De digitale reiziger (163b)
Wenen, Baden bei Wien, Wiener Neustadt, Hundertwasser en meer



Wiener Linien: Öffis, U-Bahn, Bim und Bus - De heenreis - Mariahilferstraβe - U-Bahn - De Steffl - Vermeende Rathaus ‘Mitklatschen’ met de RadetzkymarsDe kleur van de Donau16°, 27’ Oosterlengte Prater - Heldenplatz en omgeving - 'Bim'tram van Wenen - Slotpark SchönbrunnSchönbrunn-challenge - Badner Bahn - Baden bei Wien - Lekker loungen - Parlement -  Kunsthistorisches Museum, een verademing - Stammstrecke S-Bahn - U6 - Belvedere - Friedensreich Regentag Dunkelbunt Hundertwasser - Wiener Neustadt - Westbahn tot slot


< < < Deel 1 al gelezen?

Wien, Wien, nur du allein
Sollst stets die Stadt meiner Träume sein!
Dort, wo die alten Häuser stehn
Dort, wo die lieblichen Mädchen gehn!

Wien, Wien nur du allein, Peter Alexander

Het bekende lied ‘Wien, du Stadt meiner Träume’, alias ‘Wien, Wien, nur du allein’ werd in 1912 geschreven
door de ‘Wienerlied-Komponist’ Rudolf Sieczynski. Wener liederen vorm(d)en blijkbaar
een apart genre in de Oostenrijkse muziek.

 



Tram naar Baden

Dit wordt de tweede helft van het verhaal over mijn verblijf van – om precies te zijn – 116 uur in en om de hoofdstad van Oostenrijk.

Wenen is een fascinerende, knap ingewikkelde en moeilijk te doorgronden metropool. Hij lijkt in niets op het bergachtige gedeelte van Oostenrijk, dat ik ken van vakanties in Tirol en Salzburgerland.

Niet alle clichés over Wenen kloppen. Wel het beeld van een stad die baadt in luxe, die hier en daar knap over the top is; zie bijvoorbeeld het volgende hoofdstuk over Schönbrunn.

Maar het is beslist niet waar wat je wel hoort zeggen, dat Weners, vooral in de horeca, stug en zelfs onbeschoft zijn. Dat valt best mee. Ik noem het eerder: efficiënt. Ze verspillen geen 10 woorden aan je als ze het met 5 afkunnen, en ouwehoeren je dus niet de oren van de kop. Dat is alleen maar een voordeel, want dan zou ik weer een antwoord moeten verzinnen in mijn kreupele Duits.

De spreekwoordelijke vriendelijkheid van de Tirolers, waar wij na onze zomervakanties begin jaren 70 weer bijna een hele winter op konden teren, die zie je hier niet. Maar in Tirol is die ook nauwelijks meer gangbaar, merkte ik bij mijn vakanties in 2022 en 2024.

In 1970 was Tirol een wat armoeiige streek en hadden de geallieerde bezetters bij wijze van spreken nog maar net hun hielen gelicht. De mensen hoopten toen nog dat een toerist volgend jaar zou terugkomen. Maar nu vinden ze het prima als je weer komt, en net zo prima als je wegblijft.

Mijn oma kon, toen ze even oud was als ik nu, knap mopperen over verminderd dienstbetoon in tijden van welvaart (‘De broodkruimels steken de mensen! Het gaat ze te goed!’). Maar dat ga ik niet doen. Verder met verkenning van Wenen.

 

Schönbrunn-challenge



Frans Josef en Sisi, geportretteerd in Schönbrunn 

Aan het eind van deel 1 bewandelde ik de zeer uitgestrekte tuinen al van het slot Schönbrunn. Nu ga ik het van binnen bekijken.

Het uit het midden van de 17e eeuw daterende zomerverblijf van de Habsburgers telt niet minder dan 1441 kamers. Dat is één meer dan het aantal minuten in een etmaal. Daar zouden ze reclame mee kunnen maken: Doe de Schönbrunn-1441 zalen-challenge!

Die zou kunnen bestaan uit een tour die om middernacht begint, waarbij je één kamer bezoekt per minuut, afziet van slapen, eten, drinken en toiletbezoek, en weer om middernacht je rondgang beëindigt. En dan nog wel ergens stiekem één kamer overslaan, anders redt je het niet eens.

Maar ik heb nergens opgemerkt gezien dat dit paleis één vertrek meer heeft dan het aantal minuten in een dag; je las het hier.

Ik heb een audiotour geboekt waarbij je toegang krijgt tot de 40 vertrekken die bewoond werden door gekroonde hoofden. In die één-zaal-per-minuut-tour zou je dan niet langer onderweg zijn dan tot 0:40 uur. Er zijn kortere tours en er zijn ook nog langere. Maar 40 stuks lijkt mij wel uitputtend genoeg. Ik raak al snel overweldigd door indrukken, met zo’n praatapparaat aan m’n oor, en met mijn telefoon in de hand, fotograferend om de mensenmassa heen.

Vele generaties Habsburgers hebben hier gewoond, tot/met 1918, toen er een einde kwam aan de Oostenrijkse monarchie, en het paleis een museumfunctie kreeg. In deze eerste kamers van het paleis valt de nadruk heel sterk op degene waarvoor de mensen komen: keizerin Sisi, haar echtgenoot keizer Frans Josef en Sisi’s schoonloeder, Sophie van Beieren.

De laatste was nogal bedillerig in de ogen van haar schoondochter. Ze wilde dat Sisi zich nauwgezet zou houden aan de hofetiquette, en bemoeide zich naar de mening van Sisi veel te intensief met de opvoeding van de kinderen.

Sisi was onder het volk veel populairder dan aan het hof, en in Hongarije veel populairder dan in Oostenrijk. Vandaar dat ze, vooral toen de kinderen groter waren, maar zelden in dit paleis verbleef, en vaak op reis was. Ze ging dan ‘incognito’, vermomd, maar wel met een sleep van tientallen mensen in haar kielzog; niet echt onopvallend, denk ik.

De eerste zaal voorbij de ingang is verrassenderwijs een biljartkamer (linksboven op de foto). Dat was ook de eerste zaal die een burger betrad als hij op audiëntie kwam bij keizer Frans Jozef. In afwachting van het bezoek kon hij hier zijn tijd doden en zenuwen bedwingen met een potje biljarten.

Daarna werd je binnengelaten in de werkkamer van de keizer. Die was van huis uit een sober man; het moet dan wel een kwelling voor hem geweest zijn om in een paleis als Schönbrunn te verblijven. Hij placht dan ook dagelijks van 5 uur in de morgen tot dinertijd achter dit vrij simpele bureautje te zitten, dat ook wel een beetje op een biljart lijkt, met snooker-pockets op de hoeken.  

Hij was een ware workaholic. Zijn ontbijt en lunch nuttigde hij aan dit bureau. Bij de audiënties was hij Weens efficiënt. Hij kon zijn hoofd niet houden bij lange uiteenzettingen, zeker niet wanneer mensen begonnen te citeren uit de werken van de filosoof Schopenhauer, naar verluidt.

Hij had het niet zo op met filosofen. Zijn biografen concluderen uit dat feit dat hij niet al te snugger was. Maar volgens mij had hij groot gelijk met zijn scepsis tegen de wijsbegeerte; je wordt er zelden wijzer van.

Meestal beëindigde de keizer na een minuut of 5 het onderhoud met een niet mis te verstane beleefdheidsfrase, zoiets als: ‘Ik dank u hartelijk dat u uw tijd beschikbaar heeft willen stellen!’ Dan wist je dat je op moest krassen.

Zou hij al die 1441 kamers wel van binnen gezien hebben in de 68 jaar dat hij keizer was? Hij verliet zijn werkkamer alleen voor het diner en om naar bed te gaan.

Zijn bed (rechtsonder op de foto) was al even sober. De keizer stierf in dat bed in 1916, in het hartje van WO I, op 86-jarige leeftijd.

 

Het past helemaal in het beeld van Frans Jozef dat hij niet erg hield van buitenlandse liflafjes. Hij at het liefst stevige Weense kost, bijvoorbeeld - je raadt het niet -:  een schnitzel. En altijd ijs toe.

Sisi dineerde meestal helemaal niet, en werd zelden in deze zaal gesignaleerd. Hedendaagse psychologen diagnosticeren haar met anorexia. Ze was zo mager, of eigenlijk: uitgeteerd, dat ze door een lampenglas kon, maar verbeelde zich desondanks dat ze veel te dik was. Ze had voor zichzelf een maximum tailleomvang vastgesteld waar zij beslist niet boven mocht komen.

Op zekere dag liet ze bij het paleis een uitgebreide set gymnastiekapparaten bezorgen. Daarmee was zij uren per dag in de weer. Ze beulde zichzelf af om nog magerder te worden. Een gestoorde vrouw die een diep-tragisch leven leidde.

Andere beroemde bewoners van Schönbrunn waren keizerin Maria Theresia (1717-1780) en keizer Franz I Stefan (1708-1765). Die ontvingen in 1762 eens de toen 6-jarige Wolfgang Amadeus Mozart met zijn zusje en hun vader (ik was vorig jaar bij ze op visite in Salzburg).

Iedereen aan het hof was natuurlijk onder de indruk van het muzikale wonderkind. Maar de hofdames kregen schier een hartstilstand toen Wolfgang ineens op de schoot van Maria Theresia sprong en haar begon te knuffelen.

Dat was helemaal tegen het protocol! Maria’s eigen kinderen moesten audiëntie bij haar aanvragen. Wel begrijpelijk; ze had er 16 op te voeden, en moest daarnaast ook nog half Europa regeren; dan wordt de werkdruk je wel eens te veel.

 

In deze weelderige balzaal van 10 bij 40 meter dineerden op 3 juni 1961 2 wereldleiders die de wereld ruim een jaar later nog net niet naar de knoppen hielpen. Dat waren Nikita Chroesjtsjov en John F. Kennedy, die ontvangen werden door de Oostenrijkse Bondspresident Adolf Schärf.

Of dat een prettig, gezellig dinertje was, valt te betwijfelen. De leiders van de USA en de USSR hadden in dat woelige jaar nogal wat kwesties uit te praten, waaronder Cuba en de Berlijnse Muur, die op het punt stond, opgericht te worden. Een jaar later gingen beide heren elkaars nog net niet te lijf met atoombommen.

Er werd gehakt geserveerd, althans dat zou je kunnen opmaken uit de opmerking van Kennedy achteraf, dat de geslepen Russische leider gehakt van hem had gemaakt. De toen nog onervaren Amerikaanse president was geen partij voor de Rus. Ik zei het al: een gezellig etentje.

Dat alles in Slot Schönbrunn. Ik stuur er een paar foto’s van naar mijn interieurverzorgster (‘werkster’ mag je geloof ik ook al niet meer zeggen) die het paleis een paar jaar geleden bezocht heeft, en er echt wildenthousiast over was. Een minpunt vond ze wel dat de audiotour niet beschikbaar was in het Nederlands.

Nee, Nederlands is maar een kleine taal in de grote wereld. Buiten Nederland en België heb je zelden Nederlandse uitleg in musea. Behalve in de Porta Nigra van Trier, en de burcht van Bad Bentheim (dat trouwens in de achtertuin van Nederland ligt). Maar dat Nederlands was zo afgrijselijk slecht, dat het lachwekkend werd. We zullen het moeten doen met Engels en Duits.


 

Badner Bahn



Baden bei Wien

Na deze uitputtingsslag in 2,7% van de kamers van Schönbrunn ben ik toe aan een poosje zitten. En waar kan ik dat beter doen in een voertuig van wat bij mijn weten de langste tramlijn is van Oostenrijk: de Badner Bahn. Die loopt van Wenen naar Baden bei Wien: 30½ kilometer, langs 39 haltes. Een rit van begin- tot eindpunt duurt 1:07 uur. Er reizen ca. 35.000 passagiers per dag op deze lijn.

De lijn wordt geëxploiteerd door Wiener Lokalbahnen AG. Dat is geen onderdeel van Wiener Linien, maar hun trams maken wel gebruik van een stuk van het tramnet van Wenen. Het bedrijf bestaat al sinds 1888, exploiteert ook 5 buslijnen in de regio en voert goederenvervoer uit over de tramrails.

Ongeveer driekwart van de lijn voert over een spoorbaan. Het is ongeveer net zoiets als lijn 5 van  Mannheim die ik in het voorjaar deed: een lange streektramlijn om dorpen en dorpjes met de grote stad te verbinden.

Een interessante en aangename vorm van OV, vind ik, die helaas al lang uit Nederland verdwenen is. Als kleutertje heb ik er nog een staartje van meegekregen: de Blauwe Tram Den Haag – Leiden, een van de laatste der Mohikanen, opgeheven in 1961.

De route van de Badner Bahn voert door een hele reeks plaatsen en wijken. Tussen Wenen en Baden kom je door oorden met soms welluidende en intrigerende namen. Het volledige rijtje:  Vösendorf, Maria Enzersdorf, Wiener Neudorf, Griesfeld, Neu Guntramsdorf, Guntramsdorf, Eigenheimsiedlung, Möllersdorf, Traiskirchen, Tribuswinkel, Pfaffstätten. Al die plaatsen liggen in de deelstaat Neder-Oostenrijk.

De eindbestemming heet Baden, maar krijgt meestal de toevoeging ‘bei Wien’, om hem te onderscheiden van talloze andere plaatsen in het Duitse taalgebied die ook Baden heten. Het stadje heeft 25.000 inwoners en ligt zo’n 25 km ten zuiden van Wenen. Zoals de naam al zegt, is het een kuuroord.

Ik neem de tram een paar haltes voorbij het beginpunt, dat ligt bij de Opera van Wenen. Bewoners uit al die dorpen kunnen met de tram naar de Opera (er zijn mensen die ervan houden), maar kunnen ook bij het OV-knooppunt Karlsplatz de U-Bahn, de bus of de Bim pakken, verder Wenen in.

De Wiener Lokalbahn heeft dit decennium een vloot Flexity-trams in gebruik genomen. Het zijn trams met 5 bakken, die steeds 2 aan 2 gekoppeld rijden; een aardige zitplaatscapaciteit per tram (weliswaar op houten banken). Er rijden ook nog wat oudere 3-bakkers, ook met zijn tweeën gekoppeld.



Badner tram in Wenen

De tram rijdt elk kwartier over het hele traject, en wordt tussen de Opera en Wiener Neudorf nog versterkt met kort-trajecttrams, zodat op dat traject een 7½-minutendienst wordt geboden. Naast Wiener Neudorf is er ook een Wiener Neustadt; voorbij Baden; daar zet ik in de loop van de vakantie ook nog een paar voetstappen.

Een paar haltes nadat ik ben ingestapt, zakken we naar het enige ondergrondse tramtraject dat nog is overgebleven na opening van de U-Bahn-lijnen. We delen dit met de Weense tramlijnen 6, 18 en 62. Er zijn 4 ondergrondse haltes: Laurenzgasse, Kliebergasse, Matzleinsdorfer Platz en Eichenstraβe, en er stopt daar zo ongeveer één tram per 2 minuten per richting.

Iets verder halteren we bij station Wien Meidling, het grootste Wener station na Hbf en Westbahnhof. Van Meidling kun je ook met de trein naar Baden. Spoorlijn en tramlijn (die eigenlijk officieel ook een spoorlijn is) lopen min of meer parallel, soms op minder dan een kilometer onderlinge afstand. Van sommige dorpen hebben de bewoners de luxe dat ze kunnen kiezen uit tram en trein voor hun dagje Wenen. Maar in GunTRAMsdorf nemen ze vast de tram.

Zover zijn we nu nog niet. Even voorbij Meidling slaan de trams van Wiener Linien af, en begint de alleengang van de Badner Bahn, zuidwaarts. Bij de halte Neu Erlaa passeren we de tramremise.

Tot Vösendorf rijden we binnen de bebouwde kom van Wenen. Daar is mijn kaartje van Wiener Linien nog geldig. Voor de rest van het traject moet ik een enkeltje Vösendorf – Baden trekken uit een automaat in de tram. Het lukt me in dat schommelende voertuig met enige moeite.

Verder gaat het over een spoors traject, die op het grootste gedeelte parallel loopt aan een autoweg die 17 heet. De tram ontwikkelt een snelheid van 80 km/uur, en snelt langs een industriezone waar bijna geen einde aan komt. Ook deze streek heeft een Ikea, en ook Westfield is hier een naam.

Verderop zien we vooral weilanden, met heuvels in de verte. In de bebouwde kom van een dorpje scheert de tram de gevels van de huizen, net zoals lijn 5 rond Mannheim. Bij onoverzichtelijke wegkruisingen kondigt de tram zich aan met getoeter. Hier en daar liggen stukken enkelspoor.






Foto: de Lezer


De Eigenheimsiedlung heeft niets te maken met aardappels, noch met eigenzinnige types. ‘Eigenheimer’ is weer zo’n valse vriend waar het Duits zo rijk aan is. Het betekent: huizenbezitter, iemand die  eigenaar is van het huis waarin hij woont. In deze wijk heb je dan blijkbaar geen huurhuizen; ik denk dat dat het is.

Uiteindelijk bereiken we Baden, waar de tram, net als in Wenen, door de straten rijdt als een gewone stadstram. We passeren het station, en rijden nog één halte verder, totdat de Badner Bahn eindigt op een stootblok in het centrum van de stad.

Als je de rit wilt meebeleven: op YouTube heb ik een ‘Führerstandsmitfahrt’ (cab ride) gevonden van een complete rit Wenen-Baden, de volle 1:07 uur.




 

Baden bei Wien

Al in de Romeinse tijd stond Baden (toen op de landkaarten als Aquae Pannonicae) bekend om zijn zwavelhoudende warmwaterbronnen. Aan dat solferwater uit de hel (zoals ik veronderstelde in Aachen) werd en wordt een geneeskrachtige werking toegeschreven. Maar Beethoven genas er tot zijn teleurstelling niet van zijn doofheid. Ik vermoed dat voor dit water hetzelfde geldt als voor handoplegging en gebedsgenezing: het geneest alles wat je je ingebeeld hebt, want dat kun je je ook weer uitbeelden – ook zonder een slok zwavelwater te nemen.

Baden heeft de levendigheid en weelderigheid van een Kurort waar de chique komt kuren; zelfs de Habsburgers kwamen er in de 19e eeuw voor uit hun Weense paleizen. Luxueuze hotels, dito winkels, een casino als een paleis; alles wat je van zo’n plaats verwacht.

De Russische bezettingsmacht wist in 1945 wel waar men het hoofdkwartier moest vestigen: in het decadente, kapitalistische, imperialistische Baden. De Britten wisten het ook wel: zij vestigden zich in Schönbrunn; ruimte zat.

Het opvallendste monument is deze weelderige, barokke, 20 m. hoge pestzuil, in 1718 opgericht om het einde te vieren van een pestepidemie. Er stonden in katholieke streken meer van dit soort monumenten; ook Wenen zelf heeft er een. Ze waren gewijd aan de Heilige Drievuldigheid.

In 1812 werd Baden getroffen door een grote stadsbrand waarbij de stad vrijwel geheel verwoest werd. Daarna werd hij heropgebouwd in biedermeier-stijl.

Aan het eind van de middag loop ik langs de trambaan naar het station. Voor de terugweg naar Wenen pak ik de S-Bahn naar Wenen; op de S-Bahn kom ik nog terug.

Het treinritje per S-Bahn duurt bijna net zo lang als de heenweg per tram. Bij 2 stations is er oponthoud omdat we een sneltrein moeten laten passeren.

 

Lekker loungen

Wien Westbahnhof is, zoals al ergens gezegd, een groot station dat voorzien is van een winkelcentrum. Wien Hauptbahnhof daarentegen is een groot winkelcentrum waar je ook nog een trein kunt nemen - als je tenminste een perron kunt vinden. Het station is een drama voor iemand met mijn desoriëntatievermogen. Ja, OK, verveling staat hier niet in het spoorboekje, maar ik erger me wel wild.

Dat Hauptbahnhof is wél zo ongeveer het hoofdstation van heel Europa. Vanaf dit station rijden er, als ik het allemaal goed uitgezocht heb, rechtstreekse treinen naar: Duitsland, Zwitserland, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Italië, Servië, Roemenië, Oekraïne, Polen, Slovenië, Kroatië, Nederland, België en Frankrijk. Ja, naar sommige van die landen, zoals Nederland, rijdt er maar één trein per dag, of liever per nacht.

Wat doe ik hier dan op Hbf, ver verwijderd van mijn hotel bij Westbahnhof? De Lezer die vaak komt opduiken in mijn verhalen, had een interessante tip voor me: de ÖBB 1e klas-lounge. Echt heel exclusief; je hebt er maar 7 in heel het land: op Wenen Hbf, Wenen Meidling, Linz Hbf, Salzburg Hbf, Graz Hbf, Klagenfurt Hbf en Innsbruck Hbf.

Je komt er alleen in als je een 1e klas-plaatsbewijs kunt tonen aan een ÖBB- medewerker die als een waakhond achter een bureau zit. Ook een 1e klas-Interrail is er geldig. 

Volgens deze pagina op de ÖBB-site kun je er op je trein wachten in een exclusieve ambiance. Om de wachttijd te doden, mag je diverse snacks en drankjes attaqueren (in normale hoeveelheden; s.v.p. geen gros versnaperingen in je tas steken), gebruik maken van de WiFi, kranten en tijdschriften lezen, en inlichtingen over je reis vragen aan de persoon achter het bureau. 
 

 

Na lang zoeken vind ik in die horribele stationshal een pijl naar de lounge. Ik volg hem, loop door winkellabyrinten, meerdere trappen op, en vind de lounge, die echter wegens verbouwing is gesloten. Via een briefje op de deur word ik verwezen naar een tijdelijke lounge, tegenover het filiaal van Müller in de kelder.

Ik al die de trappen weer af, zoeken naar Müller, wat ze er dan ook maar verkopen, en bereik de lounge al na een klein halfuurtje dwalen. Gelukkig gevonden; als ik van plan ben om te loungen, dan zál ik ook loungen. Die lounge valt me echter zwaar tegen qua inrichting. Het is ook maar een tijdelijke.

Ik schenk me een lekker bakkie troost in, neem er wat nootjes bij, en stel vast dat ik toch maar mooi in een 1e-klas lounge zit, zij het een wat afgetrapte, tussen goed in het pak zittende zakenpipo’s. Eigenlijk pas ik daar helemaal niet tussen, casual gekleed als de toerist die ik ben, en met enigszins versleten wandelschoenen; die lopen het lekkerst. Maar komaf en uitmonstering tellen steeds minder in deze wereld; alleen geld opent alle deuren.

Ik reis 1e klas sinds corona; minder druk, minder vol. Gelukkig heb ik aan bijna een halve eeuw vervelend werk in loondienst een grijpstuiver overgehouden om het me te kunnen permitteren.

Maar niet iedereen is zo fortuinlijk. Het puissant rijke Wenen telt opvallend veel bedelaars, en je struikelt er bijna over de stoepbewoners, achter hun borden met verklarende teksten, hoe het zo met ze gekomen is.

Lounge Meidling

2 dagen later bezoek ik de veel mooiere lounge op station Meidling, met zeer smaakvol gedesignde zetels waarin je wegzinkt. Zou je hier mogen bellen? Ja, meer mensen zitten op gedempte toon te telefoneren. Ik bel mijn broertje, met de mededeling dat ik in een luxueuze lounge zit.

En ik bedenk wat ook door me heen ging in Deense treinen waar je in de 1e klas ook gratis bijgevoederd wordt: het is een extraatje voor mensen die toch al niet van de voedselbank leven en genoeg kunnen kopen, zonder het gratis te hoeven krijgen.

Ik blijf een klein uur hangen in die lounge. Maar dan weer verder, want er wachten nog musea om verkend worden in Wenen. Wordt vervolgd!

Tot hier gepubliceerd  op 5 oktober 2025


Parlement

 

Op woensdagmorgen 3 september ga ik het Kunsthistorisches museum doen. Deze keer neem ik de ‘Bim’. Tram 49 doorkruist de straten ten noorden van de Mariahilferstraβe, waaraan mijn hotel ligt. Ik pik de tram op bij een kruispunt met een andere tramlijn. Wenen is daar nogal ruim in voorzien en het levert mooie plaatjes op.

Tram 49 legt ook weer zo’n sluipdoor- kruipdoorroute af door smalle winkelstraten. Vrijwel alle straatnamen eindigen hier op -gasse, hoewel ze toch wel wat breder zijn dan een steeg. Bij elke halte klinkt uit de luidspreker een lange reeks van overstapmogelijkheden.

Het is maar een kort stukje naar het eindpunt, het Volkstheater, dat op een paar passen afstand ligt van het Parlementsgebouw en ook op loopafstand van het Kunsthistorisches Museum.

 

Ook voor het parlement kon het allemaal niet op. Het gebouw is zelfs voor Weense begrippen opvallend protserig, met die enorm lange gevel en die Griekse zuilen. Het Oostenrijkse equivalent van de Partij voor de Dieren staat voor het gebouw te demonstreren tegen dierfabrieken en diertransporten. Voorbijgangers nemen het voor kennisgeving aan.

 

In 1918 was het gedaan met de heerschappij van de Habsburgers, en werd Oostenrijk een republiek. Dit ook weer licht megalomane monument, met 3 mannen op zuilen, was van begin af aan omstreden, meldt een uitlegbord.

Waarom, staat er niet precies bij, maar ik denk omdat deze 3 van linkse signatuur waren. Het zijn: Jacob Reumann, burgemeester van Wenen, Victor Adler, een socialistische leider, die stierf aan hartfalen op de laatste dag van WO I, en Ferdinand Hanush, eveneens een socialist.

In de beginjaren van de Oostenrijkse republiek streden de socialisten in het parlement en daarbuiten om de macht met de ‘austrofascisten’. Dat waren als het ware fascisten-light; ze moesten niets hebben van Hitler, waren wars van Jodenvervolging, en lieten de oren meer hangen naar Mussolini.

In februari 1934, nadat Hitler al de macht had gegrepen in Duitsland, was er in Oostenrijk een korte… ja wat was het?  Het hield het midden tussen een staatsgreep, een zeer kortstondige burgeroorlog en een revolutie, gericht tegen de socialisten. De austrofascistische Ferdinand Dolfuss was sinds 1932 bondskanselier, maar greep in 1934 de alleenheerschappij.

Die zomer pleegden Hitlergezinde nazi’s een staatsgreep, die grotendeels mislukte. Wel werd Dolfuss bij een aanslag neergeschoten en stierf kort daarna aan zijn verwondingen. Na nog een paar woelige jaren volgde in 1938 de Anschluss van Oostenrijk bij Nazi-Duitsland.

Het monument van het socialistische triumviraat werd tijdens de burgeroorlog van 1934 verwijderd, pas in 1948 teruggeplaatst en is nu niet erg omstreden meer, maak ik op uit de verklarende tekst.



Kunsthistorisches Museum: een verademing

Dan het Kunsthistorisches museum. De collectie ervan bestaat grotendeels uit schilderijen uit de 15e t/m 18e eeuw. Het museum is gebouwd in 1891 en herbergde in eerste instantie een door de Habsburgers bijeen gebrachte verzameling kunstwerken.

Dit museum wint het voor wat mij betreft met afstand van de Alte Pinakothek van München en Uffizi in Florence. Het is hier een stuk rustiger, een ware verademing. Het museum trekt ‘slechts’ 2 miljoen bezoekers per jaar (evenveel als Wenen inwoners telt). Die andere 2 genoemde musea verwelkomen er per jaar minstens het dubbele, en dan wil het wel dringen worden in de zalen.

De schilderijen hangen in dit Weense museum op ooghoogte en niet tegen het plafond aan; de bordjes met uitleg zijn ook met kippige ogen leesbaar, en de schilderijen zijn keurig geordend op land van herkomst. Daardoor kan ik gemakkelijk doen wat ik, voor mijn doen chauvinistisch,  altijd doe in gerenommeerde buitenlandse musea: op zoek gaan naar mijn land-, streek- en zelfs schoolgenoten.

Je komt hier ook binnen zonder weken van tevoren een tijdslot te hoeven reserveren, al kán dat wel. Ik heb mijn kaartje gekocht bij een loket op het voorplein, waarvoor een bescheiden rijtje wachtenden stond.

Daarachter ligt een museum met een goede sfeer, met monumentale marmeren trappen, en met stemmig gedempt licht. De vloeren kraken onder ieders schoenen; het behoort tot de charmes van zo’n eerbiedwaardig oud gebouw.

In de ruim 2 uur dat ik van schilderij naar schilderij loop, bekijk ik er een ruim 100-tal. Ik maak er hap-snap een keuze uit van een paar die me opvallen. En dat met in gedachten de uitspraak van de schilder Jopie Moesman, die ik een keer optekende op FHM’s:  ‘Een schilderij is om naar te kijken en niet om over te lullen.’ Laat ik het dus wat kort houden!

Linksboven:
Daar is Schloss Schönbrun weer, rond 1760 vereeuwigd door Bernardo Belloto, een Italiaanse landschapsschilder.

Rechtsboven:
De man op dit zelfportret van rond 1640 komt me erg bekend voor. Dat is ook niet zo gek, want het is Paul Rubens, bij wie ik al eens op de koffie ben geweest in zijn huis in Antwerpen, die keer dat ik daar was heengegaan per Flixbus.

Linksonder: 
Otto van Veen, Die Perserinnen, 1597/1599
Persinnen (vrouwelijke Persen, dus) bespotten hun mannen, omdat ze lafjes gevlucht zijn voor de vijand. De vrouwen tillen hun rokken op: willen jullie het liefst terugkeren in de moederschoot? Het blote schilderij zal indertijd niet door iedereen gewaardeerd zijn.

Van Veen, alias Vaenius, schreef en grafeerde ook emblemen, om niet te zeggen emblemata: plaatjes met een praatje, met een moralistische strekking. De naam Vaenius herinner ik me nog van een werkstuk dat ik ooit als student Nederlandse Literatuur geschreven heb over emblemen. Dat werkstuk snap ik zelf niet meer als ik het overlees. Was het geniaal of wartaal? Ik durf het niet te zeggen – genialiteit en wartaal liggen toch al vaak erg dicht bijeen in de literatuur(studie) – en ik link het werkstuk hier niet.

Rechtsonder:
Lucas van Valkenborgh, Winterlandschap (1586)
Van Valkenborgh, van wie ik vandaag voor het eerst hoor, was afkomstig uit Leuven. Hij schiep een prachtig, ijzig schilderij waar de kou gewoonweg vanaf slaat. Wintertaferelen waren talrijk in zijn tijd, de Kleine IJstijd. Maar schilderijen van sneeuwbuien zijn dan weer zeldzaam.

 

Johannes Vermeer, De schilderkunst (1666/1668). Clio, muze van de geschiedschrijvers, inspireert de schilder. Deze Vermeer kan ik nu eens zien zonder ruggen van medebezoekers en zonder aanwijzingen van suppoosten voor het fotograferen, zoals op die tentoonstelling in Amsterdam in 2023, een vreselijke zeperd.

Ik rust niet voordat ik mijn 2 ouwe schoolmakkers vind, Rembrandt van Rijn en Jan Steen. Zoals ik al meer dan eens verteld heb (ik ben er met recht trots op), zaten die op dezelfde middelbare school als ik, zij het heel wat jaargangen eerder. Hopelijk hebben ze er meer opgestoken dan ik. Met elkaar hebben ze nooit geknikkerd en gekeet in de klas; Jan Steen was 23 jaar jonger dan Rembrandt.

Rembrandt is hier vertegenwoordigd met een stuk of 6, 7 werken. Het portret links van zijn zoon Titus dateert uit 1658, zijn selfie rechts uit 1652.

Het Kunsthistorisches museum heeft ook de hand kunnen leggen op een echt huishouden van Jan Steen. Dit bonte huiselijke tafereel, met de titel ‘In weelde siet toe,’ werd geschilderd in1663.




Stammstrecke S-Bahn


Laa a/d Thaya, dat klinkt goed, al had ik er de rit van meer dan 1½ uur niet voor over


Later op de middag (een andere middag, dit is nog steeds een niet-chronologisch verslag) neem ik de S-Bahn op de Stammstrecke. De Weense S-Bahn is een netwerk van spoorlijnen naar bestemmingen tot zo’n 60 km van Wenen. Het telt 10 lijnen, 181 stations, waarvan 52 in Wenen, vervoert 300.000 passagiers per dag en wordt geëxploiteerd door de ÖBB. De totale netlengte bedraagt 650 km.

Alleen lijn S45 (Handelskai – Hütteldorf) ligt geheel binnen Wenen. De meeste lijnen rijden in halfuur- of uurdienst, maar waar meerdere lijnen gebundeld zijn, kan de frequentie flink oplopen.

Zoals op de Stammstrecke. Die loopt van Meidling ten zuidwesten van het centrum van Wenen naar Floridsdorf ten noordoosten ervan. Deze diagonale route vormt een bundeling van een aantal S-Bahn- en regionale lijnen.

In zekere zin is de Stammstrecke een extra metrolijn in de stad. De treinen rijden er in metrofrequentie. Ik sta in de avondspits een uurtje het treinverkeer te observeren op Meidling, het beginstation van de Stammstrecke, en tel in dat uur 14 treinen die vertrekken richting Floridsdorf. Langer dan 7 minuten hoef je nooit op een trein te wachten.

Op dit tijdstip brengt de S-Bahn massa’s forenzen weg naar steden en dorpen in de wijde omgeving.

 

De Stammstrecke
Afbeelding: Pechristener, overgenomen van Wikipedia (D): Stammstrecke Wien

Interessant voor de treinspotter: op deze Stammstrecke rijdt heel gevarieerd materieel. . Treinen in allerlei kleuren; enkel- en dubbeldekkers, paraderen langs de perrons van Meidling. Vaak zie je hier Cityjets rijden, Desiro’s. Die hebben geen 1e klas maar wel een toilet aan boord



Meidling



Floridsdorf

Regelmatig klinkt over het perron een aandachtspingel, zal ik maar zeggen, als er een aankondiging volgt uit de luidsprekers. Die pingel bestaat, ik kan me vergissen, maar verdomd als het niet waar is, uit de eerste tonen van Mike Oldfields meesterwerk Tubular Bells.

Nee, dat zal toch wel niet; iets uit de Radetzkymars of die doordringende, vaak herhaalde toonladder uit Falco’s Der Kommissar zou hier meer op z’n plaats geweest zijn. Maar het is toch echt uit Tubular Bells, of niet, of wel? Nee, ik vergis me niet, een halve eeuw geleden heb ik die elpee helemaal grijs gedraaid, ik herken het uit duizenden.

Soit, uiteindelijk stap ik zelf maar eens in een trein naar Floridsdorf. Het is een blauwe enkeldekker met van die deuren waarbij je aan de klink moet rukken om ze open te krijgen.

Op de Stammstrecke zijn zowel abonnementen van Wiener Linien geldig als Interrailpassen. Het traject is 13 km lang en heeft 11 stations, waarvan Strändbäder, aan de oever van de Blauwe Donau, al sinds 2000 gesloten is. Dus als ik goed reken, zijn er nu dus eigenlijk maar 10 stations, waarom staat er dan 11 in alle bronnen over de Stammstrecke? Misschien is het zo dat Strändbäder op dagen met gunstig strandweer tijdelijk weer opengaat, maar daarover heb ik geen zekerheid kunnen googelen.

De Stammstrecke voert meestal bovengronds over taluds en viaducten, soms korte tijd door tunnels, soms in betonnen uitgravingen of langs geluidsschermen met de fraaiste graffitikunst.

Op stukken waar er uitzicht is, zie je statige, historische gebouwen zowel als woonkazernes. Hee, daar piept het reuzenrad van Prater even door de bomen; we naderen station Praterstern.

Op deze cab ride op YouTube kun je de rit over de Stammstrecke, die 25 minuten duurt, volgen in de andere richting, van Floridsdorf naar Meidling. Op die video zie je wat je niet merkt als je in de trein zit: op de Stammstrecke zijn er ongeveer om de kilometer overloopwissels. Bij calamiteiten of reparaties kan daardoor het treinverkeer nog doorgang vinden over één spoor. Als de Stammstrecke geblokkeerd is, komt vrijwel het ganse raderwerk van de spoorwegen rondom Wenen tot stilstand.

Het station Wien Mitte (Landstraβe) ligt op een flinke afstand van het Heldenplein en de Stephansplatz. Het dankt zijn naam aan het feit dat het het enige van de 52 Weense stations is die langs de Ring ligt.

 

U6

Bij Floridsdorf, waar de Stammstrecke eindigt, ligt het beginpunt van metrolijn U6, het buitenbeentje van de U-Bahn. De treinen van U6 worden gevoed door een bovenleiding, en niet door een derde rail, zoals op andere lijnen. Een groot deel van de lijn ligt bovengronds. Verder is het de enige lijn met seinen langs de route, en ook de enige met lage-vloervoertuigen; de perrons op deze lijn zijn 35 cm hoog, tegen 95 cm. op de rest van het net.

De lijn loopt van Floridsdorf naar Siebenhirten in het zuiden van de stad. Hij is 17½ km lang, af te leggen in 34 minuten, heeft 24 stations en is in gedeelten geopend tussen 1989 en 1996.

Het noordelijke gedeelte ervan kwam in de plaats van de veel oudere Wiener Stadtbahn. Zoals ergens in deel 1 al vermeld, reden er aanvankelijk ‘gewone’ trams, met 3 wagens aan elkaar gekoppeld.

Die trams zijn al lang vervangen door ‘echte’ metrorijtuigen; in lage-vloeruitvoering dus, wat vrijwel nergens anders ter wereld voorkomt. De afgedankte trams kwamen, door een bizarre wending van hun noodlot, terecht in Rotterdam en Nieuwegein, waar men er eerder last van had dan gemak. Ook daarover schreef ik iets in deel 1.

Ik neem op Floridsdorf U6 tot het Westbahnhof, op weg naar mijn hotel. Aan dit traject liggen nog steeds 6 stations van de oude Stadtbahn, die op de monumentenlijst staan, en een opvallende architectuur hebben. De architect Otto Wagner ontwierp ze aan het eind van de 19e eeuw. Ze hebben de stoomtreinen van de Stadtbahn nog gezien.

Ik stap uit bij station Josefstädter Straβe voor een paar foto’s.






Belvedere

   

Op een andere late middag stap ik op de Stammstrecke uit bij het station Quartier Belvedere, genoemd naar alweer een groot slot, dat ik op de foto wil. Volgens GoogleMaps ligt Belvedere op slechts 10 minuten wandelen van het station dat ernaar genoemd is. Ik begrijp echt niet, hoe het komt dat ik een heel dik halfuur loop langs heel drukke, lawaaierige uitvalswegen van de stad, voordat ik het slot in de peiling krijg. Die app, die deugt niet!

Het zijn eigenlijk 2 sloten: het oberes Belvedere en het unteres, aan elkaar vastgebouwd. Gezamenlijk beslaan die 2 paleisjes ongeveer slechts 1/50 van het vloeroppervlak van Schönbrunn. Naar Weense begrippen zijn het maar miezerige optrekjes, maar je ziet ze toch niet over het hoofd. Ze liggen, net als Schönbrunn, in een groot park. Het uit 1723 daterende complex was de woning van veldmaarschalk Eugene van Savoye. Tegenwoordig is het een museum, maar dat zal op dit tijdstip, tegen valavond, wel dicht zitten.

Wordt nog één keer vervolgd, binnen een week of 2. Wenen is een grote, veelzijdige en ingewikkelde stad, maar de hele winter kom ik toch ook niet door met het reisverslag.

Tot hier gepubliceerd op 14 oktober 2025



‘Die gerade Linie führt zur Untergang der Menschkeit’
(citaat van Hundertwasser, uitgeschreven op een viaduct waar de tram doorheen rijdt, in de buurt van het Hundertwasserhaus)

 

 

Friedensreich Regentag Dunkelbunt Hundertwasser




Friedensreich Hundertwasser in 1998 in Nieuw-Zeeland, 2 jaar voor zijn dood
Foto: Hannes Grohe, overgenomen uit Wikipedia, Friedensreich Hundertwasser

 

Mühlfeldgasse

En dat vervolg, het laatste vervolg, bestaat uit de absolute slot-apotheose van dit artikel over Wenen. Nee, niet waar, het zijn eerder de restjes: de schilder / architect Friedensreich Hundertwasser en een treinreisje naar Wiener Neustadt, omdat ik al genoeg heb geschreven over de oude stad Wenen. Het slot van dit verhaal (slot Schönbrunn) hebben we immers al gehad, toch?

Mijn bezoek aan het Hundertwasserhaus, Hundertwasser Village en Museum Hundertwasser / Kunsthaus Wien vond al plaats op zondagmiddag 31 augustus, mijn eerste volledige dag in Oostenrijks hoofdstad. Maar ik heb het hoofdstuk erover uitgesteld omdat ik niet goed wist wat ik aanmoest met Friedensreich Regentag Dunkelbunt Hundertwasser, in 1928 geboren in Wenen als Friedrich Stowasser. Je kunt Wenen niet verlaten zonder zijn kleurrijke, golvende gevels gezien te hebben.

Hoe er te komen vanuit mijn hotel? Het is helemaal aan de andere kant van de stad. Ik besluit de ‘Bim’ te nemen; vanuit een tram zie je meer van de stad dan in een U-Bahntunnel. Had ik dat al niet eens gezegd?

Lijn 5 naar Praterstern, die een halte heeft op de Kaiserstraße, tegenover ‘mijn’ Intercityhotel, rijdt die niet de kant op van Hundertwasser? Na enig zoeken op een netkaart van Wiener Linien vogel ik uit dat ik ergens moet overstappen op tram 1 of O.

Op pad! Lijn 5 rijdt met korte trammetjes, 3 bakken maar. Hij zit knap vol op deze zondagmiddag. We rijden met een flinke vaart door winkelstraten. Bij een paar zijstraten kruisen we een andere tramlijn. Ergens kruisen we ook de Donau, denk ik nu nog, maar het zal dat groene Donaukanaal zijn.

Een Oostenrijker, reizend in het gezelschap van 2 grote rolkoffers, en helemaal óp van de zenuwen, vraagt me op gejaagde toon of deze tram echt wel naar het Franz-Josefs-Bahnhof rijdt. ‘Ja hoor, nog 2 haltes’, stel ik hem gerust. Ik heb dat toevallig net gezien op de routestrip boven de deur. Als je een beetje uit je doppen kijkt, kun je je weg in het OV ook vinden in een stad waar je nog maar 24 uur hebt doorgebracht, en dan zelfs de autochtonen de weg nog wijzen.

Dat station is het beginpunt van de in de jaren 70 van de 19e eeuw geopende Franz Josefs-spoorlijn naar Gmünd, aan de Tsjechische grens.

De tramrit duurt een stijf halfuur. Eigenlijk zou je een vakantie van een maand moeten nemen naar Wenen en elke dag een van de 30 tramlijnen nemen, plus ook nog één van de 130 buslijnen, om de stad echt goed te leren kennen.



Radetzkyplatz

Bij de halte Mühlfeldgasse, de voorlaatste van lijn 5, stap ik over op lijn O (een van de geletterde lijnen; niet lijn nul). Die verlaat ik een paar haltes verder op de Radetzkyplatz. Daar duikt die bejaarde legeraanvoerder weer op, naar wie die mars genoemd is. Nu ben ik nog 2 of 3 straathoeken verwijderd van het hele Hundertwasser-gebeuren – waar tram 1 trouwens bijna voor de deur stopt.

Hundertwasser (1928-2000) heette dus eigenlijk Stowasser. Hij had een keer gelezen of gehoord dat Sto in het Tsjechisch 100 betekent, en veranderde zijn naam in Hundertwasser.

Hij was aanvankelijk schilder van meestal heel kleurrijke, bonte, en dan zeker niet ‘Dunkelbunte’ schilderijen. Pas op middelbare leeftijd bekeerde hij zich tot de architectuur.

Zijn bouwstijl doet kenners sterk denken aan die van Gaudi. Uit het citaat in hoofde van dit hoofdstuk blijkt wel dat hij rechte lijnen verfoeide. Die zie je dan ook nauwelijks in zijn huizen. Al zijn gevels golven, zoals die van het woningencomplex het Hundertwasserhuis hier in dit stuk Wenen.  

Een rechte, horizontale vloer is voor machines, niet voor mensen, vond Hundertwasser. Rechte vloeren vervreemden de mensen van de aarde, die ook niet overal zuiver waterpas loopt, schijnt hij te bedoelen.

Wonderlijk genoeg golven ook zijn vloeren en zelfs traptreden, zoals ik straks zal merken in het museum en Hundertwasser Village. Daar bekruipt me hetzelfde gevoel als toen ik een keer de model-Kubuswoning in Rotterdam bezocht: het is allemaal heel verrassend en vernieuwend, maar niet erg praktisch. Je zult toch met een rollator over zo’n vloer met golvende uitsteeksels moeten lopen… Of zoals ik, behept zijn met lichte evenwichtsstoornissen. Het is dan nog een kwestie van tijd voordat je een doodsmak maakt over je eigen vloer.

Hundertwassser ging uit van de idee dat een mens 5 huiden heeft. Dat zijn van binnen naar buiten:
1 – zijn eigen huid
2 – zijn kleren
3 – zijn huis
4 – zijn identiteit in de sociale omgeving
5 – het (bedreigde) milieu waarin de mensheid leeft.

Hundertwasser was best wel een milieurakker. Huizenbewoners in de steenwoestijn van de grote stad hadden in zijn visie recht op bomen. Die nemen het stof op en bieden zuurstof en vocht. De bomen groeien bij het Hunderwasserhaus en het museum dan ook (nee, niet tot in de hemel, maar)  tot vlak voor de ramen, of zelfs daarbinnen.

Zijn 5-huidenfilosofie zette hij rond 1967 uiteen tijdens ‘naaktredes’, waarbij hij in z’n blote kont en dito piemel achter het spreekgestoelte en tegenover het publiek stond. Waarom, in vredesnaam, een naaktrede? Misschien, bedenk ik, om in ieder geval één van die 5 huiden kwijt te zijn, zodat je er nog slechts 4 overhoudt; overzichtelijker.

Maar bij mij ontstaat wel het beeld van iemand voor wie het allemaal wel erg nodig móést, het kunstenaarschap, het excentriek zijn, het avant-garde zijn, het apart zijn omwille van het apart zijn. Zo’n ‘happening’ past wel naadloos in het wereldje van 1967.

Het botst nogal met mijn beeld van wat een architect is. Maar ik heb er maar één van nabij gekend, mijn eigen opa (onder andere HIER en HIER besproken op mijn site).

Hij was zo ongeveer het tegendeel van Hundertwasser: een introverte, onopvallende man zonder de minste zwier en zonder kunstenaarsmaniertjes. Hij was rechtlijnig in zijn doen en laten, in zijn opvattingen en in zijn werken. Als hij al een filosofie had over het bouwen, hield hij die voor zichzelf, en hield er zeker geen naaktredes over. Hundertwasser had nou juist weer een hekel aan rechtlijnige architectuur, waaronder die van zijn stadgenoot Loos.

Oh ja, dat eerste stuk over opa dat ik hierboven gelinkt heb, was een van de allereerste pagina’s die ik op mijn site gezet heb; zo goed als antiek: zo zag een webpagina anno 1996 eruit.

Dat flatcomplex, het Hundertwasserhaus, is in verband met de privacy van de bewoners niet toegankelijk voor toeristen. Een indruk hoe het er van binnen uitziet, kun je krijgen in Hundertwasser Village, een winkel-van-Sinkel waar allerlei dingen te koop en te zien zijn. Zoals een grote, wat onregelmatig gevormde zuil midden in het huis, ook een van de kenmerken van Hundertwassers architectuur.

Het in 1991 gebouwde Village heeft een heus bos op het dak, voor het groene uitzicht van de buren.

 

Dan Museum Hundertwasser, alias Kunsthaus Wien. Daar mag je zijn schilderijen niet fotograferen. Maar er hangen er ook weinig die daar in mijn ogen aanleiding toe geven. Er rusten auteursrechten op, zoals bij alle kunstenaars die nog gen 75 jaar dood zijn. Hundertwasser overleed in 2000, in Nieuw-Zeeland, waarheen hij in de jaren 70 geëmigreerd was. Op de Wiki staan zijn schilderijen ook niet. Maar tot 2075 kan ik niet wachten met het schrijven van dit stuk.

De schilderijen van Hundertwasser zijn -  het viel te verwachten - erg kleurrijk, en er staan veel spiralen op, vooral op die uit zijn spiralenperiode.

De spiraal is het symbool van leven en dood, zegt Hundertwasser. De aarde beschrijft een spiraal door het heelal. Hij draait weliswaar om de zon, maar keert nooit terug op dezelfde plaats.

Dat klopt helemaal, want de zon draait, met al zijn planeten en ons in zijn kielzog, met een onvoorstelbaar hoge snelheid om het centrum van de Melkweg, die zelf ook met een ongelooflijke snelheid… etc.

Niet iedere bezoeker in het museum is helemaal bij de les. In een nis staat een stelletje in innige omstrengeling, en in de filmzaal zit een ander stelletje eveneens te vozen. Sommige mensen gaan louter daarvoor naar de film. Even later kijk ik vanaf de 2e etage langs de bomen naar de stoep, en daar staan sommige toeschouwers, die het gebouw bekijken, ook ernstig verliefd hand in hand.

Wellicht inspireert Hundertwasser daartoe, en is het daarvandaan dat ik zijn kunst niet goed kan begrijpen en waarderen. De vonk slaat niet over. Dat heb ik wel vaker met kunstenaars uit dat tijdperk, zoals die van Cobra. De schilderijen met huizen bevallen me in dit museum het best. Maar ook die kan ik hier niet laten zien.

Evenmin als de schilderijen in het Fälschermuseum – Museum of Art Fakes, niet ver van het Hundertwasserhaus. De collectie in het kleine, in een kelder gevestigde museum bestaat uit louter vervalsingen. Ik bezoek het op een late middag, maar mag ook daar niet fotograferen.

Blijkbaar rust er ook op vervalsingen auteursrecht. Dit vermoedelijk om te voorkomen dat die valse schilderijen ook nog eens vervalst worden, en dan vervalsingen-in-het-kwadraat worden, meta-vervalsingen. Het museum heeft van Meegerens in de collectie, de Nederlandse meestervervalser van o.a. schilderijen van Vermeer.

Maar ook is er aandacht voor het zogenaamde dagboek van Hitler, dat in 1983 een complete sensatie veroorzaakte. Het Duitse weekblad Stern had het gekocht voor de niet malse som van 10 Miljoen D-Mark. Het leek de historische ontdekking van de eeuw, maar het was uiteindelijk de miskoop van de eeuw.

Het dagboek zou alles wat er over Hitler geschreven was, rijp maken voor de prullenbak. Maar bij nader onderzoek bleek het van a tot z verzonnen te zijn, en geschreven op papier en met inkt die van veel later dan WO II dateerden.

Deze middag verlaat ik het Hundertwasser-kwartier met tram 1 naar het Prater, dat al eens beschreven is dit stuk.



 

Wiener Neustadt

2 ÖBB’s op station Meidling

Op dinssdagmiddag 2 september 2025 neem ik aan het begin van de middag op station Wien Meidling de trein naar Wiener Neustad. Die ligt zo’n 50 km ten zuiden van de stad waarnaar hij genoemd is. Wiener Neustadt ligt aan dezelfde spoorlijn als Baden bei Wien waar ik gisteren was: de 250 km lange Südbahn Wenen - Spielfeld-Straß aan de Sloveense grens, via Graz.

De S-Bahn neem ik liever niet, als ik nog voor donker in Wiener Neustadt wil aankomen. Gisteren merkte ik op de terugweg uit Baden dat die niet erg vlot opschoot. Maar de sneltrein is een klein halfuur te laat, en ik pak nu toch maar de S. Waar ik spijt van krijg, als een sneltrein ergens op een station mijn boemel toch nog voorbij snelt. Enfin, wat maakt het uit; ik heb vakantie.

De S-Bahn waar ik inzit, is een ouderwetse enkeldekker, met een ouderwetse plee met een ouderwetse stank. Als je er staat te sassen, heb je een doorkijkje op de rails. Dat de trein tsjoeke-tsjoeke-geluiden maakt, verhoogt de gedateerde sfeer. Maar hij gaat wel degelijk op stroom.

Er liggen 17 S-Bahnstations tussen Meidling en Wiener Neustadt. Die zijn niet allemaal even nieuw en ook niet allemaal even druk bezocht. Op het perron van Felixdorf groeit niet alleen gras tussen de tegels, maar ook een hele hortus aan onkruid.

We stoppen op Wiener Neustadt Nord, te midden van flatblokken. Dan: Wiener Neustadt Hbf, het 9e station van Oostenrijk qua aantal reizigers.

Op het perron hangt een grote poster over de in gang zijnde uitbreidingen van het spoor in Oost-Oostenrijk. Dat bestaat uit de deelstaten Wenen, Neder-Oostenrijk en Burgenland. Het gebied omvat bijna 1/3 van de oppervlakte van Oostenrijk, bijna de helft van de Oostenrijkers woont er, en 60% van het treinreizigersverkeer vindt er plaats – en: ’Tendenz steigend’.

Er wordt tussen nu en 2030 flink gewerkt aan het spoor. Zo wordt dit station Wiener Neustadt Hbf gemoderniseerd. Het trajectgedeelte tussen Meidling en Mödling (niet te verwarren met elkaar!) wordt 4-sporig uitgevoerd.

Verder is ongeveer halverwege Wenen en Graz al heel lang de 27 km lange Semmering-Basistunnel in aanbouw. Hetzelfde geldt voor de Koralmbahn tussen Graz en Klagenfurt, de hoofdstad van de deelstaat Kärnten (Karinthië).

Door al die maatregelen kan de maximum snelheid op de Südbahn flink opgepookt worden: van 160 naar 230 km/uur. In 2030 duurt een reis Wenen – Graz, de 2 grootste steden van Oostenrijk, nog maar: 1:55 uur (nu 2:35 uur). In Klagenfurt kom je vanuit Wenen straks in 2:40 uur. Nu is dat nog 3:55 uur; een flinke rijtijdwinst.

Ik zet Klagenfurt op mijn kalender voor 2030 - bij leven en welzijn, uiteraard.

Toen ik de naam Wiener Neustadt voor het eerst hoorde, zag ik een Nieuwegein, Zoetermeer of Maarssenbroek voor me, alsof de naam Wiener Boomtown luidde. Maar in werkelijkheid was de stad al heel erg lang geleden nieuw. Hij werd aan het einde van de 12e eeuw gesticht door hertog Leopold V van Oostenrijk. Aanvankelijk heette hij alleen maar Neustadt; Wiener werd er pas in later eeuwen aan toegevoegd. Dat was dat om hem van andere Neustädte te onderscheiden; vergelijkbaar met Baden bei Wien.

Wiener Neustadt is met bijna 50.000 inwoners de 2e stad van Neder-Oostenrijk, na de hoofdstad Sankt-Pölten.  

Als de trein de stad binnenrijdt en stopt op station Wiener Neustadt Nord, doet het uitzicht inderdaad wat boomtownerig aan. Maar uiteindelijk blijkt Wiener Neustadt een goed geconserveerd monumentenstadje te zijn, rond een 13e-eeuwse dom. Er staat zelfs nog een stuk middeleeuwse stadsmuur overeind.

Veel tijd voor een bezoek blijft er niet over, na die slome rit per S-Bahn. Vanuit het zuiden komen vette, zwarte regenwolken opzetten. Ik doe een vlug fotorondje, zonder te noteren wat ik fotografeer. Een albumpagina zonder onderschriften. In ieder geval zijn alle foto’s genomen in Wiener Neustadt, zoveel is zeker.

 






De stad en omgeving is trouwens behept met een heel on-Oostenrijks klimaat, met weinig sneeuw, veel regen en veel wind. Een expat uit Nederland zal zich er niet ontheemd voelen.

Terug neem ik toch liever de sneltrein. Die is voorwerp van zorg onder inwoners van Wiener Neustadt. Zij vrezen dat er na het opkalefateren van de Südbahn sneltreinen vanuit Graz en Klagenfurt gaan rijden die hun stad overslaan. Daarvoor bestaan snode plannen bij ÖBB.

Als de trein Meidling nadert, openen zich de hemelsluizen. Ik schuil een uurtje in de al besproken 1e klas lounge.

Daarmee zit mijn verblijf in Wenen er nog niet op, maar zijn we wel aan het einde van dit niet-chronologische stuk.

 

Westbahn tot slot

Donderdag 4 september verlaat ik tegen het middaguur Wenen voor de eerste etappe van de terugreis, tot München Pasing. In de buurt van dat station heb ik mijn laatste overnachting op deze reis gepland.

Ik had gehoopt op een Railjet tot Salzburg. Maar na een gemiste krappe overstap naar een ander perron op Sankt Pölten moet ik toch genoegen nemen met zo’n Westbahn, met een plek in de 2e klasse omdat ik geen reservering heb voor de 1e, en met dat strakke kofferregime.

Daarna Oostenrijk uit en morgen onze rivierdelta tegemoet. Ik heb in de loop van 116 uur Wenen uiteindelijk in mijn hart gesloten, en zeg zeker niet: ‘It means nothing to me’, zoals de ‘ik’ in het nummer Vienna van Ultravox. Ik denk dat ik nog wel een keer terugkom. Wien, auf Wiederschnitzel!

Frans Mensonides
26 oktober 2025
Geweest in Augsburg, Wenen en München: vrijdag 29 augustus t/m vrijdag 5 september 2025



Wiener Linien: Öffis, U-Bahn, Bim und Bus - De heenreis - Mariahilferstraβe - U-Bahn - De Steffl - Vermeende Rathaus ‘Mitklatschen’ met de RadetzkymarsDe kleur van de Donau16°, 27’ Oosterlengte Prater - Heldenplatz en omgeving - 'Bim'tram van Wenen - Slotpark SchönbrunnSchönbrunn-challenge - Badner Bahn - Baden bei Wien - Lekker loungen - Parlement -  Kunsthistorisches Museum, een verademing - Stammstrecke S-Bahn - U6 - Belvedere - Friedensreich Regentag Dunkelbunt Hundertwasser - Wiener Neustadt - Westbahn tot slot


< < < Deel 1 al gelezen?


© Frans Mensonides, Leiden, 2025