt het zó, dat een mens kan doen wat hij wil, denken wat hij wil en zeggen wat hij wil. Hij kan alleen niet willen wat hij wil. Zo simpel is dat; het is eenvoudig om zaken moeilijk te maken, maar moeilijk om ze eenvoudig te houden.

Ik neem aan, dat de lezer daar niet van terug heeft, en ben benieuwd of ik die gedachte ook terugvind in Aware (waarom noem je zo’n blad niet Bewust, of zoiets, in ons taalgebied? Ook over die vraag zou je een paar jaartjes kunnen nadenken. Ik krijg regelmatig een ongevraagd blad in de bus dat Health heet, niet eens uitspreekbaar, Hels, of Held).

Bladerend in zo’n tijdschrift hoef je tenminste het uitgedroogde Nederland niet te zien, dat ook vandaag weer ligt te verzengen in de zon.

Op de lijnennetkaart op de site van Arriva (een onderdeel dat je erg mist op die van Connexxion) staat een heel dun buslijntje, lijn 32, van Akkrum naar Beetsterzwaag, door groen niemandsland. Die bus wil ik hebben.

 

Het perron van Akkrum is zo goed als leeg; het stationsgebouwtje letterlijk met kranten dichtgeplakt. Er staat een bus gereed voor het station (onder een kastanjeboom met mooie bloemenkaarsen), maar die gaat naar Leeuwarden, via onder meer Reduzum; er bestaan nog altijd plaatsnamen in Nederland waarvan je nog nooit eerder gehoord hebt.

De mijne gaat pas over een klein halfuurtje. Ik besluit eerst een rondje door het dorp te lopen. Maar als ik het oorverdovende vogelengezang op me heb laten inwerken, en een kerkklok daartussendoor het noenuur heb horen slaan (tangggg, roekoe, kra-krwwah, tsjilp, tsjilp, tanggg, roekoe, tsjiep, tsjiep, tsjiep, tsjiep, tsjilp, tanggg, tjsilp, tsjiep, roekoe, krah-krwah, etc), besluit ik, uit vrije wil, dat ik een extra uur wil doorbrengen in dit redelijk paradijselijke dorpje, en geen gebruik wil maken van de eveneens uit vrije wil geplande bus van kwart over twaalf uit mijn oorspronkelijke reisschema.

Akkrum heeft een langwerpig tehuis voor bejaarde vrouwen, met een fraaie 18e-eeuwse theekoepel, en een even langwerpig tehuis uit 1900, wellicht de mannelijke tegenhanger (zie foto). De taxichauffeur die daar iemand komt afleveren, toetert en zwaait naar me, hoewel hij mij geeneens kent. En doet dat op de terugweg opnieuw. Ik zwaai maar terug, beide keren.

In de meeste tuinen wappert een Friese vlag. Hier, buiten het dorp - waar je zo ook weer uit bent - zie ik er zelfs een met een zeilboot eraan, een hele mooie.

Het Fryske bewustzijn neemt toe naarmate het aantal Friestaligen afneemt. Waar ik woon, heb je dat niet zo: provinciaal chauvinisme. Niemand, afgezien misschien van een gedeputeerde, voelt zich Zuid-Hollander, niemand heeft een vlag van Zuid-Holland in zijn tuin. En niemand slaapt een minuut minder van de plannen om de provincie op te laten gaan in een super-Randstadprovincie die nog logger, trager en duurder zal zijn. Maar je zou eens moeten voorstellen, Friesland, Groningen en Drenthe samen te smelten tot één provincie Noord-Nederland…

Daar ik, wijs geworden door ervaring, niet erg veel vertrouwen heb in Brik’s lunchgelegenheden, lunch ik alvast in Akkrum, en wel op het terras van eetcafé Kromme Knilles. Alweer een bewuste keuze. Ook om een café die naam te geven, is een keuze. Ik neem Aware weer ter hand, weer over het determinisme. Wist je trouwens, overigens, dat we daar een keer bijna een burgeroorlog over gehad hebben in dit land? Dat was in 1618/1619. De deterministische leider van ons land liet zijn belangrijkste opponent, een vrije willer, de kop afhakken, hoewel hij ook had kunnen besluiten, hem gratie te verlenen.

Je moet dus niet te min denken over zulke kwesties. Maar ik heb er ineens genoeg van. Ik rijt het blad doormidden en gooi het in de afvalmand. Gaarne laat ik aan de lezer over, te beoordelen wat hier aan de hand is:

a) Het was een uiting van mijn vrije wil, en daardoor onvoorspelbaar.
b) Het is helemaal in de stijl van deze site, maar toch wist je vijf minuten geleden nog niet dat het zou gebeuren.
c) Het lag al vast toen mijn Friese voorvaderen 3.000 jaar geleden schaatsten op de beenderen van hun overwonnenen.
d) Hoe kun je citeren uit een blad dat je weggegooid hebt?

Ik sla in dit verslag het ritje naar Beetsterzwaag over, daar het plaatsvond in zo’n ellendig schuddend 16-persoonsbusje waarin ik al te vaak heb gezeten in mijn loopbaan van digitale reiziger, waarin je elke oneffenheid in het wegdek voelt, en waarin de radio het geklets van de chauffeur overstemt en het motorgedreun de radio. Het busje was van Javo Tours. Hoewel de weg tamelijk recht was, arriveerde ik lichtelijk geradbraakt in Beetsterzwaag / Beetstersweach. Onderweg heb ik Oldenboorn en Nijebeets op wegwijzers zien staan, en ook nog Poppenhuizen. De bus heeft alleen gestopt om de chauffeur in staat te stellen, een gesprek te voeren met een tegenligger die hij toevallig kende. Ik ben uitgestapt bij de eerste de beste halte in Beetsterzwaag, de Overtuin.


Twee taxi's van Javo voor Lyndenstein


‘Adellijk wandelen in Friesland’ heet het hoofdstuk dat Brik dichtte over Beetsterwaag. De Friese landadel resideerde hier graag en het dorp telt een handvol weelderige landhuizen uit de 19e eeuw. Die zijn voorzien van uitgestrekte tuinen, waarvan sommige verder gaan aan de overkant van de weg, en daarom ‘overtuinen’ genoemd mogen worden.

Die tuinen liggen aan weerszijden van de kaarsrechte Hoofdstraat (Buorren) waarlangs het dorp gebouwd is. Het begint meteen bij de halte waar ik ben uitgestapt. Hier is Lyndenstein, het landgoed van de familie Van Lynden. Ik dwaal wat rond in de tuin van vele hectaren oppervlakte. Er staat een standbeeld van Neptunus met zijn drietand, waarom niet? Slechts twee anderen trotseren de middaghitte, ´Only mad dogs and Englishmen go out in the midday sun´. Hier: twee dames met een onbestemde leeftijd en met hun misschien inderdaad gekke hondjes.

‘En, wat dàcht je?’, zegt de een tegen de ander, met een nare, gretige nieuwsgierigheid. ‘Dacht je van: this is it? Zag je je hele leven aan je voorbijflitsen, wat je soms wel hoort?’
- ‘Nee. Nee, hoor. Nee, nee, dat nou niet direct. Ik dacht meer van: dat heb ík weer.´
- ´En? En hoe ben je er nou nog uitgekomen?´ Want je bènt er natuurlijk uitgekomen, anders liep je hier niet.’

Het weer is nu echt helemaal van slag. Zelfs een klimaatveranderingsloochenaar als ik begint het nu op te vallen. Het is 26 april. Volgens de weerstatistieken van de afgelopen 3000 jaar hoort het nu 9,5 graden Celsius te zijn, donker, winderig, koud en kil. In werkelijkheid heerst er, ook in de tuin van Van Lynden, een dampige zweethitte, als in een mangrovebos in het heetste seizoen. En omdat de klimaatsveranderingen gepaard zouden gaan met overvloedige regenval, zitten we nu in de langste periode van droogte sedert de zondvloed begon te zakken, en ook die droogte wordt dan toch weer aan de klimaatsveranderingen geweten. Het klopt bovendien niet; afgelopen maandag regende het om 18:50 uur wel degelijk op de Sweelincklaan in Leiden, waar ik toen net liep. Een buitje dat de weerstatistieken niet gehaald heeft, wel raar, allemaal.

Maar sinds kort weet ik hoe het allemaal komt, en hoe het werkelijk zit. Ik heb er een paar artikelen over gelezen op Internet. Het heeft te maken met de condensstrepen van vliegtuigen, de ‘contrails’. Die bestonden in mijn kinderjaren al, maar pas sinds een aantal jaren maken sommigen zich er vreselijk druk over. Het zijn in werkelijkheid ‘chemtrails’. Ze blijven ook langer hangen dan vroeger; ik heb het zelf gelezen! Die strepen zouden bestaan uit verraderlijke chemische gassen, uitgestoten door vliegtuigen. Die gassen beïnvloeden ons klimaat en onze gedachtes – en dat laatste dan blijkbaar niet zo effectief, dat in onze gedachtes geen gedachtes meer zouden kunnen opkomen aan chemtrailcomplotten. Je kunt nog steeds denken wat je wilt; ik zei het daarnet al.

Weermannen zitten ook in dat complot, toch weer die weermannen. Ze worden betaald om die chemtrails dood te zwijgen. Zij kakelen op het nieuws over een ´prachtige onbewolkte dag´ en verzwijgen dat de lucht weer vol zat met van die remsporen uit vliegtuigen die verdacht lang blijven hangen.

Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Ik wil een chemtrail fotograferen, maar er is er vandaag nou toevallig net geen te zien boven de kraakheldere Friese hemel; ook alweer zo typisch. Ik richt mijn blik dus maar weer naar de aarde.

Ik ga niet al die landgoederen opsommen. Lees het zelf in Brik. Ik zag laatst in een boekhandel een nieuw boek uit die reeks. 52 slaapverwekkende sleurhutweekeinden heette het, of 52 tergende ommegangen, zoiets. In ieder geval 52. En daar stond onder de disclaimer vermeld, dat geen enkele in die gids genoemde horecaonderneming betaald had voor een vermelding in die gids. Nee, de ‘onafhankelijke redactie´ had deze ondernemingen zelf geselecteerd. Zwart op wit ontkend wat ik altijd beweerd heb; een teken dat mijn verhalen door Brik en haar trawanten worden gelezen!

Brik komt ook nog met interessante literatuurhistorische feiten. De dichter Slauerhoff is in 1929 in Beetsterzwaag een blauwe maandag waarnemend huisarts geweest; wel, wel! En de eigenaresse van een door Brik aanbevolen antiekzaak heeft een passie voor historie en antiek, wat in haar beroep alleen maar gunstig is. Zij reist regelmatig naar Frankrijk om daar authentieke boerentafels te kopen; specialisme alom in de wereld van heden.

Eén landgoed ga ik nog wel noemen, en dat is Lauswolt (Fries voor: luizenbos). Hier is het dan gebeurd, met de kabinetsformatie. Het bijbehorende hotel is een vestiging van Bilderberg, een marmeren, felwitte creatie uit ook alweer de 19e eeuw. Van veilige afstand zie ik toe hoe een paar ‘livreiers’, zoals Toon Hermans ooit zeide, de gasten op het terras voorzien van tonic en bitterballen. Ik had onderweg vage plannen om iets te gaan gebruiken op het terras, maar bij de deftige aanblik ervan zie ik ervan af, neem plaats op een bankje buiten het marmer en delf een chocomel en een boterham op uit mijn tas.

Na deze mufgeworden post-lunch verorberd te hebben, loop ik door – daarmee de gelegenheid mislopend, hier even naar het toilet te gaan en mijn billen neer te laten op dezelfde bril die die van Wouter Bos gedragen heeft. En die van die andere twee natuurlijk, maar Bos boezemt me de grootste walging in, zeker zijn draaikont. In de verkiezingstijd koketteren met je kleine kindertjes, en daarna de roddelpers aanklagen wegens schending van hun privacy; je moet maar durven!

Maar het gaat niet goed met hem; hij is het lulletje van het kabinet, naast die twee geslepen dienaren Gods. Zijn ster daalt even snel als de rode ster van Marx-Marijnissen rijst, en is al verbleekt voordat de honderd wittebroodsdagen van het kabinet om zijn. Zelfs zijn eigen kompanen pruimen hem nauwelijks meer, zijn hoofd (nog steeds een goed gekapt hoofd, toegegeven) zit los op zijn romp. Maar er zal vast nog wel eens een politicoloog op hem promoveren in de toekomst, er is nog nooit iets helemaal voor niets geweest op deze wereld.

Er is een wandelroute uitgezet op landgoed Lauswolt, maar die kan me niet erg boeien. Alle paden lopen saai recht, en als je een keer een spannend zijpad wilt inslaan, mag dat niet, omdat je dan een golfbal tegen je hersens zou kunnen krijgen. Ik snap waarom Wijffels hier zo graag heen wilde; recht door zee, recht door het wolt.

Twee ooievaars zitten met veel geklepper op hun nest. In april al, dat zal ook wel weer een record zijn dat weinig goeds voorspelt. Terug in het dorp zie ik een meubelzaakje dat ‘wegens zakelijke omstandigheden’ gesloten is en een van-alles-wat-winkeltje dat onregelmatige openingstijden kent. ‘Kom gerust binnen als de deur los is’.

Ik vind Beetsterzwaag een mooi en sympathiek dorp, als ik zo afga op mijn eerste indruk. En die vindt plaats onder genadeloos fel zonlicht, dat niets verhult. Maar Beetsterzwaag heeft ook minpunten. Dat las ik op een site, in het leven geroepen door de gemeente Opsterland, waarvan het gemeentehuis in dit dorp staat. De gemeente wilde de plussen en minnen bepalen van al haar kernen en huurde daartoe adviseurs in; vermoedelijk de enigen die er wijzer van zijn geworden. Die interviewden dorpsbewoners, die bovendien ook foto’s mochten maken.

De pluspunten van Beetsterzwaag zijn onder meer: mooie natuur en mooie gebouwen. Maar de minnen liegen er niet om. Er is te weinig ruimte voor de jeugd, die zitten op hangplekken (waar blijkbaar wel ruimte voor is) en de Hoofdstraat is een bron van ergernis. Waarom staat er niet bij. Ík heb me er niet geërgerd, wat zeer opmerkelijk is, want ik erger me vrijwel overal en altijd. Maar misschien gaat het om de bus; sommigen vinden dat hij moet verdwijnen uit de Hoofdstaat, anderen juist niet.

 

De streekbus wurmt zich door Akkrum, resp. Beetsterzwaag

Na die mooie, in de zon badende dorpjes Akkrum en Beetsterzwaag, zijn we nu zo langzamerhand wel toe aan de afknapper. Die doemt op in de vorm van Drachten; Brik kan er deze keer niets aan doen, daar dat oord niet in haar boekje staat. Drachten is niet een van de Friese elfsteden, maar zo’n dorp met elefantiasis, gegroeid rond een kern die er eigenlijk niet is: een ooit gedempt kanaal dat ze binnenkort weer open gaan graven, omdat er werk aan de winkel moet blijven.

Ik pak bus 10 (Heerenveen – Leeuwarden) voor het laatste stukje erheen. Deze lijn wordt gereden met echte, grote bussen. In Dr8en heb ik een eetafspraak met Wim, die in alle noordelijke afleveringen van deze reeks voorkomt. Hij mailde zoiets als: ‘Ik ben nooit in Drachten geweest, maar we moeten er toch wel een fatsoenlijk restaurant kunnen vinden’. Ik antwoordde: ‘Dan ben je er inderdaad nooit geweest, als je dat denkt’.

Zelf heb ik hier eens vaag rondgelopen, op een late middag in maart waarop de duisternis vroeg was ingevallen – zeker een gunstige omstandigheid voor een bezoek aan Drachten. Drachten is zo’n plaats waar het busstation gevestigd is op het Burgemeester van Knobelsdorffplein, het bejaardentehuis Zorgcentrum Rispinge heet en het ziekenhuis iets onwelriekends, wat was het nou, Stinkenhaghe of Meurensteyn, nee: Nij Smellinghe.

Als ik ben uitgestapt, beland ik meteen in een afbraakbuurt. De kraakwachten doen er goede zaken, mensen die graag opheffingsuitverkopen bezoeken, idemdito. Na een paar hoeken om gegaan te zijn, kom ik toch nog terecht op een soort centraal plein in een winkelhart. Er is een pergola, of zo, met een stoer Fries gedicht over de vier elementen, en aan die constructie hangen klokken met klepels ter grootte van stierenlullen. Ik heb al eens eerder betoogd, dat zulke carillons alleen aanwezig zijn in volkomen foutieve plaatsen. Die hier in Drachten beieren op 105 decibel, maar doen dat gelukkig alleen op het hele uur.

Bij de doopsgezinde kerk houden enkele zeer boos en vastberaden kijkende grijze tuinkabouters een vredeswake. ‘Welterusten!’, zeg ik in het voorbijgaan. Ik had ook kunnen vragen, hoeveel schoten er op aarde minder gelost worden door hun actie. Ook voor dit soort dingen liep ik twintig jaar geleden warmer dan thans. Ik had een zekere bewondering voor wereldverbeteraars en vredesapostelen – maar heb nooit aan een wake meegedaan.

Aan de andere kant van het centrum is ook een busplein, waar andere bussen stoppen dan op het Burgemeester van Knobelsdorffplein. Dat is wat verneukeratief, want ze staan allebei als ‘busstation’ op de overvloedige wegwijzers. Ondanks deze verwarring weet ik het Burgemeester van Knobelsdorffplein terug te vinden, en daarmee Wim, inmiddels aangekomen met de snelbus uit Groningen.

Wim heeft gereisd met een nauwelijks als OV herkenbare touringcar. Het lijnnummer stond met viltstift gekladderd op een kartonnetje achter de voorruit. Hij hoefde niets te betalen, omdat de chauffeur nog te bedonderd was om zijn strippenkaart te stempelen. Misschien was het ook nog niet tot hem doorgedrongen, dat de stakingsacties afgelopen waren. Die bus stopte niet tussen Groningen en Drachten en in Drachten alleen bij de haltes Vallaat en Splitting. Alle namen zijn omineus, in dit megadorp.

Wim zegt, dat hij Drachten nog erger vindt dan Assen. Evenals in die laatste plaats dineren we bij De Vlezige Vaars, in een achterafstraatje dat ik nu niet meer kan vinden op de kaart. Daar hebben we soms behoefte aan, eens lekker vet slecht te eten. Die keten komt uit de USA, zoals al het smerigs op aarde, en heet daar The Happy Heifer. Rispingen kunnen het gevolg zijn van een bezoek aan DVV. Je moet er altijd zorgen dat je je vleesmaaltijd op het halve uur achter de kiezen hebt, want dan gaan de vla-, ijs- en slagroomfonteinen spuiten. Buiten spuiten de fonteinen trouwens oranje water, omdat er weer eens een prinses geboren is.

Ik heb nog een reis van 3:30 uur voor de boeg, te beginnen met een korte snelbusrit naar Heerenveen. ‘Wat zijn dat toch voor kastjes bij de voor- en achterdeur?’ vraagt een medepassagier aan de busbestuurder.
- ‘Oh, weer iets nieuws. Er komt een elektronische chip, één kaart voor heel Nederland. Helemaal automatisch, dat je niet meer hoeft te stempelen’.
- ‘De wereld wordt steeds gezelliger’.

Wim SMS’t dat hij deze keer heeft mogen betalen in de bus naar Groningen.

En dan nu: vaarwel, Ellie Brik!

Frans Mensonides
Koninginnedag 2007
Er geweest: donderdag 26 april 2007.

PS: Dit was een wat verbrokkeld verhaal. Het was oorspronkelijk veel langer. Ik heb de beste stukken er uitgehaald. En wat overbleef, gepubliceerd; zo is trouwens deze hele reeks tot stand gekomen.

 

Waar het blauw is, gaan ze het weer opengraven. Deze auto is bij voorbaat te water geraakt.

© Frans Mensonides, Leiden, 2007


In deze reeks zijn verschenen, ofwel zullen nog verschijnen:

Akersloot / De Woude - Beetsterzwaag - Beesd - Borne - DieverEmmeloord - HeegOisterwijk - Oud-BeijerlandRetranchementSlochteren - Spakenburg / BunschotenSteyl / Baarlo.

<< naar thuispagina Frans Mensonides