Praten, praten en nog eens praten

Zedeprinten Startpagina <<< De waard (Inleiding) <<< De waard (vertaling) <<<


 

Spraakzaam

De waard uit Huygens’ karakterschets is behoorlijk goed van de tongriem gesneden. Met tomeloos geouwehoer leidt hij de aandacht van zijn gasten af van de beroerde maaltijden die hij serveert. Op dezelfde wijze zet hij ze aan tot een zo groot mogelijke drankconsumptie.

Hij heeft de gewoonte, op zijn stoep te gaan staan en de gasten zijn zaak binnen te praten. Zo’n opdringerige handelwijze gold als onfatsoenlijk en was in sommige steden zelfs uitdrukkelijk verboden. Zijn gedrag hoort thuis bij de schimmige herbergen waar stadsbestuurders hun gasten niet graag onderbrengen. Het zijn de mindere kroegen van de stad, waar vrijwel alle bezoekers na een avondje drinken en vechten met verwondingen naar huis gaan.

 

Praatberoepen

De waard is bepaald niet de enige prater in Huygens’ werk. In de overgrote meerderheid van de Zedeprinten staat een beroep centraal. Toch hoor je in Zedeprinten nooit het gehamer van timmerlieden op een scheepswerf, het geratel van wielen over keien of het typerende pof-pof-pof van het weefgetouw. Deze ambachtslieden hebben geen plaatsje gekregen in Zedeprinten.

Nee, er wordt in Zedeprinten vaak meer gepraat dan gewerkt. Een aankomende arts kletst er maar wat op los tegen zijn patiënten, en dat vooral om zijn onkunde te verhullen. Een beschonken hoogleraar houdt een gloedvol betoog over matigheid. Een alchemist probeert subsidie los te praten aan het hof, om zijn volstrekt zinloze experimenten voort te kunnen zetten. Aan hetzelfde hof zien we de dwaze hoveling doen waar hij goed in is: schaamteloze vleierij.

 

Geen verhaal zonder moraal

Natuurlijk heeft Huygens een moralistische bedoeling met het ten tonele voeren van al deze mooipraters. Hij wil zijn lezers duidelijk maken, dat het uiteindelijk niet aankomt op mooie woorden, maar op correct gedrag en zinvolle en nuttige daden.

Wat kan onze waard nog meer, behalve praten? Drinken gaat hem minstens even goed af als zijn gasten. Hij ondervindt uiteindelijk de nadelige gevolgen van zijn levensstijl en bezwijkt, zoals Huygens suggereert, aan de gevolgen van zijn drankmisbruik. De waard krijgt daarmee een levenseinde dat lijkt op dat van de andere praters. Ook de karakterschetsen over de arts, de professor en de hoveling eindigen met verwijzingen naar hun dood, hun grafschrift of het hiernamaals. Met zulke mensen loopt het slecht af; Huygens kan het niet vaak en duidelijk genoeg benadrukken.


© Frans Mensonides, Leiden, 2007.