Nr. 127 - zondag 3 februari 2013
Boijmans Van Beuningen: schilderreis door de eeuwen



De twee linkerpanelen van De zeven werken van barmhartigheid, 1504. Overgenomen van Wikipedia 



LAATSTE ZES AFLEVERINGEN
 126. SPOORLEED IN DE WINTER (27/01/2013)
 125. 'JAI BEGRAIP?', DE WORSTELING VAN EEN ENGELSMAN MET DE NEDERLANDSE TAAL (20/01/2013)
124. OP AMSTERDAM / W.G. VAN FOCQUENBROCH (13/01/2013)
123. DIARREER-EMMER; VERKEERD LEZEN VAN SAMENSTELLINGEN (06/01/2013)
122. JAN SALIE EN ANDERE JANNEN; MET POTGIETER OVER DE DREMPEL (30/12/2012)
121. COLUMN OVER KOLLUM EN WIJDE OMSTREKEN (23/12/2012)
 



Er is voor alle kunstvormen een Gouden Tijd. Voor popmuziek zijn dat de sixties, en voor schilderkunst in de Lage Landen is dat de Gouden Eeuw. Dat alles dan volgens mijn strikt persoonlijke smaak. Daarover valt natuurlijk altijd te twisten, maar dan wel vergeefs, want al dat twisten zal me niet tot andere gedachten brengen. Anderen kunnen er anders over denken; dat kan altijd.

Lange tijd heb ik niet begrepen wat de overeenkomst is tussen de jaren 60 en de 17e eeuw, die zich beiden in mijn nimmer aflatende belangstelling mogen koesteren. Totdat ik vorige week dinsdag de aflevering ‘Moderne manieren’ zag in de zeer bekijkenswaardige VPRO-serie De Gouden Eeuw.

De 17e eeuw was zelf als het ware een soort sixties; vooral de sixties uit die eeuw zelf, de jaren 1660. Een voorbije oorlog, onbegrensde mogelijkheden, welvaart(skwalen), broodkruimels die staken, jongeren die tegen de oudere generaties te hoop liepen en het allemaal anders zouden gaan doen, een maatschappij die zichzelf opnieuw moest uitvinden… En een hoop simpele liefdesliedjes, natuurlijk, want liefde tiert weliger op geld dan op geldgebrek.

Dit alles loop ik te overpeinzen tijdens mijn bezoek aan de tentoonstelling ‘De weg naar Van Eyck’ die nog tot 10 februari 2013 voortwoelt in het Rotterdamse museum Boijmans Van Beuningen.

Het weinige wat zeker is over de Limburgse(?) schilder Jan van Eyck is dat hij is overleden in 1441, dus ruim voor het tijdperk aanbrak waarover ik het zo-even had. Toch is Van Eyck met zijn realisme de man die via-via de aanzet heeft gegeven tot de genreschilderkunst uit de Gouden Eeuw. Dit mag zo zijn, maar de werken uit de perioden vlak vóór hem en vlak na hem laten bij mij even zelden een vonk overslaan als Edvard Munch dat in 2011 deed op een paar hectometer hier vandaan.

De schilderkunst rond 1400 leverde niet veel meer op dan houterige, vlakke Jezussen, driekoningen en Madonna’s; allen met wezenloze gelaatsuitdrukkingen. Met van Eyck veranderde er in mijn ogen nog niet zo gek veel. Natuurlijkheid in de schilderkunst van die tijd betekende bijvoorbeeld: een overbodige, doch levensechte vlieg op een paardenlijf, maar dan wel een vlieg ter grootte van een kloeke cavia.

De omstandigheden werken niet mee, evenmin als die keer bij Munch. De site van Boijmans ried me een bezoek aan op het stille lunchuur van een doordeweekse dag. Maar dat heeft nu juist iedereen gedaan. Ik zie niet veel anders dan een parade van ruggen voor de overwegend kleine schilderijen die naar Rotterdam zijn gehaald. Een paar heel kwetsbare werken zijn, onder duizend excuses aan de bezoekers, begin januari al teruggestuurd naar hun eigenaars. Daar hoef ik dan in ieder geval niet meer voor in de rij te staan.

Van Eyck zelf schittert door vrijwel afwezig te zijn. Beroemde stukken van zijn hand, zoals ‘Het Lam Gods’, staan hier niet. Maar toen ik daar in 1997, in een oeraflevering van deze site, in Gent vóór stond, wist ik niets verheveners te bedenken dan dat de god op ‘Het Lam Gods’ lam uit een kroeg getrokken was en verdomd veel leek op Urbanus van Anus. Deze kunst zei me ook toen al niets.

Ineens moet ik uitwijken voor een kolossale kont, bruusk naar achter gestoken door de eigenaresse ervan, die kippig oog in oog wil komen met een buitengewoon minuscuul miniatuurtje. Ik verlaat deze tentoonstellingszalen. Ik ga in het Boijmans doen waarvoor ik een bezoek aan een tentoonstelling graag als aanleiding gebruik: de schilderreis door de eeuwen.

Boijmans stelt honderden schilderijen tentoon uit de periode 1350-1945. Ze zijn chronologisch geordend, in opeenvolgende zalen die elk gewijd zijn aan een bepaalde periode. In een uur tijd wandel je door de kunsthistorie van 7 eeuwen. En herontdek je, in mijn geval, dat de Gouden Eeuw echt de Gouden Tijd was voor het aanbrengen van verf op canvas, maar dat er daarbuiten toch ook veel aardigs geschilderd is.

Allemaal kun je ze in een uurtje niet bekijken. In elke zaal blijft mijn oog aan één schilderij hangen, tijdens elk bezoek aan een ander. Hier de top-vijf van deze dag. Geen museumbezoek op FHM’s zonder top-vijf, maar hier natuurlijk een chronologische. Klik op de thumbnails voor het schilderij op de site van Boijmans (in één geval: de Wikipedia).


‘Meester van Alkmaar’
De Zeven werken van barmhartigheid
1504

Iets minder houterig, een eeuw na van Eyck: deze weldoeners en hun begunstigden zijn bijna mensen van vlees en bloed.


Gerard Dou
De kwakzalver
1652

Tafereeltje voor de helaas niet meer bestaande Blauwpoort van Leiden, waar nu de Nieuwe Beestenmarkt is. De ‘arts’ die zijn drankjes aanprijst, is natuurlijk een oplichter, ondanks het enorme zegel aan zijn ´bul´. De Leidse schilder Dou, leerling van Rembrandt, leermeester van Gabriel Metsu, portretteerde zichzelf rechts, leunend uit het raam.

 


J.A. Kruseman
Damesportret
1829

Ik maak me sterk dat dit diezelfde dame is van die derrière van daarnet. Salonschilders als Kruseman vereeuwigden voor veel geld zeer rijke dames. Zij was op en top gekleed volgens de mode van toen. Hoe kon zij vermoeden dat ze twee eeuwen later in een museum te pronk zou hangen als komische noot? Het mens ziet er echt niet uit.

  


Herman Kruijder
De hond
1934

Herman Kruijder behoorde tot school noch stroming, en behoort ook niet tot enigerlei canon. Ik had tot een minuut geleden nog nooit van hem gehoord. Hij was depressief, schilderde horribele beesten en overleed in 1935 aan de gevolgen van een mislukte zelfmoordpoging, volgens de onlogische formulering op de website.



René Magritte
La Jeunesse Illustrée
1937

Niet bij elkaar passende objecten op een landweg. Er staat niets op dit schilderij dat niet echt kan bestaan, en toch is het surrealistisch. Een mooi doek om mee te eindigen, als je bij van Eyck begonnen bent, ergens, toch?

 


Frans Mensonides
3 februari 2013
Er geweest: vrijdag 24 januari 2013, bij noen.


VOLGENDE AFLEVERING:
 
WREEDHEID VAN WELEER: BALTHAZAR IN VIER KWARTIEREN 10/02/2013

© Frans Mensonides, Leiden, 2013


<< naar thuispagina Frans Mensonides