Uyt d'oude modem (22)
Bussen in het oosten des lands (1998 / 2000)



‘Klinnggg! piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep… kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt  … kchchchchcttttt … … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg …
tüdelüdelüüü .. kcht-kcht-kcht’. Zo ging het ongeveer, toch? 

De oude modem waarmee deze website t/m 2003 werd ge-upload

Dit is een aflevering in de reeks: ‘Uyt d’oude modem’ met stukjes uit de tijd dat mijn site nog geüpload en bekeken werd via de telefoonkabel, met tussenkomst van een modem. Aan de onderkant van deze pagina een overzicht van de eerder verschenen afleveringen. 

De reeks ‘Langs Lange Lijnen’ die ik heb opgebouwd tussen 1998 en 2001, vormt altijd een dankbare bron voor deze retro-rubriek. Het uitgangspunt was simpel: ik nam een streekbuslijn met een ritduur van minimaal 100 minuten van begin- tot eindpunt, stapte hier en daar uit, en een uurtje later weer in, en keek en fotografeerde intussen wat om me heen. Dit ‘format’, zal ik het maar noemen, bracht me in de meest uiteenlopende oorden van onze 12 provinciën. Hier het overzicht van alle artikelen in ‘Langs lange lijnen’.

De ritten verliepen niet altijd gladjes. Het streekvervoer zat in een soort crisis, achteraf bezien. De ene fusie en overname na de andere. Dat hield busbobo’s en –chauffeurs meer bezig dan het neerzetten van een goed product voor de klant.

In mijn eigen regio, Leiden en omstreken, had ik het in die jaren voortdurend aan de stok met vervoersmaatschappij ZWN (Zuid-West-Nederland, waar Leiden niet eens in ligt!). Maar dat het aan de andere kant van het land niet beter was, merkte ik tijdens een dag reizen met Oostnet, een naam die nu compleet vergeten is, en de bussen gelukkig slechts kort ontsierd heeft.

In december 1998 nam ik een heel erg lange buslijn Arnhem – Enschede, wat twee klachten opleverde over het optreden van evenzoveel galbakken van buschauffeurs. Anderhalf jaar later gunde ik Oostnet een herkansing op een ook nog tamelijk lange lijn van Arnhem naar het Achterhoekse Gendringen. Maar het was al te laat; inmiddels was de boedel van Oostnet opgekocht door Syntus, inclusief helaas het chauffeurscorps.

Ik heb sterk de indruk dat het volkje achter het stuur zich tegenwoordig wat normaler gedraagt dan toen. Indertijd kon ik elke week wel een ruzie en / of klacht noteren, maar anno nu is dat hoogstens eens per kwartaal of quadrimester. Het is vast niet alleen toe te schrijven aan een grotere mildheid bij het klimmen van mijn jaren. Ik geloof echt, dat aanbestedingen een gunstiger invloed hebben op de kwaliteit van het OV dan fusies en overnames. Concurrentie is te verkiezen boven monopolisme. Het voordeel van concessies is, dat je ze verliezen kunt.

Hieronder de reisverhalen uit 1998 en 2000; lichtelijk ingekort, maar toch nog lang genoeg om er een half uurtje kerstweekend mee stuk te slaan.

 


Schandkooi; Arnhem - Enschede

"Niets is zo verschrikkelijk of er is iets dat gruwelijker is". Met dit citaat uit Gerard Reves "De Avonden" is een dagje bussen in het oosten des lands afdoende getypeerd. Wij van de Digitale reiziger hebben in De Achterhoek en Twente een lang gekoesterde misvatting moeten corrigeren: nl dat ZWN het allerberoerdste busbedrijf van Nederland is.

De dag: woensdag 2 december 1998; de lijn: nr. 27 (Arnhem - Enschede).

De sneltrein uit de richting Utrecht komt om 10.44 aan in Arnhem en biedt mij nog slechts 6 minuten tijd om over te stappen op de bus van 10.50, waarmee ik de eerste etappe, naar Doesburg, hoop af te leggen. Het busstation van Arnhem blijkt lijdend voorwerp te zijn van een verbouwing. Er komt vast en zeker dynamische reizigersinformatie die niet werkt. Door de verbouwing heb ik enige moeite om het juiste busperron te vinden.

Uiteindelijk zie ik de bus toch nog; op het perron dat het dichtst bij de ingang van het station ligt. Het is exact 10.50, de bus naar Groenlo staat gereed voor vertrek. De chauffeur heeft de deur al dicht. Dan is het erg veel moeite om hem weer open te doen. Hij doet dus net of hij mij niet ziet en doet, als ik op de deur bons, net of hij mij niet hoort. Ik loop hem nog na tot het stoplicht. Daar ik nu aan de andere kant sta, de kant waarheen de chauffeur keek om mij niet te hoeven zien, kan hij mijn bestaan niet meer ontkennen. Ik maak een gebaar van "deur open, s.v.p.", maar de man schud pesterig nee. De bus rijdt weg.

Geen ervaring waar een ZWN-reiziger van opkijkt. Ik zie het dagelijks gebeuren in Leiden en omstreken. "Wij laten ons door niets ontmoedigen. Veeleer worden we door kleine en grote tegenslagen gelouterd." Ik heb nu een halfuur over; het lijkt me een nuttige tijdsbesteding om meteen maar een klacht in te dienen. In het kantoortje van Oostnet haal ik verhaal. Het ongeïnteresseerde smoelwerk van een afgekeurde buschauffeur kijkt me aan. "Klachten, daar gaan we niet over". Hij drukt me een briefje in de hand, waarop het klachtennummer van Oostnet staat.

In een telefooncel druk ik dit nummer. Mijn klacht wordt genoteerd. Bij ZWN zegt zo'n juffrouw van Klachtenservice in zo'n geval nog, dat ze het erg vervelend voor me vindt, maar bij Oostnet zit zelfs dat kleine gebaar er niet in. Mijn gesprekspartner vindt het hoogstwaarschijnlijk helemaal niet vervelend wat mij overkomen is. Vermoedelijk vindt hij het vervelend dat ik opbel, en zijn spelletje computerflipperen verstoor. Ik vertel dat deze reiservaring vermeld zal worden op mijn veelgelezen internetsite. "Dat is voor uw rekening" zegt de man.

De volgende bus, die van 11.20, rijdt maar tot Doetinchem. Als de bussen van .50 tot Groenlo gaan, en die van .20 tot Doetinchem, welke bussen rijden dan door naar Enschede? Ik begin een vermoeden te krijgen dat de doorgaande busverbinding Arnhem - Enschede niet meer bestaat, wat het laatste restje betekenis aan mijn reis ontneemt. Desondanks stap ik in. "Er is geen terug meer mogelijk. We zetten een onverschillig of desnoods vrolijk gezicht."

De bus volgt een ingewikkelde route door Arnhem en Velp en vormt dus blijkbaar een compromis tussen stads- en streekvervoer. Dat is een euvel waar veel streeklijnen aan lijden. Om nog een paar klanten extra te trekken, rijdt de bus eerst een lange kronkelroute door de stad, alvorens koers te zetten naar het platteland. Daarmee jaagt men de (veel strippen betalende) lange afstandsreiziger weg, want wie wil nu, als hij naar Angerlo moet, eerst een complete sightseeing hebben door Velp? Als de bus Velp verlaat, zit er dan ook bijna geen sterveling meer in.

Het is ijskoud in de bus; voor zover een kachel inzit, wordt die niet gebruikt. Oostnet bezuinigt niet allen op wellevendheid, maar ook op energie. Doesburg. Mijn bezoek aan die stad zal, dank zij die klantvriendelijke chauffeur, afgeraffeld moeten worden in een half uur tijd.

Doesburg is een stokoude Hanzestad en is nog steeds het hart van de Nederlandse mosterdindustrie. Bij een vorig bezoek heb ik (maar ik kan de plaats nu niet meer vinden) de restanten gezien van een kooi, waarin gevallen vrouwen werden tentoongesteld. Brave burgers konden zo'n vrouw niet alleen bekogelen met rottend ooft, maar werden ook in de gelegenheid gesteld haar in de rondte te draaien; de kooi was gemonteerd op een spil.

25 minuten later sta ik weer bij de bushalte. Het deftige restaurant vlak om de hoek is rond lunchtijd alleen op afspraak geopend. Misschien een idee voor een volgend bezoek: een afspraak maken, zodat ze speciaal voor mij dat hele restaurant open moeten doen, en dan alleen een bordje erwtensoep bestellen. En dat onverstoorbaar leeglepelen.

De bus van 12.37 is een geleed voertuig, met niet meer dan 10 passagiers erin. Ik zie vandaag vrijwel alleen maar scholieren. Iedereen in deze regio koopt in zijn 19e levensjaar een auto. Ik geef ze geen ongelijk. In een auto kun je tenminste je verwarming zo hoog zetten als je wilt. Ook deze bus is ijskoud.

Door een kil en donker winterlandschap rijden we naar het busstation in Doetinchem. Hier wordt de chauffeur afgelost en staan we niet minder dan 8 minuten stil. Streekvervoer betekent soms: langer wachten dan rijden. Bij de volgende halte, het Graafschappelijk College, stappen nog een paar scholieren in, maar niet genoeg om het inzetten van een gelede bus te rechtvaardigen. We passeren kasteel Slangenborgh, in de omgeving waarvan ik bij warmer weer nog eens een middag in het bos heb gelopen.

Ik ben op weg naar de Erve Kots in Lievelde, het beste pannenkoekenrestaurant van Nederland. Lievelde is vermoedelijk de enige plaats in Nederland (correct me if I'm wrong) waar het station is genoemd naar twee andere plaatsen. Het station, gelegen midden in Lievelde, heet nl geen Lievelde, zoals in de lijn der verwachting zou hebben gelegen, maar Groenlo - Lichtenvoorde. Je kunt hier eens per uur de trein nemen naar Winterswijk en naar Arnhem. Eén halte voorbij het station dat geen Lievelde heet, stap ik uit.

Het openluchtmuseum Erve Kots is gewoon geopend; mensen die de felle kou wensen te trotseren, kunnen in het restaurant een toegangskaartje kopen. Ik beveel dit museum, bij betere weersomstandigheden, van harte aan. In de eetzaal is het wat drukker dan bij mijn vorige bezoek; er zit een gezelschap van plattelandsvrouwen en een aantal lunchende zakenlieden. De pannenkoek gaat hier standaard vergezeld van twee sneetjes roggebrood. Koffie wordt geschonken in een plompe, flink uit de kluiten gewassen mok.

Op de menukaart staat de geschiedenis van de Achterhoekse pannenkoek beschreven. Als een dochter haar vrijer voor het eerst meenam naar het ouderlijk huis, dan werd een spekpannenkoek geserveerd. Aan de onderlinge stand der spekreepjes kon de vrijer opmaken of hij welkom was als schoonzoon. Zo ja, dan kreeg hij bij volgende gelegenheden een Vri-jers pannenkoek voorgezet, een buitengewoon gecompliceerd gerecht, dat bestemd was voor mensen bij wie de liefde in de eerste plaats door de maag ging. Anno 1998 kan de vri-jers pannenkoek nog steeds besteld worden bij de Erve Kots.

Ik ben om precies 14.45 terug bij de bushalte, ruimschoots te laat voor lijn 27 naar Groenlo. De bus vertrekt hier eens per uur. Ik heb geen zin om 53 minuten te wachten en besluit te gaan lopen naar het busstation van Groenlo. Volgens mij gaat daarvandaan rond 15.17 een bus naar Enschede. Als ik die haal, kan ik om 16.05 of uiterlijk om 16.35 de trein nemen naar Deventer Colmschate, waar mijn neef woont bij wie ik me heb uitgenodigd voor het avondeten. De afstand bedraagt, volgens een ANWB paddenstoel, precies 3,0 kilometer.

3 kilometer in een half uur, dat is een uitdaging. Ik zet er flinke pas in. De kerk van Groenlo is te zien in de verte en doet dienst als richtpunt. Ik heb een ijskoude wind tegen en filosofeer daarom over de zinloosheid van het bestaan.

Groepjes scholieren fietsen me tegemoet. Op het platteland fietsen scholieren altijd in pelotons van 10 tot 15 man. "Lekker pindakoas, mien jonkskien" roept een scholiertje me toe, als hij mij gezwoeg tegen de wind in gadeslaat. Een reclametekst. Tekstschrijvers voor reclamespotjes gebruiken vaak dialect als ze mensen ten tonele willen voeren die misschien wel sympathiek, maar niet bijster intelligent zijn. Dank zij deze wonderlijke gewoonte, en dank zij het feit dat iedereen die reclameonzin overneemt, kun je Drents horen spreken in Twente, en Twents in Drente. En dan zeggen ze, dat "Hilversum" en "Aalsmeer" de taal vervlakken; ik noem het verrijking.

Even later krijg ik, door het volgende peloton, toegeroepen: "zo opa, loop je lekker te wandelen?" [Dat is werkelijk het toppunt! Ik was goddomme net 40!] Deze maal in normaal Nederlands. Ik ben ontmoedigd. In vijf minuten veranderd van "jonkskien" in "opa", daar kan geen filosofie tegenop. Bovendien is er iets engs aan de hand met die kerktoren. Hij komt geen centimeter dichterbij, hoe stevig ik ook doorloop. Wat akelig; zoiets gebeurt normaliter alleen maar in slechte griezelverhalen. Een hond maakt zijn afkeuring over mijn aanwezigheid luidkeels kenbaar. Gelukkig maakt het beest geen aanstalten om een daad te voegen bij zijn geblaf. Ook als de volgende pluk fietsers passeert, slaat de hofhond aan. Er zijn slimme honden, die onderscheid maken tussen lopers en fietsers, met de redenering dat iemand eerst van zijn fiets moet stappen - en dus in een voetganger veranderen - alvorens hij bij de hoeve kan inbreken. Deze hond is van het minder snuggere type.

In Groenlo vind ik meteen het busstation. Dat is een meevaller; die horribele kerktoren is nog steeds niet dichterbij gekomen. Uitnodigend staat de snelbus naar Enschede klaar; het is niet lijn 27, maar lijn 21. Ik vind het prima. In de bus is het nog een paar graden kouder dan buiten. De passagiers, niet veel meer dan vijf in getal, houden hun jas aan. De plaats van de chauffeur is leeg. Pas om 15.25 komt de man aanschijten. Ik schrap de trein van 16.05 van mijn verlanglijstje. Tien kilometer verderop, in Eibergen, komen we tot stilstand. Er wordt gewerkt aan de weg en we hebben nog tien minuten oponthoud.

Kort nadat het verkeer weer aarzelend op gang is gekomen, parkeert de chauffeur zijn wagen bij een halte. "Iedereen uitstappen, we gaan niet verder". Eén Twentenaar is assertief genoeg om te vragen wat er aan de hand is. "Het is vier uur, ik moet over vijf minuten eigenlijk al uit Enschede vertrekken. Dat haal ik niet meer. Dan keer ik hier maar om. Dan ben ik straks op de terugweg weer lekker op tijd. De bus naar Enschede komt zo".

Als makke schapen stappen we uit. Weg naar Veldmaat, heet deze halte. Ik vraag me af, hoe het nu moet met die ca. 60 mensen die in Enschede op deze bus staan te wachten. Tenminste, ik neem aan, dat het er 60 zijn, want ik ga er niet van uit, dat ze bij Oostnet de hele dag met gelede bussen rondrijden om per rit niet meer dan 5 passagiers te vervoeren. Alhoewel: veel klanten zullen ze op deze manier niet overhouden.

De belofte van de chauffeur - die we in aan de overkant van de weg in een warme bus rustig de krant zien zitten lezen - wordt niet waargemaakt. Eerst om 16.20, na 20 minuten wachten, komt er een bus. Dit lijkt me typisch iets om het klachtennummer over te bellen; aangezien ik ook de trein van 16.35 zal missen, heb ik in Enschede tijd zat.

Weer zo'n begrijpende meneer aan de telefoon. Een ander; die van vanmorgen is afgelost. Ik moet maar begrip hebben voor de situatie; Oostnet kan er ook niets aan doen dat er een stremming is bij Eibergen. De bussen zijn te laat, en je moet toch wat. "Dan gooi je je passagiers er onderweg maar uit", zeg ik sarcastisch. Ik heb al met al tien minuten in de file gestaan en heb een vertraging opgelopen van bijna drie kwartier. Daarvan is toch ruim een half uur op rekening te schrijven van Oostnet.

De man zegt alleen, dat hij mijn "klacht als zodanig" zal noteren. Dit herhaalt hij, wanneer ik opmerk dat ik zelfs bij ZWN nog nooit zo'n farce heb meegemaakt ("ik zal dit als zodanig noteren"), en zelfs wanneer ik zeg dat ik heel Oostnet een spoedige overname door Arriva toewens ("ik noteer uw klacht als zodanig"). Vervolgens wens ik de man "als zodanig een prettige avond". Voor mijn geestesoog zie ik hem spiernaakt ronddraaien in die Doesburgse schandkooi. Langdurig, en bij helse koude.

"Vragen, blijf er niet mee rondrijden" stond een keer of 25 te lezen in elke Oostnetbus waarmee ik vandaag gereisd heb. Daarachter het telefoonnummer dat ik vandaag 2 keer gedraaid heb. Oostnet is typisch zo'n bedrijf, waarmee je je helemaal niet moet laten rondrijden, dat meen ik als zodanig wel te mogen concluderen.

Frans Mensonides
december 1998

 

Oerend Hard (Arnhem – Gendringen)

Dit reisje is bedoeld als herkansing. Vandaag, maandag 24 juli 2000, ga ik de rit van hierboven gedeeltelijk overdoen. Na de overname van Oostnet door Syntus in juni 1999, werd het lijnnummer 27 toegekend aan de busdienst Arnhem - Doetinchem - Gendringen, die met een rijtijd van 114 minuten ruimschoots voldoet aan de definitie van een Lange Lijn. Het traject Arnhem - Doetinchem leggen we vandaag dus voor de tweede keer af. Met Syntus kun je tegenwoordig trouwens ook weer rechtstreeks van Arnhem naar Enschede, en wel met sneldienst lijn 74.

In Gendringen is absoluut niks te zien en te doen; zelfs de ANWB-Toeristenatlas, die toch op de hoogte is van alle volksfeesten, braderieën, siertuinen ter grootte van een krant, en zich in achterkamertjes bevindende oudheidkamers, heeft dit dorp niet opgenomen in zijn alfabetische register. Daarom onderbreken wij de reis met een uitstapje naar 's-Heerenbergh, waar een mooi Middeleeuws kasteel staat te popelen om bezichtigd te worden.


Bij Arnhem NS stap ik in Syntus-bus nr. 1020. Syntusbussen ogen van buiten mooier dan van binnen. Die kleurstelling, met dat zachtgeel; prachtig. Maar in wezen zijn het doodnormale VSN-bakken, overgenomen van Oostnet en alles wat daarvóór kwam. Deze bus is er zo een met blauwgrijze banken; nog niet echt oud.

Het stuk via Doesburg naar Doetinchem heb ik, zoals gezegd, anderhalf jaar geleden al gedaan. Nieuw is het grote billboard langs de snelweg, even buiten Velp, met de tekst

"IJsselland-2. Inderdaad. Dit is de plek".

Gloednieuw: er staat een hoogwerker opgesteld. Werklieden zijn nog bezig, het grote bord te beplakken met tekst en beeld.

Tot Doesburg gaat de reis door rivierenlandschap. We zien wat meertjes; vermoedelijk geamputeerde IJssel-armen. Deze landstreek heet de Liemers. Dat heb ik geleerd op school, en ik weet nog hoezeer ik me ergerde aan het feit dat elk streekje weer een eigen naam had die ik moest onthouden. Achterhoek, Veluwe en Betuwe: dat kon ik nog billijken. Dat zijn flinke lappen grond. Bovendien gingen we ieder jaar op vakantie naar de Veluwe. Maar om dat nou allemaal ook nog te gaan onderverdelen, waar is dan het einde? Doetinchem e.o. heet dan weer De Graafschap, wat je kunt onthouden aan die voetbalclub.

In Doesburg en Angerlo maken we een voorzichtige tocht over hoge verkeersdrempels. Ik zie een levensgrote waarschuwing: "overstekende schoolkinderen" (die kunnen je bumpers inderdaad lelijk beschadigen). Op elk woonerf staat bovendien een bord "Attentie Buurtpreventie". Ook een waarschuwing waard: hier niet uitstappen, vreemdeling! Het is in deze buurt niet pluis. Al die knokploegen van agressieve buurtbewoners, met enge honden, die illegalen en vermeende pedofielen molesteren! (Zoiets stel ik me er bij voor; je ziet die waarschuwingen tegen Buurtpreventie alleen in heel nare wijken en dorpen, maar ik heb geen idee wat het inhoudt).

Om 6 minuten na het noenuur, 48 minuten na vertrek uit Arnhem, bereiken wij de halte Kraakselaan in Doesburg, waar overgestapt kan worden op lijn 28 (Doesburg - Deventer via Dieren en Zutphen). We hebben nog niet echt oerend hard gereden; wie vanuit Arnhem wat vlugger in Doesburg wil zijn, kan lijn 74 nemen.

Na de Kraakselaan hebben we nog maar 6 passagiers aan boord. Nu gaan we non-stop door naar Doetinchem. Om 12.21 (4 minuten te vroeg) arriveren we op het busstation. Deze plek is het hart van het busvervoer in "De Graafschap", zullen we toch maar zeggen. Bussen komen er steevast veel te vroeg aan en vertrekken er veel te laat. Het staat hier dus altijd vol met bussen, en er valt veel te fotograferen.

Eén vreemde eend in de Syntus-bijt: een OAD-bus, die lijn 25 rijdt; de enige stadslijn van Deutekom. OAD, beroemd om zijn busreizen naar zonnige oorden, bestaat dus ook nog steeds als stads- en streekvervoerder. Die paar lijntjes van OAD, die niet eens een aangesloten busnet vormen, staan vermeld in de dienstregeling van Syntus. Ik reis zuinigjes met het busboekje dat ik vorig jaar in Aalten kocht; er zal wel niet veel veranderd zijn (hoop ik).

Busstation Doetinchem: een herinnering aan mijn ROVER-tijd. Ik ben hier nog eens geweest voor een vergadering van de ROVER-Adviesraad (die ik in vijf jaar tijd nooit één verstandig advies heb horen geven. Ik heb ze nog eens aangeraden, zichzelf met onmiddellijke ingang op te heffen, maar deze uitspraak had helaas niet de status van een bindend advies; ze bestaan nog steeds).

Het was in of rond 1992. Wie reed er toen in de Graafschap? De TET (Twentsche Elektrische Tramwegen)? De GSM (Geldersche Stoomtram- of Streekvervoer Maatschappij)? Ik weet het echt niet meer; het is niet meer bij te houden met de fusies.

De Adviesraad inviteerde zichzelf voor zijn bijeenkomsten meestal in een busgarage, ergens in een uithoek van ons koninkrijk. Daar werd ons door de streekvervoerder soms een bescheiden lunch aangeboden, die niet zelden bestond uit brood met kroketten. "Buskroketten", zei een van mijn ROVER-collega’s altijd, alsof dat een speciaal soort kroketten was. Nu ik er aan denk: ik krijg best trek; desnoods in een boterham met buskroket. Maar er valt hier niets te scoren voor gewone passagiers, niet lid zijnde van enigerlei adviesorgaan. Ik stap maar gauw in bus 24 richting Emmerich (D).

Lijn 24 rijdt elk halfuur tot 's-Heerenbergh; eens per uur gaat er een bus door naar Emmerich Bahnhof. Je kunt vanuit Nederland per OV op twee manieren in Emmerich komen: per Eurocity-met-toeslag, of met Syntus-bus 24; tegen sterren en strippentarief. Ik reis vandaag overigens met een beduimelde Zomerzwerfkaart, die vanmorgen door de eerste chauffeur uit een zijzak van zijn colbert is getrokken. In De Graafschap doet een chauffeur een heel seizoen met een boekje van 10 Zomerzwerfkaarten; wat zoekt een mens er ook?

Het busstation van Doetinchem ligt op 1,5 kilometer van het échte station. Diverse buslijnen rijden erlangs, en geven soms zelfs aansluiting op de treinen. Ik zal het station vandaag 4 keer passeren.

We rijden zuidwaarts via Braamt en Zeddam. Ook in dit stuk Nederland zijn de wegen overvloedig voorzien van minirotondes. De chauffeur snijdt ze nogal scherp aan; bovendien neemt hij in de bebouwde kom alle verkeersdrempels met volle snelheid. Het is een goed ding dat ik me in Doetichem niet heb staan volstouwen met buskroketten.

Het busstation van 's-Heerenbergh bestaat uit twee haltes en twee abri's, aan weerszijden van een steil aflopend straatje. Op het haltebord zie ik dat de tussenritten Doetinchem - 's-Heerenbergh in de vakantietijd niet meer gereden worden. Ik kan hier dus alleen nog weg om twéé voor het hele uur. Dat wordt dan 15.58, want ik wil een rondleiding door het kasteel bijwonen.

's-Heerenbergh is een grensplaats, gebouwd rond het Huis Bergh. Het ligt op de Gelderse kastelenroute, een 700 kilometer lang netwerk van fietspaden, dat aansluiting geeft op een vergelijkbare route in Duitsland; want zoals wij ons moesten verdedigen tegen de Teutoonse horden, zo moesten zij op hun beurt langs de grens kastelen oprichten om zich de Batavieren van het lijf te kunnen houden. De in historie geïnteresseerde toerist profiteert momenteel nog steeds van die wapenwedloop.

Ik fotografeer en eet mijn krentewegge, een uit zijn krachten gegroeide boterham met boter, en zonder buskroket. Omdat het nog geen twee uur is, loop ik een rondje over de vestingwal rond het slot. De zon gaat weg; een nieuwe regenzone nadert de Liemers, of zit ik nu in De Graafschap?

De rondleiding door Huis Bergh neemt bijna anderhalf uur in beslag. Een moeder met een jengelend klein kind verlaat de groep al voordat de tour op de helft is. Maar zelfs voor een doorgewinterde cultuurliefhebber als ik duurt het wel wat lang. Ik zal zeer in het kort samenvatten wat ik gehoord heb over de geschiedenis van Huis Bergh.

Het werd gebouwd ergens midden in een middeleeuw. (Het woord 'middeleeuwen' heeft met 'hersenen' en 'mazelen' gemeen, dat het alleen in het meervoud voorkomt. 'Eén middeleeuw' mag je dus niet schrijven, tenzij je Drs. P of De digitale reiziger heet).

Het slot werd de woonstede voor opeenvolgende baronnen v.d. Bergh, die het muntrecht bezaten en een waar schrikbewind uitoefenden over hun horigen. Onnodig te zeggen, zo dicht bij Duitsland, dat één van deze baronnen Fout was tijdens de Tachtigjarige Oorlog, terwijl hij nota bene familie was van de Prins van Oranje.

De baronnen v.d. Bergh hielden zich beslist niet alleen bezig met munten slaan en oorlog voeren. Ze verwekten ook altijd een flink aantal nakomelingen, echte zowel als onechte. Sommige kinderen in de naburige dorpen droegen de achternaam Thuis (spreek uit: Tuus); dit beduidde dat zij waren verwekt in 't huis, en wel via de piemel van zo'n bronstige baron. Thuis is nu nog steeds een veel voorkomende naam in deze streek, vertelt de rondleidster veelbetekenend.

Nadat een der baronnen kinderloos was gestorven (een schande voor de familie) werd het slot verkocht aan een zijtak van de Hohenzollerns. Begin deze eeuw (nog vijf maanden lang de 20ste; ik blijf stug volhouden) deden zij het van de hand aan Baron van Heek; geen echte baron, maar wel een textielbaron. Veel was er in de loop der eeuwen niet veranderd in 's-Heerenberg: boeren, burgers en buitenlui vielen bij nadering van de textielmagnaat bij wijze van spreken plat op de vloer om het vuil van zijn schoenen te likken.

Van Heek bracht zijn uitgebreide kunstcollectie onder in het slot. In 1939 ging van die verzameling helaas een aanzienlijk gedeelte, zo'n 35%, in rook en vlammen op bij een brand. De rest is nu te bewonderen tijdens de rondleiding door het kasteel. Hij omvat onder meer een collectie 14e-eeuwse Italiaanse schilderijen.

Huis Bergh wordt nu beheerd door een stichting. De laatste van Heek verruilde het kasteel enkele jaren geleden voor een penthouse in Doetinchem. Eens per week keert hij terug naar zijn oude huis om de klok in de studeerkamer op te winden; hij is de enige, die het uurwerk aan de gang krijgt.

Het uitzicht vanaf de korte, dikke toren is erg mooi. Helaas is het gaan regenen.

Even later loop ik terug naar de bushalte, met een vol kijkglas. Het stortregent nu. Op het busstationnetje neem ik inderdaad de bus van 15.58 naar Doetinchem. De drukste rit van de dag; na Zeddam hebben we wel 15 passagiers aan boord. Twee vrouwen achter me klagen over de hoge bustarieven. ‘Maar ik ga er toch echt niet om loep'm, hoor!’

‘Het is niet te merk'n dat 't zoemer is’, zegt de ander, wijzend op de nattigheid buiten.

In Doetinchem stap ik over op lijn 51 naar Gendringen. Die volgt een iets andere route dan de 27, die eigenlijk het onderwerp is van dit verhaal. Lijn 27 rijdt door Terborg, en geeft daar aansluiting op de trein. Nummer 51 rijdt om Terborg heen en gaat via de snelweg en via Etten (zonder -Leur) naar Ulft; gemeente Gendringen.

Een reizigster klaagt tegen de chauffeur over slechte aansluitingen. Ze reist soms van Arnhem naar Doetinchem met sneldienst 74, en stapt dan over op 27 of 51. ‘Ik dacht: ik was moei op tied, maar ik zag jullie net wegrajd'n. Jammer dat die aansloeting altied zo slecht is!

"Dat ligt aan Connexxion", zegt de chauffeur. De schuld aan een ander geven is in het OV zo ongeveer een geconditioneerde reflex.

Dit is weer een chauffeur die van opschieten houdt. Met een verbeten kop zit hij achter het stuur. Vuistschuddend en scheldend geeft hij blijk van zijn ongenoegen over een trage bestelwagen waar hij achter rijdt. Dat is de tragiek van het OV rond Doetinchem: er wordt hier best dóórgereden, maar alleen met het gevolg dat je nog eerder bij dat busstation bent, zodat je daar nog langer moet wachten. De gemiddelde snelheden zijn al met al toch niet indrukwekkend.

Gendringen. Het eindpunt ligt op een pleintje naast een meubelhandel. "Drie etages sfeervolle woonideeën", staat er op de gevel, naast "opheffingsuitverkoop".

Nooit heb ik het deze zomer nog zo hard zien stortregenen. Ik schuil onder de luifel van de meubelhandel en aanschouw de collectie in zijn volledige weerzinwekkendheid. Veel donker eikenhout, veel somber namaak-antiek; loodzwaar en flink aan de prijs. Ik onderdruk de neiging om te vomeren tegen de winkelruit, en loop dan toch het dorp maar in. Zal ik hier iets gaan eten? Misschien wel, maar beslist niet bij het eetcafé met het opschrift "Bij Te Pas ben je altijd in je sas".

Ook Gendringen is een grensplaats; als je bij de meubelwinkel rechtsaf slaat, loop je vrijwel meteen Duitsland binnen. De meeste dorpen en steden langs de grens oefenen een voor mij onbegrijpelijke aantrekkingskracht uit op onze Oosterburen. Ik zie er drie hangen op het stoepje voor de bakker. Ze zijn strontlazarus, en ze zitten in de regen te schreeuwen, te schelden en te brallen. En dan vinden ze het nog gek, dat iedereen de pest heeft aan Duitsers. Verder geen mens op straat.

In looppas van luifel naar luifel keer ik terug naar het busstation. Maar ik ben nu echt wel toe aan iets warms. Net voordat de bus van 17.22 vertrekt kan ik in de Dorpsstraat nog wel even een patatje eten. De ene snackbar zit dicht; de tweede, een zeer ruim etablissement, is gelukkig open.

Nu weet ik meteen, waar de complete plaatselijke bevolking van Gendringen gebleven is (voor zover niet naar zonnige oorden): in deze snacktent. In een zijzaaltje zie ik een grote groep mensen van sterk uiteenlopende leeftijd. Men is vrolijk; de gesprekken zijn geanimeerd. Als ik niet beter wist, zou ik denken getuige te zijn van een low budget gouden huwelijksfeest. Och, waarom ook niet: een familiefeest bij de snackbar; wie weet wat voor bizarre gewoontes men er hier nog meer op nahoudt.

Aan de bar zitten lawaaiige kerels met dikke bierbuiken. Deze zijn zojuist door de waard gespijzigd en gelaafd, en laten de inhoud van pullen en borden in hoog tempo naar het maag-darmkanaal verhuizen. Dan staan er in de zaak nog een stuk of tien afhalers; uit hun geërgerde blikken maak ik op, dat zij hier al heel lang staan te wachten op hun dagelijkse portie vet.

Dit gaat lang duren; het kost me de bus van 17.22. Tenzij ik nu heel hard wegren, maar ik heb al besteld en betaald. Achter de toonbank wordt voortvarend gewerkt aan de maaltijd van de bruiloftsgasten in het opkamertje. Ze hebben mogen kiezen uit één standaardmenu, bestaande uit een portie frites en een dikke, grauwe worst waarop grote vetdruppels parelen. De waard stapelt deze lekkernijen op een bord, en reikt dit aan aan zijn dochter; die pompt er een centimetersdikke laag mayonaise overheen, alvorens de maaltijd op de tafel van de bruiloftsgasten te deponeren. Lopende bandwerk.

Als ik de zaak eindelijk kan verlaten, met mijn patat, zie ik de bus wegrijden. Ik nuttig de patat in de abri. Geheel tegen mijn verwachting in, is het nog best te eten. In het bushokje hangt de aankondiging van een badkuiprace. Die heeft plaatsgevonden op 8 juli (8 juli 1951, vermoed ik); dat bordje kan er nu af.

Even later zie ik de dikke mannen uit de patattent het dorp verlaten; elk gezeten op een heel ouderwetse tractor. Het zal wel ergens goed voor zijn.

Dit pleintje is het eindpunt van de lijnen 27 en 51; ook stopt de "Mobimax" er; het Collectieve Vraagafhankelijke Vervoer, zoals dat tegenwoordig heet.

De bus van 17.52 verschijnt. Deze keer een heuse touringcar. Ik besluit, in één ruk door naar Arnhem te rijden; 's avonds een kleine anderhalf uur.

Na Ulft, dat ik nog ken van de heenweg, volgt Wisch. Ik zal deze plaatsnaam maar niet opvatten als een gebiedende wijs, anders zou ik alles wat ik tot dusverre geschreven heb, aan de deleteknop moeten prijsgeven. Niet dat iemand er veel aan zou missen, na dat wissen.

Terborg, waar we de spoorlijn Winterswijk - Doetinchem kruisen, ziet er iets meer dan Gendringen uit alsof de beschaving er al is doorgedrongen. Smalle lanen; nette huizen met aangeharkte tuintjes eromheen.

Het oponthoud in Doetinchem duurt deze keer tien minuten, waarvan enkele passagiers gebruik maken om buiten een sigaretje te roken. Nu stapt er een nieuwe chauffeur in. Die zet de radio meteen op orkaankracht. Bij ons in Leiden is dat ook de gewoonte, maar door helemaal achterin te gaan zitten, en je oren dicht te stoppen, kun je er soms nog bij lezen. In deze touringcar, met microfoontjes boven elke zitbank, is dat niet mogelijk.

De radio staat afgestemd op een house-zender. Er zitten enkele bejaarden in de bus; ik kan me niet voorstellen dat zij deze rotherrie zullen appreciëren.

Deze chauffeur behoort tot het slag OV-personeel, dat zijn arbeidsvreugde louter ontleent aan het treiteren van de passagiers die zijn boterham betalen. In De Liemers en omstreken, waar de geest van de (textiel)baronnen nog levend is, zal niemand assertief genoeg zijn om er iets van te zeggen.

Niemand, behalve een hier verdwaalde westerling. Als we Doesburg voorbij zijn, beginnen de nieuwsberichten van zeven uur. De chauffeur is bang, dat wij ze niet zullen verstaan en zet de radio nog eens dubbel zo hard. Kijken hoever hij kan gaan. Het geluid buldert en toetert nu werkelijk uit de microfoon. Ik heb er schoon genoeg van en brul eroverheen: "zet dat kolereding zachter!". Ik voeg er nog enige termen aan toe, die onmogelijk de goedkeuring zouden kunnen wegdragen van het orthodoxe deel van de bevolking.

En hoor wat er gebeurt: de chauffeur zet de radio niet alleen zachter, maar zelfs geheel uit. Dit was meer, dan ik had durven hopen. Ik dank hem vriendelijk voor dit gebaar, want zo ben ik dan ook wel weer. Waarom hij me nou nog een kwartier lang vuil blijft aankijken via de achteruitrijspiegel; ik begrijp het werkelijk niet, en het interesseert me eerlijk gezegd geen biet.

Deze rit ging "oerend hard", zowel qua volume als qua snelheid. Bijna tien minuten te vroeg arriveren we op het streekbusstation van Arnhem.

Het was vandaag een herkansing, zoals gezegd. Een geslaagde herkansing, want ik hoef deze keer geen klacht in te dienen waarop ik toch nooit antwoord krijg; ik heb het probleem zelf opgelost.

Bepaald tevreden keer ik de bus de rug toe, en loop het station binnen. Dag Liemers, dag Graafschap; ik kom nog wel eens terug als het complete busnet is vervangen door de Mobimax.

Frans Mensonides
augustus 2000

 

P.S.: Wie tegenwoordig persé met de streekbus van Arnhem naar Enschede wil, moet Breng-lijn 29 nemen tot Doetinchem, daar overstappen op lijn 74 van Arriva, en 2:35 uur uittrekken voor de hele reis. Als je per bus van Arnhem naar Gendringen reist, moet je nu zelfs twee keer overstappen: in Doesburg en Doetinchem. Maar wie zou er in vredesnaam voor de tweede keer in zijn leven naar Gendringen willen?

Frans Mensonides
18 december 2014

 

 


Eerder verschenen in deze reeks:

Deel 0: Gecensureerd: aan het ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee (mis)managersportretten: Zich installeren (2002) en Wereld op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001 
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca: een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus (1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen - Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen (1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee; verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek (1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45 (2002)
Deel 16: Provinciaal triest: Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues; oostelijke nevenlijnen (2001)
Deel 18: Lange lijnen langs d'oude Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)
Deel 19: Het volgen van sportevenementen / Mekkero (2003)
Deel 20: De informatie-oorlog; een toekomstvisioen (2000)
Deel 21: Eeuwprobleem (1998)





© Frans Mensonides, Leiden, 2014.