Nr. 230 - zondag 25 december 2016 (week 51)
Terlouws touwtje

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

229. TRIX; T-REX IN TOWN (11/12/2016)
228. KIEKEN EN SPIEKEN, EEN STUKJE ETYMOLOGIE (27/11/2016)
227. DE THUISPAGINA 20 JAAR / DE THUISPAGINA DIGITAAL ERFGOED (13/11/2016)
226. DAGBOEKSPION, OF: MIJN GEBOORTE ALS HAPPY ENDING (30/10/2016)
225. WIEGENHITS 1956 (16/10/2016)
224. 'VOOR GOD & GELD' IN GENT / MARTEN EN OOPJEN ZIJN EEN KOOPJE (02/10/2016)








Stach in het voetspoor van Jan van Schaffelaar


Een anekdote uit de goeie ouwe tijd, zo’n ruime halve eeuw geleden. Het was een zomerse woensdagmiddag. Wij, mijn moeder, broertje en ik, moesten ergens heen. Ik weet niet meer waarheen, maar we moesten er dringend wezen.

Nu verwachtte mijn moeder uitgerekend die middag de loodgieter, die een onwillige keukenkraan moest repareren. Maar wij moesten weg. Wat nu? Moeder besloot de achterdeur voor hem open te laten staan. Tenslotte kenden we iedereen in de buurt, en iedereen zat buiten op die mooie dag, dus een inbreker zou nooit ongezien ons huis binnen kunnen komen.

Nu was zij ook weer niet zo naïef om een groot plakkaat aan de voordeur te hangen: ‘Beste loodgieter, loop maar even om, de achterdeur staat open’, dus ze belde hem even op met die mededeling.

Goed, wij weg. De loodgieter kwam, verrichte de reparatie en ging. Dat moet gezien zijn door een paar buurtkinderen. Hee, die deur daar is niet op slot, jongens; een buitenkans! Drie kinderen: twee broertjes van ons rijtje plus een meisje van de overkant, slopen het huis binnen.

Eerst sloten zij de tuinslang aan op de keukenkraan. Hoe goed die gerepareerd was, bleek al snel: ze zetten de hele keuken en gang blank. Daarop gingen zij de huiskamer binnen, openden het buffet en aten de koek- en snoeptrommel leeg. Vervolgens strooiden zij de inhoud van het buffet, waaronder een halfduizend knopen uit moeders naaidoos, uit over de vloer.

Toen schijnt een van de twee moeders erachter gekomen te zijn. Toen wij thuiskwamen, vonden wij tot onze verbazing die twee dames languit in onze gang, bezig met het opdweilen van de ergste wateroverlast. Ze gaven een kort communiqué over wat er gebeurd was, en putten zich uit in excuses: ‘Wat vinden we dit verschrikkelijk, mevrouw Mensonides; we zullen natuurlijk de schade vergoeden…’

‘Ach, het is mijn eigen stomme schuld’, zei moeder; ik ben ook zo stom, ik had nooit die deur moeten openlaten!’ Toch was dat volgens de moeders geen enkel excuus. De schuldigen zouden natuurlijk draconisch gestraft worden als hun vader thuiskwam.

Toen dat moment daar was, kregen die twee broertjes billenkoek; het was in de verre omtrek te horen. Die vader had zes kinderen, een oplopend humeur en opvallend loszittende handen. Net goed, dacht ik; ons huis zo door de war te gooien!

Mijn moeder bezwoer intussen nogmaals dat zij nooit meer de achterdeur zou openlaten. Het was nu nog redelijk goed afgelopen, alleen maar kwajongenswerk, maar onverlaten hadden het hele huis wel leeg kunnen stelen of het in de as kunnen leggen.

Dit verhaal, eigenlijk te onbeduidend om het zo lang te onthouden, kwam terug in mijn geheugen naar aanleiding van Jan Terlouws inmiddels befaamde touwtje uit de brievenbus, dat nog wel eens in de Canon der Nederlanden zal komen te prijken (HIER zijn speech in de herhaling bij de NOS). 

Terlouw (1931), wetenschapper, schrijver en ex-D66-politicus, mocht zijn verhaal houden in De Wereld Draait Door van woensdag 30 november 2016. Hij kreeg 7,5 minuut lang in zijn eentje het woord in een programma waarin normaliter iedereen door elkaar heen wauwelt.

Tot tranen bewogen door zijn eigen woorden hield Terlouw een emotioneel pleidooi voor de terugkeer van vertrouwen in elkaar, vertrouwen in je buren, vertrouwen in het zakenleven, vertrouwen tussen politici en burgers. En passant pleitte hij ook nog voor redding van het milieu en het klimaat, voor opruimen van de plastic soep in oceanen, en tegen zetelrovers in de Tweede Kamer. En Trump nog even bashen, natuurlijk; hij haalde in korte tijd enorm veel overhoop.

Die zogeheten zetelrovers, die uit hun fractie treden, zijn volgens de ex-politicus een belangrijke oorzaak van de slechte reputatie van de politiek. Dat vind ik nou zelf helemaal niet; voor mij zijn dit juist mensen met kloten, die tenminste niet altijd meeheulen met de partijlijn. En ze hebben tussen haakjes wettelijk gezien het volste recht om hun zetel bezet te houden.

Ik had ik wel bij meer dingen kanttekeningen, en liet me beslist niet meeslepen door Terlouws woorden.

Vooral dat touwtje uit die brievenbus vond ik een enormiteit. ‘De kinderen konden gewoon bij elkaar binnenlopen’, ja, ja! Ook een halve eeuw geleden kon je de achterdeur al niet van het slot laten; ook toen gold: ‘Al te goed is buurmans gek’. Ook toen had je louche zakenlieden, ook toen werd er geklaagd over ‘de’ politiek, ook toen beviel de bewoner van het Witte Huis ons niet  (‘Johnson molenaar’).  Wie gelooft dat vroeger echt alles beter was, beschikt meestal over een buitengewoon zwak geheugen.

Terlouw legde later nog eens uit, opnieuw op de domineestoon van een domineeszoon, dat het helemaal niet om dat touwtje gaat (HIER op video). Hij voelt zich een onbegrepen profeet.

Veel mensen hebben door zijn woorden eindelijk weer licht zien gloren aan het eind van de tunnel waarin wij ons schijnen te bevinden. Maar ik vond zijn toespraak een slap, naar, sentimenteel verhaaltje. Gelezen zonder autocue, meldden alle media vol bewondering, knap van een 85 jarige, maar dat doet aan de inhoud niets toe of af.

Ik moest denken aan Terlouws kinderroman ‘De koning van Katoren’ uit 1971. Ik was toen eigenlijk al te puber om nog kinderboeken te lezen, maar las het mee met mijn jongere broer die het cadeau had gekregen op  school. Dat was ter gelegenheid van de overgang naar een hogere klas. En natuurlijk ter lering ende vermaak, want het boek bevatte niet minder dan een programma voor de wereld van morgen.

Ik waardeerde dat toen nog wel. Het ging over een jongeman, Stach, die zeven goede werken moest verrichten om koning van Katoren te worden. Ware herculeswerken; hij maakte een eind aan de geluidsoverlast in het land, de luchtvervuiling, de wapenwedloop met het buurland Eltoren, en nog vier ander problemen die ik me niet meer herinner. Daarbij ondervond hij ernstige tegenwerking van een zestal zure ministers die geen koning nodig hadden en de macht in eigen handen wilden houden.

In 1981 werd Terlouw zelf minister van Economische zaken in het vechtkabinet Van Agt II (CDA), met als vicepremiers Den Uyl (PvdA) en hemzelf. Het was een rampenkabinet dat aanvankelijk al uiteenviel voordat het goed en wel geïnstalleerd was, en uiteindelijk slechts één keer wist te overwinteren in de Residentie.

Nu heeft elk kabinet wel een schlemiel in de gelederen, die de kritiek bij bakken over zich heen krijgt en wiens beslissingen allemaal verkeerd uitpakken. In het kabinet Van Agt II heette die schlemiel Terlouw.

Zijn partij ontplofte bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1982 en verloor bijna tweederde van zijn zetels. De regeringsdeelname van Terlouw en de zijnen was uitgelopen op een kolossale sof. Maar daar schreef hij dan wel een heel boeiend boek over: ‘Naar zeventien zetels en terug’. Het staat online; nog altijd een geheide aanrader voor iedereen die wil kijken achter de coulissen van het Binnenhof en achter die van Terlouws psyché.

Hoe die laatste er in 2016 uitziet, valt wel te raden. Hij ziet zich nu zelf als een Stach. Maar dan een die zijn heldendaden verricht met louter woorden.

FHM (zonder autocue)  
25 december 2016

VOLGENDE  AFLEVERING: BROOD EN SPELEN, EEN DAG IN DE ARENA (08/01/2017)

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2016.