Aflevering: 11
Datum: Zaterdag 11 maart 2006
Onderwerp: 'Op de porriehoop'; tulpengekte in 1637 en 2003


naar thuispagina

Toen ik in de herfst van 2004 druk aan de slag was met mijn bachelor-eindwerkstuk over de tulpenwindhandel van 1637, wist ik aanvankelijk niet dat Holland in 2003 was getroffen door een reprise van die bizarre geschiedenis. Ik kwam daar toevallig achter, door te google’en op ‘tulpen’ en ‘speculatie’.

Deze maal, in 2003, ging het om de kweek van nieuwe, commercieel lucratieve tulpenrassen. Het beleggingsfonds Novacap Floralis had tientallen miljoenen euro’s opgehaald bij particuliere beleggers, onder wie veel onroerendgoedmagnaten en zakentycoons, om dit bedrag te investeren in nieuwe variëteiten. Kwekers gingen met dit geld aan de slag. Het SBC (Sierteelt Bemiddelings Centrum) garandeerde de kwekers, dat er zich afnemers zouden melden voor hun tulpen.

Nu is het zo, dat de lange reis van tulpenzaadje tot commercieel succes minstens 20 jaar duurt. Onderweg kan bovendien ontzettend veel misgaan: de nieuwe tulp kan ziek en zwak zijn, of vertoont misschien een kleur of een vorm die in de loop van die twee decennia nu net uit de mode is geraakt. Op de mestvaalt ermee (de ‘porriehoop’ in vaktermen); dat is dan het roemloze einde.

Hoe kun je verwachten, met zulke bizniz in één jaar tijd rijk te worden? Toch is dat wat Novacap en het SBC de beleggers suggereerden. Maar de naam Novacap is bedacht uit cynisme. De tulpenspeculanten uit de Gouden Eeuw noemden hun zonderlinge bedrijfstak ‘de kap’, en hun tijdgenoten dachten daarbij vooral aan een zotskap. De bedenkers van Novacap moeten dit dondersgoed geweten hebben; hondsbrutaal hebben ze een naam gekozen die verwijst naar een zwarte periode uit het verleden.

Het liep volkomen spaak; ook in 2003. SBC ging failliet; mededirecteur Mark van der Poll, volgens velen dé kwade genius achter de tulpensof, belandde in voorarrest, werd getroffen door een hersenbloeding en werd later met de dood bedreigd door Hells Angels die ook een gokje hadden gewaagd. 40 miljoen euro raakte zoek, en vele particuliere beleggers en tulpenkwekers gingen voor tonnen of zelfs miljoenen het schip in.

Ik nam het allemaal voor kennisgeving aan, met een sardonische grijns. Het was mijn terrein niet. Tenslotte ging de tulpengekte van 2003, in tegenstelling tot die van 1637, niet gepaard met een stroom van gedichten, liedjes en godsdienstige traktaten. Jammer eigenlijk, ik had Guus Meeùs best een nummer-één-hit gegund met een tulpensong, en Jean Pierre Rawie een bestseller met een tulpengedicht in 500 alexandrijnen.

In de zomer van 2005 werd ik benaderd door Marie Louise Schipper, journaliste bij De Volkskrant, die met fotograaf en documentairemaker Leo Erken jarenlang twee dynastieën tulpenkwekers uit Noord-Holland gevolgd had. Zij was bezig met een boek over de tulpenkrach van 2003, en wilde van mij van gedachten wisselen over die van 1637.

Een ochtend hebben we zitten praten over de overeenkomsten en verschillen tussen beide tulpenspeculatiegolven – een gesprek dat we in verkorte vorm op zondag 5 maart 2006 overgedaan hebben in het VPRO-programma OVT op Radio 1. De overeenkomsten tussen heden en verleden springen meer in het oog dan de verschillen. In beide gevallen dringt het navrante van de affaire zich aan je op, zodra je bent uitgelachen over de domheid van de speculanten.

In 1637 waren de slachtoffers vooral arme, ploeterende arbeiders, die in de tulpenhandel een uitweg zagen uit hun ellendige bestaan van 6 dagen per week 14 uur per dag zwoegen voor hooguit een gulden per dag – hoezo, Gouden Eeuw?? Wie droomde er niet van mooie kleren, een buitenhuis, een luxe koets om je daarheen te laten rijden, een plek onder de regenten, een stoet personeel, een herenleventje? Even, een winter lang, hebben zij mogen ruiken aan rijkdom; daarna volgde de bittere ontnuchtering.

Bij de affaire van 2003 gaat je deernis niet zozeer uit naar de speculanten, die best een miljoentje (zwart geld) kunnen missen, maar veeleer naar de tulpenkwekers. De documentaire van Leo Erken en het onlangs uitgekomen boek van Marie Louise Schippers, Tulpengoud. Hartstocht, dromen en illusies in de tulpenwereld, brengen hun verhaal in beeld. Eén van de twee gevolgde families heeft flink verdiend aan de tulpenaffaire; de ander stevig verloren. Een prachtige documentaire, en een dito boek, vol mooie plaatjes van polderlandschappen met jagende wolken erboven en die wat plompe, doch sympathiek geportretteerde bollenboeren erin.

Boek en film vertellen een schrijnend verhaal over een wat autarkische bedrijfstak, waarin buitenstaanders ineens miljoenen investeerden; over nuchtere tulpentelers, die zich toch door hebzucht het hoofd op hol lieten brengen. Wat naïeve mensen misschien, die gewend waren te werken in een sfeer waar een woord nog een woord is, en dan ineens met harde zakenlieden te maken kregen, met list en bedrog en met hordes advocaten.

Tulpengoud kan ook niet vertellen, waar al die geïnvesteerde miljoenen precies gebleven zijn; veel is nog onopgehelderd rond de tweede tulpenkrach in onze historie. De vraag, waarom zo’n eenvoudige bloem de mens aanzet tot geldzucht, blijft me fascineren. Vorige week nog kreeg ik een mail van een Sassenheimer die ook een boek geschreven had over tulpen. Hij hoopte dat ik er 10, of liever nog 100 exemplaren van zou afnemen. Ik heb die investering niet aangedurfd; wat moet ik met een zolder vol tulpenboeken?


Het boek van Marie Louise Schipper bevat wat dat van de Sassenheimer ongetwijfeld niet heeft: een uitgebreid glossarium van begrippen en personen die iets te maken hebben (gehad) met tulpen. Ik, als pamflettenonderzoeker van de krach van 1637, kan mezelf erin opzoeken. Ik sta op dezelfde pagina als de prinsessen Margriet, Marijke en Máxima (naar wie tulpen genoemd zijn), de tulpenschilder Jacob Marrel (1613-1681), Gregor Johann Mendel (1822-1884), ondanks wiens erfelijkheidswetten tulpen zich nog steeds hoogst capricieus gedragen, Harry Mens (1947), magnaat, en zoon van een bollenkweker uit Lisse, W.E. de Mol van Oud Loosdrecht, mede-oprichter van de Hortus Bulborum in Limmen, en de dichter J.A. Dèr Mouw (1863-1919) die een buitengemeen deprimerend gedicht over tulpenvelden schreef. Voor mij liepen de twee tulpencrises goed af: dank zij die affaires ben ik toch nog in druk vereeuwigd!


Meer hierover:

Tulpenfonds: handel met alleen verliezers’ (Stichting JAS, Anna Paulowna, 1 december 2004)

Tulpengraf in Limmen

De jacht op het tulpengoud’ (Marie Louise Schipper, Volkskrant 27 april 2005)


© Frans Mensonides, Leiden, 2006


Eerdere afleveringen van Webloog:

7 maart 2006: Vunzig en vuil; mijmeringen op verkiezingsdag
1 maart 2006: Enneagrammen, een nieuwe oude leer
25 feb. 2006: Tandheelkundig malheur (2)
18 feb. 2006: Tandheelkundig malheur (1)
5 feb. 2006: Oud, stout liedje uit de middeleeuwen
31 jan. 2006: IJskoude Rembrandt-tentoonstelling
26 jan. 2006: 'Ga boeven vangen'
20 jan. 2006: Vijftig manieren waarop ik mijn leven verpestte en hoe jij dat kunt voorkomen (recensie)
13 jan. 2006: 'Borrel jij wel genoeg'? Het studentenleven.
5 jan. 2006: Oer-tekstverwerker uit 1984


naar thuispagina