Toeren met Twents (1)
De laatste halte is de eindhalte


Lonnekerspoorlaan


Twents en Syntus
- Busbaan Lonnekerspoorlaan - TwetseWelle: 'Oetleg in 't plat' - Enschede-Hengelo lijn 9 - Hengelo Centrum; lijn 51 (Hengelo – Almelo) - Stadsbus Almelo - In Almelo is altijd wat te doen - Final Destination

Ik, De digitale reiziger, zou een site kunnen vullen met louter busreizen in streken waar Connexxion zijn concessie heeft verloren. Na Zuid-Holland Noord (Arriva) en Utrecht (Qbuzz / U-OV) is het nu de beurt aan Twents / Syntus om onderwerp te worden van een lange reeks verhalen.

Syntus nam de concessie Twente op 8 december 2013 over van Connexxion, en daarmee de merknaam Twents, het steigerende witte paard en het lijnennet, al werd er hier en daar wat gesneden in lijnen en ritten. Ja, ik snap wel een beetje hoe het komt, die overname, want Syntus reed in Twente al een paar lijnen in opdracht van Connexxion, en dan haal je natuurlijk het paard van Troje binnen.

De concessie, verleend door Regio Twente, bestaat uit de stadsbusdiensten in Enschede, Hengelo en Almelo, de spoorlijn Zutphen – Hengelo – Oldenzaal en verder uit een dun streeklijnennet in een niet erg dichtbevolkte streek. Die heeft een aantal aantrekkelijke toeristische zomerattracties. Ik heb mijn reizen naar Twente daarom uitgesteld tot het heldere en hete gedeelte van 2014. Ik ben van plan, tot ergens in september zo nu en dan deze regio te bereizen, die niet echt naast de deur ligt van de burelen van De digitale reiziger.

Hieronder het eerste reisverslag. Ik was in Twente op paaszaterdag 19 april 2014 en buste van Enschede naar Almelo. Veel ritten kon ik niet maken, want ik bleef te lang hangen in het museum TwentseWelle in Enschede, en in het bruisend hart van Almelo, waar altijd zo veel spannender dingen te beleven zijn dan in bussen zitten.

Voor ik op pad ga, eerst een paar woorden over Twents, en de overname daarvan door Syntus.

 

Twents en Syntus

Laat ik dan beginnen met het belangrijkste, het Twents-logo; Twents ís in de eerste plaats een logo. Dat logo is niet meer hetzelfde als dat, dat bij mijn laatste bezoek aan Enschede de bussen sierde. Het is namelijk aangepast; aan wat, is me niet duidelijk. De verandering is me ook totaal niet opgevallen; ik las het later pas ergens. Het witte Twentse Ros, hét transportmiddel in de tijd dat er nog geen bussen bestonden, werd namelijk gerestyled en steigert en hinnikt nu fierder dan ooit tevoren. Ook de rode kleur is veel intenser dan voorheen; nog roder dan F.C. Twente-rood.

Bij de overname van Twents door Syntus werden er wat ritten geschrapt op bestaande lijnen, en ook wat complete lijnen; allemaal om de efficiëntie van het vervoer te bevorderen, zo werd gezegd.

De concessiewissel was ook aanleiding voor het bestellen van een vrijwel hele nieuwe vloot bussen; maar enkele bussen uit de vorige concessie zijn behouden. Zo'n vernieuwingsoperatie is voor de reizigers niet slecht, want ze zitten dan in het nieuwste van het nieuwste materieel, met ook eigentijdse snufjes zoals gratis WiFi. Maar Ik vraag me wel eens af, wat er met die oude bussen gebeurt. Slopen is zonde. Zo’n concessie wordt doorgaans verleend voor de duur van 8 jaar, en een bus is daarna nog lang niet afgeschreven.

Syntus rijdt in Twente nu voornamelijk met Citea-materieel van busbouwer VDL. Het zijn ongeveer of zelfs precies dezelfde bussen als bij ons in Zuid-Holland Noord rijden; ik vind het motorgeluid erg vertrouwd klinken.

Niet minder vertrouwd in de oren klinkt het volgende. Er was rond de overgang van Connexxion naar Twents geduvel rond de verchipte abonnementen. Ik schreef er vorig jaar over in mijn chiprubriek die nu, na ruim dertig afleveringen, echt wel definitief ter ziele is. Reizigers die een maand- of jaarabonnement bezaten van Connexxion, konden dat in de Syntusbussen niet meer gebruiken, want Syntus gebruikt weer andere kaartlezers dan Connexxion. Daarom moesten de klanten volgens een ingewikkelde procedure hun abonnement van de ene maatschappij opzeggen en er een ander bij de andere voor in de plaats nemen. De maatschappijen regelden dat niet zelf voor hun klanten.

Dit was Regio Twente toch te gortig. Er is na ampel overleg een oplossing gecreëerd die voorspelbaar was: de reiziger kreeg een ‘zichtkaart’, een gewoon ouderwets stukje karton dat hij aan de chauffeur moest laten zien. Wat een creativiteit heerst er toch in dit land om eerst digitale oplossingen te bedenken, en ze vervolgens weer analoog terug te draaien!

Het kilometertarief voor reizen-op-saldo met de OV-chipkaart is het best bewaarde geheim van Twente; ik heb het niet kunnen vinden op de site van Twents. Wel de prijs van een los, kartonnen kaartje dat je in de bus kunt kopen. Die kaartjes werden een flink stuk duurder, bijvoorbeeld van 2,20 naar 3,00 euro voor een kort ritje. 

WiFi, nu dus, in alle bussen. Waarom heb ik dat zelf niet geprobeerd, onderweg? Oh ja, omdat ik toen ik deze reisdag beleefde, nog geen smartphone had. Ik stond net op punt, er een te kopen, tijdens die koopgolf van een paar weken geleden. Maar toen kwam het bericht dat ik er een van de zaak zou krijgen. Die is een paar dagen na mijn Twentereis uitgereikt, zodat ik voortaan 168 uur per week bereikbaar ben voor de baas – maar er zit gelukkig ook een uitknop op.

Tot zover de bus. Nu nog even de trein. De diesel Zutphen – Oldenzaal mag zich sinds de concessiewissel ook tooien met het steigerende paard, en ging van Arriva naar Syntus. Maar het lijntje Almelo – Mariënberg, dat ik afgelopen zomer nam, verloor datzelfde paard en verhuisde van Twents / Syntus / Connexxion naar Arriva, en naar de Vechtdallijnen.



Busbaan Lonnekerspoorlaan


Op pad dus, op paaszaterdag. Dit weekend biedt NS het unicum van een rechtstreekse treinverbinding van Leiden met Almelo, Hengelo en Enschede. Er zijn op zoveel plekken stremmingen door werkzaamheden, dat ze de weinige overgebleven spoorlijnen maar aan elkaar geknoopt hebben. De trein uit Den Haag, die normaliter via de Hanzelijn doorrijdt naar Groningen / Leeuwarden, gaat nu bij Weesp rechtdoor richting Amersfoort, en via Deventer naar Twente. Een extra reden om juist vandaag met de Twentereeks te beginnen.

Een andere zou misschien zijn: de vreemde paasgebruiken die ze in deze streek hebben, bijvoorbeeld in Ootmarsum (zie dit verhaal uit 2005), waar op paaszaterdag de ‘poaskerls’ (paaskerels) op eeuwenoude, rituele wijze per paard en wagen hout gaan hakken voor het paasvuur. Ik heb nog vage plannen om er even langs te gaan, vanmiddag, maar het zal er niet van komen.

In 2007 deed ik de stadsbus van Enschede, die op die zaterdag neerkwam op lege bussen over busbanen langs lege wegen. Ik nam toen lijn 2 naar Helmerhoek en lijn 3 naar Glanerburg. Twee zomers geleden kwam ik terug voor een verhaal vol bizarre absurditeiten, in een stad, bevolkt door tegenvoeters, die omgekeerd aan de bomen hingen; zo kwam Enschede op me over.

Inmiddels reed lijn 2 naar de noordelijke wijk Deppenbroek ook over een busbaan, samen met streeklijnen 60, 61 en 62 naar o.a. Lonneker. Die busbaan was deels aangelegd langs de Lonnekerspoorlaan, ooit tracé van een buurtspoorwegje. Het zuidelijke gedeelte van die busbaan, vlak voorbij het viaduct onder de NS-sporen, ontbrak nog in 2012 en was in aanleg. Er was iets met een Aldi-filiaal dat in de weg stond. Dat kom ik onderweg tegen. De busbaan gaat er nu keurig met een meandertje omheen.

Maar de rest van die baan verkeerde na vier jaar al in renovatie. Oorspronkelijk was hij bekleed met een soort graszoden van kunststof, in een groene kleur. Dat gazon was binnen de kortste keren aan flarden gereden.

Nu loop ik fotograferend langs de baan en zie tot mijn opluchting dat hij is uitgevoerd in normaal grijs beton, zoals het hoort. Hij voert door de wijk Roombeek, waar op 13 mei 2000 een vuurwerkopslagplaats in de lucht vloog. Die wijk, zoals ik in 2012 al zag, is zeer fraai herbouwd en gerenoveerd. Fabrieksgebouwen, die vóór die klap al in vervallen toestand verkeerden, werden opgelapt en kregen een nieuwe bestemming.

Zo bijvoorbeeld het gebouw van Menko, een textielspinnerij met een markante vierkante watertoren. Het complex huisvest nu winkels, een basisschool en appartementen.

Een gesluierde Twentse ontzegt me het recht om personen te fotograferen. Ik zeg, dat ik niet geďnteresseerd ben in mensen, alleen in bussen en hooguit gebouwen. Wie niet op de foto wil, moet dan maar niet tussen mijn lens en een bus of gebouw in gaan staan.

Ja, zeg, die onzin meteen de kop indrukken , anders krijgen we hier Zweedse toestanden, dat je iedereen die je op straat fotografeert, om schriftelijke toestemming moet vragen. Ik vraag me af, zo’n Piratenpartij, die de privacy hoog in de piratenvlag voert, nu tegen dergelijke uitwassen is of juist ervoor? Zij willen op digitaal gebied volledige vrijheid van handelen én volledige privacy; zijn die twee uitersten wel verenigbaar?






TwentseWelle: ‘Oetleg in ’t plat’



Mijn wandeldoel is museum TwentseWelle, ook een oud, opgeknapt textielfabriekscomplex, dat nu luistert naar de naam: Rozendaalcomplex. Eerst lunchen; er zit ook een restaurant bij. Het terras is leeg; geen wonder, bij bepaald nog niet voorjaarsachtige temperaturen. Ook binnen in het grote restaurant bevinden zich geen eters en drinkers, hoewel er toch ‘Eten en drinken’ op de gevel stond, om het publiek eraan te herinneren, wat je ook alweer deed in een restaurant. Alleen een oude en een jonge kelner bevolken de ruimte, waarbij de eerste de laatste mag commanderen.

‘Zo, kan ik er nog bij?’, zeg ik. ‘Had ik moeten reserveren? Bent u eigenlijk wel open? Ja, domme vraag, anders stond ik vast en zeker niet binnen’.
‘Ook goeiemiddag’, bromt de oudere kelner. Ik heb het nu meteen al bij hem verkorven en hij laat mijn bediening over aan de jongere.

Alles wijst erop dat ik vanmiddag niet de enige bezoeker zal blijven. De beide mannen vertonen een nerveus beweeg. De oudste roept opgewonden dingen in zijn telefoon en in de richting van de jongste, en de laatste zet op een grote witgedekte tafel honderden kelken en roemers in het gelid, die beslist niet leeg zullen blijven. Nu verschijnt er een vrouw ten tonele die levensgrote tuilen bloemen binnendraagt en er ook één in mijn gezichtsveld plaatst. ‘Dat is nou aardig van u’, ze ik. Maar ze vertrekt geen spier.

Mijn Hollandse humor slaat niet aan onder tegenvoeters, zoveel is wel duidelijk. Ik verorber mijn lunch en ga maar snel het museum binnen.

TwentseWelle bestaat uit een enorme hal en heet zo omdat Welle golf betekent in het hier erg nabije Duits, en iets anders in het Twents, dat ik vergeten ben. Oh ja: bron. Je krijgt er gratis een audiotour bij. De Almelose cabaretier Herman Finkers geeft bij elk onderdeel van de tentoonstelling ‘oetleg in ’t plat’. Je kunt ook uitleg in ABN krijgen van de hyper-brave doch lichtelijke saaie Astrid Joosten, maar in een Twents museum past Twentse uitleg, vind ik, en Herman is geestiger dan Astrid.

Die taal (Twents is net als Fries en Limburgs een erkende streektaal) klinkt me best uitheems in de oren, maar met een beetje inspanning is het wel te verstaan. Finkers legt oet, dat het museum gewijd is aan de mens, die in Twente en elders ter wereld al miljoenen jaren oplossingen moet verzinnen voor de beperkingen die de natuur hem oplegt.

Dit is een streekmuseum, maar nu eens een van de goede soort; niet zo’n stoffige verzameling vuistbijlen en mammoetkiezen, met vergeelde toelichting in oude spelling. Ja, die zijn er ook wel, mammoetkiezen, maar in prachtige uitstalkasten, als ‘open magazijn’.

Het obligate mammoetskelet staat ook te pronken achter glas. Een deel ervan bestaat uit echte ‘böt’ (botten), maar sommige botten ontbraken, en ‘die böt bent d’rbie moakt’. Dat Twents is best te volgen, echt wel.

Verder zijn er in het museum de nodige digitale, soms interactieve presentaties. Finkers noemt die ‘grappemoakerieën’, maar dat grap is, dat ze het lang niet allemaal doen. Een 3D-presentatie over de geologische ontwikkeling van Twente stokt telkens ergens halverwege het jura en het krijt, en dan ben je nog een eind weg van textielbaronnen, Twents, WiFi en groene, dan wel grijze busbanen.

Dat heb je toch vaak in dit soort moderne musea, zulke storingen; dat ouderwetse, vergeelde tekstbordje met uitleg faalde nimmer.

Behalve grappemoakerieën kent het museum enkele grote pronkstukken. In de eerste plaats een lös hoes (open huis), een boerderij waarin mens en dier onder één dak leefden. Ik weet niet of dit nu hetzelfde lös hoes is waarvan ik in ’12 hoorde dat het uit het Twents Museum was weggelopen.

Een ander highlight van de collectie is een Jacquard-weefgetouw, dat werkt met een primitieve ponsband om patronen in het weefsel te maken; een van de eerste programmeerbare, digitale apparaten aller tijden. Een museummedewerker schakelt de stroom in en met een hels kabaal (tapokketapokketapokketa) treedt het ding in werking; de schietspoel schiet heen en weer; de schering en de inslag.

Ook schering en inslag in fabriekssteden is de rijkdom van de fabrikant versus de armoede van de arme donder die in zijn fabriek werkt. In een tentoonstelling over de Stork-dynastie kunnen we gewaar worden wat die familie zoal aan dure doch boeiende hobby’s had om het verdiende geld stuk te slaan.

Als ik weer buiten sta, is de middag al een eind op streek. Het ziet er allemaal erg fraai uit, hier in Roombeek; tijd om de panoramaknop op mijn gloednieuwe camera te gebruiken, die ik al de Mesdag-stand gedoopt heb. Het museum is zoals gezegd onderdeel van het Rozendaalcomplex dat verder bestaat uit ateliers voor kunstenaars en uit appartementen. Op het dak blinkt de zilveren koepel van een volkssterrenwacht. Oh ja, klik op de panorama’s voor de schermbrede versie.

 





Lijn 9 Enschede - Hengelo

Nee, 't Zwering en Ruwenbos zijn twee wijken van Enschede waar ik niet heen wil met de bus; sommige oorden oefenen alleen al door de naam een afstotende werking uit.

Ik pak bus 2, ga een paar haltes mee, langs die Aldi die in de weg stond, stap uit, loop door het Van Heekpark dat – zoals vrijwel heel Twente – te danken is aan een textielbaron, en ga nu de busbaan langs de Hengelosestraat bekijken, die de afgelopen jaren ook voltooid is.

Deze busbaan, zo zag ik in ’12 al, is op veel plaatsen ‘enkelspoor’, zogezegd, en ligt dan in het midden van de weg. Vorige keer snapte ik niet helemaal hoe nu geregeld is, in welke richting de bussen deze baan mogen berijden. Nu ik wat nauwkeuriger kijk, geloof ik toch dat ik er teveel heb achtergezocht. Bussen moeten uiteraard zodanig rijden dat ze bij een abri kunnen stoppen om reizigers in en uit te laten. En er staan op één stuk busstrook nooit abri’s aan beide zijden.

Ik stel me nu in zo’n abri op; ik wil lijn 9 hebben naar Hengelo. Op elke halte in het vervoergebied van Twents staat dat de laatste halte de eindhalte is. Twents is dol op dubbeloppismen, want op hun site wordt de gelegenheid geboden, je reis vooruit te plannen. Misschien zoek ik spijkers op laag water, want dat doen neerlandici graag. Maar plannen doe je per definitie vooruit. Achteraf plannen kan ook wel, maar lijkt me niet altijd zinvol.

Ook opmerkelijk is de vakantiedienstregeling, of liever het feit dat sommige lijnen geen afwijkende vakantiedienstregeling hebben. Dan staat in het vakje vakantiedienstregeling toch de hele vakantiedienstregeling vermeld (die gelijk is aan de gewone) met daaronder de mededeling: ‘Deze lijn heeft in de vakantieperioden geen afwijkende dienstregeling’.

Lijn 9 verbindt de NS-stations Enschede en Hengelo en rijdt via bijna een rechte lijn over de Hengelosestraat die na de gemeentegrens Enschedesestraat heet. Halverwege de route ligt de Universiteit Twente. Ik wil best geloven dat lijn 9 veel studenten trekt op uren dat de collegezalen open zijn. Maar op deze zaterdagmiddag zit ik na een paar haltes alleen in de bus.

 



Hengelo Centrum; lijn 51 (Hengelo – Almelo)


Na aankomst in Hengelo ga ik het winkelhart verkennen, waar de zaterdagmiddag op z’n end loopt. Alles daar ademt wederopbouw. Dat klopt ook als ik het nasla; op 7 oktober 1944 is de stad grotendeels verwoest door een zwaar bombardement. Volgens een mening die ik laatst verwoordde, is het gunstig voor winkelcentra, dat de koper bij het bekijken van etalages niet wordt afgeleid door stadsschoon.

Zo bekeken, kan het Enschedese winkelcentrum Stokhorst dan maar beter blijven zoals het is. Het is uitgeroepen tot lelijkste plek van Nederland. In het verhaal van 2012 bezocht ik dat winkelcentrum, dat was blijven steken in een renovatie. Daar wil ik vandaag niet naar terug. Maar hoe is het nu met Stokhorst? Welnu, eind 2013 was het eindelijk zover dat er geheid kon worden voor de nieuwbouw. Maar na anderhalve paal werden de heiwerkzaamheden al stilgelegd; er ontstond opnieuw ruzie over geld.

Hengelo’s winkelhart is goed bereikbaar met de bus. Ik neem op de Bornsestraat lijn 51 naar Almelo (eindbestemming: Vriezenveen) via Borne, waar ik, ook alweer in 2007, nog eens een middag heb rondgelopen; in geborneerde toestand, heel toepasselijk.

Lijn 51 neemt een busbaan die ik vanmorgen vanuit de trein heb gezien; een busbaan over een bedrijventerrein. Ik vermoed dat ze ook deze vooral aangelegd hebben omdat er geld voor beschikbaar was, en niet uit echte verkeerstechnische noodzaak. In 2009 deed ik ook zo’n baan, ergens in het noorden van Hengelo.

Borne

Aanvankelijk was ik heel erg ingenomen met die busbanen van Twents, maar bij nader inzien en terugkomen vind ik ze niet altijd even noodzakelijk. Ze hebben ook niet geleid tot een enorme toevloed van reizigers.

Dit is weer een ‘enkelsporig’ geval, met wisselplaatsen, bewaakt met negenogen. Juist op het moment dat de bus een tegenligger passeert, rijdt de Berlijner over het spoor. Als ik iets alerter was geweest en mijn camera in de aanslag had gehad, had het een fraaie foto-van-de-week opgeleverd.

Het wordt een eentonig verhaal, maar ook in lijn 51 zit ik na een paar haltes alleen. Mijn laatste reisgenote, een moeilijk lopende bejaarde vrouw, is uitgestapt bij een tegelhandel met ‘Onmennig völ tegels’, niet omdat ze tegels nodig heeft, maar omdat ze de grens had bereikt tot waar haar kartonnen kaartje van 3,00 euro reikte. Ze gaat nu lopend naar Vriezenveen, vermoed ik.

Ook in Borne wil niemand met de bus. Door de kronkelende lanen van dat stadje bereiken wij het station, waarvandaan de bus vertrekt met evenveel man aan boord (ondergetekende) als bij aankomst. Je voelt je altijd een beetje lullig, als je als enige passagier in zo'n grote bus zit. Waarom is dat zo? Dat is nog geen uitgemaakte zaak; die vraag is nog niet zo een, twee, drie te beantwoorden.

De route van deze lijn voert verder door de Almelose wijk De Riet. De Riet verloor bij de ingang van de nieuwe concessie zijn stadsdienst, en is nu per bus alleen nog maar bereikbaar met deze lijn 51, die op zaterdag slechts in uurdienst rijdt. De trein stopt trouwens ook in De Riet.

 



Stadsbus Almelo


Wat er verder is overgebleven van de Almelose stadsdienst, is snel verteld. De stad, met 70.000 inwoners, telt 6 lijnen, 21 t/m 26. Vier daarvan rijden in een lus van station Almelo naar station Almelo. 21 en 22 ontsluiten de zuidelijke wijken, waarbij de een linksom rijdt en de ander rechts. 23/24 idem dito, analoog, naar het noorden. De bussen 22, 24, 25 en 26 vertrekken half en heel; 21 en 23 kwart voor en kwart over. De laatste twee lijnen rijden alleen maandag t/m zaterdag overdag. Meer dan dat valt er feitelijk niet over te vertellen. Even weinig als over Almelo zelf?

De avondklok lijkt al ingegaan in de stad waarvan Herman Finkers ooit beweerde dat het van kleur veranderen van de verkeerslichten er het enige teken van activiteit was. Op het busstation zitten drie mensen te wachten op twee bussen. Twee (waaronder mijn persoon) stappen er in lijn 23. In de binnenstad komt er nog een passagier bij. De bus heeft de wijk Kluppelshuizen als bestemming.

Daar aangekomen stappen mijn medepassagiers al snel uit, en blijf ik weer eens een keertje alleen achter. Bij een benzinestation van Tango stap ik zelf dan ook maar uit; inderdaad: ‘It takes two to tango’. Hiervandaan loop ik verder wel terug naar het centrum; meer dan een klein halfuurtje kan het niet zijn. Ik ga niet op de volgende, ongetwijfeld ook lege bus staan wachten.

 



In Almelo is altijd wat te doen

Ik neem een lange, licht slingerende laan met afgeknotte, gesnoeide bomen; snoeien om te groeien. In de vorige crisis, die van de jaren 80, was ‘snoeien’ het gangbare eufemisme voor bezuinigen of afknijpen, omdat iedereen inmiddels doorhad dat ‘ombuigen’ dezelfde betekenis had. Toen het verbum ‘snoeien’ ook een beruchte klank had gekregen, verzonnen ze weer wat anders. Tegenwoordig heet het: ‘versoberen’.

Ook in Almelo staan veel opgekalefaterde oude fabrieksgebouwen die een nieuwe bestemming hebben gekregen. 

Opvallend in Almelo is het aantal winkels dat recentelijk zijn poorten heeft gesloten. Karel Losman dankt zijn clientčle, voor wie hij het (wat dan ook) met veel genoegen heeft gedaan. Zijn nering staat te koop bij makelaar Hoes. Ze houden vast wel een keer Lös Hoes (Open Huis) om kopers te lokken. Onderweg zag ik ook ergens makelaar Des Huizes.

Hoewel ik eigenlijk honger begin te krijgen, maak ik bij het naderen van Almelo’s stadshart eerst nog een ommetje over de fraaie, beboomde Gravenallee. Dat is al zeven eeuwen de 2,5 kilometer lange oprijlaan van Huize Almelo. Het huidige aangezicht van het gebouw is voornamelijk 19e-eeuws; er is het nodige aan vertimmerd, in de loop der eonen. Helaas is het particulier bewoond, want het was een mooie locatie voor bijvoorbeeld een museum, om toe te voegen aan de erg korte lijst van Almelose toeristische attracties.

Het is wel een mooie, rustige lenteavond, al is hij geen voedingsbodem voor een spannend verhaal. Kerkklokken beginnen te beieren in de verte; sfeervol, ook als je er zelf niet binnengaat. Het kan best zo wezen dat in dit katholieke Twente de gelovigen geacht worden, paaszaterdagavond met gebogen knieën door te brengen in de kerk, net als op kerstavond. Mogelijk verklaart dit de doodse stilte die alom in deze stad heerst.

Als ik ter hoogte ben van het Theaterhotel (waar ook geen mensendrommen voor de kassa staan) belt een kennis me ergens over op. Op zijn in de mobiele telefonie obligate vraag waar ik ben, vertel hem met lichte wanhoop in mijn stem, dat ik in Almelo zit, en niets weet te schrijven over die stad (ja, ik zag daarnet op mijn wandeling inderdaad een stoplicht op groen slaan). ‘Dat verhaal wordt goddomme helemaal niks’, klaag ik mijn nood; ‘hooguit anderhalf A-viertje! Ik moet toch een stuk tekst hebben om de foto's heen?’
‘Dan verzin je er zelf toch wat bij?’, vindt hij.

Ja, ja, iets erbij verzinnen, als het zo eenvoudig was! Als ik zo’n schrijver was die zijn verhalen verzon in plaats van chroniqueerde, dan kon ik thuis wel achter mijn desktop-PC blijven zitten en hoefde ik stad en land niet af te reizen op zoek naar onderwerpen.

Bij een etablissement op de Korenmarkt wordt ik enthousiast begroet door vijf lieden die buiten aan een tafeltje zitten, en die ik eerst voor boemelaars houd, maar bij nader inzien het personeelsbestand blijken te vormen. Nu kan ik me hun opgetogenheid bij mijn verschijning plaatsen; mijn komst geeft toch nog zin aan hun komst, vanavond. Ik zit ook hier alleen te dineren – afgezien van vier Twenten die na mij zijn binnengekomen, die volkomen onverstaanbaar zijn en waar ik dus ook weinig aan heb.

Op de terugweg naar het station schiet ik deze Mesdag van Almelo’s epicentrum, waaruit blijkt dat Finkers echt geen woord teveel heeft gezegd over zijn geboorteplaats.

 





Final Destination

Mijn trein heeft als eindbestemming Den Haag Centraal, met weer die vreemde kronkel via het Gooi, Schiphol en Leiden. Wederom een rechtstreekse verbinding.

‘Eindbestemming’, dat klinkt me ook altijd zo dubbelop in de oren. Een bestemming is het eind van een reis, en een eindbestemming dus het einde van het einde, in zekere zin. Als ze het in het Engels zeggen, klinkt het nog definitiever; ‘Final destination’, je denkt minstens aan een eschatologische voleinding van alles wat eens begonnen is op deze wereld.

Hoe dan ook, dit is in ieder geval de eindfinale van dit verhaal dat althans qua lengte toch nog meevalt.

Frans Mensonides
8 mei 2014
Er geweest: paaszaterdag 19 april 2014.

LEES VERDER IN DEEL 2 > > >





© Frans Mensonides, Leiden, 2014