De digitale reiziger doet de bus (3)
Met verfstrepen kan het ook; op zicht in Enschede


<< naar thuispagina Frans Mensonides

Bij P&R Zuiderval

Dit is alweer deel 3 van onze serie over busoplossingen die echt werken. Aan dit artikel ging er een vooraf over de snelbussen rond Purmerend en een over lijn 206 (Leiden-Zoetermeer).

De uitgestrekte, ruim 150.000 inwoners tellende voormalige textielstad Enschede wil niets weten van trams, maar investeert in de periode 1994-2010 100 miljoen euro in Hoogwaardig Openbaar busVervoer. Vanuit station en winkelhart moeten straks in alle vier de windrichtingen vrije busbanen, ofwel HOV-banen lopen naar de buitenranden van de stad. De banen naar het zuiden en oosten liggen er al; die naar noord en west zijn in aanleg of in voorbereiding, en moeten in 2010 gereed zijn. Het grootste deel van de kosten wordt gedragen door het rijk.

Busbaan Glanerbrug

Ik geloof niet in iets hogers, zoals de trouwe lezer weet, maar als ik degene was die het Grote Boek van het Leven zou schrijven, dan zou ik iedereen speaking names geven. Dan zou ik de verkeerswethouder van een gemeente, waar het OV in het slop was geraakt, Steegh noemen. En de wethouder van een gemeente die de steen der wijzen op busgebied in handen had: Goudt (die extra h en die extra t gewoon voor de lol).

Verkeerswethouder Steegh van Leiden zit in een levensgrote spagaat. De provincie, die nog altijd de baas is van de gemeente, wil een tram, de Rijngouwelijn, door Leiden. De bevolking van die stad heeft zich bij referendum (lees mijn referendum-blog) uitgesproken tegen de Rijngouwelijn door het centrum. Maar mede door een onhandige formulering van de referendumvraag denken de meeste Leidenaren nu dat zij zich in het stembureau hebben uitgesproken tegen elke vorm van tramverkeer op het gehele grondgebied van de gemeente.

Steegh komt nu dus met een busoplossing, en die bestaat eruit dat hij in het wilde weg wat strepen op de plattegrond heeft gezet; routes waar een busbaan moet komen. Hij vertelt er niet bij, welke buslijnen erop gaan rijden, noch wat de provincie mag gaan doen met die tram van ze. Ik kom er binnenkort vast nog op terug.

In Enschede heeft men zijn plan al in de jaren 90 getrokken: vrijliggende busbanen aanleggen. En dat alleen doen waar nodig; waar niet nodig rijden de bussen gewoon over de bestaande straten en wegen. En: ‘Met verfstrepen kan het ook’, aldus wethouder Goudt; niet voor elk stuk busbaan hoef je nieuwe weginfrastructuur aan te leggen.

In 2005 is bovendien een nieuw busconcept ontwikkeld voor Twente. Connexxion rijdt hier onder de naam Twents, in navolging van Almere, waar de bus ook een eigen merknaam heeft: Maxx. Sedert december 2005, toen de Twents-consessie inging, zijn de passagiersaantallen met 25% gestegen. Een deel van het succes is te verklaren door de vrije busbanen. Ook in Hengelo is onlangs zo’n baan geopend om de nieuwe noordelijke stadswijken te ontsluiten. Op snelheid komt het aan; de bussen die gebruik maken van de HOV-banen, halen een gemiddelde van ongeveer 25 km/uur.

De meeste stadsbuslijnen van Enschede rijden in de brede spits en op zaterdagmiddag in 10-minutendienst; frequenties die in bijvoorbeeld Leiden en Haarlem al lang tot het verleden behoren. Zaterdag is de drukste dag voor de bus in Enschede, waarvan het winkelhart aantrekkingkracht uitoefent in een straal van zeker 30 kilometer - ook aan de andere kant van de grens. Reden om mijn testritjes op zaterdag te maken. En daar Enschede niet naast de deur is (je moet ook weer terug) beperk ik me tot de volledige gereed zijnde HOV-banen naar zuid en oost; naar de rest kom ik in 2010 nog wel eens kijken.

 

 

ZUID

De zuidelijke busbaan bestaat uit twee losse stukken van in totaal 3,4 kilometer en is voltooid in 2000. De baan over de Zuiderval, een brede uitvalsweg, wordt bereden door lijn 1 naar Wesselerbrink, lijn 2 naar Helmerhoek en de streeklijnen 73 en 74 naar Winterswijk en Doetinchem. Dat zijn in totaal 16 bussen per uur per richting in de spits. In Helmerhoek, in het zuidwesten van de stad, ligt ook nog een lang stuk busbaan, alleen voor lijn 2. Zie het kaartje aan de voet van dit artikel.

Als ik even na twaalven het busstation van Enschede oploop, vallen me twee dingen op. In de eerste plaats de leegte, op dat verliefde koppeltje na. In de tweede plaats dat het omstreden busafdak, waarover ik het had in mijn eerste serieuze reisverslag in 1997, vervangen is door een abri waarin je redelijk droog blijft. Ook schijnbare bijzaken als abri’s maken deel uit van het Twents-concept. Op een zonnige lentedag let je er niet zo op, maar ik zal vandaag toch overal in de stad fraaie abri’s zien die waterdicht lijken te zijn.

Ik pak lijn 1 naar Wesselerbrink. 1 en 2 rijden in den beginne dezelfde route. Die gaat dwars door een parkeergarage en voert naar het Van Heekplein. Daar heerst de ware zaterdagdrukte; we zijn in het winkelhart. Het plein is feitelijk één langgerekt busstation, vrijwel alle stads- en streeklijnen halteren er.

Ietsje verder begint de busbaan, inderdaad een mooie, kaarsrechte betonbaan langs de Zuiderval. De Zuiderval zelf is niet erg druk, vanmiddag. Volgens Goudt zal het autoverkeer in de jaren 10 of 20 volledig vastlopen. Men zet dus in op de bus. Die zit op deze zaterdagmiddag aardig vol, en dat terwijl we in een vakantieperiodetje zitten; mijn excursie vindt plaats in het lange hemelvaartdagweekend.

Een Stadswacht controleert onze kaartjes. Enschede is ingedeeld in 3 zone’s in de vorm van taartpunten. Wie vanaf het station naar een buitenwijk reist, is nooit meer kwijt dan twee strippen.

Lijn 1 verlaat de busbaan al heel snel, om over te gaan op een kronkelroute door de jaren 70-wijk Wesselerbrink. We zijn hier in Schotelantennia. Alle straten en flats zijn rechtlijnig; de laatste wel opgepimpt met heldere kleurtjes. In de buurt van het overdekte winkelcentrum Zuid stap ik over op lijn 2 naar Helmerhoek.

We raken buitenaf; ik zie boerderijen. Schotelantennia gaat over in Woon-ervia; de bus komt terecht in een nieuwe wijk met slingerende straatjes. Daartussendoor is een zeer smalle busbaan gevlochten; hij biedt uitzicht op achtertuinen, plantsoenen en speelterreinen.

Merkwaardig; de baan is ‘enkelsporig’. Tegenliggers kunnen elkaar niet overal passeren. Dat kan alleen bij haltes en bij uithammen (zoals ik ze maar even zal noemen) die om de paarhonderd meter in de baan zijn aangebracht. Zie het plaatje, waar een bus en een vuilnisauto elkaar met moeite passeren.

Je zou een of ander seinsysteem verwachten om dit enkelspoor te beveiligen. Maar het gaat ‘op zicht’- en het gaat in mijn bus meteen mis; als hij wegrijdt van een halte nadert een tegenligger die net zo´n uitham voorbij is gereden. We moeten achteruit. Als er zware mist hangt, zal het verkeer op deze lijn wel tot stilstand komen.

Eindpunt. Een gezin met kinderen en kinderwagen wil instappen, maar het mag niet. ‘Over drie minuten vertrek ik pas. Ik heb ook recht op mijn pauze’. Dan mag er dus niemand de bus in, om de chauffeur niet te hinderen bij het uitoefenen van zijn pauze. Dit is vermoedelijk bij connexxion een onvervreemdbaar chauffeursrecht, na etmalen en etmalen onderhandelen opgenomen in artikel 1623 bis van de CAO, en dan moet je er maar van gebruikmaken, ook, hoe onzinnig het ook is.

Het overkwam mij eerder dit jaar op het Hubrechtplein, in die gribus van Leiderdorp. Het was winter, koud en nat, maar de chauffeur wilde me doodleuk tien minuten buiten laten staan, met beroep op de reglementen. Ik besloot, om terug te treiteren, gedurende die gehele tijd door de voordeur naar binnen te blijven kijken, naar die onsympathieke blotebillenkop. En ja hoor, het had effect: na een seconde of dertig ging de deur open en mocht ik naar binnen. Weer een ronde gewonnen op de paarse krokodil.

De man was razend. ‘Begrijpt u dan niet, dat ik rustig mijn krantje wil lezen?’
- ‘Dat had u kunnen doen, als u me meteen had binnengelaten. Ik had u niets in de weg gelegd. Maar nu komt u aan lezen niet toe, omdat u met mij staat te bakkeleien. MIJ heeft u er niet mee, met zo´n mentaliteit, alleen uzelf.’
- ‘De hele dag rijd je heen en weer door die stad, in dat verkeer, met al die mensen. En dan kun je niet eens even rustig je krantje lezen’.
Nu ging hij op de pruiltoer. ‘Had een vak geleerd!’, rondde ik de discussie af.

Dat alles gebeurde in Leiderdorp. Hier in Enschede zie ik de chauffeur zich voor zijn bus verbeten koesteren in de zon; hij zou een zonnesteek riskeren, alleen omdat hij er recht op heeft. Ook het echtpaar staat met hun nakomelingschap in de zon, wat sipjes; de deur staat open maar ze mogen niet naar binnen.

Op de terugweg passeer ik met lijn 2 het P&R-terrein Zuiderval. Vanaf dat punt rijden op zaterdagmiddag gelede pendelbussen naar het Van Heekplein, ook onder lijnnummer 2.

 

INTERMEZZO: OPA HAD GELIJK

Rond het Van Heekplein zie ik de eerste en enige file van vandaag. Voor de ingang van de ondergrondse parkeergarage staat een rij auto´s tot waar het oog reikt. Die mensen weten blijkbaar niet dat je hier stadsbussen hebt, busbanen en P&R’s.

Het kan niet missen: een lelijk, massief gebouw in een winkelhart, het moet de V&D zijn. Die heeft hier concurrentie in de vorm van De Bijenkorf. Voor mij een teken van de emancipatie der buitengewesten in dit land. In mijn jeugd had je dat warenhuis alleen in de allergrootste steden, en die lagen nu eenmaal in de Randstad. Enschede pronkt met een exemplaar dat weliswaar slechts twee verdiepingen telt, maar een indrukwekkend-lelijke kantoortoren torst.

Minstens even afstotelijk is het casino, met een sombere, donkerbruine gevel. Daarmee lok je klanten; die willen zo snel mogelijk naar binnen om die narigheid buiten niet meer te hoeven zien.

Er zal wel flink gepokerd worden, binnen, zoals overal. Die sport schijnt tegenwoordig enorm populair te zijn. Ik heb het altijd gezien als een simpel geluksspelletje, net als zwikken en plattedutten; uitgevonden om geld snel van de ene portemonnee naar de andere te doen verhuizen. Maar het schijnt in werkelijkheid een halve wetenschap te zijn, een denksport met hele rubrieken erover in de krant.

Het is markt, en het is hier druk met Nederlanders, Duitsers en Tukkers. Het onvermijdelijke overdekte winkelcentrum is al even gloednieuw als De Bijenkorf en het Casino en heet: De Klanderij. De klits-klats-klanderij. Een man te paard beweegt zich stapvoets door de menigte op de markt, een man op een elektrisch voorbewogen speelgoedpaard. Hij speelt banjo en zingt Cliff Richards Congratulations mee met karaoke-begeleiding die ergens vanuit het binnenwerk van het zoogdier komt. Het is de Banjoman; ook aan huis te ontbieden voor bruiloften en partijen.

Op de drukke markt slaat hij de bezoekers met die steel bijna de tanden uit de bek. Hoe hij het paard bestuurt, zonder vrije handen, weet ik niet; vermoedelijk geeft hij het de sporen.


Gemiddeld kom ik zo’n drie keer per decennium in Enschede, en iedere keer krijg ik weer die rare schok van herkenning als ik het stadhuisplein opkom. In een ondeelbaar ogenblik van een seconde denk ik dat ik ineens op de Fruinlaan in Leiden sta, en kijk naar mijn voormalige middelbare school: het Leids Stedelijk Gymnasium.

Dat is heel begrijpelijk als je ze naast elkaar ziet (links: Enschede, rechts Leiden). Het stadhuis van Enschede is in 1930 ontworpen door architect Friedhoff. Mijn school kwam gereed in 1938. Het was een creatie van stadsarchitect J. Neising en was opgetrokken – blijkens een artikel in een vakblad – in een ‘vroeg-christelijke basilicastijl’ die uitdrukking gaf ‘aan den klassieken humanitairen geest van het gymnasiaal onderwijs’.

Mijn opa, Henk Lamberts, werkte indertijd op het gemeentehuis van Leiden, misschien zelfs wel als onderknuppel van Neising; ik weet het niet precies en kan het niet meer navragen. Volgens een familieanekdote diende hij Neising van ongezouten kritiek op het gymnasium. ‘Je hebt wel erg goed gekeken naar het stadhuis van Enschede’, zei hij. Verder vond hij dat het hele ontwerp van die school niet deugde. Ik weet niet waarom, maar ik zou mij kunnen voorstellen dat hij vond dat een hedendaagse openbare school niet moest lijken op een basiliek uit het jaar nul. Toen ik die school in 1968 voor het eerst betrad, bij gelegenheid van mijn toelatingsexamen, dacht ik dat het gebouw eeuwen oud was, terwijl het er toen nog maar 30 jaar stond. Ik was lichtelijk geïmponeerd, hoewel die school daartoe nooit werkelijk aanleiding heeft gegeven.

Het is nooit meer goed gekomen tussen beide architecten. Opa wilde graag voor zichzelf beginnen, maar daar was de crisis tussengekomen en zou helaas ook nog de oorlog tussenkomen.

Ik heb een paar genen georven van opa. Ik let altijd overal op wat mooi is en lelijk - niet gehinderd door de geringste architectonische kennis. Wat hij toen niet kon google‘en, was wat ik wel weet: het stadhuis van Enschede was ook jatwerk. Het lijkt op dat van Stockholm.


OOST

‘Klengeleng, klengeleng, klengeleng!’ Jawel, de banjoman komt de hoek om rijden. Hij is nu overgegaan op Heb je even voor mij, een song waar je weinig aan kunt versjteren. Tijd om op te breken.

Oostwaarts, dus. De oostelijke busbaan wordt alleen gebruikt door lijn 3 naar Glanerbrug. Ook die rijdt in de prettige frequentie van 10 minuten. Via de Gronauseweg gaan we naar het oosten, een traject met grote halteafstanden dat met pittige snelheid wordt afgelegd. Ook deze busbaan kent enkelsporige stukken. In tegenstelling tot in Helmerhoek staan hier wel seinen.

In Glanerbrug zelf waren wat NIMBY-problemen. De busbaan kon hier met veel moeite ingepast worden. Het eerste gedeelte ervan loopt langs de rand van de bebouwde kom. Aan de ene kant heb je nieuwbouw, aan de andere kant boerderijen en landerijen. Verder in de wijk hebben een aantal voortuinen moeten wijken voor de busbaan. Die is er hier echt tussengewrongen. Nog verder loopt hij langs een wat rommelig ogend groenig gebiedje langs de Glanerbeek. Een typisch geval, deze busbaan, maar problemen met tegenliggers zijn er niet, daar de bus een lus rijdt door Glanerbrug.

 

NOG EEN INTERMEZZO: DE GRENS

Na het lusje door de buitenwijken eindigt de busbaan in het dorp, waarna de bus terugrijdt naar Enschede. Ik stap uit en bevind me aan het einde, niet van de wereld, maar wel van Nederland. Ik kan in zo’n grensplaats de verleiding nooit weerstaan, om even over de grens te wippen.

De Nederlands-Duitse grens loopt exact over het midden van de Glanerbeek. Tien minuten lang sta ik geleund tegen de spijlen van de brug over het beekje en geef me over aan mijmeringen. Zes jaar geleden stond ik op deze plek al eens halfzachte beschouwingen te houden over de grenzen van het bestaan, maar vandaag denk ik vooral aan die met Duitsland. Dit nietige stroompje scheidt twee naties, twee talen, twee culturen en twee volkeren die elkaar dan misschien niet meer haten, maar toch nooit zullen begrijpen.

Die reling kon trouwens best een likje verf gebruiken. Maar daar zal in dit verenigd Europe wel 20 jaar van internationaal overleg aan vooraf gaan, voordat ze weten tot wiens plichten dat hoort.

Het eerste gebouw in Duitsland heet Mondial en is een biefstukkenrestaurant; ik kan het ook niet helpen. Het tweede is een garage met Poolse opschriften; heel vervreemdend, alsof ik met een enorme stap heel Duitsland heb overgeslagen. Aan de overkant is het ineens pidgin-Engels: uitzendbureau ‘Job find 4 U’ heeft hier een filiaal. Find? Feind! Feind hört mit. En er is een origineel Hollands pannenkoekenhuis, gesticht door een landgenoot die wel wilde emigreren, maar het vaderland nog wel wilde kunnen zien, vanuit het raam van zijn restaurant.

Genoeg hierover; een slotconclusie over Enschede’s HOV-baan.

 

BETER VER GEJAT DAN DICHTBIJ VERZONNEN

De voorgangers van wethouder Goudt hebben de mogelijkheid opengehouden voor een tram op de HOV-banen. Goudt vindt dat onzin. De frequentie van de tram zal veel te laag worden, waardoor de aantrekkingkracht van het systeem verloren gaat. Bovendien zou het tramnet een veelvoud kosten van de 100 miljoen die aan de bus is uitgegeven; trams kun je nu eenmaal niet laten rijden over verfstrepen.

In Twente wordt iets slimmer omgegaan met HOV dan aan de andere kant van het land. De gemeente Leiden heeft haar gymnasium al gejat uit Enschede. Laat ze die busideeën dan ook maar plagiëren!

Frans Mensonides
Op een mooie pinksterdag
Er geweest: zaterdag 19 mei 2007
Gegevens over het HOV-net van Enschede ontleend aan een artikel in OV-Magazine, februari 2007.

Een lezer uit Twente tekende aan, dat de HOV-bus toch muurvast staat als er een feestdag is in Duitsland, en iedereen die in Enschede komt vieren. Verder is de abri op het stationsplein zo lek als een vergiet als er een koude wind staat, sluiten streekvervoer en stadsvervoer slecht aan op elkaar en werkt de WiFi in de bus meestal niet. Jammer. Je hoopt toch, dat je iets bijzonders ziet als je het hele land doortrekt, maar het gras is in Enschede blijkbaar toch niet groener.

FM 05-06-2007

 

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2007


<< naar thuispagina Frans Mensonides