De digitale reiziger (99)
Leidenaar doet Münster; feat. Knipperdolling


Enschede


Een dag Münster staat al ik weet niet hoelang op mijn bucketlist. Na Kleef, vorige week, wil ik ook deze Duitse stad, die een paar keer een rol speelde in de Nederlandse historie, met een bezoek vereren.

Nederland tekende er in 1648 de vrede met Spanje, waarmee eindelijk een eind kwam aan de Tachtigjarige Oorlog, alias: de Opstand der Nederlanden. En een befaamde plaatsgenoot van mij, niemand minder dan Jantje van Leiden, ging me al in 1533 voor naar deze stad. Hij bestierde er een koninkrijk, werd uiteindelijk ter dood veroordeeld en eindigde er als rottend lijk in een ijzeren kooi. 

Een verschrikkelijke straf! Maar hij had het er eerlijk gezegd wel een beetje naar gemaakt, als je er de geschiedenisboeken op naleest. Wat weinigen doen: dit verhaal over Jan van Leiden is volkomen onbekend bij het grote publiek. Ik las het in een van de weinige studies in het Nederlands die eraan gewijd zijn: ‘Jantje van Leiden’ van Luc Panhuysen (2003). En dat las ik dan dank zij mijn achterneef Sebastiaan Coops die mij het boek cadeau deed in ruil voor een eervolle vermelding op mijn site. 

 

Vredeszaal, waar de Vrede van Münster getekend is

Van Leiden

Jan van Leiden (1509-1536), geboren als Jan Beukelsz, was het product van het soort relaties waartegen de SGP-frontman van der Staaij zo bewogen ageert, de laatste tijd. Jans vader had het gedaan met de meid. Het begin van Beukelsz’ leven verliep verder weinig opmerkelijk; hij was eerst een tijdje kleermaker en koopman en begon later een taveerne op het Noordeinde, waar ik voorlopig niet meer zal kunnen wandelen zonder aan hem te denken. In zijn ledige uren was hij zanger en rederijker.

Op een zeker moment ontdekte Beukelsz dat hij de gave van het woord bezat. Hij kon mensen begeesteren met zijn preken. Hij behoorde tot de wederdopers, in die roerige tijden een van de vele christelijke stromingen die zich verzetten tegen de almacht van de RK-kerk, en die op hun beurt door de katholieken verketterd werden.

Wederdopers danken hun naam aan het feit dat zij zich op volwassen leeftijd opnieuw laten dopen, omdat ze in hun zuigelingentijd geen inspraak hebben gehad bij hun eerste doop. Ze staan bekend als pacifisten, maar dat geldt zeker niet voor vroege wederdopers uit de tijd van Jan van Leiden. Velen van hen hadden zich gevestigd in Münster. De oorspronkelijke bevolking hadden ze verdreven, inclusief de kerkvorst, bisschop Franz von Waldeck. Ook Jan trok naar Münster.

Jan was een volgeling van de Haarlemmer prediker Jan Mathys, die ook in Münster verbleef en daar de leiding had. Met Pasen 1534 deed deze Mathys een uitval naar bisschop Franz die de stad omsingeld hield. Hij nam het, al biddend, met 20 ongewapende mannen op tegen een overmacht van duizenden soldaten; ik vermoed onder het motto: ‘Als God voor ons is, wie zal er dan tegen ons zijn?’ De dopers werden afgeslacht en de soldaten speelden een partijtje voetbal met hun hoofden.

Na dit incident greep Jan van Leiden de macht over de stad. Hij stichtte er een duizendjarig koninkrijk, dat heel kort zou bestaan – zoals wel vaker gebeurt met duizendjarige rijken -: 16 maanden slechts.

Jan wilde in Münster 144.000 volgelingen bijeen brengen om samen met hen de Apocalyps af te wachten. Die heeft hij ook meerdere malen aangekondigd, maar al die dagen verstreken zonder dat de wereld verging. Intussen oefende hij een waar schrikbewind uit. Er golden draconische wetten. Op vrijwel iedere overtreding ervan stond de doodstraf. Ook sloegen de troepen van Jan flink aan het beeldenstormen. Verder werden stadsarchieven en foute boeken verbrand. De definitie van een fout boek was erg simpel: elk ander boek dan de bijbel.

Dat in de Openbaringen genoemde aantal van 144.000 volgelingen kreeg hij nooit bij elkaar. Zijn preken maakten op vrouwen meer indruk dan op mannen. Er was daardoor een vrouwenoverschot van 3:1 in Münster, wat Jan oploste door veelwijverij; elke man mocht trouwen met drie vrouwen. Zelf had hij er maar liefst 17 (nog maar 16, nadat hij er eentje had laten executeren).

Het einde van Jan van Leidens duizendjarige rijk kwam in de zomer van 1535. Franz von Waldeck heroverde de stad. Jan en twee van zijn naaste medewerkers, Bernd Knipperdolling en Bernd Krechting, werden gruwelijk gestraft. Een half jaar lang werden ze rondgeleid door Münsters omstreken, en moesten ze dansen en kunsten vertonen zoals een gedresseerde beer doet. Jan was niet te beroerd om daar nog een hele show van te maken.

Krechting is echt zo’n naam om te vergeten; ik heb hem weer op moeten zoeken voor het schrijven van dit stukje. Maar Knipperdolling is typisch een naam om te onthouden, Knipperdolling, Knipperdolling. Hij spookt rond in mijn hoofd; hij schiet me zeven keer per dag te binnen. Als ik ’s nachts wakker word, denk ik: oh ja, dat stukje over Knipperdolling ... Knipperdolling, dat klinkt als een ouderwetse benaming voor een ernstige neurologische aandoening.

In januari 1536 zat de berentoernee erop. Jan van Leiden, Krechting en Knipperdolling werden in Münster in het openbaar doodgemarteld met gloeiende poken. Hun rottende lijken, en later geraamten, waren nog tot een halve eeuw daarna te zien in drie ijzeren kooien, bevestigd boven de klok van de Lambertikerk.

Die kooien hangen er nog steeds, en die wil ik met eigen ogen zien.

 

De dramatis personae, allemaal uit de Wikipedia: Jan Beukelsz van Leiden, Berndt Knipperdolling, Jan Mathys
en Franz von Waldeck. Die brede, korte kinnebak-baarden waren mode toen, denk ik; vriend en vijand droegen ze.

 

Regionalbahn


Münster is wat ver voor op één dag, per spoor zo’n dikke 4,5 uur vanuit de stad waaruit ooit ook Jan Beukelsz die kant op ging. Ik heb daarom voor twee nachten mijn standplaats gekozen in een pension in Enschede. Op de heenreis deed ik gisteren het gloednieuwe museum Modern Realisme (MORE) aan in Gorssel; daarover van het najaar verslag op FHM’s. Op de terugweg zal ik morgen nog een aflevering bijelkaar harken van mijn lichtelijk in het vergeetboek geraakte serie over Twents en Twente; dat stuk staat volgende week op deze plek.

De railverbinding Enschede – Gronau – Dortmund / Münster werd geopend in 1875. In de periode 1981-2001 was er geen treinverkeer tussen Enschede en Gronau en raakte het spoor tussen die steden in verval. In het laatstgenoemde jaar gebeurde wat we op het traject Nijmegen – Kleve ook graag zouden meemaken: renovatie en reactivering van de spoorlijn.

Sindsdien rijdt vanuit Enschede elk uur een RegionalBahn (Stoptrein) naar Dortmund en elk uur een naar Münster; tot Gronau in strakke halfuursdienst. DB Regio NRW, een dochter van Deutsche Bahn, rijdt deze ritten met ‘Talenten’, moderne, rode Dieseltreinen.

De treinen uit de richting Gronau staan 6 minuten stil op station Enschede alvorens de terugreis te aanvaarden. Toen ik hier in 2002 de trein nam, bestond er geen verbinding tussen het Duitse en het Nederlandse railnet; de Duitse diesels vertrokken van een apart zijperron. Nu is er wel een verbinding, maar die is hermetisch afgesloten met een Duits én een Nederlands stootjuk. Tussen het Duitse perron en de rest van het station bevinden zich dan ook nog gesloten chippoortjes, zodat de kans op een Duitse inval geminimaliseerd is.

Aan het eind van het perron staat een uitvoerig informatiebord hoe zojuist aangekomen reizigers uit Duitsland verder moeten reizen in het land der OV-chipkaarten. Als je dat leest, en even doet wat geen Nederlander graag doet, zich in een Oosterbuur verplaatsen, dan ervaar je weer eens wat een klote-systeem die chipkaart is. Zodra er een Duitse trein arriveert, vat een NS-functionaris post bij de gesloten poortjes, om de Duitsers door dit stuk verenigd Europa te loodsen. Druisen die poortjes niet in tegen het Schengen-verdrag?

Ik trek een retour Münster uit de automaat, een wegwerpkaartje met chip. Daarmee moet ik, volgens een bevel op het kaartje, inchecken. Ik doe het maar, maar zin heeft het niet. Onderweg merk ik namelijk dat er alleen een Duitse conducteur aan boord is, die is uitgerust met een degelijke kniptang, en niet met een kaartlezer. Kniptang; knip-knip; Knipperdolling! Verder hangen er ouderwetse mechanische stempelautomaten bij de deuren; ik denk voor het ontwaarden van meer-rittenkaarten.

De geur van diesel is altijd de geur van avontuur. Vol verwachting wacht ik op het vertrek.

In mijn coupé zitten twee oudere dames, met voldoende bepakking voor een exodus, een sinaasappel te pellen.
‘Nou hoop ik maar niet, dat het zo’n droge is’.
‘Nee, we kunnen er nu niet meer mee terug; dan missen we de trein’.
‘Ik ben er wel eens mee terug geweest, hoor, naar de groenteboer, met een sinaasappel die ik gekocht had. Thuis bleek die echt gortdroog te zijn. Het was zo’n vellerige, dat je moet kauwen al wat je kan. Maar ik kreeg hem gewoonweg NIET weg. Ik moest hem uitspugen. Ik ermee terug. Die groenteman putte zich helemaal uit in excuses. En wat denk je? Ik kreeg zomaar TWEE nieuwe. Niet droge.’
‘Je weet het nooit met sinaasappels.’
‘Nee, je ziet het er aan de buitenkant niet aan af, hè’.
‘Nee, zeker niet. Zijn ze niet te droog geworden, omdat ze te lang liggen, omdat niemand ze koopt?’

We vertrekken. Door het motorgeronk versta ik de dames niet meer. Jammer, want ik moet nu de komende vijf kwartier heel wat boeiende conversatie missen.

Enschede De Eschmarke was in het vorige decennium de rode-lantaarndrager op de lijst van alle stations in Nederland, gerangschikt naar passagiersaantallen. Ook vandaag zie ik er niemand in- of uitstappen, noch op de heenweg, noch terug. Dit gebied is ook niet echt tot ontwikkeling gekomen; het blijft bij dat bedrijventerreintje, heel in de verte.

Na station Glanerbrug kruisen we de brug over de Glanerbeek die de grens vormt tussen Nederland en Duitsland. We belanden nu de landstreek waar men zijn paracetamols en slaappoeiers in Overdinkel koopt, zoals ik vorig jaar zag.

Gronau is de enige stad van betekenis tussen Enschede en Münster. De trein staat er een eeuwigheid stil. De opmaat voor een uiterst trage rit door een landelijke Duitse streek. Het dieseltje doet zoals gezegd vijf kwartier over zijn rit, die niet langer is dan 65 kilometer. Tussen Enschede en Münster Hbf stopt hij niet minder dan 12 keer.

De dienstregeling is ‘scheef’; treinen passeren elkaar zo rond 25 en 55 minuten na het hele uur, in plaats van op het hele en halve. Het zal wel een reden hebben, zoveel krediet geef ik de Duitsers wel. Het is een enkelsporig baanvak; dan is het altijd passen en meten. Gevolg van één en ander is wel dat de aansluitingen vanuit Duitsland in Enschede te wensen overlaten. Andersom zijn ze beter.

We boemelen met een snelheid van hoogstens 90 km/uur door een landschap dat een voortzetting vormt van de lage landen en het Twentse coulissenlandschap.



Ochtrup en Metelen Land, de eerste twee stopplaatsen, hebben een stationsgebouw; dat is niet vanzelfsprekend op deze lijn. De trein stopt in kleine en weinig opzienbarende plaatsen. Steinfurt heeft drie stations, met stukken platteland ertussenin. Een dunbevolkte streek. De aankleding van het spoorlijntje is niet riant: bekladde loodsen, verroeste zijspoortjes die tevoorschijn komen uit de struiken en perrons met klokken die alles aangeven behalve de juiste tijd.

Toch trekt deze dieselverbinding nog voldoende passagiers om in de spits versterkingsritten Münster – Gronau noodzakelijk te maken. Op de terugweg zal ik zo’n trein tot Gronau nemen – en daar stranden; ik had verwacht, door te kunnen reizen met de trein Dortmund – Enschede, maar die is dan net weg.

Het verbaast je, ineens een echte, grote stad te zien opdoemen vanuit de coulissen: Münster. Die universiteitsstad telt nu ongeveer twee keer zoveel inwoners als het aantal waarmee Jan van Leiden het Laatste Oordeel heeft afgewacht.

De trein stopt op de voorstadstations Münster-Häger en Münster Zentrum Nord. Twee keer ontstaat er een discussie onder de sinaasappeldames, of ze er hier al uit moeten, maar ze besluiten toch te blijven zitten tot het eindpunt: Münster Hauptbahnhof.

Dat station is een groot knooppunt. Behalve een hele hoop van die dieseltjes kun je er ook de IC nemen naar Hamburg, Keulen, Stuttgart of Frankfurt. Het station verkeert in renovatie. De perrons zijn allemaal pas gemoderniseerd. Er komt nu nog een nieuwe stationshal in plaats van het wederopbouwstation dat uit de jaren 50 dateert.

Door de bouwwerkzaamheden moeten we het station aan de achterzijde verlaten en via een drukke fiets- en voetgangerstunnel naar de binnenstad lopen. Ik dacht eigenlijk altijd dat Duitsers nooit fietsten, maar de kluiten rijwielen die ik vandaag bijvoorbeeld bij universiteitsgebouwen zal zien, brengen me tot andere gedachten. Fietsers worden gemaand, wat minder vaak te bellen, en wat meer respect voor voetgangers te tonen: ‘GEMEINSAM besser ankommen: RÜCKSICHT statt Klingel!

Een bedelaar houdt zijn hand op. ‘Ich Habe Hunger’, heeft hij op een briefje geschreven. Ik kom er meer tegen, vandaag. Maar ze zijn allemaal Duits corpulent, en beslist geen wandelende geraamten met lijkbleke gezichten en vibrerende handen. Ik denk dat die honger nogal meevalt.

 


Promenade

De hittegolf is voorbij; regen is voorspeld, maar het is nog droog. Ik ga daarom eerst de 4,5 kilometer lange promenade ronden (althans voor ruim driekwart). Het is een stadspark, in de plaats gekomen van de muur waarom zo fel gevochten is door Jan van Leiden en Franz von Waldeck, een heel fraai wandelpark, met overal historische uitleg. Het bomenonderhoud op zo’n gewezen stadswal luistert erg nauw, zoveel maak ik op uit een enorme lap tekst die een en ander poogt te verduidelijken. Ik snap er niet veel van. Fotograferen, en thuis nog maar eens nalezen.

Op een grote waterplas wordt gezeild; prima zeilweer vandaag! Als het voetgangerslicht op rood staat, dan komt er ooit wel een keer groen; dat ligt in de lijn der verwachtingen. Een hardloopster blijft op de plaats hupsen en springen totdat dat moment daar is.

Nu gaat het dan toch nog regenen. Ik schuil in een abri en bestudeer de lijnennetkaart. Münster is een maatje te klein voor een tramnet of een U-Bahn. Er rijden alleen bussen, veel bussen op een fijnvertakt net; gelede exemplaren, in een frequentie van op de meeste lijnen 10 minuten.

Lijnen 5, 6 en 9 rijden naar Hiltrup. Hiltrup, Hiltrup, die naam heb ik eerder gehoord. En na even nadenken weet ik ook weer wanneer. Hij staat voor alweer een stuk Nederlandse geschiedenis bij Münster, maar veel recenter dan Jan van Leiden en consorten. 50-plussers zullen zich het nog met diepe verbittering herinneren. In Hiltrup verloren we namelijk twee finales WK voetbal.

Ik schreef er vijf jaar geleden over, in een stukje over Lenny Kuhr’s WK-lied ‘De generaal’. Tijdens de WK van ’74 in Duitsland had het Nederlands elftal zijn tenten opgeslagen in Waldhotel Krautkrämer in Hiltrup. Die naam stond wekenlang elke dag in de krant en er waren ook dagelijks beelden vanuit dat hotel op tv. Ik heb me toen nooit afgevraagd waar Hiltrup ergens lag in het Duitse rijk. Maar het blijkt dus een dorp bij Münster te zijn (of eigenlijk: een buitenwijk van Münster, want kort na die WK is het voor straf bij die stad ingelijfd).

In het zwembad van het Waldhotel vermeiden zich enkele voetballers met een stel halfnakende Duitse Lorelei’s. Dat kwam in de Bild Zeitung en daarna ook in de Nederlandse media. Danny, de echtgenote van Nederlands hoop, Johan Cruyff, dreigde hem elke avond per telefoon met een echtscheiding. Daardoor afgeleid, stond Cruyff in de wereldfinale tegen het gastland te voetballen als een natte krant. Berti Vogts hield hem helemaal uit de wedstrijd. En we verloren die finale. ‘Zijn we er toch weer ingetuind!’ (Herman Kuiphof). Ja, zo mag je het wel samenvatten.

Het plaatje van Lenny Kuhr flopte, terwijl het anders een grote hit had kunnen worden. Cruyff mocht vier jaar later van Danny niet mee naar de WK in Argentinië, waardoor we ook daar de finale verloren.

Nee, ik wil niet met de bus naar Hiltrup. Dat Waldhotel bestaat ook vast niet meer. Maar daarin vergis ik me. Het is er nog wel degelijk, met dat vermaledijde zwembad en al, en het heet nog steeds Krautkrämer. Best Western Premier Hotel Krautkrämer, nog wel.



Het is weer droog. Ik loop verder langs het barokke slot, ooit een veel te ruim bisschoppelijk paleis, niet kinderachtig voor een man zonder kinderen. Thans is het het hoofdkwartier van de universiteit.

Wat verder, aan de noordkant van de promenade, staat een puinloc, een van de stoomlocomotieven die na de Tweede Wereldoorlog het puin van de stad hebben afgevoerd over speciaal daarvoor aangelegde sporen. Het moet een helse klus geweest zijn.

Na de 12e-eeuwse Buddenturm en een bloemen- en kruidentuintje doemen de grimmige contouren op van de ronde Zwinger, de bajes, waarin in de oorlog nog Poolse krijgsgevangen opgesloten hebben gezeten.

 

 


De drie kooien


Daarna sla ik af naar de binnenstad, vrij bescheiden van afmeting, maar boordevol monumenten. De Prinzipalmarkt is het meest fotogenieke daarvan; hij bestaat uit een hectometers lange zuilengaanderij met winkels, waar ik de rest van de middag zou hebben doorgebracht als ik hier gekomen was om te winkelen.

Maar daar kom ik niet voor. Ah, daar heb je de Lambertikerk, met die drie ijzeren kooien! Die bungelen nu al bijna vijf eeuwen aan de toren. Enthousiasme maakt zich van me meester: erover gelezen, en nu heb ik ze met eigen ogen voor mijn lens!

Jan van Leiden, die als gewezen koning van Münster natuurlijk de hoogste kooi kreeg, de ere-kooi, leeft voort in de uitdrukking ´Zich er met een Jantje-van-Leiden vanaf maken´. Tegenwoordig duidt dat op gemakzucht. Maar in de 16e eeuw was de betekenis van die zegswijze veel negatiever: de mensen misleiden met mooie praatjes; precies wat Jan Beukelsz van Leiden deed met zijn preken. 

Dat verhaal over Jans doperse koninkrijk kan je vandaag de dag toch aan niets anders doen denken dan de IS, de Islamitische Staat. Het is van alle tijden: godsdienstig fanatisme, opgepookt door charismatische leiders. Er komt meestal een hoop bloedvergieten van, naast vernieling van cultureel erfgoed. En het is ook altijd in de naam van de Enige God, één van de vele enige goden die deze wereld kent en gekend heeft.

Jans volgelingen zagen, bij de nadering van de Apocalyps, ook allerlei visioenen, waaronder drie zonnen aan de hemel. Ik zou al blij zijn als ik er vandaag één zag om mijn foto’s te verlichten.

 

Vredeszaal

Prinzipalmarkt

Ik eet en drink wat in de Galeria Kaufhof en ga daarna de Vredeszaal bezoeken in het Oude Raadhuis. In Münster werden vredesonderhandelingen gevoerd tussen Nederland en Spanje, maar ook over het beëindigen van de Dertigjarige Oorlog. Die uitgebreide godsdienstoorlog in Midden-Europa had geleid tot slachtpartijen op ongelooflijke schaal. De Duitse bevolking werd in die 30 jaar meer dan gedecimeerd: 6 miljoen van de 20 miljoen Duitsers lieten het leven. Jan van Leidens koninkrijk en die twee oorlogen die in Münster beëindigd werden: godsdiensttwisten op een breukvlak in de geschiedenis, toen de duistere middeleeuwen plaatsmaakten voor minstens even duistere modernere tijden.

In 1648 tekenden Nederland en Spanje in deze stemmige zaal de vrede. De portretten van de onderhandelaars hangen nog steeds aan de wand. 2 jaar lang duurden de vredesonderhandelingen; niet eens zo lang, vergeleken met die 80 jaar dat de oorlog duurde.

De Vredeszaal was oorspronkelijk een rechtszaal. Achter het hout zaten archiefkasten verborgen waarin processtukken bewaard werden.

Het interieur van de zaal hebben ze in 1942 in veiligheid gebracht. Geen overbodige maatregel, want oorlogen ontzien ook vredeszalen niet. op 28 oktober 1944 kreeg het Oude Raadhuis een voltreffer bij een bombardement; er stond geen steen meer op de andere. Hoe ze het ooit nog hebben weten te herstellen, is me een raadsel. Het gebouw ziet er nog steeds eeuwenoud uit, met verweerde muren. Ze moeten de oude stenen hergebruikt hebben, in plaats van ze per puinloc af te voeren. Ook aan de Prinzipalmarkt kun je niet zien dat die in ’44 helemaal aan puin lag.

 

Raadhuis

Dom met klok



Op een paar stappen van het Raadhuis heb je de Dom. Ook die speelde een rol in onze geschiedenis. Hier had Bommen Berend zijn domicilie, bisschop Berend von Galen, met wie we regelmatig aan het bakkeleien waren in de periode rond het rampjaar, 1672 (zie mijn recente FHM’s over Coevorden). In de Tweede Wereldoorlog zwaaide hier een naneef van hem de scepter, bisschop Clemens August von Galen. Die was anti-Hitler, hield anti-nazistische preken en moest dat bijna bekopen met een openbare executie op het Domplein. Maar hij kwam er nog genadig af, met huisarrest en een (s)preekverbod gedurende de rest van de oorlog.

Ik kom hier vooral (naast: schuilen voor een steeds penetrantere motregen) om de astronomische klok te bewonderen. Net als ik het grote uurwerk gevonden heb, in een zijbeuk van de kerk, slaat hij vier uur. Een vrouwenfiguur slaat de bel, en een heraut met een trompet aan de mond doet: ‘Toet, toet, toet, toet’; er zit naast een klok, ook een toeter in.

Er zit enorm veel in en aan deze klok: de sterrenhemel van Münster, een wereldkaart, de zon, de maan, de planeten. Uren, dagen, maanden, seizoenen en jaren kun je op het uurwerk aflezen. Als je snapt, hoe hij in elkaar zit.

Bij de ingang van de Dom koop ik een boekje met een uitvoerige beschrijving. Als ik terugkom bij de klok, om hem echt in detail te kunnen bekijken, is het kwart over vier en geeft hij één bel. De kwartieren worden geslagen door Magere Hein.




De apostel Paulus wijst de datum aan: 8 juli. 8 juli, ik heb het vanmorgen voor mezelf al even gememoreerd: het is vandaag de 87ste geboortedag van mijn vader. En het is exact 40 jaar geleden dat ik staatsexamen HAVO deed in het Edith Steincollege aan het Couperusplein in Den Haag. De 8ste en de 9e; twee dagen lang ben ik mondeling doorgezaagd over zes vakken (nee, geen Duits), alvorens ik het papiertje in ontvangst mocht nemen dat toegang gaf tot decennia treurnis op kantoor. Het was zonnig, die examendag, en kokend heet; een graad of 30.

Ik heb al vanaf heel jonge leeftijd de rare gewoonte om van alle high- en lowlights in mijn leven dag, datum en weersomstandigheden te onthouden. Daardoor heb ik het hele jaar door tientallen gedenkdagen. Het worden er meer en meer. Of dat examen dan onder de high- of lowlights valt, staat nog te bezien; een duidelijk geval van een twijfelgeval.

De voorloper van deze astronomische klok is vernield onder het bewind van Jan van Leiden. Natuurlijk moest ook die klok broodnodig kapot. Als je op het punt staat, de eeuwigheid binnen te gaan, moet de hamer over alles wat tijdelijk is, en zeker datgene wat de tijd aanwijst.

Intussen staat zijn opvolger er al bijna een half millennium. En met een beetje geluk, als de puinlocs nooit meer in actie hoeven te komen, staat hij er nog eens 500 jaar na nu. Denk eens aan al die mensen die naar deze klok hebben staan kijken, en nog zullen blijven staan kijken – in bewondering, al filosoferend, of gewoon om te weten hoe laat het is, want ook dat kun je erop aflezen. Dat is dan toch ook een soort duizendjarig rijk; dat is dan toch ook een soort van eeuwigheid, vergeleken met de weinige jaren dat wij rondlopen op aarde.

Ik blijf in de Dom totdat de heraut vijf keer ‘toet!’ doet. Daarna stap ik een nat Münster binnen, loop in de richting van waar ik het station hoop te kunnen vinden, en sta een paar minuten later ineens voor het voormalige woonhuis van Edith Stein – inderdaad, naar wie die school genoemd was waar ik het net over had.

Kleine wondertjes, zulke toevallen. Ze bestaan; het valt niet te ontkennen. Maar ze doen zich vooral voor aan mensen met een geheugen vol nutteloze feitelijkheden.

Het houdt nu op met zachtjes regenen. De rest van Münster zie ik vanonder mijn paraplu. En op de terugweg met de trein naar Enschede zie ik hetzelfde als op de heenweg, maar dan in omgekeerde volgorde. Hier eindigt dit verhaal; niet om me er met een Jantje-van-Leiden van af te maken, maar omdat er verder niets meer te vertellen valt.

Frans van Leiden
25 juli 2015
Er geweest: woensdag 8 juli 2015

 

Station Gronau



Tekst en uitleg in het Duits over Edith Stein, de Promenade, de aldaar staande bomen, de puinloc en reizen per chipkaart. Klik op de foto voor een vergroting.

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2015