Nr. 298 - zondag 7 januari 2024 (week 1)
De middeleeuwen doormidden zagen; het jaar 1000

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

297. PILAARBIJTERS EN VARKENSSCHEERDERS; DE BRUEGHELS IN EEN TIJDSLOT (24/12/2023)
296. BORMAN, LOVELL & ANDERS, HENKIE EN CHRIET; DE KERSTVLUCHT VAN 1968 (17/12/2023)
295. JE STEM VERHEFFEN; OVERPEINZINGEN ROND DE TWEEDE KAMERVERKIEZING (26/11/2023)
294. GOET GELACH EN QUAET-SLAGH,ADRIAEN VAN DE VENNE IN MIDDELBURG (19/11/2023)
293. 'EEN ZONDERLING GEVAARTE'; VINCENT VAN GOGH IN DRENTHE (05/11/2023)
292. DE TEERLING IS GEWORPEN, JULIUS CAESAR IN H'ART (08/10/2023)


FHM’s A-viertjes is een rubriek op de Thuispagina van Frans Mensonides, die Henk als middle name heeft en dus FHM als initialen.
FHM’s verschijnt altijd op zondag, maar lang niet op elke zondag.


 



De Leidse Willeram

Het Rijksmuseum van Oudheden wijdt dezer dagen een tentoonstelling aan ‘Het jaar 1000; Nederland in het midden van de Middeleeuwen’. 1000 was inderdaad het jaar dat de middeleeuwen doormidden werden gezaagd; die duurden per definitie van 500-1500.

De eerste helft ervan werd vroeger wel aangeduid als ‘de donkere middeleeuwen’, maar tegenwoordig liever als ‘de vroege middeleeuwen’. De 2e helft noemen ze soms de ‘hoge middeleeuwen’. Maar dat zijn vanzelfsprekend allemaal termen van historici die er achteraf op terugkijken. De mensen die leefden in het jaar 1000, vonden zelf vermoedelijk net als wij, dat ze leefden in de moderne tijd. De kreet: ‘middeleeuwen’ zou ze heel vreemd in de oren geklonken hebben.

Dat neemt niet weg, dat men indertijd het jaar 1000 wel zag als een mijlpaal. Sterker nog: er werd met angst en beven op vooruitgekeken - althans in het deel van de wereld waar men de christelijke jaartelling hanteerde. Het jaar 1000 zou wel eens het laatste jaar kunnen zijn van het ‘duizendjarige rijk van Christus.’ Veel betere vooruitzichten had de mensheid niet dan dat de Apocalyps zou losbarsten.

Afgezien van het Laatste Oordeel was het jaar 1000 toch al een kantelpunt in de geschiedenis der Nederlanden. En dan niet zozeer dat exacte jaar. Op de tentoonstelling nemen ze de eeuw ervoor mee en ook die erna; hij omvat de hele 10e plus 11e eeuw, de periode 900-1100.

Rond 900 woonden er hooguit 250.000 mensen in het gebied dat nu Nederland heet (‘Een kwart miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde’, zing ik in gedachten). Stadjes als Utrecht en Dorestad, met een stuk of 1000 inwoners, golden als metropolen. 70% van het land bestond uit woeste grond, terwijl 200 jaar later al 70% van de grond in cultuur gebracht was. Er kwamen wegen en waterwegen, er ontstonden steeds meer steden; wilde dieren als de eland en de beer bliezen langzamerhand de aftocht.

Ook op het gebied van de taal waren er grote ontwikkelingen. Sprekers van Oudfries en Oudsaksisch werden langzamerhand naar de randen van het land gedreven. Oudnederlands was sterk in opkomst en werd de voertaal in de Nederlanden. Die taal zou na 1100 evolueren tot Middelnederlands. Hoe het Oudnederlands rond het jaar 1000 geklonken heeft, weten we sinds kort; zie deel 245 van FHM’s.

De tentoonstelling moet wel een buitenkansje zijn voor kenners van fibulae (sierspelden) en munten; je ziet ze hier bij de vleet. Maar voor mij geldt een beetje, vooral voor fibulae: één gezien, allemaal gezien. Hieronder een paar dingen die me sterker opvielen en raakten:

 

*1*
De Leidse Willeram, daar stuitte ik al eens op in Egmond, in dit stuk uit 2008. Daar noemen ze het boek: de Egmondse Willeram. Zelf noemde ik het de Williram in dat stuk, maar dat zal een tiepvout geweest zijn. Ik schreef (en ga er nu maar vanuit dat de rest van dat verhaal wél klopt):

De oorspronkelijke Williram werd in de elfde eeuw geschreven door een Duitse monnik en bevat een vertaling uit het Latijn van en commentaar op het boek Hooglied uit de bijbel. Rond 1100 werd dit boek in de Egmondse abdij op zijn beurt weer wat halfslachtig vertaald in een mengelmoesje van Oudnederlands en Oudduits.

Het is één van de oudste min of meer Nederlandstalige werken die zijn overgeleverd. Echt mooie oude taal; het verschilt nogal van het Middelnederlands van een paar eeuwen later.

In de Willeram is zowel de oorspronkelijke Latijnse tekst opgenomen als de vertalingen in het Oudhoogduits en het min-of-meer Oudnederlands. Het boek ligt open op een pagina in het Latijn. De Oudnederlandse pagina die ze eigenlijk hadden willen laten zien, bleek te kwetsbaar voor het felle licht.

Dat staat vermeld in de kleine lettertjes op de webpagina over de tentoonstelling. Daaronder lezen we:

Waarschuwing | In een van de tentoonstellingszalen zijn menselijke resten te zien, evenals het skelet van een hond.



*2*

Skelet van een jachthond uit de 10e eeuw; Zutphen, en skelet uit een begraafplaats in Vlaardingen, vroege 11e eeuw

Die waarschuwing staat nog eens herhaald bij de ingang van de zaal. Als je niet tegen geraamtes kunt – maar wat doe je dan in een archeologisch museum? - moet je rechtsomkeert maken of deze zaal tastend, met de ogen dicht doorkruisen.

Zo’n mededeling voor kwetsbare zielen zegt meer over het jaar 2024 dan over het jaar 1000. Kom op mensen, nooit eerder een skelet gezien in een museum?

Er zijn in museumland discussies gaande of menselijke resten zoals skeletten en mummies überhaupt nog wel tentoongesteld mogen worden. Getuigt dat wel van respect jegens mensen die eeuwen of millennia geleden ontslapen zijn?

In 2030 zul je zulke doden vermoedelijk niet meer zien in de musea, en als deze vorm van wokisme nog verder voortwoekert, in 2040 ook geen oorlogstaferelen en kruisigingen meer op schilderijen, want die hebben ook ‘au’ gedaan.

Museumbezoek mag schuren en shockeren; móét dat zelfs misschien soms wel. Daar zal ik een andere keer eens dieper over nadenken.

 

*3*

Goudschat, in 2021 bij het Westfriese Hoogwoud opgesnord met gebruikmaking van een metaaldetector, met onder andere 4 oorringen uit de vroege 11e eeuw.

Met zo’n metaaldetector in de hand kan iedere leek archeoloogje spelen. Maar voor dit werk geldt helaas niet zonder meer: ‘Wat je vindt, mag je houden’. Je moet je vondst in ieder geval melden bij de Provincie. En dieper dan 30 cm onder maaiveld mag je niet graven.

 

*4*
Broodstempels uit Turkije, gebruikt om ongebakken brood te bestempelen. Dat werd na het bakken met feestversiering opgediend op feestdagen. Daar bezoek je nou ook een museum voor, voor dat soort weetjes: ik wist niet dat het bestond!

 

*5*
Terwijl onze voorzaten rond het jaar 1000 bij wijze van spreken net niet meer in berenvellen rondliepen, floreerden in de Arabische wereld de exacte wetenschap al. Dit Arabische astrolabium uit 1086 werd gevonden bij Valencia.

Het is een draagbaar astronomisch precisie-instrument dat je onder andere in staat stelde om te navigeren op de sterren. Het is in wezen een kaart van de sterrenhemel op een bepaalde dag, een bepaald tijdstip en een bepaalde plaats. Aan de achterkant waren 2 kleine kijkertjes aangebracht (zonder lenzen, toen nog) waarmee je hoeken aan de hemel kon meten.

Ik probeer te doorgronden hoe het instrument in elkaar steekt. Maar daarvoor hoef ik eigenlijk alleen maar te denken aan de sterrenkaart die ik als 12-jarige met m’n 2 linkerhanden in elkaar geknutseld heb aan de hand van het boek ‘Zelf sterren kijken’ door Dr. J. van Diggelen. Het is hetzelfde principe.

Op de buitenste cirkel staan de maanden van het jaar, daartegenover de uren van de dag en de binnenste cirkel stelt de horizon voor, met de windrichtingen. Zo’n sterrenkaart geldt alleen voor een bepaalde plek op aarde. De timpaan, de achterplaat, kon je vervangen voor een andere, die betrekking had op een andere plaats. Een wereldreiziger ging op pad met een hele set timpanen.

Een fascinerend stuk hi-tech uit de 11e eeuw. Zo worden ze tegenwoordig niet meer gemaakt! Maar dat hoeft ook niet meer; er zijn nu websites die een hemelkaart op je scherm toveren.

 

*6*

Niet gehinderd door bijgeloof, ondernamen wij van deze site in 1999 een reis naar Zuid-Duitsland - waarvan het verslag helaas niet geheel compleet is overgeleverd - voor de totale zonsverduistering op 11 augustus van dat jaar. Wappies (al heetten die toen nog niet zo) zagen dat natuurverschijnsel als voorbode van de ondergang van de wereld in het millenniumjaar 2000. Er was ook nog iets naars en vervelends met een computer-bug. Maar ook daardoor kwam de beschaving niet tot stilstand.

Ook het jaar 1000 verliep zonder mondiale rampen, hoewel er in 999 nog een waarschuwende aardbeving had plaatsgevonden, en er een komeet aan de hemel was verschenen. Maar in 1001 kon een astronoom of monnik bovenstaande tabel samenstellen met de paasdata van 1001-1063. De voorlopers van deze lijst liepen maar tot 1000; daarna zou er toch niets meer komen…

Maar het jaar 1000 liep met een sisser af.

FHM
7 januari 2024
Er geweest: maandag 13 november 2023

De tentoonstelling over het jaar 1000 in het Rijksmuseum van Oudheden loopt nog tot/met zondag 17 maart in het jaar 2024.


VOLGENDE AFLEVERING:  SPAGHETTIFICATIE; ‘INTO THE BLACK HOLE’ IN VALKHOF MUSEUM (11/02/2024)






© Frans Mensonides, Leiden, 2023