De digitale reiziger wandelt Brikkiaans (11a)
'Sjerpe sjerfies’; flaneren op Oisterwijk Sculptuur


Eén van de raarste afleveringen van het afgelopen jaar was die over Oisterwijk. Ik kwam er op het verkeerde moment, en noemde het verhaal dan ook: Right Place, Wrong Time. Oisterwijk, de parel van Brabant, bleek een plaats voor puissant rijke bon-vivanten met een goede smaak voor vrijwel alles wat duur is – terwijl bijvoorbeeld Wassenaar vol zit met rijke stinkerds die alleen maar rijk zijn, een hete aardappel in de strot hebben, en verder niks om het lijf hebben.

Ik bezocht Oisterwijk echter op een vakantiedag met moerashitte en moessonbuien, waarop de befaamde galerieën dicht zaten en alle belangrijke hoogtijdagen van het jaar net voorbij waren of nog moesten komen.

In december ben ik er nog een keer geweest, op de eerste zondag van de maand, de dag dat al die galerieën open hadden moeten zijn. Het regende zo mogelijk nog harder dan in juli, en opnieuw zaten de meeste galerieën dicht. In ieder geval Etienne & Van den Doel. Die naam betekent wat in Oisterwijk. Dat ze dicht waren, was nieuws in alle andere galerieën waar ik was binnengedropen: ‘Etienne & Van den Doel is dicht, ze zitten op de [naam van een belangrijke biënnale in het buitenland].’

De foto’s van december waren niet om aan te zien; de aantekeningen doorgelopen en weggewaaid. Niets over geschreven. Toen kwam de dag deze maand dat ik ruim na het middaguur bij zorgvuldig overwogen impuls mijn post achter de PC verliet en per trein naar Oisterwijk Sculptuur spoorde. En dat werd onverwachts een heel aardig stukje, dat hieronder volgt. Oh ja: ik zeg het nu voor de allerlaatste keer: je schrijft Oisterwijk, maar je zegt: Oósterwijk!

‘Station OISterwijk’, kondigt de conducteur dan ook prompt aan. Op het perron hangt nog diezelfde poster als vorig jaar: ‘Dit MOET ik gezellig vinden’. Een campagne met eeuwigheidswaarde: hij loopt nu al langer dan een doorsnee-depressie. Laten ze godverdorie eens wat nieuws verzinnen om het reizende publiek mee te versomberen!

De dienstregeling is gekanteld op 10 december 2006: de stoptreinen kruisen elkaar hier nu kwart voor en kwart over, tegen vorig jaar nog op het hele en halve uur. Ze hebben nu Deurne als eindbestemming, in plaats van Weert.

Een paar stappen van het station is de Lind, dat romantische lindenlaantje. Daar gebeurt Oisterwijk Sculptuur. Je loopt over een rode loper onder de linden en flaneert maar rustig langs een stuk of honderd beelden. Voorbij het knusse stadhuisje gaat de tentoonstelling verder; in en om de muziektent.

Het regent weer; dat is de derde keer; is het ooit wel eens droog in Oisterwijk? Gelukkig blijft het beperkt tot wat motregen en merk je er weinig van onder die linden.

Ik zie het meteen: deze sculptuurexpositie is een stuk uitgebreider dan die die jaarlijks plaatsvindt te ’s-Gravenhage. Maar het verschil is, dat hier in Oisterwijk al die beelden te koop zijn. ‘Prijs op aanvraag’ bij de reeds genoemde Etienne & Van den Doel, die dit festival laat plaatsvinden. ‘Kunstkoopregeling van toepassing’. En: ‘Een en ander is mogelijk gemaakt door genereuze bijdragen van onze sponsors’.



- ‘Gaat wel, gaat wel, ik mag niet mopperen.’ Een krakerig oud heertje tegen een kennis die hij ontmoet. De spreker draagt een jasje en een paraplu; hij oogt kwetsbaar, loopt licht gebogen, maar is nog altijd deftig. Wat verplukte peper-en-zout snor. Vrouw aan de hand. Gebruikt paraplu nu als wandelstok. Hij chargeert het type van de Oisterwijker; hij is net een beetje té.

Arm voetvolk is er ook. Naast de reporter van dit kostelijke doch kosteloze magazine, uw onbezoldigde dienaar, lopen er bewakingsmensen die nog met geen honderd kunstkoopregelingen zo’n beeld zouden kunnen betalen. Verder is er een zestienjarige die fanatiek loopt te vegen.

- ‘Nou, daar ben je wel even zoet mee’, zegt één van twee bejaarde zussen tegen hem. ‘Moet je hier nu alleen maar de hele dag vegen?’
- ‘Nee, nee, nee, nee, niet de hele dag vegen, hoor; allerlei klusjes, en het betaalt best goed.’
- ‘Voor niks gaat de zon op’, vindt de andere zus. Ze lijken op de dames Veenendaal van Koot en Bie: ‘Ik ben zó moe, ik heb gewoonweg geen voeten meer’, verwacht ik ieder moment dat ze zullen zeggen. Ze draaien met flinke zwiepen aan een kunstwerk dat draaibaar is, hoewel ook daarbij vermeld staat dat het niet aangeraakt mag worden.

Met mijn komst is de gemiddelde leeftijd aanzienlijk gedaald. Er rollen hier veel rollators en er tikken veel wandelstokken.

- ‘Wat Chinezerig, als je dat zo ziet, als je het mij vraagt, zo’n lange vaas met olieverf.’
Chinezerig, OK, maar de figuurtjes die er bovenop staan, lijken míj toch eerder op Hans en Grietje.

- ‘Mooi, zo’n gezicht in, wat is het, een soort marmer, denk ik.’
- ‘Dat daar is de achterkant van die andere; dat is de bips, een vrouwenbips.’
- ‘Dat vind ik nou origineel hè, neonlichtjes op zo’n vaas.’
- ‘Vorig jaar, op de triënnale van …’

Op het Voorhout van Den Haag zetten ze elk jaar een bende beelden buiten die alleen maar groot zijn. Deze hier in Oisterwijk lijken speciaal ontworpen voor buitenexpositie. Je ziet er stukken buitenwereld in weerspiegeld, die daardoor deel gaan uitmaken van het kunstwerk zelf, al zijn het gewoon maar Oisterwijkse bomen, auto’s en fietsen.

Oh, mooi: dit is echt kunstig, heel knap. Een stuk glas dat door de weerkaatsing van het dag- en floodlicht wel lijkt uit te vloeien over de tafel waar hij opligt.

En daar een kunstwerk dat ‘gelaagd’ heet. Maar ‘gelaagd’ is nog niet automatisch: ‘geslaagd’, vind ik.

‘Kunstkoopregeling’, zegt een vrouw tegen een man, ‘dat is dat je ook [… - geknetter van passerende bromfiets - …] mag betalen.’ Nou weet ik nog niks. Een echtpaar; zij in vol japonnenornaat, hij casual, wat moeilijk te peilen; kan een verslofte voormalige fabrieksdirecteur zijn, maar ook een afdelingshoofd-in-ruste van een groot warenhuis.

- ‘Mooi, ruw, gelijkmatig gehakt.’ Een man bij een plastiek. Hij wijst, hij raakt aan, hij kijkt met timmermansoog.
- ‘Werkelijk heel bijzonder’, zegt zijn eega; ‘uit zijn wat meer ronde periode, een paar jaar geleden schat ik, 2004, 2005’.

- ‘Die beentjes eronderuit, die pootjes, ha, ha, ha, ha, háááá; héérlijk!'
Trouwens: dat pootjesbeeld en vrijwel al het andere wat je hierboven beschreven zag, staat afgebeeld op de mozaiekfoto aan de kop van dit artikel.

Er komen per dag 10.000 bezoekers naar Oisterwijk Sculptuur. Het lijken er minder. Het verspreidt zich. Een openluchttentoonstelling is natuurlijk 24 uur per dag open. Je hebt daglicht tot pak hem beet 22:15 uur. Maar daarna zie je alles in floodlight. ‘Feeëriek’ zal ongetwijfeld het juiste woord zijn om het te beschrijven. Ik moest hier tot middernacht blijven en dan maar zien hoe ik weer thuiskwam. Slapen onder een linde, desnoods.

Het carillon van het stadhuis is ook typisch Oisterwijks. Het slaat de hele uren om één minuut vóór, maar het bijbehorende deuntje klinkt pas om negen óver. Oisterwijk is ‘amparrt’, zoals Leidenaars zeggen; aparter dan apart; het blijkt uit alles.

Nu tingelt het carillon ‘Daar komt de bruid’. Dit is, naast een sculptuurtentoonstelling, ook nog steeds het Trouwlaantje. Er wordt maar weer eens gehuwd vanmiddag; een stralend paar, klaar voor een leven vol liefde, schoonheid en alle andere dromen die je met geld kunt kopen.

Een vrouw in een invalidenscooter hobbelt over de kasseien die onder de rode loper liggen, en fotografeert alle beelden. Ik nader Etienne & Van den Doel, die het allemaal organiseren. Hier is om 12:00 en 18:00 uur gelegenheid tot eten in een speciale tent; zeer exclusief allemaal, natuurlijk, met gerokte obers en exclusieve chef-koks. Ook hier zie ik de veegjongen te keer gaan met zijn bezem.

Binnen bij Etienne – nu eindelijk dan eens open – mag je niet fotograferen, maar nog wel een foto maken met woorden. Ik doe het bij een aantal kunstvoorwerpen van Josepha Gasch Muche, de enige beeldend kunstenaar die in dit stukje bij name genoemd wordt. Haar kunstwerken bestaan uit heel dunne, puntige, scherpe stukjes glas.

Iedereen moet er even aanzitten, om te voelen dat het echt glas is. ‘Joa, dit is echt glás, hoor. D’r stoat toch, dat ze er de Internoationoale Glásprijs mee het gewonnen! Voel moar, allemoal van die sjerpe sjerfies’ (Brabants voor: scherpe scherfjes).

- ‘Jee, als je nou struikelt, en er met je gezicht midden in…’ Dat was ook het eerste wat ik zelf dacht. Ik heb een geest die onophoudelijk rampenscenario’s produceert.
- ‘Dan is hij beschadigd, en krijg je hem misschien met korting mee.’
- ‘Je moet er ook niet op gaan zitten, op zo’n ding.’
- ‘Geen oanroaken, hoor, geen oanroaken!’

Hier binnen hangen er wel prijskaartjes bij. De prijzen van de kunstobjecten beginnen bij 5000 euro en lopen op tot boven de halve ton. Toch moet Oisterwijk Sculptuur nog gesponsord worden.

Dat is bij voetbal ook zo. Om de monstersalarissen van de spelers op te kunnen brengen, moet er dik geld bij van (shirt)sponsors. Dan krijg je zondagavond bij Talpa die interviews bij dat mozaïekbord, waar ze allemaal een aandeel in hebben. Voor elke ton die ze zich hebben laten aftappen, krijgen ze een vierkante decimeter. En Jan de Arrebeider spaart zich het eten uit de mond voor een seizoenkaart om die overbetaalde, overgesubsidieerde voetballers aan het werk te mogen zien. Maar als de club dan toch nog tekort komt, moet de gemeente bijspringen. Zo werkt het ook in de kunst. Ook de gemeente Oisterwijk levert een bijdrage aan dit festival. Begrijpelijk is het niet helemaal.

Het weer is opgeknapt. De zon dreigt door te breken. Ik verkeer in een stemming van ‘we gaan nog niet naar huis, nog lange niet’. Ik loop een ronde door het dorp, maar kan die juwelier niet meer vinden die dat platina digitale horloge in zijn etalage had.

Een bank met reclame voor een geheel nieuw systeem van beleggen. ‘Belegen beleggen’, schrijf ik in mijn aantekeningen. Hoe ouder men wordt, hoe minder belangrijk beleggen is, maar hoe fanatieker het beoefend wordt. Zoiets zal ik wel bedoeld hebben, maar het fijne begrijp ik er zelf niet meer van, van dat soort losse flodders in mijn notities.


Een amparrte blik op station Tilburg


Ik spoor naar Roosendaal en dineer in die stemmige stationsrestauratie die al een ruime eeuw de herinnering levend houdt aan het tijdperk dat een treinreis nog een avontuur was en een grens nog een grens.

Het busstation van deze toch om en nabij 65.000 inwoners tellende stad ligt erbij alsof de laatste bus aller tijden zojuist is afgereisd. Dat is niet zo: om 20:48 zullen er nog een paar stadsbusjes vertrekken. Het streekvervoer gaat helemaal met de kippen op stok; kort na 18:00 houdt het al op.

Wat een prachtige avond! Het wil niet donker worden, vanavond; eens in de 28 jaar schijnt de middernachtzon in Brabant, en vanavond is vast die avond. Ik wil nog een uurtje wandelen door Roosendaal, en neem maar voor lief dat het een wat groezelig, smoezelig grensstadje is, met 7 kerken en 700 kroegen, koffieshops, casino’s en hoerenkasten.

Je moet door een schimmig buurtje vol zonden heen, voordat je na een stijf kwartiertje op een mooi marktplein staat. In een parkje, even verder, zie ik een processie. Dat wil zeggen: ik zie mensen in een soort optocht lopen, en daar ik me in het RK-zuiden bevind, neem ik aan dat het een kerkelijke processie is. Maar mogelijk zijn het slechts een paar druïden in burger, die de zomerzonnewende vieren, of is dit ter herdenking van iemand die bij een kroegruzie om het leven is gekomen. Ze dragen ook geen monstransen mee, fakkels, protestborden of iets anders waaruit hun bedoelingen blijken.

Duvelt niet, ik sluit me gewoon aan bij de stoet, en daar het een stille ommegang is, vraagt niemand wat ik kom doen. Tien minuten loop ik mee. Dan vind ik het eigenlijk te zot worden, wat ik doe.

We naderen een spoorovergang. Ik haak af en blijf het spoor volgen. De regelmatige lezer van deze site weet dat ik een aangeboren neiging heb tot verdwalen, maar als ik het spoor volg, moet ik het station toch terug kunnen vinden. Er hangen overal boze plakkaten. De plaatselijke voetbalclub RBC wordt niet langer gesponsord door de gemeente.

Een kilometerslange autotrein transporteert duizenden vierwielers richting België; rammelend en knarsend verdwijnt hij om de hoek.

En dan zie ik, zo maar in een Roosendaals plantsoentje, het mooiste beeld van vandaag: een moeder met een schoolzoon. Het jaagt me het oogvocht schier naar de traanbuizen. Niet alleen omdat het iets voorstelt, in tegenstelling tot de meeste beelden op Oisterwijk Sculptuur. Nee, het is de ideale illustratie bij een ander verhaal dat ik aan het schrijven ben en dat volgende week zal verschijnen op deze site. Het beeld is bescheten door vogels, maar daar moet je maar even doorheen kijken. Met dit beeld eindigt dit verhaal; dat station heb ik echt wel gevonden.

Frans Mensonides
17 juni 2007
Er geweest: dinsdag 12 juni 2007.

 

Raar Roosendaal


© Frans Mensonides, Leiden, 2007


In deze reeks zijn verschenen, ofwel zullen nog verschijnen:

Akersloot / De Woude - Beetsterzwaag - Beesd - Borne - DieverEmmeloord - HeegOisterwijk 1e keer - Oisterwijk 2e keer - Oud-BeijerlandRetranchementSlochteren - Spakenburg / BunschotenSteyl / Baarlo.

<< naar thuispagina Frans Mensonides