Dicht bij huis (6c): Naar de bollen (3)
Heemstede – Haarlem, of: Trammen door de wijken der rijken

<<< Lees ook deel 2 !

Station Haarlem, toen en nu. Eind 1948 reed de tram op zijn laatste wielen. De Haarlemse stadsdienst maakte al gebruik van de Crossley-bussen die ook op de Bollenlijn zouden gaan rijden. Nu, in 2010, gaat op deze kale vlakte een nieuw busstation verrijzen.


In negentien-drie-zeven
dan zal je wat beleven
dan komt de Jamboree in Nederland.
Dan staat uit alle landen
van alle rang en standen
de jeugd van blank en bruin hier hand en hand.
Dan zingen scouts uit Labrador, Japan en Alkmaar
op 't Nederlandsche grondgebied heel vroolijk met elkaar!

Jamboree, Jamboree, J-A-M-B-O-R-E-E, Jamboree-ree-ree
Jamboree, Jamboree, wij zijn verkenners van B.-P.

(…)

De wereld is vol broodnijd.
Vandaar dat men zich doodstrijdt;
We raken steeds maar dieper in 't moeras.
Een jeugdbond aller volken zal metterdaad vertolken
dat aan de jeugd een betere toekomst was
De wereldbond van padvinders stuurt daar bewust op aan;
het spreekwoord zegt nog altijd: "jong geleerd is oud gedaan."


In deel 3 van deze reeks over de Bollentram (1932-1949) loop ik het laatste trajectgedeelte, van de remise in Hillegom tot aan station Haarlem. Een nostalgische speurtocht naar de ware aard van mijn nostalgie. Daarnaast natuurlijk beschouwingen over het OV in de Bollenstreek, die het predikaat ‘Hoogwaardig’ al 130 jaar niet verdient.

Wat heeft de naoorlogse magistraten bezield om het Blauwe Tramnet op te doeken, waarmee je – onderbroken door een wandelingetje over het Damrak en tochtje per veerpont over het IJ – helemaal kon reizen van Scheveningen naar Volendam? Ik zou erop moeten afstuderen, als ik dat al niet op tulpen gedaan had.

Een paar dingen zijn er ook zonder nadere archiefstudie wel over te zeggen. Men dacht dat de toekomst aan de auto was. En de tram zou voor de particuliere vierwieler niet meer zijn dan een hinderpaal. De bus was veel flexibeler en misschien ook wel goedkoper in exploitatie. Minder schoon ook, maar luchtvervuiling was in die tijd nog geen issue.

Waarom de Bollentram veel eerder teloor ging dan vele andere streektramlijnen, is ook wel duidelijk. Het was vooral door toedoen van Rijkswaterstaat, die die lijn nooit heeft zien zitten. En zie, de bewoners van de bollendorpen, die in 1932 de ‘moordenaar’ met zoveel angst tegemoet hadden getreden, protesteerden nu even bewogen tegen de opheffing van de tram als indertijd tegen de komst. Hij had zich toch populair gemaakt, ondanks, of misschien juist door de moeilijke omstandigheden van zijn bestaan. Steun en toeverlaat in beroerde tijden; zo’n image had hij gekregen. Hij verdween ongeveer tegelijk met de distributiebonnen.

Na de dag van de opheffing, 3 januari 1949, bleven de rails nog liggen tot het bollenseizoen. Zouden die bussen, met hun veel kleinere capaciteit, het toeristenvervoer wel aankunnen? Dat bleek enkele maanden later zonder meer het geval te zijn. De tramsporen werden opgebroken. Het eens zo trotse NZH-tramnet was daarmee tevens gesplitst in twee brokken: een Noord-Hollands- en een Zuid-Hollands net; het begin van het einde.

Maar als ik mezelf even omschakel van de zwijmel- in de realiteitsmode: zou een bollentram anno 2010 nog denkbaar zijn? Ik bedoel: als hóóóógwaardig OV, als alternatief van de auto, in plaats van als boerentram? Ze hadden de trambaan dan toch wel geheel dubbelsporig moeten maken, een paar flinke routewijzigingen moeten doorvoeren en de lightrailvoertuigen overal voorrang moeten geven op het inderdaad sterk toegenomen autoverkeer.

Natuurlijk Oegstgeest Haaswijk, Lisse Poelpolder en Hillegom oost in de route opnemen, en die krappe dorpskernen links laten liggen. En in Heemstede rijden over de Dreef, en niet via de op zich wel aantrekkelijke winkeletalageroute over de Valkenburgerlaan, de Binnenweg en de Bronsteeweg. Dan zou in 2010… geen nostalgische reden meer bestaan hebben voor dit wandelingetje, waarmee ik dan maar snel verder ga.

 

Op ongeveer de plek van het linkerplaatje, langs de Weeresteinlaan, stond in de stoomtijd de tramremise. Dat is niet ver van Treslong, een feesthal waar potverdorie de Beatles nog hebben opgetreden, in 1964! Nog eerder was het een landgoed. Tegenwoordig is het een wijkje met villa’s, waaronder deze, van een bollenorganisatie die goed lijkt te boeren en megalomane bollen in de tuin heeft. Voor hen mag de tulpengekte zo weer losbreken!

 

Deze wandeling is een goede gelegenheid om eens te speuren naar de betekenis van de intrigerende haltenaam Patrimonium, waar de tram stopte en de bus tegenwoordig ook. Het is een van de weinige Latijnse haltenamen in Nederland. Alweer iets katholieks? Nee, patrimonium betekent: bezit (letterlijk: vaderlijk erfdeel), en was eens een populaire naam voor woningbouwstichtingen.

Woningstichting Patrimonium in Hillegom werd in 1920 opgericht en verleende vier jaar later de naam aan een wijkje tussen de bollenvelden. In 1986 werden de woninkjes gerenoveerd. Er zijn mensen die er al zeventig, tachtig jaar wonen, en nu dreigt gehele of gedeeltelijke sloop.

Waarom weet ik niet. Het ziet er nog best knap uit, hier. Het dorpje is gegroepeerd rond een speeltuin. Kinderparadijs, dit Patrimonium. Handen ervanaf dus; waarom moet alles dan naar de klote in deze wereld? Zo’n wijk, dat sloop je niet!

Dat verweerde, verroeste groene kastje, een halve kilometer voorbij het Patrimonium aan de rand van de weg, dat moet bijna wel een tramrelict zijn. Was dat nou zo’n kastje waar een telefoon in zat? Of moest daar die penning in voor enkelspoor?

Maar daar nadert over zijn landje een hoogbejaarde, doch nog kwieke Hillegommer, die me zag fotograferen. Weet hij het misschien?

- ‘Dat is een bijzonder oud kastje, daar!’

-‘Jazeker meneer. Ik woon hier al meer als tachtig jaar [honkvast slag mensen, in Hillegom; wie hier woont, wil nooit meer weg]. En dat kastje staat er ook al meer als tachtig jaar. Dat is nog van de tram geweest. Ja, de Blauwe Tram reed hier. Tot 1949. De tegenwoordige mensen weten dat niet meer, maar ik heb het nog gezien. Wat zeg ik? Ik heb de stoomtram nog gezien, die had je daarvoor. En de aanleg van de elektrische tram. Ze zetten toen de bovenleidingmasten neer. Ik was kind, ik had mazelen. En ik kon het net zien, door het raam, vanuit mijn bed. Dat kastje, dat was voor enkelspoor. Je had hier een wisselplaats, dat ze elkaar konden passeren. En die lamp gaf dan aan of ze over enkelspoor door mochten rijden. En die stroom voor die lamp kwam uit dat kastje. Maar tegenwoordig is het de bus [er rijdt er net zo’n groene rakker langs]. Ja, ik ga zelf nooit met de bus. Maar ik hoor wel van kennissen. Je had eerst gewoon kaartjes, en toen kwam ineens de strippenkaart, en nu hoor je zoveel over de chipkaart! Het is de moderne tijd…’

- ‘Ja, man, de chipkaart, breek me er de bek niet over open!’

Hij neemt afscheid en keert in het kwieke tempo van iemand die ergens heen moet, terug naar zijn land. Jammer dat dit gesprek over de heg zo kort was; ik had best iets meer willen weten van deze ooggetuige.

 

Het vermaarde Fordmuseum, met een grotere collectie dan het officiële in de USA, daar zou ik graag heen gaan als ik liefhebber was van auto’s. Als reporter van een OV-site laat ik het maar voorbij gaan. Dan nadert de grens met Noord-Holland, en daarmee Bennebroek, een lommerrijk villadorp met het in deze katholieke enclave onvermijdelijke klooster.

Dat kleine dorp, met tegenwoordig ruim 5.000 Bennebroekers, zat ooit zeer dik in het railvervoer. De tram deed de oostkant van het dorp; in het westen stapte je op station Vogelenzang-Bennebroek op de trein. Dat station overleefde de oorlog niet. Het ging dicht in september 1944; het OV kwam tot stilstand. Dat had je overal in Nederland. Maar in de bollenstreek gingen de stations niet meer open.

De oorlog werd aangegrepen voor een saneringsoperatie. Voorhout, Noordwijkerhout (alias Piet Gijzenbrug), Lisse en Hillegom deelden het lot van Vogelenzang-Bennebroek. Station Warmond hield het nog vol tot 1952. Toen reden de treinen decennialang non-stop van Leiden naar Heemstede Aerdenhout. Voorhout en Hillegom werden rond de eeuwwisseling heropend; de rest mag van mij ook best weer open.

 

Ik wijk van de tramroute af om het aparte torengebouwtje van dichtbij te bekijken, dat ik de afgelopen jaren een keer of bijna 2000 vanuit de trein heb zien langskomen. Wat is het, vroeg ik me dan altijd af. Een graansilo, een uitkijktoren? Nee, het blijkt een watertoren te zijn. Hij is gebouwd in 1929 en behoort bij de psychiatrische inrichting met de speaking name ‘De Geestgronden’.

 

 

Met de tram naar de Jamboree van 1937 in Vogelenzang, OK, het bordje staat trots achter de voorruit. Maar die tram kwam niet in Vogelenzang. Dan moest je eruit in Bennebroek en een half uur lopen – wat de mensen graag deden om zoiets bijzonders te bezoeken als een internationaal padvindersfeest met tienduizenden verkenners, jongens van rond de 15, uit alle delen van de wereld. De mensen waren toen bovendien ook nog iets minder lui dan tegenwoordig, en daarenboven ook minder verdorven.

Vanaf station Vogelenzang-Bennebroek was het maar tien minuten. Dat station kende, kort voor zijn opheffing, een ongekende drukte door die jamboree.

 

Het station is tegenwoordig een lunchcafé met terras, annex winkel voor allerlei aparterige dingen voor in je binnenshuisinterieur.

Op dit terrein in Vogelenzang was die jamboree. Mijn moeder herinnert zich dat jamboreelied nog, geciteerd in hoofde van dit artikel. Het was een pittige mars, tegenwoordig weer te beluisteren op YouTube. Het lied kwam regelmatig op de radio en stond wekenlang in de top 10 – als die al bestaan zou hebben in negentien-drie-zeven.

Ik kon niet aflaten, het lied te draaien, keer op keer. Het zegt zo ongeveer alles over dat tijdperk. Vrienden voor het leven maken, daarvoor reisde je naar een jamboree. Idealisme en bang optimisme in de schaduw van het opkomende fascisme; kneuterig plezier om die donkere wolk niet te hoeven zien.

Van de opperpadvinder Lord Baden Powell, in 1937 voor het laatst aanwezig, wordt trouwens wel beweerd dat hij niet de meest fanatieke Hitler-hater was die rondliep in de vrije wereld. Hij las ook goede dingen in Mein Kampf en de Hilterjugend was zo kwaaie club nog niet. Pas na de Kristallnacht vielen hem de schellen van de ogen.

Hebben mijn vader en oom hier nog rondgelopen, op dit mega-padvinderskamp? Nee, die zaten toen pas bij de welpen, en droomden misschien van de jamboree van ’41, die natuurlijk niet is doorgegaan.

Dat kneuterige tijdperk werd na de oorlog eigenlijk gewoon voortgezet, tot in tijden die ik me nog kan herinneren. Is dat dan waar ik naar terugverlang? Knusse lulligheid in de mangel van Chroesjtsjov’s en Kennedy’s kernkoppen? De tijd dat ranja en cola als nectar smaakten, omdat je het alleen maar kreeg op hoogtijdagen? Nee hoor, als ik nostalgische gevoelens heb over mijn jonge jaren, dan gaan die vooral uit naar de vrolijke jaren zestig, met hun expansiedrift. De wereld kwam weer uit zijn cocon, net al wij, geborenen in de fifties en tieners tijdens de sixties.

 

Foto links: L. Stigter

Terug naar de tramroute. In Bennebroek lag die baan er nu eens bij zoals hij overal had moeten zijn. Er was hier een dubbelsporig traject door de duinen aangelegd, speciaal voor de elektrische tram, zodat enkele scherpe hoeken in de stoomtramroute werden omzeild. Die stoomtram ging de bocht om bij Restaurant De Geleerde Man, thans: Zen. De Bennebroekerdreef is later pas aangelegd aan weerzijden van de trambaan.

 

De tram reed achter het kerkje langs, over een terrein waar het nu kermis is. In de buurt van de Linnaeushof heeft de beroemde 18e-eeuwse bioloog zelf nog rondgelopen. Hij studeerde in Leiden onder Boerhaave. De naar hem genoemde tuin was in de 20ste eeuw een bloemenpark met een speeltuin erbij voor de kinderen, maar tegenwoordig alleen nog maar een speeltuin. Maar dan wel de grootste van gans Europa, met 300.000 speellustige bezoekers per jaar.

In de buurtschap De Glip koop je een huis bij iemand die Grajer heet of een tulpenpakket voor op een cent na 6 euro. Eens ruilde je in deze contreien een tulpenbol voor een riante woning, maar de huizenprijzen stegen en die van de tulpen kelderden.

Door de Glip liep een mooie dubbelsporige trambaan, met alleen op het smalle gedeelte van de weg een stuk strengelspoor. Ten westen van deze weg ontstond een kleine 100 jaar geleden Groenendaal, een groot wandelpark van bijna 2 vierkante kilometer, waarnaar ik een kort uitstapje maak. Het bestaat uit een aaneensmeding van diverse oude landgoederen. Drie maal, in 1925, 1935, 1953, is hier de Floratentoonstelling gehouden, de voorloper van de Floriade, een staalkaart van wat de bollenstreek de wereld te bieden had. Natuurlijk zorgde de tram bij de eerste twee gelegenheden voor de aanvoer van de vele bezoekers.

 

Dat beeld van Louise Schouwenberg op de Van Merlenbrug symboliseert misschien het getouwtrek om de tram in de loop van de tijden. Ten zuiden van de brug was sedert 1922 het overstappunt van de stoomtram uit Leiden op de elektrische uit Haarlem. Ten noorden ervan lag na invoering van de elektrische Bollentram het keerpunt van de stadstram. De Bollentrams volgden tot Haarlem NS dezelfde route als de hoogfrequente stadstrams, maar stopten niet aan alle haltes en stonden niet open voor lokaal vervoer.

Op de Haarlemse stadstram broeide in WO II een geest van verzet tegen de bezetter. Als er aan een halte ’s avonds in het donker alleen een Duitse soldaat stond, reed de tram doorgaans keihard door, totdat een dienstorder van de districtschef een einde maakte aan deze praktijken, die niet zonder risico waren. Ook liet een NZH’er in Heemstede eens de helft van een regiment soldaten bij de halte staan, omdat de tram vol was; de ‘gewone’ passagiers in de tram hoefden van hem geen plaats te maken. De aanvoerder van het regiment vroeg op hoge toon zijn naam, maar het incident liep met de spreekwoordelijke sisser af.

In 1943 verkocht NZH voor een zacht prijsje tulpenbollen per mud aan zijn personeel – niet voor in de tuin, maar voor consumptie. De harde tijden van de Bollentram…

 

Op de Valkenburgerlaan in Heemstede was het eindpunt van de trams naar de Flora. Foto: G.J. de Swart

 

In Heemstede dan toch nog wat narcissen. Even denk ik, dat er op de Raadhuisstraat nog originele trambovenleidingmasten staan, maar daarvoor zijn ze toch te modern.

Even verder het raadhuis van Heemstede, waar ze tegenwoordig flexwerken, heb ik begrepen. Dat betekent: ’s morgens vechten om een plekje en je de rest van de dag ergeren aan het lawaai van je medeambtenaren in die grote open ruime. Ik hoorde er bepaalde verhalen over als ambtenaar van een andere Noord-Hollandse gemeente; het schijnt modern te wezen. En het staat ook al op You Tube, maar van die video gaat weinig wervingskracht uit. In de tijd van de Blauwe Tram stonden ze hier achter lessenaars, denk ik, zoals de trambestuurder ook stond achter de koperen hendels waarmeer hij de tram deed rijden en remmen.

Dan het knusse winkelhart, met o.a. kinderdagverblijf Plukje Gelukje in een oud winkelpand dat de tram nog gezien heeft.

Als ik over de statige Bronsteeweg naar de Blauwe Brug loop, op de grens met Haarlem, besef ik wat je niet beseft als je zo’n route alleen maar volgt op de kaart. De tram reed door de wijken der rijken. De tram was een statusvervoermiddel voor de gegoede lieden. Vrouwlief reed er ’s middags mee naar de lunchroom, de heer des huizes in de vroegte naar het kantoor waar hij iets in de melk te brokken had; zoon en misschien ook dochter naar het Lyceum in de grote stad. Jan met de pet reed op de fiets of nam lijn twee, zijn twee onderdanen. Zo’n tramlijn werd aangelegd door de gegoede buurten, of anders gezegd: de gegoede buurten werden gebouwd aan weerszijden van de trambaan.

Ruim ten westen van hier lag de arbeiderswijk waar mijn oma is opgegroeid. Die wijk, daar reed ook een tram langs, maar alleen omdat dat de kortste weg was naar Zandvoort. Daar stond ook het textielwinkeltje van haar broer en schoonzus.

 

Hier staan we allemaal op de foto. Die is gemaakt in de zomer van 1957 in de achtertuin van mijn grootouders aan de Franchimontlaan in Leiden. Ik word geflankeerd door mijn moeder en oma. Links en rechts zitten mijn oudtante Door en oudoom Ru. Mijn opa bediende de camera en schoot een vredig, zomers tafereeltje in een toch woelige wereld.

Omringd door de oudere generaties. Dat is de sleutel tot mijn nostalgie naar een tijdperk dat ik niet heb meegemaakt. Tijdens die tramwandeling-zonder-trams heb ik er vaak over nagedacht. Mijn fascinatie voor de jaren 30 t/m 50 komt vooral door mijn opvoeding, denk ik. Onze generatie is opgevoed door de generatie die die tijd nog had meegemaakt.

Midden in de welvarende jaren zestig had iedereen het altijd over crisis en hongerwinter, waaraan we exempel moesten nemen: het ‘stempelen’, de tulpenbollen, de hongertochten, in de rij staan bij de gaarkeuken, alles op de bon. En onze kinderboeken, nu ik erover nadenk, speelden meestal in de eerste helft van de eeuw, en zelden in onze eigen tijd.

Mijn normen en waarden op het gebied van werk zijn nog steeds die uit de wederopbouw, die al voorbij was toen ik ze ingegoten kreeg. Goed je best doen, diploma's halen voor je bestaan, onderaan beginnen en opklimmen, hard werken om het land er bovenop te krijgen, nooit meer armoede en honger! Mijn opa die zich met jaren avondstudie opwerkte van timmerman tot architect. Mijn eens werkeloze oudoom die zich een nieuw leven opbouwde in die textielzaak.

Ik heb er te lang aan vastgehouden; daardoor heb ik nooit iets bereikt. Het meest succesvol is hij die zijn opvoeding het snelst vergeet.

Midden de jaren 90 beleefde ik een culturele schok bij een cursus Communicatie voor Aankomende Middelmanagers die ik deed in Voorburg. Ik moest een presentatie houden over iets, en had mijn verhaal goed voorbereid. Een doortimmerd betoog, maar ik kreeg geen enkel commentaar op de inhoud. Nee, het ging over geheel andere dingen. Ik had een incongruente lichaamstaal. Mijn gelaatshouding straalde agressie uit, maar mijn armenwerk veeleer volgzaamheid en aarzeling. Daardoor kwam mijn boodschap niet over. Maar die van de cursus wel bij mij: we waren van de prestatiemaatschappij in de presentatiemaatschappij terecht gekomen. Zelfpresentatie. Het dondert allemaal niet meer, als je babbel maar overtuigend is. Nooit heb ik eraan kunnen wennen.

 

In de zuidelijke wijken van Haarlem wordt de deftigheid van Heemstede nog even voortgezet. Op de foto de treurwilg op de Vijverlaan. Het hofje van Heythuysen werd medio de Gouden Eeuw gesticht door een rijke koopman van die naam, voor een dozijn ouden van dagen. Het staat aan de rand van de Hout en helaas tussen ontsierende nieuwbouw.

Langs de hertenkamp en het Paviljoen Welgelegen (Provinciehuis) draaiden de Blauwe Trams de binnenstad in. Op de Dreef zie ik het laatste kwartiertje van een antiekmarkt die uiteenloopt van echt zilveren voorwerpen via vage schilderijen tot rommel als ongebruikte kladblocs uit de jaren van de tram. Wat een treurig bestaan moet dat zijn. ’s Morgens die hele rotzooi uitstallen en bij het scheiden van de markt 99% ervan weer inpakken en in de auto laden. Bananenkistjes schijnen daarvoor heel geschikt zijn; ik zie er letterlijk iedereen mee.

De trams reden door een stelsel van stegen naar het station; heen andere stegen dan op de terugweg. We kunnen er kort over zijn; dit stuk Haarlem is al behandeld toen ik in de herfst van 2008 de beoogde route van de Haarlemse HOV-tunnel deed, (deel 1 en deel 2) de tunnel die natuurlijk niet doorging.

De tram naderde het station over de Jansweg en aanvaardde via de Kruisweg de terugtocht naar Leiden. Daartussenin hield hij een poosje stationnement, ongeveer op de plek waar nu de rode Zuidtangentbussen opgesteld staan.

Daar hebben we het een paar jaar geleden wel eens over gehad (deel 1 en deel 2), die twee tangentlijnen, die maar niet willen uitgroeien tot een volwaardig HOV-net. Bij alle tangentplannen die de afgelopen decennia gepresenteerd zijn, en de komende jaren gerealiseerd moeten worden, is nooit gekeken naar de Bollenstreek.

Terwijl het toch eenvoudig is. Lijn 310 eindigt nu op dat afgelegen parkeerterreintje in Nieuw-Vennep Getverwoud. Trek die HOV-baan 3 kilometer door en je zit in Hillegom. Rechtsaf door de Hillegomse nieuwbouw richting Haarlem of van mijn part Heemstede-Aerdenhout, linksaf Lisse in en via de wijk Poelpolder door naar het nieuwe station Sassem of meteen maar naar Leiden.

Waarom is – naar mijn beste weten - niemand nog op dat idee gekomen? Misschien omdat de Zuidtangent het paradepaardje is van de provincie Noord-Holland, en Hillegom en Lisse in Zuid-Holland liggen. Grenzen zijn nog wel eens barrières.

Misschien ook omdat de Bollenstreek zoveel lijkt op het Westland: te klein voor het tafellaken van de grote stad en te groot voor het servet van het platteland. Dit soort versteend, verindustrialiseerd voormalig boerenland trekt steeds meer autoverkeer aan, maar een goed HOV-net zul je er niet zien ontstaan. Net als in het Westland is de bus er hier gewoonweg, boemelend van halte tot halte, maar zal hij nooit echt populair worden. Ik heb er de afgelopen weken geen grote mensenmassa’s in gezien. Ik heb hem wel regelmatig vast zien lopen in het chaotische verkeer.

Als plannenmakers uit de jaren 90 hun zin hadden gehad, was hier de Bollenstad gebouwd, een grote stedelijke agglomeratie op de plek van de huidige bollenvelden. Maar dat plan ging niet door. De bollenteelt bleef met zware subsidie in stand om de buitenlandse toeristen, op weg naar de Keukenhof, nog een snippertje kleurenpracht te laten zien. Oh, er zal hier en daar nog best wel iets van afgeknabbeld worden voor nog een wijkje nieuwbouw. Wat de toeristen dan uiteindelijk zien is een bestuurlijk compromis, een net zo Hollands verschijnsel als een tulp.

Dit drieluik is daarmee plotsklaps afgelopen; we zijn bij Haarlem NS, en dat was het doel.

 

 

Frans Mensonides
14 mei tweeduizend-één-nul
Er geweest: Donderdag 15 april 2010 (Heemstede dorp – Bennebroek)
Zaterdag 17 april 2010 (Vogelenzang en Bennebroek – Haarlem)

Oude zwartwitfoto’s van Blauwe Trams overgenomen uit: A. van Kamp, De Bollenlijn. Een rit met de blauwe tram van Haarlem naar Leiden. Heiloo 1999. Foto ‘Jamboree' : onbekende herkomst; foto Haarlem Stationsplein: Archief NZH-Museum; foto Bennebroekerduin: L. Sigter; foto Valkenburgerlaan: G.J. de Swart. Familiefoto 1957: Henk Lamberts.

Eerder verschenen in dit reeksje:

1: Katwijk ontkoppeld (maart 2009)
2: Tijdmachinefoto van de KW-laan in Voorburg (april 2009)
3: Lijn 13 Leiden, of: Met mevr. Vogelaar in een prachtwijk (april 2009)
3a: Het vervolg op lijn 13 is lijn 14 (december 2009)
4: Lijn 28 via Hofwijck naar Heerlijk Helder (december 2009)
5: Leids stadsvervoer, van bellende tram tot bellende hybride bus (februari 2010)


© Frans Mensonides, Leiden, 2010