De digitale reiziger (82)
 De K van Biezelinge; Brugdag in Zeeland



Kapelle-Biezelinge

Ik bracht een brugdag door in Zeeland, en deed die drie K-stations op Zuid-Beveland waarvan ik de volgorde nooit kan onthouden: Krabbendijke, Kruiningen-Yerseke en Kapelle-Biezelinge. Waarbij ik de middelste oversloeg omdat ik er al veel vaker ben uitgestapt.

Een qua weer redelijk knappe, doch niet echt warme, late aprildag. Een heel bijzondere bovendien in de vaderlandse geschiedenis, want het is de laatste volledige dag waarop we nog geregeerd worden door Beatrix. Morgen is de abdicatie (de ‘obductie’, zoals ik iemand in de trein hoorde zeggen, maar dat is een beetje voorbarig). Vandaag is dus ook al een soort nationale dag, en die breng ik natuurlijk door in het even konings- als godsgezinde Zeeland.

En dit heet dan een ‘brugdag’ omdat ambtenaren dan vrij zijn, om de kloof te overbruggen tussen hun vrije weekend en hun eveneens vrije Koninginne-dinsdag. Daarmee is de titel van dit stukje verklaard. Behalve dan het gedeelte: ‘De K van Biezelinge’ maar de goedgeïnformeerde lezer begrijpt wel dat dit een allusie is op: ‘De W van stamppot eten’ uit het omstreden koningslied.


 

Wie niet van spoorboekjes houdt, moet nu zeven alinea’s overslaan. Maar begrijpt dan verderop soms niet helemaal meer, waar het over gaat.

Die drie stations met een K, die ik na vandaag nooit meer doorelkaar zal halen, liggen aan de enige reizigersspoorlijn in Zeeland. Die verbindt Vlissingen met het Brabantse Roosendaal. Kruiningen-Yerseke ligt, in tegenstelling tot de andere twee, midden in de rimboe, met binnen een straal van vele mijlen alleen een uienfokkerij. Maar toch was juist dit station eens stopplaats op de Intercitylijn Vlissingen - Amsterdam CS. Je kon er de bus nemen naar de veerhaven van Kruiningen, en daar de boot naar Perkpolder en daar weer de bus naar Terneuzen. In 2003, na opening van de Westerschedetunnel kwam er een eind aan deze zeer omslachtige verbinding met Zeeuws-Vlaanderen.

De beide andere stations: Krabbendijke en Kapelle-Biezelinge, liggen in de bebouwde kom. Maar tot voor kort stopten er alleen boemels: eens per uur de stoptrein Vlissingen-Roosendaal. Datzelfde gold voor twee andere stations in het Zeeuwse land: Rilland-Bath en Arnemuiden.

Zo’n jaar of twintig is er gesteggeld over de Zeeuwse lijn. Het was volgens velen een onbevredigend geheel. Die vier stoptreinstops hielden verschrikkelijk op. Dat doen ze trouwens overal ter wereld. Reizigers uit metropolen als Vlissingen (met wel 40.000 inwoners), Middelburg (33.000)  en Goes (23.000) waren 7 minuten extra kwijt als ze die boemel namen. Er is gesproken, lang gesproken, over de opheffing van het viertal stoptreinstations.

In december 2011 werd de rit Vlissingen – Amsterdam CS flink verlengd door het tussenvoegen van een aantal stops op de Oude Lijn; ik schreef er toen over. Bovendien was Schiphol ineens geschrapt uit de route, en zagen de Zeeuwen op weg naar onze hoofdstad Haarlem langs hun couperaampje paraderen.

In december 2012 werd de hele boel wederom omgegooid. De lijn uit Vlissingen kreeg ineens helemaal Lelystad als eindbestemming, en bereikt die nu weer via Schiphol in plaats van Haarlem, en via Amsterdam CS.  Daarvandaan rijdt hij, met nog één stop: Almere Centrum, verder naar de hoofdstad van Flevoland, om aldaar aansluiting te geven op de Hanzelijn naar Zwolle.

Eindelijk heeft men nu een Salomonsoordeel geveld over die vier Zeeuwse stoptreinstationnetjes. Alle treinen stoppen nu overal, elk halfuur, en alle treinen rijden door naar Lelystad. De Sprinter Vlissingen – Roosendaal  is opgeheven. Vlissingen – Amsterdam CS duurt nu  2:54 uur, tegen 2:41 in het spoorboekje van 2010. Die reis kan nu wel twee maal per uur gemaakt worden, zonder overstappen. En er is een regelmatige halfuurdienst, waar er vroeger een scheve 23-37-minutendienst was.

Voor Vlissingen – Lelystad staat maar liefst 3:37 uur. Je rijdt dan om, maar met overstap op Schiphol, via Duivendrecht, gaat het niet sneller. Met de Fyra vanaf Rotterdam win je wél een halfuur, maar daarvoor moet je overstappen en bijdokken.





Krabbendijke

Hier voegen de spoorboekjeshaters zich weer bij ons. De dag begint in Leiden met regen en met een defecte chipkaartlezer in de bus naar het station. Het laatste is niet erg, en het eerste zal volgens de buienplanner tegen het middaguur verholpen zijn.

De hele dag, op elk station, meldt een ingeblikte jongedame met een nerveus kwebbelstemmetje dat er vanaf 19:00 uur gereden wordt volgens de Oranjedienstregeling. Met ingang van dat tijdstip is het tevens verboden om alcoholhoudende drank bij zich te hebben op het station of in de trein.

Ik zit in een dubbeldekstrein waar geen eind aan komt; 12 bakken IRM. In Roosendaal wordt meestal de helft ‘afgetrapt’. De plee in de trein is voorzien van heel drukke bloemenmotieven; alleen in de lente, denk ik.

Sporen door Zeeland, daarbij ben je geneigd te denken aan zeeklei en dijken. Maar het landschap is veel gevarieerder, als je er echt op gaat letten. Ik doorkruis een streek met bosjes, weilanden, kassen ook, alsof we in het Westland waren; bloesembomen alsof we op de Betuwe bivakkeerden; wiekende windturbines, overgestoken kanalen, door de spoorbaan doorsneden dijken, een spaarzaam bereden B-weg naast het spoor, een veel drukkere snelweg iets verder weg, nog meer fruitboompjes die voorlopig niet fruiten, en zelfs nog niet willen bloeien; bomenruggen in de verte als windvangers, wijd-armige hoogspanningsmasten die hun draden over het landschap spinnen, als … als wat? Een web van intriges? Dat van een spin? Levensdraden van de schikgodinnen? Nee, nee, nee, dat zijn veel te mankgaande vergelijkingen. Driftig kras ik ze door in mijn notitieboekje. Mijn vergelijkingen met hoogspanningsmasten komen nou nooit eens een keertje uit de verf. Ik worstel er al jaren mee.

Industrie is er ook. Bij Coremans Metaalbewerking in Rilland hebben ze geen brugdag; er wordt gewerkt. 

Later rijdt de trein kilometers langs hoekige, grijsbetonnen loodsen. We remmen: station Kapelle-Biezelinge. Bestemming bereikt!

Als ik uitstap, houdt het op met zachtjes regenen; het plenst nu. Maar het blijkt een laatste stuiptrekking van de regenzone, die snel wegtrekt, overeenkomstig de voorspelling van de buienradar. Die is vaak betrouwbaarder dan meteorologen van vlees en bloed. Vanaf nu perioden met zon.

Met mij lopen 4 andere reizigers van het perron af. Voor de trein in de andere richting, die over een paar minuten binnen zal komen, staan er zelfs wel acht samengepakt in een kleine abri.

Het witgepleisterde station Kapelle-Biezelinge is hier neergezet in 1863, toen de Zeeuwse lijn in aanleg was. Sinds 1868 stoppen hier treinen. Het is een voorbeeld van een StaatsSpoorstation vijfde klasse; standaardarchitectuur.

Kapelle en Biezelinge zijn eeuwenoude Zeeuwse dorpjes, die ooit op een kwartier gaans van elkaar lagen. De spoorbaan werd ertussendoor getrokken. Dat vijfde-klasse-station kwam precies halverwege Kapelle en Biezelinge. In de loop van de 20ste eeuw rukten beide dorpen elk aan hun eigen kant op naar de spoorbaan, die nu de grens vormt. Gezamenlijk huisvesten ze 9.000 zielen – in het gereformeerde bolwerk dat Zuid-Beveland is, durf ik het woord ‘zielen’ wel te gebruiken voor wat voorshands levende mensen van vlees en bloed zijn.

In Biezelinge, het kleinste van het duo, aanschouwde in 1956 ex-premier Jan Peter Balkenende het levenslicht; in Kapelle deed in 1911 de schrijfster Annie M.G. Schmidt  († 1995) hetzelfde. Zij wordt nu juist in Biezelinge geëerd met een complete Annie M.G. Schmidtwijk, de Zuidhoek. Balkenende wordt in geen van beide dorpen geëerd, zelfs niet met een straatnaam. Maar voor dat soort eerbetonen moet je eerst eens een flink tijdje dood zijn, en dan kun je er niet echt meer van genieten; althans daar ga ik van uit.

Zuidhoek bereik ik via een tunnel onder het spoor door, met Jip-en-Jannekemotieven. Wat me als beginnende lezer indertijd niet opviel, maar nu des te meer: illustratrice Fiep Westendorp tekende Jip en Janneke als negertjes. Een onvermoede diepere laag in de Jip en Janneke-reeks: die gaat eigenlijk over de integratie van allochtonen.

 

Ik loop zo’n 25 meter achter een jongedame met twee zware boodschappentassen, die angstig omkijkt naar mijn camera, waarmee ik Jip en Janneke fotografeer (hij bijt niet, hoor). Onder het spoor gaat haar pas over in een driftig getrippel, terwijl ze om de tien stappen schichtig over de schouder blikt of ik haar echt nog wel achternazit. Wat zijn de mensen toch schijterig, tegenwoordig! Het komt door programma’s als Opsporing verzocht, dat iedereen in iedereen een potentiële rover of aanrander ziet. Maar ook wel doordat er in Biezelinge nooit iemand op straat loopt, behalve Biezelingers. De stilte tuit hier in mijn Randstedelijke oren.

Straatnamen als Minoes en Floddertje ten spijt, en niettegenstaande het feit dat veel woningen gepavoiseerd zijn met rood-wit-blauwe en oranje vlaggetjes, maakt het dorp hier toch een deprimerende, verwaaide indruk. Zelfs op de Petteflat staat geen hoge flat; alles is hier laag gehouden. Ook huize Utopia is van vlaggen voorzien.

Er is in Biezelinge een fruitmuseum, maar dat is op maandag gesloten. Verder loop ik, langs een park met Schmidt-rekwisieten en een veld vol grijze kleibonken. Heel in de verte raast de snelweg en dreunt een landbouwwerktuig. Midden in het dorp ligt het Marktplein (linksonder op de mozaïekfoto), dat tot 300 jaar geleden een haventje was, verbonden met de Westerschelde.

Schmidt verdient eerder een eerbewijs dan Balkenende. Drie generaties Nederlanders hebben lezen geleerd met Jip en Janneke, Pluk van de Petteflat, de Abeltje-reeks en vele andere van haar boeken.

Maar wat heeft Balkenende eigenlijk gepresteerd? Ik heb vandaag geen elektronische opzoekmiddelen bij me, en probeer uit mijn hoofd te reconstrueren hoe zijn acht jaren in het torentje ook alweer verlopen zijn. Dat is niet eens gemakkelijk; hoe snel vergeet je de moderne geschiedenis, ook als geïnteresseerde krantenlezer en actualiteitenrubriekenkijker!

Al die ministers en staatssecretarissen in al die kabinetten; ik leer ze al lang niet meer uit mijn hoofd. Het is de moeite niet meer waard, als een doorsneekabinet na formatie zo’n anderhalf jaar standhoudt. Dat ook het huidige ‘moetje’ van PvdA en VVD de rit niet uit zal zitten: je hoeft geen Nostradamus te heten om dat te kunnen voorspellen. Rutte II valt volgende maand op legale illegalen, of wat later, op iets anders, maar vallen zal het.

Mijn geheugen werkt langs de lijnen van mijn eigen schrijfsels. Ik weet nog dat het zoveelste kabinet-Balkenende viel in de zomer van 2006, omdat ik toen voor deze rubriek rondliep in Baarlo (L), en mijn moeder mij opbelde dat er een rompkabinet gekomen was. Zo’n romp, zonder armen en benen, kan niet veel doen; ook dat rompkabinet liep niet.

Balkenende wás er in 2002 ineens, op het politiek toneel, en liep er in 2010 ook ineens door de zijdeur vanaf. Daartussenin heeft hij een stuk of vier kabinetten, het CDA en de confessionele politiek naar de Filistijnen geholpen. Ik zit er beslist niet mee. Maar er komt hier vast nooit een Balkenende-wijk.

Zo denkend passeer ik een spoorovergang en loop het andere dorp, Kapelle, binnen; langs een wrakke fruitloods. Madelinde is geslaagd! Ik heb niet de eer, Madelinde te kennen, maar dat ze geslaagd is, zie ik staan op een groot banier. En in Kapelle heeft rechts voorrang, niet anders dan in de rest van dit land.

Dat Kapelle er vriendelijker uitziet dan Biezelinge, kan komen door het oranjezonnetje, dat nu overvloedig schijnt, één etmaal te vroeg. De Coxstraat is genoemd naar de appel, en niet naar Gerard. In elk bloesemdorp heb je wel een appelen- en/of perenbuurt.

Maalstede is de oudste wijk van het dorp, al bewoond in de 13e eeuw, en toen gelegen rond een kasteel. Tegenwoordig is het een nieuwbouwwijk rond een weiland. Het kasteel raakte bouwvallig, werd gesloopt, en zou het tijdperk van de monumentenzorg niet halen. Nu resteert nog wat je de artist impression zou kunnen nomen, als die term niet gereserveerd was voor iets wat nog moet komen.


Kapelle is een puntgaaf voorbeeld van een kerkringdorp, waar de kerk het middelpunt is / was van het bestaan. In één van de statige panden op de ring (linksboven op de foto) werd Annie M.G. Schmidt geboren, als domineesdochter.

Ik nuttig mijn traditionele lunch (twee kroketten op bruinbrood, altijd hetzelfde, anders heb je geen vergelijkingsmateriaal; deze hier krijgt vier sterren) een kwart kerkring verder, in een van de 996 etablissementen in dit land die De Zwaan heten.

Op het papieren onderleggertje staan een paar pagina’s afgedrukt uit een autobiografisch verhaal van Annie M.G. Schmidt. Zij vertelt dat zij als kind niet langs het café - dít café! – durfde te lopen, omdat het een plaats van zonde was, maar ook omdat de eigenares een grote, enge hond bezat.

De Zwaan houdt een eeuw later het midden tussen een eetcafé en een kroeg. Wat Schmidts vader er in zag, een voorportaal van de hel, dat is het echt niet. Er heerst een lieflijke rust op dit middaguur. Ik ben de enige eter. Aan de bar zitten twee middelbare mannen hun brugdag loom te verdrinken in bier, en tegen de uitbaatster aan te zwetsen. Een andere man laat in de hoek zo’n beetje zijn complete AOW van deze maand in de gleuf van een gokkast glijden. Hij kijkt sip; deze 29ste april is niet zijn geluksdag. Het apparaat slikt en slikt maar, en weigert pertinent, iets uit te spugen.

Welk een zonde, zulk tijdverdrijf… In ieder geval zonde van het geld en de tijd. Dat zou je ook kunnen zeggen van stad en land afreizen als De digitale reiziger. Ik reis dus maar snel verder; op naar het station!


De trein naar Krabbendijke heeft 13 minuten vertraging; hoe krijgen ze het voor elkaar, al helemaal aan het begin van die lange rit naar Lelystad! 13 minuten, dat rij je er niet meer uit; 5 vaak nog wel. Deze trein zal tot Lelystad te laat zijn, overal het overige treinverkeer in de wielen rijden en bovendien zijn aansluiting op de Hanzelijn missen.

Ik sta dat kwartiertje uit met drie medepassagiers. Kapelle-Biezelinge staat diep in het rechterrijtje van de stations, gerangschikt naar passagiersaantallen. Maar in de morgenspits op een niet-brugdag zal het perron misschien wel zwart staan, wie weet. 500 passagiers stapten hier per dag in, volgens statistieken uit 2007. Met die halfuurdienst kan het aantal best stijgen. Frequentieverdubbeling leidt tot 30% extra passagiers, en een geschrapte overstap idem; tenminste dat zeiden wij altijd toen ik nog in ROVER zat.

Ik neem plaats op het bovendek in een coupé met verder alleen twee giechelmeiden van een jaar of 20. Nauwgezet gaan zij gangen van de conducteur na: ‘Hij komt hierheen, nee, nee, hij gaat naar beneden!’
- ‘ Ja, maar dan komt hij straks aan de andere kant naar boven!’

Die rijden dus zwart. Maar voor een conducteur hoef je echt niet bang te zijn, in een trein met flinke vertraging.

Het gesprek gaat over het boeiendste onderwerp dat denkbaar is: jongens.
- ‘Zou je nou zelf zo’n jongen als Die-en-die kiezen?’ (giebel, giebel, giebel).
- ‘Hij heeft echt zo’n voetbalhoofd!’ (giebel, giebel, giebel).
- ‘Ja, maar vind jij Madelinde nou zelf echt zo mooi, dan?’ (giebel, giebel, giebel).
- ‘Maar ik ben blij dat ik in mijn eigen bedje kan slapen, in plaats van in Oergoezië, of hoe heet dat, waar hij vandaan komt’ (giebel, giebel, giebel).
- ‘Dan kun je net zo goed helemaal geen jongen hebben’ (giebel, giebel, giebel).



Het station van Krabbendijke is een zusje van dat van Kapelle-Biezelinge; ook zo’n vijfdeklasser. Grappig, dat zulke originele 19e-eeuwse stations er nog steeds staan! Ook dit station trok in 2007 500 reizigers per dag. Veruit het populairste station van Zeeland is Goes, met 6700. Station Krabbendijke staat te huur en bij te dragen aan de miljoenen vierkante meters lege kantoorruimte in Nederland. Ja, dit is natuurlijk ook niet echt een aansprekende a-locatie; niet echt centraal in het land.

Krabbendijke strekt zich uit langs de spoorbaan, en wel aan de zuidkant ervan. Dit is echt Zuid-Beveland op z’n smalst – geografisch gezien, dan. Het dorp ligt op 500 meter van de Oosterschelde en 2,5 kilometer van de Wester-. Bij de naamgeving van die zeearmen hadden ze het kompas niet helemaal scherp in de smiezen; de Westerschelde had eigenlijk Zuiderschelde moeten heten, en de Oosterschelde Noorder-. Of stond de aardas duizend jaar geleden anders dan nu? Dat lijkt me onwaarschijnlijk.

Er is toch best iets te zeggen voor die halfuursdienst op de hele Zeeuwse lijn. Niemand in Krabbendijke hoeft langer dan een kwartier te wandelen naar het station. Al zullen ook hier nooit drommen mensen op de perrons staan, het dorp is nu tenminste behoorlijk ontsloten met het OV. Van de bus moet je het echt niet hebben. Er rijdt een belbus door Krabbendijke, lijn 410 (Kruiningen – Waarde – Krabbendijke – Rilland – Bath); 6 keer per dag per richting, als hij tenminste zo vaak gebeld wordt.

Verder rijdt er weliswaar een hele tros andere buslijnen door het dorp, maar die hebben alle het Calvijncollege als bestemming, één van de vele vestigingen van deze in Zeeland alom tegenwoordige school. Die bussen rijden alleen in aansluiting op de lesuren, en vandaag, in de meivakantie, dus helemaal niet. De school heeft zelfs een eigen busperronnetje voor de deur.

Daar ik een luie bui heb, wil ik de Oosterschelde zien, en niet de Westerschelde. Ik sla dus af naar het noorden, bij zo’n door de spoorbaan doorbroken dijk. Er zitten wel schotten in om de boel af te sluiten, in geval van dreigende overstroming.


Onderaan de dijk ligt het buurtschapje Roelshoek. Een ezel balkt me woedend, met wijd opengesperde muil (het is een muilezel) toe over de rand van een hek. Volgens kinderboeken zegt zo’n beest ‘Ia, ia!’, maar in werkelijkheid klinkt het gebalk meer als een roestig mechaniek dat te lang niet gesmeerd is.

De dijk langs de Oosterschelde wordt hersteld. Aan de overkant van het water ligt Tholen, waar ik ruim een jaar geleden was.

Ik keer terug naar de dorpskom van Krabbendijke en wandel in een nieuwbouwwijkje waar de vogels oorverdovend kwinkeleren. Er lijkt hier een stilte-voor-de-storm te heersen voor de orgie van Oranjefeestvreugde die morgen zal losbarsten.  

Zo’n abdicatie duurt feitelijk maar tien minuten; met het tekenen van de akte is het gepiept. De rest, de balkonscène, de inhuldiging door de Staten Generaal, de rondvaart, Armin van Buuren, het is allemaal de ‘franje van Oranje, het vertoon van de kroon, de eis van het paleis’, met dank aan Wim Sonnevelds onvergetelijke stalmeester. Brood en spelen voor het volk, nee, geeneens brood, en alleen maar spelen.

Dat zweren van trouw aan de koning, door Kamerleden: leuk schouwspel, voor wie ervan houdt,  maar het betekent niets. Wie het weigert, is morgen nog steeds Kamerlid, en wordt niet in een kerker geworpen. En wie het wel doet, mag overmorgen best een republikeins standpunt verkondigen. Een Kamerlid is in de eerste, tweede en derde plaats trouw verschuldigd aan de kiezer, aan wie hij zijn stoeltje dankt.

Krabbendijke is geen kerkringdorp, en heeft eerder een Jumbo-filiaal als middelpunt dan een godshuis. Bij de boekhandel kan ik eigenaar worden van het werk Onze vorstin. Protestanten over Beatrix. Als ik het koop, zullen er vast onvermoede werelden voor me opengaan, maar ik betreed de zaak niet.

Meer opmerkelijks: een eetcafé, dat De Krab heet. En de aanduiding ‘Gymnastiek’ op een bouwsel dat overduidelijk een gymzaal is, en waarvoor de architect niet bepaald met zijn talenten gewoekerd heeft. Aan zo’n gymnastiekzaal is ook weinig eer te behalen. En diverse tuintjes met doolhofheggen. Je ziet ze de laatste tijd overal; het is een trend in tuinieren, denk ik. De laan langs de spoorbaan slaat me ook met stomheid van verbazing. Die heet namelijk: Spoorlaan.

 

 

 

Ik stap weer in de dubbeldekker. Deze is wat drukker dan eerder op de dag. Er reizen nu wat groepjes rumoerige jongeren, die uitpuilende tassen vol bierblikken met zich meetorsen. Alvast naar de hoofdstad, voor morgen; Zeeuwen zijn Oranjegezind, zoals gezegd. Ja, en met deze trein kun je nog net voor zevenen, het ingangstijdstip van het alcoholverbod, in Amsterdam zijn, en onderweg continu inzuipen. 

Aangezien de dag feitelijk nog jong is, stap ik nog even uit in het Brabantse Bergen op Zoom, waar ik vorig jaar ook al een paar keer was. Daarmee schijt ik me wel in de zak, met al die onderbrekingen, want met de chipkaart moet je steeds uitchecken als je het station verlaat, en dure korte ritjes betalen. Een Zeeuw zou het zo niet doen.

Ergens in het hart van Bergen op Zoom valt mijn oog op een gesloten sigarenzaak. Ik weet niet of het komt door mijn gebruikelijke late-middagdip, maar een achter het raam geplakt krantenartikel doet me bijkans in schreien uitbarsten. 40 jaar heeft dat echtpaar in die zaak gestaan. Elke week 72 uur geëzeld. Nooit eens een brugdag, want dat kost je omzet. En nu is het afgelopen; geen opvolger die ze zo gek hebben gekregen…

Ik sta het me in te denken: 40 x 52 x 72 uur, zo om en nabij 150.000 uur: ‘Goedemorgen, goedemiddag, zegt u het maar, anders nog iets?, lekker weertje vandaag / wat een snertweer vandaag, wie mag ik helpen?, dat is dan zoveel gulden / euro zoveel, dat maakt weer 10 / 20 / 25, ziet u wel?, wordt u al geholpen?, alstublieft, vloeitjes erbij?, heeft u het niet kleiner?, dankuwel, tot ziens… Half Bergen op Zoom aan gifstengels en aan kwaadaardige nieuwvormingen geholpen, voor een paar rotcenten winst. Het is nog erger, en minder lucratief, dan 32 jaar koning zijn. En dan klaag ik nog wel eens over die zielige 24 uur per week die ik aanwezig moet zijn op een kantoor waar tegenwoordig zo goed als alles digitaal en dus helemaal automatisch gaat. Het is toch verschrikkelijk, verschrikkelijk, zo alles bij mekaar…

Mijn artikelen worden altijd zo lang, omdat ik er nooit een fatsoenlijk einde aan kan draaien. Ook deze keer lukt het me niet, een overtuigende slotzin te bedenken. Raar einde, weer.

Frans Mensonides
9 mei 2013
Er geweest: maandag 29 april 2013



© Frans Mensonides, Leiden, 2013