Beminde zaterdag (6)
Januari 2016: Thema: de stadsbus

 

De stadsbus in kort bestek: bus, abri en haltepaal. Breda Princenhage


< < < < < Deel 5 al gelezen? 


Beminde zaterdag

Dit is aflevering 6 van de rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met mijn WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen.

Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1, zoals het hoort. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.




Stadsbussen, met voorbedachten rade of op de bonnefooi -  Breda Princenhage :ontdekking van het tweede Den Haag  -  Roermond: gekte in de Outlet - Met de ICE niet over de Valleilijn - Enschede Kennispark - Stokhorst revisited - Microdienst van Deventer - Schiphol Airport - Stadsbus Lelystad - In het voetspoor van de Maharishi - Museum Nieuw LandStrijp-S: het ‘nieuwe’ station en de nieuwe wijkHOV en Phileas-sof in Eindhoven8 met achtbaan door AchtFlehite, land van de vele waterlopen - Vathorst, wederom -  Nog een keertje de Valleilijn



Stadsbussen, met voorbedachten rade of op de bonnefooi

Ook deze januarimaand weer een thema; één dat de ware railhobbyist nooit zou kiezen: de stadsbus. Ik schrijf er normaliter ook niet wekelijks over. In de oertijd van deze site, die dit jaar zijn 20ste verjaardag hoopt te vieren, had ik nog wel eens een reeksje over het stadsvervoer. Maar het ging me op een gegeven moment vervelen – en de lezer niet minder, vrees ik.

Maar vooruit, laat ik die handschoen anno 2016 toch maar eens opnieuw oppakken! Ik selecteerde wat steden waar er nog minstens één rondreed, desnoods maar één stadsbus op één lijn. Dus niet Oss, waar ik laatst was. Daar moet je er lid van worden, en daarvoor moet je weer in Oss wonen; aan die eis kan ik niet voldoen.

Een paar stadslijnen heb ik met voorbedachten rade op mijn lijstje gezet; die wil ik beslist nemen. Waarom, dat zal duidelijk worden uiteengezet als ik zo ver ben. In andere steden ben ik van plan, op de bonnefooi te reizen: een willekeurige bus te nemen, waarvan de bestemming me goed in de oren klinkt of die net toevallig gereed staat voor vertrek. Waar ik dan uitkom, en of er iets te zien is, merk ik vanzelf wel.

Voor de eerste reisdag volgens dit concept, 2 januari 2016, staan Breda (bonnefooi) en Roermond (met een speciaal doel) op het program.

En voor ik het vergeet: in januari maak ik altijd een ronde door het land langs alle nieuwe stations die er in de nieuwe dienstregeling bij zijn gekomen. Daar ben ik dit jaar snel mee klaar: het zijn er exact nul. Maar drie al lang bestaande stations hebben een nieuwe naam gekregen. Schiphol heet sedert 13 december: Schiphol Airport, Eindhoven Beukenlaan Eindhoven Strijp-S en Enschede Drienerlo heet nu Enschede Kennispark. Ik vind geen van die drie nieuwe namen een vooruitgang, maar ga de stationsnaamborden wel fotograferen in de loop van deze maand. Een mens moet een doel hebben in zijn leven en bij zijn reizen, al is het maar een onbenullig.

 



Breda Princenhage :ontdekking van het tweede Den Haag


Altijd spannend wat voor weer het gaat worden, op zo’n zaterdag! Als ik de gordijnen openruk, kan ik een gevoel van walging niet onderdrukken. Motregen, alwéér, en een apocalyptische duisternis, hoewel het tijdstip van zonsopkomst volgens de almanak al voorbij is. Zal ik deze zaterdag maar eens overslaan en gewoon lekker thuisblijven?

Maar nee, meteen in dit nieuwe jaar de lezers alweer in de steek laten? Ik ga toch op weg en word daarvoor voorbij Moerdijk beloond door een schroomvallig zonnetje dat de rest van de dag niet meer van mijn zijde zal wijken.

Het winkelcentrum in de nieuwe stationshal van Breda is iets intelligenter gepositioneerd dan dat in andere stations, zoals Leiden en Rotterdam. Je kunt in Breda de winkels gewoon van buiten het station bereiken zonder dat je door de incheckpoortjes hoeft.

Op Leiden Centraal liggen de meeste winkels achter de poortjes. Die gaan binnenkort dicht. Je moet dan, als je geen trein wilt nemen, straks een speciale ‘passagepas’ hebben, een pas voor de passage van de winkelpassage. Daarmee kun je dan 35 minuten in de stationshal verblijven, en op een hol winkelen en / of snel een kroket in je strot steken bij Smullers. Maar: wee je gebeente als je ook maar een minuut langer blijft hangen! Ik heb nergens gelezen hoe je dan ooit nog het station uitkomt. Een poortje openschoppen zal wel niet mogen, denk ik, want al die maatregelen zijn juist genomen om de agressie te beteugelen.  

Met die drempel die wordt opgeworpen, maakt NS zijn eigen winkelcentra ontoegankelijk. Welke achter een bureau en een beeldscherm gezeten debiel bedenkt toch zulke systemen?

Maar zo niet dus in Breda – waar ik echter ook nooit grote drommen mensen langs de etalages zie schuifelen. Voor dat schouwspel zal ik moeten wachten tot Roermond, maar dan niet in het station.

Op het mooie, nieuwe busstation boven Breda NS, door mij ruim een jaar geleden al in gebruik genomen, stap ik in Arriva-bus 5 naar Meubelboulevard Princenhage; waarom niet?

Stadsbuslijnen in Breda vormen meestal twee aan twee een stelletje. Lijn 5 doet dat met lijn 4. Zulke koppeltjes rijden beide naar dezelfde wijk; meestal de één linksom, de ander rechtsom. Beide lijnen rijden dan bij elkaar opgeteld van maandag tot vrijdag doorgaans 8 keer per uur, en op zaterdag 4, een vorstelijke (prinselijke?) frequentie voor een middelgrote stad.

Maar lijn 4 en 5 zitten nou net weer wat anders in elkaar. Die rijden elk hun eigen lus door Princenhage, elk een ander rondje. En dat dan niet op elk tijdstip van de dag helemaal tot het einde, en ook niet steeds volgens precies dezelfde route. Het gaat bovendien in praktijk anders dan op de kaart hiernaast vermeld staat. Ik hoop, dat ze het in Princenhage begrijpen, want ik begrijp er op het eerste gezicht geen biet van.

Op een scherm in de bus flitst een reclame langs voor het Ritkaartje: 3,50 euro voor één rit binnen Noord-Brabant, ongeacht hoe lang. Daarnaast is er een Dalurendagkaartje waarmee je in die provincie na 9:00 uur de rest van de dag onbeperkt kunt bussen voor 6 euro. Daarmee reis je een stuk goedkoper dan per chip.

Er zijn deze ochtend nog weinig passagiers en we hebben de vaart er goed in. De bus rijdt vanaf het station eerst het centrum in, en dan naar het zuidwesten van Breda. Dat lijkt erg op het zuidwesten van Leiden, waar ik vanmorgen de duisternis ontvlucht ben. Hier stap ik dus maar niet uit, op zoek naar iets nieuws.

Dat zie ik een paar haltes verder. De straten van een dorp, lijkt het wel, geïncorporeerd in de stad. Ik stap uit en ben inderdaad in een klein, goed bewaard gebleven dorp beland, compleet met dorpspomp, marktplein, het landhuis van een notabele en een oud gemeentehuis.

Het heet Princenhage, bestaat al bijna net zo lang als Breda, maar is in de eerste helft van de vorige eeuw door die stad opgevreten en is nu een woonwijk daarvan. Net zoals ’s-Gravenhage de ´haag´ (het jachtterrein) van de graaf was, was Princenhage dat van de prins, de Heer van Breda. En evenals onze residentie heet het dorp in de volksmond ook wel ’t Haagje. Die ‘haag’ komt ook terug in de naam van een andere wijk van Breda: Haagse Beemden. De prins doet dat ook, en wel in Breda Prinsenbeek, dat het geschopt heeft tot een NS-station.

Zo ontdek ik hier in Brabant ineens een tweede Den Haag, waarvan ik tot vanmorgen nog nooit gehoord had. Het heeft een Haagweg op de plattegrond en een huize Haagsche Schouw, net als mijn eigen woonwijk; ik waan me even in een parallel universum.

Het heeft ook een ‘Bierreclamemuseum’, maar daaraan loop ik voorbij; ik ben nog steeds museum-moe, na al die vage uitstallingen in de vorige aflevering.

De molen van het dorp moet ooit wieken bezeten hebben, maar heeft die nu niet meer. In het huis linksboven op de mozaïekfoto heeft de oom van Vincent van Gogh nog gewoond, die ook Vincent heette. Hij werd in de familie Oom Cent genoemd omdat hij – i.t.t. tot zijn neef - rijk was geworden van de kunst. Vorig jaar, eerverleden jaar moet ik nu zeggen, deed ik vanaf dat Bredase busstation Zundert, het geboortedorp van Vincent van Gogh.

Nou, als ik in bed was blijven liggen, had ik dit fotoreeksje niet kunnen maken. Maar ik wil ook nog naar Roermond en loop op een abri af met wachtende mensen erin; altijd een goed teken.

Het is een halte van lijn 4 en er staat een bejaard Brabo-echtpaar. ‘Als het vandaag echt gewoon zaterdag is, vertrekt hij over vijf minuten’, zegt de vrouw.
‘Ja, het moet wel zaterdag zijn’, zeg ik, ‘want het was gisteren zondag en morgen weer’.

Die vijf minuten staan we gedrieën te tuttutten over een ‘rustige’ jaarwisseling waarbij toch nog heel wat ledematen, ogen, oren, levens, woningen met rieten daken en bushokjes verwoest zijn. En we bespreken al die zondagen, waarbij je maar in de war raakt met de busdienstregeling. ‘We stonden gisteren ook bij de halte’, zegt de man, ‘en we dachten dat het vrijdag was en dat de vakantiedienstregeling van door de week gereden zou worden. Maar het bleek zondagsdienstregeling te zijn. We moesten nu bijna een halfuur wachten. Je moet het maar weten’. Ja, het is elk jaar zo, en je stinkt er ook elk jaar weer in.

De bus is drukker dan op de heenweg. Iedereen wil nu naar de stad. Alle reizigers wensen bij binnenkomst de chauffeur Brabants gemoedelijk een gelukkig nieuwjaar. Als een bejaarde vrouw met rollator moeizaam de bus binnenklimt, reiken wel zes behulpzame handen naar haar om haar te helpen. Meerdere mensen in deze bus kennen elkaar ook. Het is net een rijdende huiskamer.













Roermond: gekte in de Outlet


Nu kon ik wel even de trein pakken naar dat ‘nieuwe’ station Eindhoven Strijp-S. Maar als ik uit Breda met de IC Zwolle aankom op station Tilburg, loop ik de Sprinter naar Eindhoven met mis; die heeft net het spoor ontruimd waar mijn trein is binnengekomen. Een andere keer; nu door naar Roermond.

En dat dan naar aanleiding van een tweet die afgelopen dinsdag, de 29e december, over mijn scherm rolde. Veolia meldde dat de ritten van stadslijn 14, Roermond Station – Stadskantoor, voor de rest van die dag geschrapt waren, wegens grote drukte op de wegen rond ‘De Outlet’. Na wat zoekwerk kwam ik aan de weet dat die Outlet officieel Designer Outlet Roermond heet, en vooral over de grens, in het Roergebied, een begrip is.

Op Duitse feest- en vakantiedagen krijgt Roermond een complete invasie te verstouwen. Op de autoweg N280, vanuit Düsseldorf en Mönchengladbach, staat het dan helemaal vast. Idem-dito op de Godsweerdersingel in Roermond, op de route van de meeste stads- en streekbussen.

Deze Uitlaat bestaat al een jaar of 15, maar is sinds kort sterk uitgebreid en telt nu maar liefst 150 winkels. Je kunt er terecht voor merkkleding, -schoenen, -horloges, -tassen, -sportartikelen en dat soort spul.

Een Twitteraar vond dat Roermond zijn bussen niet moest opheffen, maar juist moest zorgen voor goed openbaar vervoer naar die Outlet, om het autogebruik te ontmoedigen. Maar dat is gemakkelijker geschreven dan gedaan. De Duitser zit, nog meer dan de Nederlander, geplakt op zijn Mercedes-stoel. En met de trein is Roermond nou niet echt lekker bereikbaar vanuit Duitsland. Keulen – Roermond duurt bijvoorbeeld een uur of 2.

En als je winkelt bij zo’n outlet, heb je wel een auto nodig om de buit terug te vervoeren naar de Heimat. Die auto wil je dan ook goed volstouwen, want als je te weinig koopt, haal je de benzinekosten er niet uit.

Roermond telt 6 stadsbuslijnen, die allemaal gereden worden met een klein, 12-persoons busje. Twee ervan, lijn 11 en 12, vormen weer zo’n koppel en bedienen bijna heel de stad Roermond. Dan heb je dus lijn 14 naar de Outlet en het Stadskantoor, en nummers 15, 17 en 19 naar buitenplaatsen in de gemeente Roermond: Herten, Leeuwen, de hele dierentuin is bereikbaar met die busjes.

 


Als ik de vertrekstaten aan de halte bestudeer, zegt een autochtoon tegen me: ‘Het is gewoon een zooitje, vandaag! [Denk de zachte g er maar bij; ik kan hem moeilijk fonetisch weergeven]. Geen bus op tijd! Ik sta al tien minuten te wachten. Komt allemaal door die Duitsers. Elke zaterdag met z’n allen met de auto naar Venlo of Roermond. Ja, het is nu nog erger geworden dan anders. Er zijn met het nieuwe jaar weer allerlei dingen omhoog gegaan in Duitsland. Dus het wordt nog aantrekkelijker om in Nederland te gaan kopen. Vooral het vlees is omhoog gegaan. En Duitsers en vlees... Je krijgt hier 10 kilo bloedworst voor x euro [ik heb het bedrag niet onthouden; ik houd niet van bloedworst] en in Duitsland krijg je daar vandaag de dag nog maar 4 kilo voor. En de boetes zijn ook weer omhoog gegaan. En de administratiekosten, van 7 naar 9 euro. Alles is gewoon omhoog gegaan. Neem nou bijvoorbeeld…

Hij gaat nu geloof ik honderden zaken opsommen die ook nog omhoog zijn gegaan. Ik kom er niet tussen. Vloog hij zelf maar omhoog! Gelukkig stopt er nu een busje langs het perron en stapt hij in.

Ik heb dan inmiddels gezien dat lijn 14 ook vandaag niet rijdt; niet vanwege de drukte, maar omdat hij nooit rijdt op zaterdag. Een vergeefse missie, daar ben ik mee bezig. Maar kom op, die Outlet is ook te bereiken met een wandeling van hooguit een kwartier langs de Godsweerdersingel.

Dat ze die bus van de week opgeheven hebben, kan ik me wel voorstellen. Het verkeer zit zo verschrikkelijk vast dat je te voet echt sneller bij die Outlet bent. Je moet dan op het laatste stuk wel je weg kiezen over een blubberig, glibberig paadje langs de rijbaan; het is hier niet echt op voetgangers ingesteld.

Behalve Duitse, zie ik ook veel Belgische kentekenplaten en een paar verdwaalde Nederlandse. Een verkeersregelaar staat met een mismoedige uitdrukking op het gelaat te midden van een zee van autoblik.

Ik bekijk wat Duitse nummerborden. De meeste auto’s zijn afkomstig uit het Roergebied. Maar ik zie ook een paar uitschieters uit Münster (176 km), Frankfurt (275 km) en zelfs Karlsruhe (374 km).

Met een bus kom je er ook. De firma Gilbacher uit Neuss organiseert busreizen vanuit Keulen en Düsseldorf. Een retourtje Roermond kost maar 15 euro. Je kunt dan zes uur lang winkelen voordat de bus de terugtocht aanvaardt. Dan moet je het toch ook wel spuugzat zijn. Er zal wel een aanhangwagen aan de bus gekoppeld worden voor alle gekochte spullen.



De ingang van het geheel ziet eruit als een tempel van consumptionisme, als dat een woord is. Tienduizenden mensen per dag passeren deze poort. De chaos en de drukte binnen zijn verschrikkelijk. Het is echt iets ontzagwekkends – in het negatieve, dan.

Een deel van de Outlet is gebouwd in de vorm van een Limburgs dorp met nep-vakwerkhuizen, meer dan er authentieke vakwerkhuizen in heel Limburg te vinden zijn; een buitengewoon smakeloos geheel. De winkels worden gewoonweg bestormd door horden kopers. Bij enkele zaken staan bewakers de mensen tegen te houden, omdat er al te veel volk binnen is. Dat ze niet geplet wordt door een stampede van kooplustigen!

De inwendige mens wordt niet vergeten. De La Place-vestigingen hier zullen het faillissement van V&D vast wel overleven. Er is een La Place-café en er is een La Place-terras waar bijna wordt gevochten om een zitplek - bij een temperatuur van 7 graden en een schrale wind. Naast het La Place-terras staat nog een La Place-buffet, dat de Duitse gasten wel een Schnellimbiss zullen noemen. Met alleen een patatje wordt je van het terras gebonjourd, schreef een lezer me, die dat heeft meegemaakt. Op de dag dat hij in deze Outlet was, liepen er trouwens hordes Chinezen rond, met bussen aangevoerd uit Amsterdam en andere toeristenoorden.

Pal naast La Place kun je al even snel je tanden erin zetten bij Piet Friet en Chris Vis, die ook niet over gebrek aan klandizie te klagen hebben. Ook daar is het staande receptie.






Ik koop zelf natuurlijk niets in de Outlet; dat moet ik allemaal maar meesjouwen in de trein. Ja, ik had een krant of tijdschrift willen kopen voor de terugweg in het donker, maar een boekwinkel of tijdschriftenkiosk heb ik hier niet kunnen ontwaren. Ook geen slager, tussen twee haakjes. Dat bloedworstverhaal van die causeur bij de halte komt zo wel een beetje in de lucht te hangen.

De hele santenkraam is 363 dagen per jaar open; dit pas begonnen schrikkeljaar zelfs 364. Alleen op Eerste Kerstdag en nieuwjaarsdag zit hij dicht. Desondanks stond hier gisteren net zo goed een file, van stomme M....n die niet wisten dat hij gesloten was.

Bij het Stadskantoor - een flink uit de kluiten gewassen complex voor toch maar een provinciestad - loop je via een tunnel het centrum in, het oude winkelhart. Daar koopt nu uiteraard geen sterveling meer iets, met zo’n reusachtige Outlet op 300 meter daarvandaan. Aanschouwelijk onderricht over de ondergang van V&D en vele andere winkelketens. Maar aan mij ligt het niet: ík heb van de herfst nog een winterjas gekocht bij V&D. En toch zijn ze failliet gegaan.

Waarom ik voor jassen nog steeds binnenloop bij V&D, weet ik niet. Ja, van kinds af aan gewend, toen er nog een liftbediende in driedelig pak in dienst was; ik schreef er een paar jaar geleden een FHM-etje over. Vorige week was ik er als ramptoerist. Bij de servicebalie stond een kerel amok te maken, drie bewakers eromheen ter sussing, omdat hij zijn airmiles niet meer kon verzilveren, of iets niet meer kon ruilen.

Als ik terug ben bij het station is het bijna donker en is het busverkeer nog steeds een zooitje. Ik verlaat Roermond zonder ook maar één stadsrit gemaakt te hebben; merkwaardig, in een stadsbusspecial; tsja…

Frans Mensonides
13 januari 2016
Er geweest: zaterdag 2 januari 2016.










Met de ICE niet over de Valleilijn


Heb ik deze maand net besloten tot een stadsbusthema; valt er een e-mail van Maxwell van Haeghwijck in mijn mailbox dat er zaterdag 9 januari iets bijzonders te beleven is op railfotohobbygebied. Hij kan er zelf helaas niet bij zijn. Maar de ICE (Amsterdam – Utrecht – Arnhem – Keulen en soms verder) rijdt wegens werkzaamheden bij Utrecht die zaterdag via de Valleilijn, alias Kippenlijn. ‘Zie hoe de trein als een slang kronkelt langs de kippen’, in de woorden van mijn medestrijder voor een beter OV, met wie ik op de laatste dag van de oktober-aflevering door Nederland zwierf.

De ICE via de Valleilijn, dat is ongeveer zo zeldzaam als een samenstand van Jupiter en Saturnus; een jaar of 20 geleden is het voor het laatst gebeurd. Volgens de NS-reisplanner stopt de ICE tussen Amsterdam en Arnhem alleen in Amersfoort. Daarvandaan duurt de rit naar Arnhem maar liefst 5 kwartier; een kippentempo over een Kippenlijn. Te verklaren is het wel: hij moet natuurlijk een paar keer wachten op een tegenligger, een blauwe Valleitrein van Connexxion.

Er gaan zaterdag maar een paar ICE’s volgens die afwijkende route; de rest is opgeheven. Het best kan ik, aldus Maxwell, om 9:30 uit Amsterdam vertrekken. Aangekomen in Arnhem zou ik dan met de Valleilijn terug kunnen reizen naar een plekje ergens onderweg, om de ICE uit Duitsland te fotograferen die om 12:37 uit Arnhem vertrekt.

Ik voel er niet veel voor; dan moet ik bij donker de deur uit, en daar heb ik op werkdagen al zo’n hekel aan. Maar ik ben die zaterdagmorgen vroeg wakker en besluit toch, de ICE te gaan doen. Ik pik hem om 10:09 in Amersfoort op; dat haal ik nog net.

Wat ik ook had kunnen doen, een andere once-in-a-lifetime-ervaring: rechtstreeks van Leiden naar Maastricht reizen. In verband met diezelfde stremming bij Utrecht rijdt de IC Leiden – Utrecht door naar Maastricht. Zaterdag is altijd de dag van verrassingen op het spoorwegnet.

Ik ben op tijd in Amersfoort. De ICE staat niet op de elektronische borden. Maar hij wordt wel omgeroepen en komt wel degelijk binnenrijden, op spoor 1.

Het panoramarijtuig aan de kop, alias de Panwag, ofwel het hobbyistenhok, zit helemaal vol met mensen die zich in Amsterdam al geïnstalleerd hebben met thermoskannen koffie en met broodjes. Waarschijnlijk hebben ze de nacht in een slaapzak doorgebracht op het perron. Natuurlijk had ik naar Maxwell moeten luisteren, bij nacht en ontij op pad moeten gaan en in Amsterdam moeten instappen.

We vertrekken vóór de Valleitrein van 10:11. Nog geen 10 minuten later stuiven we al langs het transferium van Barneveld. ‘Stuiven we langs het transferium’??? We hadden hier langzaam en zachtkens moeten afbuigen naar rechts! Ik kan een kreet van ontzetting niet onderdrukken: we rijden helemaal niet via de Valleilijn! Maar hoe dan wel? Via Deventer en Zutphen, anders zou ik het ook niet weten. De trein moet daarna kop maken in Arnhem. Geen wonder dat de rit 5 kwartier duurt!

Ik heb helemaal geen zin in die omweg naar Arnhem, waarvandaan ik later weer andere omwegen zal moeten maken om weer thuis te komen; de lijn Arnhem – Utrecht ligt er dit weekend uit. Dat hele end moest ik ook al omrijden die keer dat ik naar Elten ging; ik heb het wel gezien!

Hoe weet je zoiets nou, dat de ICE via Deventer rijdt? Ik zie diverse spoorfotografen langs de baan, ook op plekken waar dat vast niet mag. Die wisten het wél. Waarom staat zoiets niet gewoon in de reisplanner? Maar aan de andere kant: waarom zou Deventer er ook bij staan in de reisplanner als de trein er toch niet stopt?

We rijden door station Apeldoorn. Tien minunten later kruisen we de IJssel. Nu ben ik alweer in Deventer. Of eigenlijk niet, want kun je wel zeggen dat je in Deventer bent, als je er alleen maar doorheen rijdt, zonder mogelijkheid om uit te stappen?

Dan gaat de trein toch ineens in de remmen. We rijden station Deventer binnen op spoor 1, waar de trein van 11:00 uur naar Enschede al staat aangekondigd, en we stoppen. Via de microfoon wordt een extra stop in Deventer aangekondigd waarvan ik dankbaar gebruik maak om uit te stappen.


Op het andere perron staan ook spoorhobbyfotografen; ik vermoed: van zonsop- tot ondergang. Ik app naar Maxwell dat hij genoegen zal moeten nemen met een foto van de ICE in Deventer in plaats van op de Gelderse Vallei.

Deze dag loopt wat anders dan gepland. Wat nu verder te doen? Even improviseren. Ik neem gewoon die IC naar Enschede en ga dat ‘nieuwe’ station Enschede Kennispark op de foto zetten.

 


Kennispark





In die trein zit tegenover me een studente ontzaglijk zenuwachtig te doen. Ze zit op spelden (zoals mijn oma zou zeggen), rukt collegedictaten uit haar tas, gaat daar driftig kernwoorden in onderstrepen, gooit het papier weer in die tas, grijpt haar laptop, klapt die open, typt een zin, klapt hem weer dicht, pakt haar smartphone, gaat even zitten appen, grijpt weer in haar tas naar die collegedictaten… Zou ook zij onderweg zijn naar het Kennispark? Nee, ze blijft zitten in Hengelo, waar ik overstap op de Buffel Zwolle – Enschede.

‘Have an ice day’, zeggen ze op een ijsbaan langs het spoor. Wat me eraan doet denken dat ik er vanavond aan moet denken, het EK Allround terug te kijken via Uitzending Gemist.

Station Enschede Drienerlo heet zoals gezegd sinds zondag 13 december Enschede Kennispark. Je vraagt je af wat er verkeerd was aan Drienerlo en wat de zin is van zo’n naamsverandering. Maar er is hier echt een feestje van gemaakt. Niet op die zondag, maar op de eerste werkdag in het bestaan van het ‘nieuwe’ station, maandag de 14e. Er kwam zelf verse sneeuw aan te pas, geïmporteerd uit Nova Zembla, denk ik; sneeuw waarmee je je collega’s kon inzepen. Dat natuurlijk om ze helemaal in te wrijven dat dit station voortaan Kennispark heet en dat we daar heel erg blij mee moeten zijn. Het zal me een dolle pret geweest zijn, die maandag!



Het Kennispark grenst aan de campus van de Universiteit Twente. Ik liep er in de herfst van 2014 rond, in de Twents-reeks, met op die dag nog een ‘zout-experience’ in Delden voor de boeg.

Door de week biedt het Kennispark een iets dynamischere en minder troosteloze aanblik dan op de deze zaterdagmiddag. Er stoppen dan vier treinen per uur per richting op het station; twee Buffels Zwolle – Enschede en twee stoptreinen Apeldoorn – Enschede. De laatste treinen rijden op zaterdag maar eens per uur en op zondag niet verder dan Almelo.

Aan de andere kant van het spoor is stadion Grolsch Veste van FC Twente. De tunnel onder het spoor is versierd met voetbalmotieven, waaronder twee spelers die in triomf een beker omhoog houden. Ja, dat mochten ze willen in Enschede, maar er komen ongetwijfeld betere tijden.

Ik pak de volgende Buffel naar station Enschede-sec. Verderop zwaai ik nog even naar Hotel Rodenbach, dat me van de zomer twee nachten logies verschafte.



 

Stokhorst revisited

Van Heekplein

Tijdens die drie dagen in Twente pakte ik geen enkele stadsbus. Vanmiddag pak ik dat thema weer op. In de zomer van 2012 werd het winkelcentrum Stokhorst in het oosten van Enschede door de VPRO uitgeroepen tot de allerlelijkste plek van heel Nederland. Stokhorst bleek Shockhorst. Ik pakte Twents-bus 6 daarheen en schreef:


Wat je op de foto’s niet ziet, maar je in werkelijkheid al snel tegemoet slaat: een zware, muffe, zurige, gronderige lucht. Bij nader onderzoek     blijkt die veroorzaakt door het verantwoorde vloeibare frituurvet dat snackbar Liberty beweert te gebruiken, gecombineerd met kleiige bouwgrond die al te lang geleden bouwrijp is gemaakt. Winkelcentrum Stokhorst is verder een feest voor de ogen van anti-esthetici: blinde, gore, beschadigde muren, lege etalages met lege winkels erachter, hekwerken in allerlei soorten, magazijnen waar rotzooi buiten staat, wandelpaden waar je niet wilt wandelen.

Maar om deze hectare nou de lelijkste te noemen van alle bijna 4 miljoen hectaren die het land telt, dat vind ik toch wel wat overtrokken. Ik wed, als ik een halve middag rondloop in bijvoorbeeld Nieuwegein, dat ik dan minstens vijf plekken vind die minstens even lelijk zijn. En dat terwijl Nieuwegein lelijk bedoeld is, maar de afstotelijkheid van Stokhorst alleen maar veroorzaakt wordt doordat men in een renovatie is blijven hangen.

Hoe komt dit nu allemaal? Je raadt het al: gesteggel. De projectontwikkelaar ligt overhoop met de gemeente over de vergunningen – maar     heeft door de crisis ook geen geld meer. En dan maar wijzen naar elkaar, natuurlijk.

Ik ben heel benieuwd hoe het er 3,5 jaar later voorstaat met dit winkelcentrum, en of de ruzies inmiddels al een winnaar hebben opgeleverd, in plaats van louter verliezers. Nou, ik kan de lezer geruststellen, ik zie het meteen al als ik de bus uitkom; echt een gelikt, druk beklant nieuw winkelcentrum. Tenminste, als het billboard niet overdrijft, want dit is maar een artist impression. Het geheel staat nog in aanbouw.

In de tussentijd zijn de meeste winkels uit het winkelcentrum weggetrokken. Snackbar Liberty houdt de vlag van Stokhorst vrijwel alleen hoog, met verantwoord frituurvet en al. In plaats van lelijk is het hier nu veeleer spookachtig.  De voetstappen van de enige andere bezoeker, een bejaarde man met boodschappentas, echoën tegen de wanden.


Waar doet Stokhorst dan nu tijdelijk zijn boodschappen? Twee bushaltes verder, bij het winkelcentrumpje ’t Ribbelt. ’t Ribbelt, ’t Ribbelt, de naam doet me denken aan de enige atmosferische conditie waarvoor het KNMI nog nooit een code rood heeft afgegeven. Het sneeuwt, het hagelt, het ijzelt en het ribbelt.

Het buurtwinkelcentrumpje is erg doorsnee. Ik ga bij de bushalte staan. Lijn 6 heeft volgens de haltevertrekstaat als route: Stokhorst – Enschede Centrum – Enschede Station – Boekelo.  En de laatste halte is de eindhalte, zoals bij Twents altijd vermeld staat.

Het dorp Boekelo in de gemeente Enschede is het eindpunt is van een 7 kilometer lange historische spoorlijn uit Haaksbergen; ik was er in de zomer van 2014. Wonderlijk genoeg rijdt er geen enkele bus door van Stokhorst naar Boekelo. Je moet altijd overstappen bij het station, en hebt dan niet eens een beetje knappe aansluiting. 

Ik moet zelfs 50 minuten wachten en breng die door in het stadscentrum van Enschede. ‘ Enschede went’, schreef ik van de zomer, en dat is zeker waar; ik begin hier nu al straten en gebouwen te herkennen. Straten die geplaveid zijn met Duitsers, net als vorige week in Roermond is in Enschede een ware invasie gaande. Van de auto’s in de parkeergarages hier heeft op zaterdag 40% een Duits kenteken, las ik ergens.

Erger nog: het overdekte winkelcentrum De Klanderij aan het Van Heekplein is van de week overgenomen door een Duitse investeringsmaatschappij. Wanneer wordt Enschede definitief bij Borussia ingelijfd, zoals Nederland ooit Elten annexeerde? Nooit, natuurlijk, want dan is alles hier straks even duur als in Duitsland zelf, kun je ook geen paracetamols meer krijgen zonder recept, en is de lol van die buitenlandse boodschappenreizen er wel af.

Ik kijk op mijn horloge om te zien of ik al eens naar het station moet voor de bus naar Boekelo. Maar ik ben te lang in de stad blijven hangen; die bus is al verdwenen. Dat heb ik toch vaak op reisdagen die al verkeerd beginnen; die komen in de loop van de dag nooit helemaal meer goed. Ik zie van Boekelo af en pak de Sprinter naar Hengelo waar ik overstap op de Berliner, om die in Deventer te verlaten.



Hengelo

Microdienst van Deventer


Voor het station van Deventer staat een vrouw, type: ma Flodder, een stuk karton omhoog te houden met de tekst: ‘TE KOOP: TREINDAGKAART. 14 EURO’. Het is géén geld, en ze staat op een tactische plek, vlakbij de chippoortjes waar vaak veel grotere offers gebracht moeten worden dan 14 euro. Maar geen reiziger hapt toe. Je voelt dat hier een diep-tragisch verhaal achter zit. Ik zou op haar af kunnen stappen en vragen wat voor verhaal precies.  Maar ik zou ook kunnen doorlopen en er zelf een verhaal omheen weven.

Acht zaterdagen geleden deed ik in Deventer een nostalgische wandeling bij daglicht en een monumentenwandeling bij avond. Die ga ik nu allebei voortzetten, gewoon om de middag vol te maken. Ik loop bij schemering door de wijken langs de Zwolse weg, die Zwolse Wijk en Zandweerd heten. Bij de halte Platvoet, aan de (plat)voet van hoge galerijflats, neem ik stadsbus 2 die via Borgele en Keizerslanden terugrijdt naar het station.

Nu heb ik alle logeerwijken gedaan, alle wijken waar wij vroeger paas-, pinkster- en kerstdagen doorbrachten en die daardoor ‘plekken’ zijn. Ik ben er een jaar of 30 geleden voor het laatst geweest. Zoals ik laatst al schreef in Goedereede, lijken de jaren ertussenin dan weg te vallen, en lijken voor- en tegenspoed niet gebeurd.

Er is niet zo gek veel veranderd in Deventer; zelfs de buslijnen lopen nog in grote lijnen hetzelfde. Heel lang geleden had je, zoals ik vorige keer al schreef, de Microdienst, microscopisch kleine stadsbusjes, waarvan ik na graafwerk in Google Afbeeldingen nog een paar foto’s gevonden heb. Klik erop om hem iets minder klein te zien, op deze site vol prachtige nostalgische bus-barrels.

Die bus 2, daar zit ik van begin- tot eindpunt alleen in. Ik fotografeerde hem vanmorgen op de heenweg al.

De bus is in Deventer uit het centrum gebonjourd. Hij reed daar tot rond de eeuwwisseling een rondje over de Brink, en daarna via dezelfde weg terug naar het station, een afstand van een meter of 500. Maar dat rondje kan ik nergens meer vinden; alle sporen ervan zijn uitgewist.

De steegjes van Deventer blijven fotogeniek; hoe weinig waardering sommige Deventernaren ook kunnen opbrengen voor de schoonheid van hun eigen stad. Zie het stukje van 8 weken geleden. Dat van deze week is uit.

Frans Mensonides
20 januari 2016
Er geweest: zaterdag 9 januari 2016


Schiphol Airport


Zo, die heb ik, die foto van het nieuwe stationsbord Schiphol Airport dat afgelopen december in de plaats kwam van Schiphol-sec. Met ook nog een reiziger op de foto, en ik hoef er niet eens voor uit de trein te stappen.

Grote plannen zijn er alweer om het spoorwegstation op onze nationale luchthaven opnieuw uit te breiden. Niet met extra sporen en extra perrons, want daarvoor is geen ruimte meer. Ze zoeken het nu in vergroting van de stationshal, die bovendien meer ingangen krijgt. Een van die ingangen komt op de plek van het huidige busstation. Dat verhuist volgens plan naar een platform boven de stationshal.

Voltooiing van dat alles zou een mooie gelegenheid zijn voor een naamsverandering. Maar die is nu al een feit, nog voordat er een spade in de grond is gestoken. Schiphol Airport is een van de drie stations met een nieuw naambord die ik deze maand wilde fotograferen. Ook weer gebeurd.

 

Stadsbus Lelystad


We hebben nog steeds een stadsbussenmaand op deze site, en gaan vandaag die van Lelystad doen. Op naar de buitenwijken van de stad waarvan ik het centrum 2 winters geleden al verkende in mijn reeks over de Hanzelijn.

Lelystad begon tot bloei te komen in de jaren 60. Het was toen de eerste nederzetting in Oostelijk Flevoland en het was de enige stad van betekenis in de hele Flevopolders. Maar vandaag de dag is Lelystad niet meer dan het achtergebleven kleine zusje van Almere; 75.000 tegen 200.000 inwoners.

Almere had ineens de toekomst, Almere overvleugelde de provinciehoofdstad, Almere lag handig dicht bij Amsterdam. De ontwikkeling van Lelystad stagneerde. Zo werd het proto-station Lelystad Zuid nooit in gebruik genomen en heeft Lelystad nu alleen maar een station Centrum.

Dat neemt allemaal niet weg dat Lelystad een complete stad wil zijn en niet alleen een legerstede voor forenzen. Het heeft ambities voor de toekomst, maar heeft ook in het heden al alles wat een metropool ook hebben moet, tot een vliegveld aan toe dat ook al airport heet.

En een heuse stadsdienst. Die weinig opzienbarend is, en is opgebouwd volgens het beproefde principe: lijnen van buitenwijk naar buitenwijk via het stadscentrum en het station. Voor een middelgrote stad heeft Lelystad nog een aardig lijnennet. De nummers 1, 2, 3 en 5 rijden 18 uur per dag en 7 dagen per week. Lijn 7 komt alleen in de spits uit de garage en rijdt onder andere naar het buiten de bebouwde kom gelegen vliegveld. De meeste lijnen rijden in frequenties variërend van kwartierdienst in de spits en op zaterdagmiddag, tot uurdienst in de avonduren.

Lelystad vormt in z’n eentje een piepklein OV-concessietje. Die is in handen van Arriva, terwijl in de rest van Flevoland Connexxion of een van zijn dochters rijdt. Er bestaat verder in Lelystad wat je in vele andere steden mist: een maandabonnement, alleen voor de stadsdienst. Dat kost maar 30 euro.

In tegenstelling tot de stadsbus van Almere (hier geportretteerd in de chip-reeks) rijden de bussen in Lelystad over gewone straten en niet over vrijliggende busbanen. In Almere kreeg het OV absolute voorrang, maar Lelystad is nog in de eerste plaats opgezet als autostad. Nou kun je daar op de fiets ook een heel eind komen. In die compacte stad woon je overal op fietsafstand van het centrum. Je zou kunnen denken dat de bus al met al weinig klandizie trekt. En dat is ook zo, althans op zaterdag.




Lelystad: in het voetspoor van de Maharishi


Vanmiddag ben ik dan ook de enige passagier in lijn 2 naar Waterwijk, in het zuiden van de stad. Ik voel me altijd wat opgelaten als ik alleen in een bus zit, een buitenmodel taxi. Alsof die bus so wie so niet zou rijden, ook al zat er niemand in. De rit, langs Medisch Centrum West, het ziekenhuis dat Lelystad óók al heeft, duurt gelukkig maar een minuut of 6.

Er is niks bijzonders te zien aan de Waterwijk, maar toch is hij bijzonder. In de jaren 80 streken hier enkele honderden aanhangers neer van de Indiase goeroe Maharishi Mahesh Yogi. Diens transcendente meditatie (TM) heb ik in mijn Sturm-und-Drang-periode nog korte tijd beoefend. Hoe me dat beviel, valt te lezen in dit stukje uit 2008 n.a.v. de dood van Maharishi.

Ik haakte definitief af toen deze Grote Ziener uit het oosten in 1976 het Sidhi-programma introduceerde. Gevorderde TM-beoefenaars trotseerden de zwaartekracht en gingen – naar zij beweerden - zweven boven hun meditatiematje. Niet erg geloofwaardig, en bovendien al te zweverig, naar mijn smaak.

In Lelystad wilde de Maharishi 380 mensen bijeen brengen die dagelijks in een bovenmaatse gymnastiekzaal (rechtsboven op de foto hieronder) gezamenlijk zouden zweven. In dat geval zou heel Nederland ervan meeprofiteren. Alle financiële, politieke, meteorologische en persoonlijke depressies zouden dan voortaan met een boog om Nederland heen gaan.

Waarom uitgerekend 380 man? Maharishi goochelde graag met getallen. Nederland telde toen 14 miljoen inwoners. Als je dat getal door 100 deelt en de vierkantswortel trekt uit dat quotiënt, dan krijg je ongeveer 380, dus zodoende. Iets zegt me dat ze dat aantal nooit helemaal bij elkaar gekregen hebben.

Lelystad Waterwijk, zal hier niet altijd de zon schijnen, door al dat gemediteer? Dat doet het zeker als ik hier voet aan land zet bij het winkelcentrum. Maar niet voor lang; er komt een inktzwarte wolk opzetten. Ik sta een striemende hagelbui uit in de abri. Als die is overgetrokken wandel ik richting het Maharishi-buurtje.

Er was indertijd veel interesse voor in de pers (waarin de Maharishi meestal de Maharadja werd genoemd; wisten die niet-ingewijde journalisten veel)? Ik liep hier in de jaren 90 eens rond. Je had hier dus die meditatiehal en een basisschool, alleen voor kindertjes van Maharishi-aanhangers. Er waren kleine bedrijfjes gevestigd, meestal van een wat alternatieverige snit. Achter vrijwel ieder raam prijkte het staatsieportret van hun leidsman.

Het was een erg sektarisch clubje. Een krantenjournalist vroeg eens, of de Sidhi’s niet bang waren, het contact met de werkelijkheid van alledag te verliezen en dat met de gewone man, door zich terug te trekken in een dorp vol gelijkgezinde verlichten. Nee, antwoorde een Maharishi-adept, we doen dagelijks onze boodschappen in het winkelcentrum en daar komen we voldoende gewone mensen tegen.

Bestaat dat wereldje-op-zich nu nog steeds? Heeft het Sidhi-dorp de dood van de goeroe overleefd? Ja en nee. De school en die zweefhal staan er nog. Maar de postzegel van Zijne Heiligheid zie ik achter geen enkel raam meer. Als je hun website mag geloven, floreert TM in Lelystad nog als vanouds. Maar het valt me op dat ze de naam van hun roerganger, Maharishi, nauwelijks meer noemen. En ze hebben het steeds over ‘meditatie’ en niet zozeer over transcendente meditatie. Ze lijken hun goeroe te verloochenen, en dat lijkt me niet onverstandig. En zweven, daar heeft helemaal geen mens het meer over. 


Een Schateiland, dat moet toch minstens even spannend zijn als mediteren. Elders in de Waterwijk volg ik pijlen naar dat eiland. Het blijkt een speeltuin te zijn, met een reglement in rammelend Nederlands. Achter dat enorme bord is een prachtige speelgelegenheid van enkele hectaren, maar ongebruikt; de Lelystadse jeugd zit vanmiddag binnen bij de warme haard te appen.

Op de terugweg heb ik zelfs medepassagiers in lijn 2, waaronder een vrouw met kind in wandelwagen. Tenminste, er zit een doek overheen tegen de harde, gure wind, maar ik neem voetstoots aan dat er een kind onder zit. Dat brengt het passagiersaantal op 5; niets rechtvaardigt eigenlijk een kwartierdienst op deze lijn.

Museum Nieuw Land

Arbeiderskamp

Alleen om eten en een droge huid
Iets warms – en rusten op een harde krib.
Aan elke laars kleeft nog een kluit.
Die greppel – kost ook mij de laatste rib.

Rondom – je vrienden in het eenzaam lot
Slechts eenzaam spreekt men hier Godlof.
Met een taal – die met de netheid spot.
Over 14 dagen weer verlof.

Lelystad
W.A. De Vries


Bij het station stap ik over op lijn 3 naar de twee voornaamste toeristische attracties van Lelystad: de Bataviawerf en het Museum Nieuw Land. Dat is niet de reden dat deze bus nu eens behoorlijk druk is. De meeste passagiers zijn onderweg naar een grote outlet daar vlak in de buurt.

Zo beland ik alweer in een outlet; het is een snel oprukkend modeverschijnsel. Bestond die in Roermond uit vakwerkhuizen, hier zien we natuurlijk geveltjes uit wat ooit Zuiderzeestadjes waren. Dat wordt afgewisseld met een glazen tropenkas, zo het lijkt, waarin alweer zo’n goedlopend filiaal van La Place zetelt. Ook is er een villa die eerder Italiaans dan Zuiderzees aandoet, maar het duvelt allemaal niet, als de kopers maar blijven komen.

Hier willen de kinderen wel spelen, op een stenen walvis. Maar de klanten bijten toch wat minder hard dan in Roermond; Lelystad ligt te ver van de grens om aantrekkelijk te zijn voor koopjesjagende Duitsers.

Maar daar kom ik helemaal niet voor. Ik ging hierheen voor dat museum Nieuw Land. Ik ben er een keer geweest toen het pas open was; het zal in 1994 geweest zijn. Een mooi vormgegeven gebouw. De bovenbouw ervan lijkt op een gigantische verrekijker. Aan de ene kant keek je uit op de getemde Zuiderzee, aan de andere op de polders. De polderkant van de kijker hebben ze in de tussentijd echter dichtgemaakt. Ja, je ziet daar nu ook niet veel meer dan die outlet.



In Nieuw Land beleef je in zo’n anderhalf uur tijd de complete geschiedenis van Flevoland, dat ontrukt is aan de elementen die vanmiddag, in de gedaante van hagelstenen, neerkletteren op het dak.

Nieuw Land vertelt je het verhaal van ir. Cornelis Lely (1854-1929), die in deze stad met maar liefst drie standbeelden is geëerd. Hij staat op een hoge zuil in het centrum, op een sokkel hier bij de haven en volgens mij staat er op dat vreemde, grote hoofd bij de haven ook nog een Lely. Maar dat mag ook wel. Zonder Lely geen Lelystad; zonder Lely geen Flevoland.

Als ingenieur dacht hij de Zuiderzeewerken uit; als minister loodste hij ze door het parlement. Zonder slag of stoot ging het niet. Het duurde 30 jaar; er was tegenstand, onder andere van vissers. Maar deze maand precies een eeuw geleden werd het gebied rond de Zuiderzee getroffen door een watersnood die een boost gaf aan het project; er moest nu toch echt iets gebeuren. Bovendien hadden we tijdens de Eerste Wereldoorlog te kampen met voedselschaarste. Nieuw land hadden we nodig, nieuwe bouwgrond.

Nieuw Land vertelt ook het verhaal van Willem de Vries, een van de mannen die Oostelijk Flevoland hebben ontgonnen met een schop. Die kerels sliepen en aten onder primitieve omstandigheden in barakken en togen elke morgen bij het eerste daglicht naar de plek waar zij sloten moesten graven; loodzwaar werk.

De Vries krabbelde een noodkreet op een blaadje (het gedicht boven dit hoofdstuk). Maar zijn inspanningen werden beloond. Hij kwam in aanmerking voor een boerderij op het nieuwe land en schopte het nog tot raadslid van Lelystad.

Ook veel aandacht in dit museum voor de oorspronkelijke bewoners, nog veel en veel oorspronkelijker dan De Vries en zijn collega´s: de Swifterbant-mens. Die liep hier rond in het stenen tijdperk, in de nadagen van de ijstijd, toen het hier was wat het nu weer is: land.

En heeft Ethiopië zijn oermens Lucy, Lelystad heeft haar oer-Nederlandse: Michelle. Haar skelet werd ter hoogte van Swifterbant opgegraven bij de aanleg van een weg. Met haar ouderdom van 7500 jaar is zij mogelijk de oudste Nederlandse. Toch werd zij hooguit 35 jaar – wat in haar tijd ook nog wel een hele leeftijd was.

Hier mag het nog wel: menselijke resten tentoonstellen. Het Museum van Oudheden in Leiden heeft onlangs zijn befaamde naakte mummiejongetje naar de magazijnen verbannen, ´uit respect.´ Maar als dat het criterium is, moet je de doden natuurlijk überhaupt niet opgraven, afzien van wetenschappelijk onderzoek naar onze voorvaderen en alle archeologische musea sluiten. En hoe respectvol is het, dat naakte jongetje weg te stoppen in een lade, in een donker magazijn?

Een ander topstuk van dit museum is een gigantische 18e-eeuwse boot met een visbun. Het lijkt op het skelet van een prehistorisch monster. Ook deze boot kwam in de omgeving van Swifterbant boven water, of liever: boven land. Die boot voer de hele Zuiderzee af om de vangst van vissers op te kopen en die naar de afslag te brengen. De vissers konden daardoor op zee blijven. En werden door de ‘ventjagers’ op deze boot dan weer bevoorraad met allerlei artikelen van de wal.

Ventjagers waren parlevinkers, maar dan in het groot. De visbun was een enorm aquarium op de bodem van de schuit, een houten bak met water waarin de vissen vers en levend bleven.

Even een kop koffie in het restaurant. Een shantykoor, mensen met matrozenpakjes, brult ‘Michael row the boat ashore, halleluja.’

Dan tenslotte, op de valreep voor sluitingstijd, de afdeling over de toekomst van Flevoland in het bijzonder en Nederland in het algemeen. Kunnen we hier in de 22e eeuw nog blijven wonen, als straks het peil van de rivieren lager is dan dat van de gezwollen zee?

Ik had in mijn jonge jaren nachtmerries door de doemscenario’s van de Club van Rome. Maar nu ben ik op een leeftijd dat ik dat soort zorgen zo langzamerhand overlaat aan wie dan leeft. Misschien gaan we allemaal wel kopje onder, komt Nijkerk aan zee te liggen, maar staat er in het jaar 9595 wel weer een nieuwe Lely op. En staan over 10.000 jaar de geleerden hier onze botten wel op te graven en tentoon te stellen, al dan niet met respect. Je zou er bijna vrede mee kunnen hebben als het zo liep: alle cycli weer rond.

Frans Mensonides
27 januari 2016
Er geweest: zaterdag 16 januari 2016






PS: ik reisde terug via Zwolle en stapte uit de trein in Nunspeet, voor een eenvoudige doch voedzame maaltijd in een cafetaria annex eetcafé tegenover het station. Anderhalf jaar geleden was ik hier in het toeristenseizoen in een knus, levendig dorp. Nu wilde ik het persé terugzien in het donker, bij een gierende wind en matige vorst, gewoon voor het broodnodige contrast.





Strijp-S: het ‘nieuwe’ station en de nieuwe wijk

De kou is uit de lucht en deze zaterdag begint met overvloedige zon. Maar voorbij de Moerdijkbrug, aan de overzijde van het Hollands Diep, heersen mist en duisternis die tot de avond niet meer zullen wijken.

Ik ben op weg naar het derde station waarvan ik deze maand de nieuwe naam wil fotograferen, Eindhoven Strijp-S, v/h Eindhoven Beukenlaan.

Dat was altijd een wat achtergebleven NS-halte. Gelegen op zo’n 1700 meter van het Eindhovense hoofdstation, trok het niet meer dan 1000 in- plus uitstappende reizigers per dag. Maar dat is de laatste jaren opgelopen naar 1900. De nabijheid van het ontwikkelgebied Strijp-S zal daar aan bijgedragen hebben.

Strijp S (oorspronkelijk gespeld zonder liggend streepje) was eens een gigantisch bedrijvencomplex van Philips, zo’n 30 hectare groot. Een metershoge klok op het ‘Klokgebouw’ bij de ingang maande het personeel, ’s morgens op tijd te komen en ’s middags niet te vroeg weg te gaan. Anderen dan Philips-medewerkers hadden geen toegang tot het complex, dat in de Eindhovense volksmond ook wel De Verboden Stad heette.

Momenteel heeft Strijp-S een woon- en winkelfunctie, en zitten er bedrijven die veel minder groot en mondiaal zijn dan Philips was en is. Reden om bij dit station niet alleen het stationsnaambord te fotograferen, maar ook het achterland te gaan verkennen.

Je bereikt Eindhoven Strijp-S het snelst door met de IC door te reizen naar station Eindhoven en daar ‘terug te steken’, zoals dat heet. Dat terugsteken - en dus twee maal dezelfde weg afleggen, als is het maar 1700 meter - mag niet als je een papieren kaartje hebt. Met een Weekend Vrij maakt het niet uit. Maar ik had dan in Eindhoven wel uit- en weer in moeten checken, geloof ik, wat ik vergeten ben.

Doet er niet toe. Ik stap dus uit op station Strijp-S, wat ik nooit gedaan heb in de 45 jaar dat het Beukenlaan heette. Het station, in de schaduw van Philips’ Klokgebouw, kon het best zonder stationsklok stellen.

Je hebt hier ongeveer een kwartierdienst. Twee stoptreinseries halteren er: Eindhoven – Tilburg Universiteit, vandaag gereden met Sprinters, en Deurne – Eindhoven – ’s Hertogenbosch – Nijmegen, vandaag met ouwe DDAR’s of nog ouwere Plan-V’s. Het station heeft vier vertreksporen. De treinen naar het noorden rijden op het viersporige baanvak Eindhoven – Boxtel al voorgesorteerd voor Tilburg en Den Bosch; in de andere richting omgekeerd vice versa.



Ik loop de trap af en De Verboden Stad binnen. Het terrein strekt zich uit langs de spoorbaan en de Beukenlaan, een brede verkeersader, waar de beuken me niet echt opvallen.

Op Strijp-S staan nieuwe hoge flats, en worden nog nieuwere opgetrokken. Maar ze hebben ook een aantal voormalige Philipsgebouwen laten staan, en opgekalefaterd. Daar zit nu van alles in: bedrijven (veel op het terrein van design), winkels, restaurants, theatertjes, een dansschool en er staat een oude autobus waar je kunt teambuilden of zo. In het midden ligt een brede allee voor fietsers en voetgangers.

Strijp-S lijkt nog steeds op een bedrijventerrein, compleet met een hoge fabrieksschoorsteen.  Maar het is het niet meer, en dat is het aantrekkelijke ervan. Het is hier druk met wandelaars, Eindhovenaren die blij zijn dat De Verboden Stad niet langer verboden terrein is.

Eindhoven en Philips, een twee-eenheid. Vóór de vestiging van de gloeilampenfabriek telde de stad 5.000 inwoners; een halve eeuw later bijna 200.000, het aantal dat nu ook nog in de Wikipedia vermeld staat.

Ik kwam hier voor het eerst in 1969, met moeder en broertje, op een NS-vakantiedagtocht naar het Evoluon. Het viel me op dat letterlijk alles (ook het Evoluon zelf) van Philips was; bijna geen gebouw zonder dat logo. Behalve Philips-fabrieken had je een Philips-stadion, een –bibliotheek en een -gezelligheidsvereniging, als ik me goed herinner.

Het benauwde me toen als 12-jarige al, zonder dat ik kon uitleggen waarom. Je werd als Eindhovenaar indertijd geboren in een Philips-kraamkliniek en ging dood in een Philips-verpleeghuis, zo’n indruk maakte die stad. Maar je kon niet altijd je hele leven blijven werken bij de multinational. Op een gegeven moment kwam Timmer, met schedels op zijn bretellen – naar verluidt – en zijn kille saneringen.




Het Evoluon was een doe-museum, gewijd aan alle moderne uitvindingen die ons leven de komende decennia zouden gaan bepalen. Het begon eigenlijk al op station Eindhoven. Boven de perrons hingen Philips-tv’s die de bestemming van de eerstvolgende trein aangaven. Zoiets hadden we nog nooit gezien. Indertijd had je op de meeste stations nog stalen bestemmingsborden en handbediende klokken, waarvan alleen de stationschef de wijzers mocht beroeren.

In Vershal het Veem is een fototentoonstelling op de 9e etage. Maar ik durf er ineens niet naar binnen en de lift te nemen. Daarvoor lijkt het gebouw te veel op de oude Meelfabriek in Leiden. Daar heb ik laatst alleen de onderste helft gezien van een tentoonstelling. in die fabriek met steile trappen, luiken in de vloer die hopelijk goed dichtzaten, en gapende diepten met gammele hekjes ervoor, durfde ik niet hoger te klimmen dan de 3e verdieping.

Die tentoonstelling heette Global Imaginations en ging over globalisering, waar we geloof ik tegen moesten zijn, en waar kunstenaars allerlei kunstwerken tegen gemaakt hadden. Wat ik ervan gezien heb, was allemaal heel vaag, onsamenhangend en duister. Op Twitter zag ik alleen maar superlatieven, maar ik heb nog nooit zo’n waardeloze tentoonstelling gezien, en ook nog nooit zo’n afgrijselijke tentoonstellingslocatie.

Ik ben benieuwd of het na meer dan 25 jaar leegstand ooit nog wat wordt met die Leidse Meelfabriek. Hier in Eindhoven kun je zien wat je nog kunt maken van zo’n oud industrieel complex; studiereisje, misschien, vanuit de Sleutelstad?



HOV en Phileas-sof in Eindhoven

In de begintijd van mijn website heb ik de stadsbusdienst van Eindhoven een paar keer belicht. In 1997 vond ik die nogal minnetjes voor een toch behoorlijk grote stad. Ik reisde twee middagen rond door de Lichtstad; twee middagen die mijn geheugen me nog maar moeizaam voor ogen kan toveren als ik dat stukje herlees.

Het leek wel of de Eindhovense magistraten me gehoord hadden. In 2000 lanceerden zij grote plannen voor het OV in en om die stad. Mijn artikel uit dat jaar was vol voorpret over HOV-banen en de Phileas. De laatste was een innovatieve, door Eindhovense bedrijven ontwikkelde wonderbus, die geen bus meer genoemd mocht worden, maar een ‘bandentram’ moest heten.

De Phileas kon rijden zonder stuur en zelfs zonder chauffeur – al zat er wel degelijk een stuurwiel in dat door een eveneens aanwezige bestuurder omklemd werd. Die bus reed - althans dat was de opzet -  vanzelf over de busbaan en stopte ook automatisch bij de halte, waarbij hij nauw aansloot op het halteperron, door middel van een ‘krabbengang’, met dwarse wielen of zo. Verder had hij een hybride motor die zowel op LPG als elektriciteit kon draaien, een vliegwiel om remenergie terug te winnen en meer van dat soort 21e-eeuwse snufjes.

Er werd een geavanceerde busbaan aangelegd, met een geleidingssysteem, van station Eindhoven naar Eindhoven Airport en naar de grote randgemeente Veldhoven. Dat was project HOV-1. Bij het slagen van dit project zouden er nog 2 à 3 andere HOV-banen volgen. HOV: Hoop op Vooruitgang, nietwaar?

In 2005/2006 berichte ik opnieuw over de Phileas, maar die stukjes waren gewijd aan een enorme kater, met het formaat van een sabeltandtijger. De Phileas was een gigantische flop. De geleiding over de busbaan werkte niet, die krabbenwielen evenmin en de hybride aandrijving deed het ook al niet. Wat is er dan nog overgebleven van die bijzondere ‘bandentram’? Niet meer dan een doodordinaire gelede bus, waarvan de ontwikkeling honderden miljoenen euro’s gekost heeft. Maar wel met een heel apart design; dat moet gezegd.

Wonderlijk genoeg heeft men van deze on-bussen nog wel een hele vloot weten te slijten aan de Noord-Franse stad Douai en aan het Turkse Istanbul; steden, waar men het Eindhovens Dagblad niet spelde. In de laatste stad staan ze bekend om een paar bijzondere rijeigenschappen. Heuvelaf bleken ze veel gemakkelijker te rijden dan heuvelop. En ze hebben de onhebbelijkheid, van tijd tot tijd pardoes door hun assen te zakken.

Diepe, diepe schaamte had de technologie- en innovatiestad Eindhoven gepast voor deze zeperd. Het was het beste geweest, die bussen door de EOD op een terrein buiten de bebouwde kom op een gecontroleerde manier tot ontploffing te laten brengen. Dat is niet gebeurd; die ondingen rijden anno 2016 nog steeds heen en weer op die ene HOV-baan die in al die tijd in aangelegd.

Die vrije busbaan is verlegd naar Strijp-S, zie ik vanmiddag; in de begintijd voerde hij over de Glaslaan. Op die baan rijden nu Phileassen en gewone bussen naar de luchthaven en naar verschillende wijken in Veldhoven; 14 stuks per uur per richting doordeweeks. Helemaal geen slecht OV, feitelijk, maar wel met bandenbussen, in plaats van met bandentrams.

De aanleg van een HOV-net stagneerde door die Phileas-flop, hoewel je ook best normale, niet-innovatieve bussen kunt laten rijden op zo’n baan.

Maar nu is er dan toch eindelijk een HOV-2 in wording. Die had oorspronkelijk zullen lopen van de High Tech Campus in het zuiden van Eindhoven, via centrum, station naar Winkelcentrum Woensel in het noorden van de stad, en daarna afbuigen naar Nuenen. Maar dat is nu teruggebracht tot het traject Eindhoven Station – Nuenen. In dat dorp schilderde Vincent van Gogh trouwens ‘De aardappeleters.’

Wat heeft dat laatste nu met OV te maken? Niets. Maar in dat stukje van 1997 beloofde ik, snel nog eens terug te keren naar Nuenen voor een Vincent van Gogh-wandeling. Dat heb ik tot dusverre nooit gedaan, maar als die HOV-baan af is, doe ik het alsnog. In de loop van 2017 zou dat het geval moeten zijn.

Er gaat van Strijp-S ook een bus naar Oerle, een aardig klinkende bestemming. Maar ik had eigenlijk iets anders op mijn programma, een curiosum, buslijn 8 naar Acht, dus die ga ik nu doen.

Hier dan het stukje uit 2017. De Phileassen zijn dan vervangen door bussen die echt op elektriciteit rijden. > > > > >


8 met achtbaan door Acht

lijn 8 rijdt niet alleen naar Acht, maar beschrijft daar bovendien een min of meer achtvormige route. Dat dan alleen in de spits, als hij bedrijventerrein Kapelbeemd meeneemt op zijn weg. Buiten de spits rijdt de bus alleen een rondje door het dorp.

Acht was ooit een kerkdorp bij Eindhoven en tegenwoordig een buitenwijk van die stad. De bus met het gelijknamige nummer neemt de Boschweg door vooroorlogse wijken. We komen daarbij weer aardig in de buurt van station Eindhoven Strijp-S, maar dan aan de andere kant dan daarnet.

De halte Philips Nederland wordt aangekondigd. Daar moet ik wel om lachen; bijna alles is hier toch nog steeds Philips? Vervolgens rijden we een stukje langs een bos en slaan daarna af richting Acht.

Ik stap uit op een pleintje bij de kerk. ‘Waarom is het hier toch zo druk met auto’s?’, vraagt een jongeman met een Brabants accent, ‘Ze staan zelfs op het gras en op de stoep’. Ja, ik zie het. Ik antwoord dat ik geen idee heb, maar dat er hopelijk iets leuks valt te beleven.

Ik moet hier tenslotte een halfuur of een veelvoud daarvan doorbrengen. Even vrees ik voor een carnavalsoptocht of zoiets. Maar dat is niet het geval, al staat er wel een carnevalesk beeld bij de kiosk op het grasveld. Ik zie een zwarte auto voor de kerk. Ik neem aan dat er een uitvaartdienst gaande is voor een prominente Achtenaar (Achter, Achtste?) en dat dat de grote parkeerdruk veroorzaakt heeft. ’t Is ook echt begrafenisweer.

Er valt hier weinig te beleven; een rustig, slaperig villadorp. Ik loop even rond in de donkerte die vandaag overal heerst, en neem weer plaats bij de halte. De kerk gaat uit, de rouwenden verspreiden zich over het dorp; velen zwartgekleed en sommigen achter een rollator. Een klein meisje en haar moeder voeren brood aan de ganzen bij de kinderboerderij achter de abri; spannender dingen gebeuren er niet, vanmiddag in Acht.

In de verte hoor ik een IC razen. Die viersporige spoorbaan loopt rakelings langs het dorp. Ooit was er een station, zo halverwege de huidige stations Strijp-S en Best. Maar station Acht ging al 81 jaar geleden dicht. Niet erg vastomlijnde plannen bestaan er voor de heropening ervan, en dat zou dan Eindhoven Airport moeten gaan heten, alhoewel het vliegveld er kilometers vandaan ligt.

Het luchthaventje is nu bereikbaar met lijn 401 via die HOV-baan en de Airport Shuttle, lijn 400, die net als bus 8 over de Boschweg rijdt, en Eindhoven NS en de Airport non-stop verbindt.

In Acht gaat dit stuk als een nachtkaarsje uit. Gedurende de rest van de middag fotografeer ik het Evoluon nog, dat al lang geen technologiemuseum meer is, en een mooie toekomst achter zich heeft.  

Verder doe ik nog anderhalf uur Van Abbe Museum en wil ik me in de binnenstad nog even laten stichten door Schreeuwjezus. Maar die zie ik niet; vermoedelijk heeft zijn Vader hem een snipperdag gegeven. Wel marcheert er een heel lawaaiige drumband over de Markt bij de Heuvel Galerie; ja, carnaval zit eraan te komen.

Die zaterdagavondfoto, daar moet ik maar een goede gewoonte van maken, zolang we nog in de donkere helft van het jaar zitten. Deze keer maak in hem in Geldrop, dat op maar op 5 minuten treinen van Eindhoven ligt. Ik ben er desondanks nog nooit eerder geweest, of misschien daarom juist.

Frans Mensonides
3 februari 2016
Er geweest: zaterdag 23 januari 2016












Flehite, land van de vele waterlopen

Oud en nieuw Amersfoort in de regen

Wedden, dat je dacht dat Flehite Engels was, uitgesproken: ‘flie-hait’? Maar nee, het is gewoon Nederlands, zij het Oud-. Flehite, Flethite of Fledite was de Oudnederlandse benaming voor de streek in een zeer wijde cirkel rond wat nu Amersfoort heet, inclusief het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug. Land van de vele waterlopen, zoiets betekent het.

Op deze laatste van vijf januari-zaterdagen heeft het weerbericht beloofd dat het in de loop van de middag eindelijk droog gaat worden. In afwachting daarvan ben ik onder drenzerige motregen Museum Flehite in de binnenstad binnengelopen. In mijn vorige incarnatie (waarmee ik bedoel: de tijd vóór 1996, toen ik nog geen website had) ben ik er ook eens geweest. Het was toen zo’n typische oudheidskamer, met de bekende mammoet-kiezen, vuistbijlen, gebruiksvoorwerpen uit vergangen eeuwen en vergeelde informatieborden met ouderwetse letters, zoiets herinner ik me.

Ik kick altijd helemaal op dat soort musea, waar ze alles tentoonstellen wat er oud genoeg voor is. Flehite is aan het eind van de jaren 00 grondig gerenoveerd. Maar gelukkig niet zodanig dat het oudheidskamerkarakter geheel verloren is gegaan. De oude dingen staan nu alleen in moderne vitrines.

Wel nieuw is de digitale, interactieve maquette van Amersfoort. Als je een stukje stad aanraakt op de kaart, wordt er een video gestart met nadere informatie.

Ik zie er ook de schilderijententoonstelling Cobra tot Zero’. Als je daar nog heen had gewild, ben je nu helaas te laat. De sluitingsdatum is voorbij als je deze woorden leest. Ikzelf was er niet naar op zoek en zou er geen treinreis voor over gehad hebben, speciaal om hem te zien. Ik vind Cobra-kunst niet om aan te gluren, en loop er maar snel en oppervlakkig kijkend aan voorbij.

Waarbij dezelfde gedachte bij me opkomt die ik daarnet had toen ik bij de Bruna in de stationshal een plensbui over liet trekken, en uit verveling stond te lezen in een bundel columns van Youp van ‘t Hek. Die gedachte luidde: dat kan IK ook, en dan vermoedelijk nog beter ook.

Dat is natuurlijk grove grootspraak. Tenminste als het om Cobra gaat; ik kan geen kwast vasthouden. In het geval van Van ’t Hek is het wel waar, denk ik.

 

 

Museum Flehite, van achteren en van voren, gevestigd in een muurhuis.


Het is nu min of meer droog en ik ga Amersfoort bewandelen, dat net als Museum Flehite een aangename mengelmoes biedt van oud en modern. Als je bent uitgekeken op de laatmiddeleeuwse muurhuizen, vind je een aardig contrast in het nieuwe stuk stad, het winkel- en uitgaanskwartier achter het station en achter de Koppelpoort. Vroeger stonden hier mengvoederfabrieken, als ik me goed herinner.

Maar op de foto komt Amersfoort deze duistere middag niet goed uit de verf. Het is vanmiddag: lopen door het water, in het land van de vele waterlopen.

 

Vathorst, wederom


Dan nog maar een stadsbus genomen, op de bonnefooi. Het stadsnet van Amersfoort telt 7 lijnen, genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6, en 8. Ik pak gewoon de eerste die zich aandient. Maar op het stationsplein staat net toevallig geen een bus gereed als ik kom aanlopen.

Voor de winkel- en horecagalerij loopt een magere, tengere, enigszins kromgebogen jongeman heen en weer, met een sterk geurende sigaret tussen de lippen. Hij denkt hardop en slaat, lijzig pratend, wartaal uit. ‘Of je een handmaaier gaat redupliceren, weet je wel’, zegt hij, ‘Alsof er een dokter onder je… een dokter, in ieder geval een dokter, hèh hèh hèh. Alsof je zo’n filmpje op JuTuup; hij kan ook heel goed een gangster spelen.’

De man laat een kakellachje horen. Hij draagt een plaatwerk van M.C. Escher onder de arm. In een Escheriaans universum leeft hij, in een wereld waarin je niet weet wat onder of boven en voor of achter is.

Nu steekt hij zijn hoofd om de deur van de Etos en zegt met nadruk tegen het winkelpersoneel: ‘Dat je gewoon meegaat met de hoofdstroom, weetjewel; dat je gewoon overal onbeperkt dinges hep! ‘ Binnen wordt gelachen.

Lijn 5 verschijnt. Ik loop op de bus af, en hoor de verknipteling nog zeggen: ‘Als ze nou straks gaan omroepen van: “De Aldi-expres hep 7 minuten vertraging…”

Lijn 5 is één van de twee lijnen die echt door het centrum rijden. De rest houdt de ringweg aan. In het stadshart stappen er maar weinig mensen in. De route van de bus voert over smalle hobbelstraatjes. Bij een plantsoen bij een oud stuk stadsmuur klimmen nog een paar reizigers aan boord.

Waarom heb ik uitgerekend Amersfoort uitgekozen als slotakkoord van deze stadsdiensten-special? In 2002 schreef ik al eens een stukje over de bussen in deze stad. Mijn oordeel pakte niet gunstig uit. De Amersfoortse stadsbussen waren vies, oud, langzaam, laagfrequent en ook heel impopulair, te oordelen naar het geringe aantal reizigers.

Toch haalden ze een pracht-rapportcijfer in de ‘klantenbarometer’ die toen pas was ingevoerd, en gebaseerd was op enquêtes onder OV-reizigers. De weinige klanten die de stadsbus van Amersfoort nog trok, waren allemaal blij dat hij er nog was, anders hadden ze moeten lopen. Prima OV-systemen daarentegen, met hoge snelheid en frequentie, behaalden maar een heel magere score. De meeste passagiers daarvan zijn keuzereizigers, die ook een auto hebben, en daarom extra kritisch zijn over het OV, en lagere cijfers geven.

Kwaliteitscijfers in het OV heb ik na het schrijven van dat stukje nooit meer serieus genomen. Maar wat is er sinds 2002 allemaal gebeurd in Amersfoort, dat het toch nog wat geworden is met de stadsbus? De Connexxion-bussen zijn nu nieuw, en geen afdankertjes meer. Ze rijden nu om het kwartier tegen toen om het half uur, en in de spits zelfs om de 10 minuten, zag ik daarnet op de vertrekstaten bij het busstation. Als de klantenbarometer nog bestaat, zullen ze daarin wel gekelderd zijn.

Dit ritje heb ik vaker gemaakt. We volgen een zigzagroute door een moderne buitenwijk, en die komt me bekend voor. Ja, in 2006 was dat, toen station Vathorst net geopend was. We rijden naar de wijk van die naam, waar ik bovendien in de zomer van 2012 nog een stuk gelopen heb, zonder een bus te nemen. Het viel me toen op dat de bus alleen over de ringweg reed, en dat je vanuit het binnengebied van de wijk soms wel een klein kwartier moest lopen naar een halte.

Ik moet ook dat verhaal eens herlezen over de HOV-baan naar de avant-gardewijk Kattenbroek en dit Vathorst. Die busbaan ging niet door, doordat de gemeente haar oren liet hangen naar een groepje NIMBY-schreeuwers. Via die busbaan zou je in 15, 20 minuten van het station naar Vathorst kunnen rijden. Nu duurt een rit bijna een half uur; niet erg aantrekkelijk.

In Vathorst vormt de bus geen serieus alternatief voor de auto. Er staan dan ook heel wat benzinedrinkers geparkeerd voor de rijtjeshuizen. Je kunt in Vathorst van noord naar zuid en van oost naar west wel over de autodaken heenlopen, zonder één voet aan de grond te hoeven zetten.

Aan de andere kant, waarom zou je hier wegwillen als zo’n wijk alles heeft wat een stad een stad maakt: een winkelhart, een theater, een bibliotheek, een ‘college’ (waarmee tegenwoordig een middelbare school bedoeld wordt)?


Bij station Vathorst gaat bus 5 verder als lijn 3 en omgekeerd. Ik pak bus 3 terug naar station Amersfoort sec. Alle rotondes in Vathorst zijn genummerd, zodat je ook zonder Tim Tom je weg kunt vinden. ‘Gebeurt er hier nou nog eens wat?’ Dat vraag IK niet, die tekst staat op een groot bord bij een stuk braakliggend land.

Nu rijden we Nieuwland binnen, in het noorden van de stad. Daarna gaat het over een randweg vrijwel non-stop weer op het station aan, helemaal buiten de stad om, langs boerderijen. De slinger van station naar station met lijn 5 plus lijn 3 meet maar liefst 22 km en wordt afgelegd in een klein uur. Niet eens een slecht gemiddelde voor een stadsbus, maar dat hij bij Vathorsters niet populair is, kan ik me ook wel voorstellen. Dat verre overzeese gebiedsdeel van Amersfoort is gewoon een pure autowijk, en anders niet.

 

Vathorst, archieffoto's 2012

Nog een keertje de Valleilijn



Lunteren


Ik neem de Valleilijn (Amersfoort – Ede-Wageningen) nog maar een keertje. In de eerste plaats om de avondfoto van deze week te schieten in Lunteren. Met mijn rare gevoel voor romantiek ontleen ik er iets aan om ’s winters na zonderondergang bij motregen door toeristendorpen te dwalen; raar trekje, misschien.

Maar ik pak die lijn ook omdat er gedoe over is. Gedoe betekent in OV-land meestal: projecten tot verbetering van de kwaliteit, die niet veel mogen kosten en altijd protesten opleveren van NIMBY-denkers.

Zo ook deze keer. De lijn kent twee hardnekkige problemen: slechte aansluitingen bij Ede-Wageningen op de IC’s naar Arnhem, en te veel reizigers in de ochtendspits. Dat laatste is vooral het geval op het traject Ede-Wageningen – Barneveld–Zuid, waar de treinen maar om het halfuur rijden, en niet om het kwartier, zoals op de rest van de lijn.

De provincie heeft nu drie nieuwe Protossen in bestelling om het capaciteitsgebrek op te vangen; die treinen stromen in in 2018. Maar er komen ook wat aanpassingen in de infrastructuur. Op het traject Barneveld Noord –Barneveld Centrum gaat de rijsnelheid omhoog van 60 naar 80 km/uur. En op het rechte stuk tussen Barneveld Zuid en de buurtschap Meulunteren gaat het straks echt snel. Het tempo wordt opgekrikt van 80 naar 130 km/uur.

Meulunteren, daar stopt de trein niet. Maar voorbij dat punt begint het kronkelige stuk van de Valleilijn, waar hoge snelheden so wie so niet mogelijk zijn.

Barnevelders die geluidsoverlast vrezen, lopen te hoop tegen die twee versnellingen. Die maatregelen leveren elk hooguit één minuut tijdwinst op en zijn alleen bedoeld om de uitvoering van de dienstregeling wat betrouwbaarder te maken. Kwartierdienst wordt er niet door mogelijk. Daarvoor is meer nodig, en vooral meer geld: stukken dubbelspoor, een tweede perron op station Ede Centrum.

Verbetering van de aansluiting naar Arnhem zit er helemaal niet in, want daarmee verknal je die in Amersfoort. Je kunt ook de Valleilijntreinen zelf laten doorrijden als stoptrein naar Arnhem. Maar daar voelt NS niet zoveel voor en dan rijden ze bovendien de ICE in de wielen. Kortom: grote problemen voor een lijntje dat bijna aan zijn eigen succes ten onder dreigt te gaan.

Daarmee is deze reeks weer teruggekeerd bij de trein. In de februari-aflevering alleen maar treinverhalen en geen bus-; dat beloof ik alle railhobbyisten - die al lang afgehaakt zijn op deze pagina.

Frans Mensonides
10 februari 2016
Er geweest: zaterdag 30 januari 2016

 

 

Lunteren; sfeervolle foto, toch?


Lees verder in deel 7 > > > > >



Eerder verschenen afleveringen:

december 2015: Rotterdam - Tilburg / Tilburg: verrassende contrasten - Museum De Pont Apeldoornse roots - CODA - Oss, of wat gebeurde er met de halteloze bus? - Oss, de stad en Museum Jan Cunen - Maassluis aan de Hoekse lijn   november 2015: Boven het Noordzeekanaal - Blindganger: Sprinter Hoofddorp – Hoorn KersenboogerdWognum; Scheringa geschoren -  Bastaard van Holland; Schagen schimmig in de schemer (Skagen skimmig in de skemer) - Leiden versus Deventer - Cultureel weekendZwaan op het spoor: Sloterdijk-Hoorn - Power tot the pieper: Opperdoes - Met de blik op Medemblik - Toegift: Geestlijn exit  oktober 2015:  1e klas-maand  - IRM - SLT - 'Berliner'- Sprinter - Twello - Protos - Van Boxtel: kip zonder kop - Koploper - IC Direct - Plan V - Station Breda verbouwt zich - De Evangelist van de Lichtstad - Venlo - Velios - DDZ en DDAR - Assen - Arriva-Vechtdallijn - Buffelen naar Kampen - Bilthoven-Lage Vuursche- Den Dolder: herfstkleuren - de 'Panwag', ICE, de 1e der 1e klassen - MerwedeLingeLijn - Wolfheze en Oosterbeek - Achterhoekse Spurt - Twents/Syntus-LINT - And da winner izzzzz:  - september 2015: Hoekse Lijn vermetrood (of: verlightraild?) - Harderwijk; architectuur en moraalStation Zwolle zonder dolle (en zonder winkels)Utrecht Centraal mag best wat meer kosten - Culemborg, waar dode schrijvers voortleven / Weeshuis: van weldoenster tot helleveeg; juli-augustus 2015: Introductie - Een dag met gegeven omstandigheden (zomerstorm)  - Veenboemel Alphen a/d Rijn-Gouda - Op Papland  - Doesburg: goed geconserveerd - Nijmegen Lent  en De Oversteek -  Westerscheldetunnel - Terneuzen, waar het licht bijna te zout is voor het oog - Museum Schooltijd: zwijmelen in nostalgie -  Haagse School in Dordrecht - Oudenbosch: de koepel in de kop  -  Boheemse Rapsodie, of: haat-liefdeverhouding met RandstadRail  

© Frans Mensonides, Leiden, 2016