Henk Lamberts, Architect (1895-1973)

Op de Breestraat in Leiden staat, te midden van talloze monumenten uit de Gouden Eeuw, een winkelpand met een uiterst modern uiterlijk. Het gebouw, dat qua bouwstijl gerekend kan worden tot de Nieuwe Zakelijkheid, is in 1933 ontworpen door mijn grootvader, Henk Lamberts. In dit artikel wil ik iets vertellen over het leven en de werken van Henk Lamberts. Voor de biografische gegevens heb ik geput uit de herinnering van mijn moeder en van mezelf; voor de architectonische details uit het artikel "Leidse fijnbouwers (3): H. Lamberts" van de hand van Kasper van Ommen (Decorum, tijdschrift voor Kunst & Cultuur, 1988/1989, nummer 3) en uit de publicatie "Een beeld van baksteen; Leidse bouwkunst 1918-1939" (1994; Dienst Bouwen en Wonen van de gemeente Leiden) van Marieke Hillen.


Levensloop van Henk Lamberts

Henk (Hendricus) Lamberts werd op 27 april 1895 geboren in Apeldoorn. Zijn vader was aannemer van timmerwerken. Het leek vanzelfsprekend dat Henk na zijn lagere schooltijd bij zijn vader in de zaak zou komen. Zelf wilde hij naar de HBS; in het arbeidersmilieu waar Henk Lamberts opgroeide was dat echter ondenkbaar. Het werd uiteindelijk de Ambachtschool. Na schooltijd deed Lamberts praktijkervaring op in de zaak van zijn vader. Zijn ambities reikten echter verder dan het timmermansvak; hij wilde architect worden. Gedurende een periode van 15 jaar heeft hij zich door avondstudies bekwaamd in de architectuur. Een gedeelte van zijn opleiding volgde hij op de VHBO (Voortgezet Hoger Bouwkunst Onderricht) in Amsterdam. Hier kwam Lamberts in aanraking met de ideeën van de (vroege) Amsterdamse school. Zijn vroege werk is sterk beïnvloed door deze stroming.

Tussen 1918 en 1922 werkte Lamberts korte tijd voor diverse architectenbureaus. Uit die periode zijn geen werken bekend. In 1923 trad Lamberts in dienst van Granpré Moliere, Verhagen en Kok in Rotterdam, waar hij de functie kreeg van chef de bureau. Voor dit bureau ontwierp hij in de periode 1924-1927 diverse panden t.b.v. een nieuwbouwproject in de gemeente Schoten (indertijd een plattelandsgemeente ten noorden van Haarlem. Het grondgebied van deze gemeente is later bij Haarlem getrokken). Op de afbeelding ziet u het ontwerp voor enkele woningen op het Raadhuisplein. In dezelfde periode ontwierp hij een groot café-restaurant annex zalencomplex aan het Spaarne; eveneens in Schoten (klik voor de afbeelding). Van Ommen over dit complex: Het gebouw kenmerkt zich door een mengeling van Amsterdamse school details (...) en een kubistische vormbehandeling, zo kenmerkend voor Dudok. Over Lamberts' werk in Schoten verschenen in de vakpers een aantal uiterst lovende recensies.

Lamberts had bij het uitbouwen van zijn carrière de omstandigheden niet mee. Een poging in de jaren 20 om zich als zelfstandig architect te vestigen, mislukte doordat hij getroffen werd door een hersenvliesontsteking met complicaties, waardoor hij bijna een jaar lang niet in staat was zijn vak uit te oefenen. De crisistijd brak uit, en daarmee kelderde het aantal opdrachten dat voor architecten viel binnen te halen. In 1931 accepteerde Lamberts om den brode een betrekking bij gemeentewerken Leiden. Hij werkte daar onder meer aan het omstreden ontwerp van Blaauw voor het nieuwe stadhuis. Blaauw had deze opdracht enkele jaren daarvoor weggekaapt voor de neus van Dudok, die niet lang daarna in Hilversum toch een raadhuis mocht bouwen. Dit Hilversumse raadhuis was vermoedelijk een van de inspiratiebronnen voor Lamberts, toen hij in 1933 van boekhandelaar van Kloeten opdracht kreeg om in de Breestraat in Leiden een kantoorboekwinkel met woonhuis te ontwerpen. Lamberts voerde dit ontwerp uit in zijn vrije tijd; gezien de omstandigheden durfde hij zijn baan bij de gemeente Leiden niet op te geven.

Het beviel Lamberts niet al te best bij de gemeente. Er waren aanvaringen met superieuren en van het arbeidsethos van de gemiddelde gemeenteambtenaar had hij bepaald geen hoge pet op. Kort na de oorlog verliet Lamberts de gemeentedienst. In de jaren daarna werkte hij wisselend zelfstandig, in dienst van architectenbureaus en met diverse compagnons.

In het midden van de jaren '50 ontwierp hij het bejaardentehuis Hofwijck in Oegstgeest, compleet met wat tegenwoordig "aanleunwoningen" genoemd wordt. Het verschijnsel "bejaardentehuis" was nieuw in die tijd. De richtlijnen van het ministerie schreven voor dat de kamers niet groter mochten worden dan 12 vierkante meter. "Vogelkooien" naar het oordeel van Lamberts. Overleg met het ministerie mocht niet baten. Lamberts besloot toen de rest van het gebouw, zoals de recreatieruimte en de entree, zo ruim mogelijk op te zetten. De in marmer uitgevoerde hall gaf een gevoel van ruimte dat de krappe behuizing van de bejaarden enigszins kon compenseren. Lamberts was tijdens de bouw van Hofwijck onbezoldigd opzichter; deze belangrijke taak wilde hij niet aan een ander overlaten. In de jaren 60 werd het bejaardentehuis door Lamberts nog enkele malen uitgebreid. In 1985 werd het tehuis gerenoveerd (de kamers werden groter gemaakt!); de aanleunwoningen bleven in de oorspronkelijke staat.

De rest van de levensbeschrijving van Henk Lamberts zal ik verderop in dit artikel optekenen uit mijn eigen jeugdherinneringen.


Het pand Breestraat 52 (Van Kloeten)

het van KloetenpandIn 1933 ontving Henk Lamberts van boekhandelaar van Kloeten opdracht om een nieuw winkelpand te ontwerpen aan de Breestraat. De oude zaak van van Kloeten zou gesloopt worden. Bij het ontwerp van het winkelpand annex woonhuis ging Lamberts uit van rechthoekige vormen. Daarmee borduurde hij voort op het werk van Dudok (Hilversums raadhuis), Buys (Coöperatie de Volharding aan de Grote Markt in Den Haag, thans kantoor van Randstad) en Brinkman en v.d. Vlugt (v. Nelle gebouw aan de Aalmarkt in Leiden; gesloopt).

Door het gebruik van nieuwe materialen kon het ontwerp binnen enkele maanden gerealiseerd worden. Marieke Hillen: Lamberts ontwierp voor zijn gebouw (...) een staalskelet, waar beton omheen werd gestort. (...) hij gebruikte de mogelijkheden van het skelet door op de begane grond en de eerste verdieping een doorlopende ruimte te creëren. Verder gebruikte Lamberts ook lintvensters die in blauwe stalen kozijnen zijn gevat. Op de bovenste verdieping ligt de gevel terggetrokken, waardoor een balcon ontstaat. Aan de achterzijde is op deze verdieping een terras. In de hoge lichttoren die al van ver in de Breestraat zichtbaar is, komt het blauw van de kozijnen terug.

Veel is geschreven over dit lichttorentje, het meest opvallende element in het van Kloeten-pand. Van Ommen filosofeert dat (...) gebouwen als een soort lichtpunten of vuurtorens in de moderne stad gezien konden worden. (...) Een andere interpretatie is dat Lamberts de boekhandel beschouwde als verzamelpunt van in woorden vastgelegde ideeën die voor ieder die dat wilde, voor verlichting en begrip van het hogere konden zorgen. Pure speculatie, daar Lamberts zich zelden of nooit uitliet over "de betekenis" van zijn werk. Feit is dat het lichttorentje, door zijn ligging in de kromming van de Breestraat, als het ware de blikken van de voetgangers naar zich toetrekt, en dat aspect zal in ieder geval de opdrachtgever meer geïnteresseerd hebben dan de diepere symboliek.

Lamberts gebruikte voor het metselwerk van het pand de zgn. Dudok-voeg, die door Dudok was toegepast in het Hilversumse stadhuis. Van Ommen: De bakstenen zijn zodanig gemetseld, dat er diepliggende horizontale voegen ontstaan, terwijl de verticale voeg in feite gelijk kwam te liggen met de oppervlakte van de steen.

In de zomer van 1933 werd de winkel van van Kloeten geopend. In 1969 heeft Lamberts het pand (toen Het Nieuwe Boekhuis) verbouwd. Het gebouw heeft tot in de jaren 80 dienst gedaan als (kantoor)boekhandel; momenteel is er het studenten-reisbureau NBBS in gevestigd.


Herinneringen aan Henk Lamberts

Voor ons was de werkkamer van opa een fascinerende plaats. In het midden stond de enorme tekentafel met daaromheen een uitstalling van honderden tekeningen, pennen, sjablonen en prullaria. Mijn jongere broer kreeg er lessen in perspectief-tekenen; ikzelf had meer interesse voor tabellen met kwadraten en derdemachten, rekenlinialen en de kalenders en opschrijfboekjes die opa bij tientallen kreeg als (weinig origineel) relatiegeschenk.

Al als kleuter had ik de tekenkunst van opa ontdekt. Iedere keer als wij bij opa en oma kwamen, kreeg hij een vel tekenpapier en een potlood in de handen gedrukt. Op mijn bevel toverde hij in een mum van tijd ons huis in Voorburg op papier, of de route van de blauwe tram, waarmee wij zojuist naar Leiden waren gereisd.

De mensen die mijn grootvader tekende, waren hoekig en rudimentair. De omgang met mensen viel hem niet altijd makkelijk. Compagnonschappen en samenwerkingsverbanden eindigden niet zelden in conflicten. Tact was een eigenschap die hem niet verweten kon worden. Hij gaf zijn onverbloemde mening over het werk van collega's en schopte hen daarmee tegen de schenen. Ook had hij het regelmatig aan de stok met schoonheidscommissies. Je mag hier in deze stad alles neerzetten wat je goeddunkt, maar over zo'n klein snertraampje maken ze een hoop kouwe drukte,.hoorde ik hem een keer zeggen naar aanleiding van een recent bezoek aan deze door hem verfoeide instelling.

Opa was wat je tegenwoordig een workaholic zou noemen. Nadat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt had, bleef hij nog jarenlang drie dagen per week werken bij een architectenbureau in Rotterdam. Ook nam hij regelmatig opdrachten voor verbouwingen aan.. Vaak van moeizaam betalende opdrachtgevers. Het woord termijn viel regelmatig in huize Lamberts. Ik kan me herinneren dat een armlastige winkelier in elektrische apparaten, na uitvoerig overleg over openstaande rekeningen, uiteindelijk een groot aantal lampen in ons nieuwe huis in Leiden kwam installeren, bij wijze van betaling in natura.

Behalve voor architectuur had hij eigenlijk alleen maar interesse voor voetbal. In zijn jeugd had hij het doel van eersteklasser AGOVV verdedigd, en in later jaren bleef hij het voetbal op de voet volgen. Op Europacup-avonden begaf opa zich op zijn roestige, uit de crisistijd daterende fiets naar ons huis om de wedstrijden te zien. Wij hadden dan meestal ook de buurkinderen op bezoek. Temidden van het tumult en geschreeuw dat uitbrak na een Ajax-doelpunt, zat hij verzaligd glimlachend op de bank. Voor interessante verhalen uit zijn voetbaljeugd hoefden we niet bij hem aan te kloppen. Hij wist zich vrijwel niets meer te herinneren van vroeger, in tegenstelling tot mijn oma, die de tijd rond de eeuwwisseling regelmatig liet herleven in haar gesprekken. Vroeger is nu niet luidde opa's credo. Hij was rechtlijnig, niet alleen in zijn ontwerpen, maar ook in zijn opvattingen.

In 1971 nam hij deel aan een prijsvraag voor het ontwerp van en sporthal, waarbij hij de derde prijs in de wacht wist te slepen. Ook daarna vond hij geen rust. In 1972 accepteerde hij - op 77-jarige leeftijd! - een deeltijdbaan als tekenaar bij een architectenbureau in Roelofarendsveen. Hij mocht het tekenwerk thuis verrichten, en reisde elke veertien dagen per bus naar Roelofarendsveen om nieuw werk te halen.

In de herfst van dat jaar begon mijn grootvader te sukkelen met zijn gezondheid. Hij kreeg een fietsongeluk waarvan hij nooit helemaal hersteld is. Mijn grootouders waren gedwongen te verhuizen naar een verzorgingstehuis. Enkele dagen voor de verhuizing gaf hij zijn volledige tekeningenarchief prijs aan de vuilnisbak. Hij ging ervan uit dat niemand er nog in geïnteresseerd in zou zijn.

In het verzorgingstehuis werd in de recreatieruimte een tekenbord opgesteld, waar opa huizen tekende die nooit gebouwd zouden worden. Niet lang na de verhuizing werd bij hem longkanker vastgesteld. In de zomer van 1973 overleed mijn grootvader op 78-jarige leeftijd.


Hernieuwde belangstelling

In de jaren 80 kwam de bouwkunst uit de periode tussen de oorlogen opnieuw in de belangstelling. In het kielzog van Dudok en Rietveld leefde ook de interesse op voor de "mindere goden" uit die tijd. Het pand Breestraat 52 trok de aandacht van diverse studenten in de bouwkunde, en regelmatig ontvingen mijn moeder en ik belangstellenden die alles wilde weten over het werk van de "vergeten" architect Lamberts. Het van Kloeten-pand werd gezien als zijn opus magnum. Beschrijvingen van het gebouw werden opgenomen in verschillende regionale architectuurgidsen.

In 1994 vond in Dudok's Leidsch Dagblad-gebouw de tentoonstelling plaats "Een beeld van baksteen; Leidse bouwkunst 1918-1939" , waarbij ook aandacht besteed aan het van Kloeten-pand. In het boekje van de hand van Marieke Hillen, dat naar aanleiding van deze tentoonstelling verscheen, stond het volgende vermeld over de lantaarn in het torentje: deze lantaarn raakte echter uit gebruik, daar het wisselen van de lamp een tijdrovend karwei was. De Leidse brandweer moest er speciaal voor uitrukken en de Breestraat werd enige tijd afgezet.

Naar aanleiding van de tentoonstelling werd besloten het licht in het torentje opnieuw te ontsteken. Op een avond in april 1995 verscheen een hoogwerker ten tonele om het karwei te klaren. Honderd jaar na de geboorte van Henk Lamberts werd zijn voornaamste schepping opnieuw een lichtbaken in de Breestraat.

Frans Mensonides
24 december 1996



UPDATE

In 2000 kwam het van Kloeten-pand opnieuw in het nieuws. De gemeente Leiden wil in het Aalmarktgebied, waarvan het pand deel uitmaakt, een winkelpassage annex parkeergarage bouwen. Enkele projectontwikkelaars hadden hun oog laten vallen op de "bocht van de Breestraat". Voor een aantal panden, waaronder dat van de hand van mijn grootvader, dreigde sloop. In een column in mijn rubriek REFLEXXIONZZ! heb ik aandacht besteed aan deze zaak.

Inmiddels lijkt de sloopdreiging voorbij: het pand is onlangs geplaatst op de lijst van "Jonge Rijksmonumenten".

In de laatste week van 2000 besteedde "Het Leids Nieuwsblad" in zijn rubriek "sprekend steen" aandacht aan het pand Breestraat 52. In het artikel kwam ook ik aan het woord. Naar aanleiding van dit krantenartikel, en van de artikelen op deze website, kreeg ik een reactie van een Leids gemeenteambtenaar, die mededeelde dat sloop van het pand nooit de bedoeling is geweest van de gemeente. Hij sprak zijn volle vertrouwen uit in het Aalmarktproject, waarbij met alle historische waarden rekening gehouden zou worden. Dit is een belofte, waar wij de gemeente Leiden graag aan willen houden!

Frans Mensonides; 13 januari 2001


Naar de columnrubriek REFLEXXIONZZ!!