Nr. 231 - zondag 8 januari 2017 (week 1)
Brood en spelen; een dag in de arena

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

230. TERLOUWS TOUWTJE (25/12/2016)
229. TRIX; T-REX IN TOWN (11/12/2016)
228. KIEKEN EN SPIEKEN, EEN STUKJE ETYMOLOGIE (27/11/2016)
227. DE THUISPAGINA 20 JAAR / DE THUISPAGINA DIGITAAL ERFGOED (13/11/2016)
226. DAGBOEKSPION, OF: MIJN GEBOORTE ALS HAPPY ENDING (30/10/2016)
225. WIEGENHITS 1956 (16/10/2016)






Duim omlaag! Jean-Léon Gérôme, ‘Pollice Verso’, 1872
Overgenomen van Wikipedia , Gladiator

 

Wat te doen op zo´n chagrijnige kerstavond-middag, waarop Nederland een nieuw recordbedrag bij elkaar pint, om drie uur de duisternis invalt en alle restaurants om vijf uur sluiten, alsof een mens op kerstavond niet hoeft te eten? Ik toog naar Museum Het Valkhof in Nijmegen voor de tentoonstelling ‘Gladiatoren, Helden van het Colosseum.’  Waarom? Ik ben – het klinkt gek voor een gesjeesde gymnasiast – hevig geïnteresseerd in alles wat met Romeinen te maken heeft. En zij hadden weliswaar zo´n 200 feestdagen per jaar, maar kerstmis vierden zij bij mijn weten niet; als je ergens het kerstfeest kunt vergeten, is het wel in een museum dat voornamelijk gewijd is aan Romeinen.

Gladiatoren blijven tot onze verbeelding spreken: helden of slachtoffers van een wrede maatschappij die welbeschouwd niet zo verschrikkelijk veel verschilde van de onze. In het Colosseum en andere arena’s in het Romeinse Rijk streden ze voor tienduizenden toeschouwers letterlijk op leven en dood. De meeste gladiatoren waren slaven of krijgsgevangenen die feitelijk toch al geen leven hadden. Maar er waren ook avonturiers die de roem en de spanning van het gladiatorenbestaan verkozen boven een gezapig lui leventje in het decadente Rome. Zelfs consuls, senatoren en keizers traden wel in de ring als gladiator, maar dan in wel in schijngevechten, zonder risico om het leven te laten

Het Colosseum werd gebouwd rond het jaar 80. Van mijn eigen bezoek in 1973, met de vijfde klas op Romereis, herinner ik me vaag dat we alleen maar even om de hoek mochten kijken. Het eens zo imposante bouwwerk was toen niet veel meer dan een ruïne. Wat er nog van overeind stond, dreigde op te lossen in de uitlaatgassen van het Romeinse verkeer. Maar sindsdien is het fraai opgekalefaterd en weer uitgegroeid tot een toeristische attractie van formaat.

Ook in Ulpia Noviomagus Batavorum, zoals Nijmegen heette, stond eens een gladiatorenarena. Het Nijmeegse aquaduct, dat ik vorig jaar zomer bewandelde, heeft misschien niet eens echt bestaan, maar van de Nijmeegse arena staat dat wel vast. Geprojecteerd op de huidige plattegrond van de stad, lag hij in de Mesdagstraat, tussen de Vermeerstraat en de Rembrandtstraat. Misschien was het weinig eervol voor een gladiator om uit te komen in zo’n strijdperk in de buitengewesten. Het zal aangevoeld hebben als spelen in de derde divisie…

Hoe zag een dag in de arena eruit? Je kunt het herbeleven op de tentoonstelling, waar zo’n dag tot leven komt door archeologische voorwerpen, maquettes en vooral overvloedige informatie.

Je kunt er je Latijn ook nog aardig oppoetsen. Een gladiator heette zo omdat de meesten van hen vochten met een gladius (zwaard).  Maar je had er ook die alleen een vangnet hadden en een drietand, de retiarii (netwerkers, vrij vertaald). Er waren wel een stuk of tien types gladiatoren, die elk hun eigen uitrusting hadden. Zij verbleven in gladiatorenscholen, waar ze getraind en gedrild werden door hun eigenaar, de lanista. Dat woord schiet me altijd te binnen als ik op tv bij de Champions League sommige Zuid-Europese trainers zie.

Zo eens per halfjaar leverden de gladiatoren een gevecht, met elke keer een reële kans om de dood te vinden. Als er in die tijd al levensverzekeringen zouden hebben bestaan, waren gladiatoren er ongetwijfeld van uitgesloten geweest. Zelden haalden ze hun 30ste verjaardag. Aan de vooravond van de strijd genoten zij dan ook een galgenmaal.

Op de dag zelf, als het publiek was binnengestroomd, begonnen de spelen met een pompa, een feestelijke intocht van de hoogwaardigheidsbekleders. Daarbij werd gespeeld op tubae, trompetten.

Eerst werden er gevechten afgewerkt tussen wilde beesten. Daarna werd het een strijd tussen mens en dier. Venatores (jagers) hielden een jachtpartij op leeuwen, tijgers,  beren en olifanten; bestiarii (dierenvechters) streden één tegen één tegen een wild dier. In Spanje doen ze dat heden ten dage nog. De meeste gevechten werden door de mens gewonnen, maar dat was geen uitgemaakte zaak. Soms werden bij die jachtpartijen in de morgen al de eerste doden uit de arena weggedragen.

Na de lunch vonden er executies plaats. Veroordeelde misdadigers, en in sommige perioden ook Christenen, werden gedood door het zwaard, kruisiging, verbranding of ad bestias (voor de wilde dieren) geworpen, niet zelden de leeuwen.

Daarna was het wel tijd voor iets luchtigers om de spanning wat te breken na al die slachtpartijen. Potsenmakers en clowns betraden de arena om schijngevechten te leveren.

Dat was de opmaat tot de echte gevechten van de gladiatoren. Die brulden voorafgaande daaraan NIET in koor: ‘Ave Caesar, morituri te salutant’ (Heil Caesar, zij die gaan sterven groeten u); dat is maar een fabeltje. Na dat niet geroepen te hebben, traden ze twee aan twee tegen elkaar in het strijdperk; tientallen gevechten op een middag. Eerst hielden zij een warming up met houten zwaarden. Dan ging het los, waarbij een scheidsrechter toezicht hield of het allemaal wel helemaal eerlijk verliep. Soms kwam hij tussenbeide met een stok.

Wie sneuvelde in de strijd, had verloren; zoveel is wel duidelijk. Soms oordeelde de scheidsrechter dat het gevecht onbeslist was. Zo’n remise was een win-win-situatie; beide gladiatoren overleefden het gevecht. Maar ook wie zich overgaf, had nog een kans, de arena levend te verlaten.

Hij stak dan zijn wijsvinger omhoog naar de hoogwaardigheidsbekleder die de spelen georganiseerd en betaald had, meestal de keizer. Dat was toen geen ‘fuck you’-gebaar, maar een verzoek om gratie. Dan hing het mede van de reacties van het publiek af, of de keizer het leven van de verliezer spaarde. Had hij naar het oordeel van de toeschouwers laf gevochten, dan was er weinig kans op gratie.

De keizer maakte zijn beslissing kenbaar door zijn duim te draaien. En hierover bestaat nu al eeuwen tweespalt tussen twee scholen van historici. De ene is van mening dat de keizer zijn duim omhoog stak als het gratie werd, en naar beneden als de arme gladiator de dood wachtte. In dat geval betekenden die duimen zo ongeveer hetzelfde als in onze eeuw likes of dislikes op Internet. Maar de andere school houdt vol dat een omhoog gestoken duim het zwaard symboliseerde waarmee de genadestoot werd gegeven. Een nere duim betekende dan vanzelfsprekend dat dat zwaard zou worden neergelegd.

Hoe dan ook, na elk gevecht verliet de gelauwerde winnaar het strijdperk aan de ene kant, en de verliezer dat aan de andere kant, lopend op zijn beide voeten of liggend op een lijkbaar.

Waarom deden die Romeinen dat nou, zulke spelen organiseren en bijwonen? Volgens de officiële lezing van de deskundigen symboliseerden die gevechten de kracht van het leger en de militaire hegemonie van Rome. Maar ik geloof er geen snars van; volgens mij deden ze het alleen omdat ze kickten op bloed en slachtpartijen.

Aan het eind van de expositie wil ik wel iets aardigs in het gastenboek schrijven. Mijn voorganger had er boos in gekalkt: ‘Pecunia non olet’ (geld stinkt niet), ‘betaal ik nou 5 euro toeslag voor zo’n waardeloze kut-tentoonstelling?’(of woorden van gelijke strekking). Duidelijk geval van een duim omlaag in de moderne betekenis. Ja, wat had hij verwacht? Heuse gladiatorengevechten met echte doden? Ja, Het Valkhof is momenteel bestuurlijk gezien één grote arena, maar vooralsnog is er nog geen bloed vergoten. Ik schreef in het gastenboek: ‘Panem et circenses’ (brood en spelen), ‘deze boeiende middag was MIJ best V sestertiën waard.’

‘Gladiatoren, Helden van het Colosseum’ is nog t/m zondag 5 maart 2017 te zien in Het Valkhof.

FHM
8 januari 2017
Er geweest: zaterdag 24 december 2016


VOLGENDE  AFLEVERING: 'BINT' VAN BORDEWIJK - DE ROMAN EN HET STUK  22/01/2017

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2017.