Nr. 245 - zondag 28 juni 2020 (week 26)
'Willikumo ana Rottaa'; video over en in het Oudnederlands

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

244. LAKENHAL LEIDEN: TENTOONSTELLING IN CORONA-TIJD OVER PILGRIMS (14/06/2020)
243. ER ZIT EEN IDEE ACHTER HET PAPIER; 'PAPER ART  2017' IN CODA (06/08/2017)
242. DE SCHILDERMENNEKE; VAN GOGH-DORP NUENEN (23/07/2017)
241. 'SJOEMELTEMPERATUUR'; KNMI HOMOGENISEERT (09/07/2017)
240. NAVOLGERS VAN DE STIJL IN HELMOND EN LEIDEN (25/06/2017)
239. FIGURANT IN 'DROOMLAND'; STRAATHEATER IN LEIDEN ZW (07/06/2017)

De rubriek FHM's A-viertjes verschijnt onregelmatig. Maar als hij verschijnt, doet hij dat op zondag.






De Rotte en de Maas anno 1020
Still uit de video op YouTube

‘Willikumo ana Rottaa. Ik bim thorperi hiera ana Rottaheimi.’ Zo begint een tekst in het Oudnederlands, in de mond gelegd van een bewoner van het gehucht Rotta aan de gelijknamige rivier.

We schrijven het jaar 1020. Rotta bestaat uit een handjevol hoeves en wat akkers op de hectaren waar je nu de Markthal, de Laurenskerk, de Kubuswoningen en het Potlood kunt vinden; hartje Rotterdam, kortom.

Het gehuchtje Rotta werd rond 1170 overstroomd door de Maas. 100 jaar later werd er op die plek een dam aangelegd. Rotterdam was geboren.

In de video op deze pagina van HistoriekNet is te zien, hoe de omgeving er in 1020 uitzag en – nog interessanter! – is te horen hoe het Oudnederlands toen geklonken heeft. Een bewoner van toen vertelt iets over het harde bestaan van hem en zijn buren op dat stukje grond. Het is uiteraard een reconstructie naar beste weten, maar daarom niet minder fascinerend.  

De video is een coproductie van de taalkundige Peter-Alexander Kerkhof en Archeologie Rotterdam. Het filmpje bleek een doorslaand succes tijdens de coronacrisis. Het is in anderhalve maand tijd meer dan 250.000 keer bekeken. De kijkers waren vermoedelijk alleen al blij dat het nu eens niet over virologie of slavernij ging.

Het Oudnederlands is de verre voorloper van onze eigen taal. Het ontstond aan het begin van de middeleeuwen (na het jaar 500 dus) uit het Proto-Germaans. Dat werd in nog vroegere eeuwen gesproken in grote delen van Noordwest-Europa. In de loop van de 12e eeuw evolueerde het Oudnederlands langzaam maar zeker tot het Middelnederlands.

 


Still uit de video op YouTube


Het taalgebied van het Oudnederlands viel niet samen met ons huidige taalgebied. In Noord-Nederland en langs de kust spraken ze aanvankelijk Oudfries; in het oosten Oudsaksisch. Aan de andere kant, de zuidkant, kon je je tot bijna in Parijs verstaanbaar maken met Oudnederlands. Keizer Karel de Grote, die rond het jaar 800 regeerde over vrijwel heel Europa, had vermoedelijk een Limburgs dialect van het Oudnederlands als moedertaal.

De bewoner van Rotta vertelt hoe zijn opa, zoals velen, vanuit Vlaanderen naar de Hollandse kust getrokken is, op de vlucht voor overstromingen. De Friezen die daar oorspronkelijk woonden, namen de wijk naar het noorden, en zo schoof ook het taalgebied op.

Uit het Oudnederlands zijn veel minder teksten bewaard gebleven dan uit latere taalfasen. Toch hebben de taalgeleerden er voldoende bijeengesprokkeld om er een compleet woordenboek mee te vullen. Ook konden zij reconstrueren, hoe de taal geklonken moet hebben.

Toen ik het fragment in de video beluisterde, viel me vooral op, hoe weinig er in de loop van 1000 jaar veranderd is. De tekst is gewoon herkenbaar als Nederlands; het klinkt niet als Grieks, Arabisch of Chinees. En als je een zin hoort als: ‘Wi hebbon bona, bieton endi erwita in unsin tune’, is het niet moeilijk om te achterhalen dat dat betekent: ‘We hebben bonen, bieten en erwten in onze (moes)tuin’.  

Toch is het een goed ding dat de tekst ondertiteld is in modern Nederlands. Sommige woorden kun je echt helemaal nergens meer aan vastknopen. Weer andere zetten de moderne luisteraar compleet op het verkeerde been; ze betekenen iets heel anders dan een Nederlandstalige van nu zou denken.

Zo’n tekst is in ieder geval smullen voor geïnteresseerden in etymologie, mensen met de afwijking dat ze van elk woord het ontstaan willen weten. Ik zelf kan me niet voorstellen dat er ook andere mensen zijn…

Ik pik een paar interessante dingen uit deze tekst.

*’Rotta’, de naam van het dorpje en die van de rivier. In het Oudnederlands betekende het: troebel, modderig. De naam Rotterdam is etymologisch gezien verwant aan Alkmaar (moddermeer), Biervliet en Blackburn (modderstroom), Liverpool en Blackpool (modderpoel) en ongetwijfeld vele andere plaatsen op de wereld die ontstaan zijn uit blubber, om niet te zeggen: uit de klei zijn getrokken.

In de huidige straattaal heet de stad Roffa; maar 2 letters, of liever: één klank verschil met de taal van 1000 jaar geleden.

*’Mikil’. De Maas is een ‘aa vilo mikil’ (heel grote rivier) waarin je ‘viska vilo mikila’ (heel grote vissen kun vangen). ‘Mikil’ betekende hetzelfde als ‘groot’, een woord dat ook in het Oudnederlands al bestond. ‘Groot’ haalde met gemak de 21ste eeuw. ‘Mikil’ leefde in het Middelnederlands nog voort als ‘mekel’. Maar dat woord werd alleen nog in dichterlijke taal gebruikt, wat meestal niet veel goeds belooft: zo’n woord is gedoemd om in onbruik te raken. Waarom het ene synoniem behouden blijft en het andere verdwijnt??

*’Muos’, voedsel. Het woord kennen we in het huidige Nederlands nog als ‘moes’. Daarmee bedoelen we: zacht, papperig voedsel (als we al niet denken aan iemand tot moes slaan). Maar onze bet-bet-bet- (etc.) overgrootouders in het jaar 1020 gebruikten het woord voor alle soorten voedsel ('prak', in het moderne Rotterdams).

Wie tegenwoordig een moot zalm nuttigt, weet niet meer dat het woord ‘moot’ oorspronkelijk portie betekende, en ook verwant is aan ‘moes’. ‘Zalmoot’, zo zie je het vaak verkeerd gespeld staan op menu’s in restaurants, en dan zou je je kunnen afvragen, wat dan precies een oot is…

*’Buwon’, nog een woord waarvan de betekenis in de loop van eeuwen verschoven is. ‘Buwon’ betekende wonen, maar is verwant aan het moderne ‘bouwen’. Dat stamt van een heel oud Indo-Europees woord dat ‘zijn’ betekende, en verwant is aan het Engelse to be (or not to be) en de Nederlandse vormen ‘ben’, ‘bent’ en eventueel ‘bennen’.

Van ‘zijn’ veranderde de betekenis in: ergens zijn, ergens metterwoon gevestigd zijn, wonen. Waarna de betekenis verder verschoof naar wat je zoal doet als je ergens woont. Veel mensen waren boer, veel meer mensen dan nu. En die boeren verBOUWden allerlei dingen. En woonden naast andere mensen, hun buren. Ook ‘boer’ en ‘buur’ zijn verwant aan ‘bouwen’. Een huis bouwen houdt in heel grote lijnen hetzelfde in als gewas verbouwen; er komt iets op het land te staan wat er vroeger niet was. Huizen bijvoorbeeld, met ook een inboedel. ‘Boedel’ en ‘boel’ zijn ook weer verwant aan ‘bouwen’.

* ‘Somastont bannit gravo Thiederik thana heriban endi thia cogscult’ een wat ondoorgrondelijke zin, ook in vertaling. Graaf Diederik (eigenlijk Dirk III) roept soms de heerban uit en legt een coggeverplichting op. Wat deed hij nou precies? Hij riep mannen op voor een soort dienstplicht. ‘Heer’ heeft hier niets te maken met de Heere, of de hoge heren van het dorp; het staat voor leger. Die opgetrommelde troepen moesten krijgsschepen bemannen: koggen.

*’Werilt’, ook een woord waarover iets te vertellen valt. ‘Werilt’ wordt vertaald met ‘leven’, het harde bestaan van de bewoners van Rotta - dat er op het filmpje heel idyllisch uitziet.

Dichters uit vervlogen eeuwen, zoals Jacob van Maerlant en Constantijn Huygens, meenden te weten hoe het woord ‘warelt’ was ontstaan: omdat op deze wereld alles altijd een eeuwig doorelkaar warrelt.

De werkelijkheid is anders. ‘Weer’ in ‘wereld’ gaat terug op het Latijnse ‘vir’ (man), en betekent: mens. Zo is een weerwolf een wolf in mensengedaante of een mens in wolvengedaante. ‘-eld’ of ‘-ald' in ‘wereld’ staat voor leeftijd of tijdperk.

De wereld is dus het tijdperk der mensen, ofwel: alle mensen die op een bepaald moment leven. Bij uitbreiding is het de planeet waarop we dat met z’n allen doen, en bij nog verdere uitbreiding het complete heelal - waar misschien nergens anders dan op Aarde wezens voorkomen die een taal hebben met woorden; wie zal het zeggen?

* Dan nog die wat mysterieus aandoende vormen als ‘then’, ‘thera’, ‘themo’ en ‘thia’, waarmee de tekst doorspekt is. Dat zijn verbuigingen van het bepaald lidwoord.

Net als in het huidige Duits was er een mannelijk, vrouwelijk en onzijdig lidwoord, verbogen in 4 naamvallen en in enkelvoud en meervoud. Met de Duitse lidwoorden hebben we allemaal moeten worstelen op de middelbare school:
Der-des-dem-den;
die-der-der-die;
das-des-dem-das;
die, der, den, die.
In Duitsland worstelen ze op hun beurt momenteel met het Nederlandse leenwoord Bakfiets: is dat nou der Bakfiets, die Bakfiets of das Bakfiets?

Het Nederlands kent tegenwoordig alleen nog maar de vormen ‘de’ en ‘het’ (en ‘des’ en ‘der’ in ouderwets, plechtstatig taalgebruik). Dat is al lastig genoeg voor buitenlanders die onze taal willen leren.

Op Twitter pleitte laatst iemand voor de officiële afschaffing van ‘het’. Maar die persoon moet gewoon nog wat geduld hebben. ‘Het’ is al op zijn retour. In 2100 zal ‘De paard die daar staat’ vermoedelijk als correct Nederlands beschouwd worden.

De taal is in 1000 jaar van generatie tot generatie langzaam veranderd van Oudnederlands in wat we nu spreken en schrijven. En er is geen enkele aanwijzing dat de taal de komende 1000 jaar ooit zal ophouden met veranderen. Slecht nieuws voor taalconservatieven, maar ook zij zullen zich ermee moeten verenigen.

FHM
28 juni 2020


VOLGENDE AFLEVERING: TARRA, CENTIARE EN WORTELTREKKEN IN PRE-DIGITALE TIJDEN (05/07/2020)



© Frans Mensonides, Leiden, 2020