Uyt d'oude modem (18): 
Lange lijnen langs d'oude Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)




De oude modem waarmee deze website t/m 2003 werd ge-upload


Een dankbare bron voor deze reeks met oude artikelen uit het modem-tijdperk is de rubriek ‘Langs Lange Lijnen’. In de periode 1998-2001 nam ik tientallen lange streekvervoerlijnen, met een reisduur van minstens 100 minuten van begin- tot eindpunt. Hier de complete lijst, met ook enkele afleveringen van gastschrijvers; ik sprak indertijd terecht in het meervoud over wij van De digitale reiziger.

Deze keer twee lijnen die min of meer de route volgden van oude Haarlemmermeerspoorlijnen. In juni 2000 nam ik Connexxion-lijn 140: Haarlem – Utrecht via o.a. Hoofddorp, Aalsmeer en Mijdrecht. Een zomer later deed ik lijn 171 / 172: Kudelstaart – Landsmeer, door Amstelveen en Amsterdam. Hieronder deze stukjes – licht ingekort, want ik schreef indertijd nóg omslachtiger dan nu, en dat terwijl kabelinternet nog een toekomstdroom was, en we artikelen letter voor letter en pixel voor pixel binnen moesten sleuren met een modem.

Mijn OV-reisartikelen zijn en waren altijd actueel, en daardoor niet tijdloos. Soms snap ik zelf de verwijzingen naar de actualiteit niet meer, als ik zo’n stuk 10, 15 jaar later overlees. De dood van Herman Brood in 2001 herinner ik me natuurlijk wel. Maar: ‘Waar was jij, toen je het hoorde van Brood?’ Dat herinner ik me nu juist niet meer.

Vaag staat me ook nog het gedoe bij met de OV-reisplanner, de voorloper van 9292.nl. Er was een tijd dat je die ineens niet meer gratis via Internet kon raadplegen, maar ervoor moest betalen per minuut. En binnen zo’n minuut deed je niet veel, met een 56K-modem. Voor die betaalde verbinding met OVR gebruikte je een modemcommunicatieprogramma dat ik in die artikelen Shitpoint noemde, maar waarvan ik me met geen mogelijkheid meer herinner, hoe het in het echt heette. Dit programma verbrak je Internetverbinding, startte die met OVR op, en dan kon je de dienstregeling raadplegen. Daarna moest hij dan je Internetverbinding weer opstarten (kling-klang, met de telefoon), maar dat mislukte dan meestal. Gelukkig was die ellende in 2001 al voorbij.

Hoe is het afgelopen met de twee lange lijnen, die ik toen deed? Lijn 140 is ingekort tot Haarlem – Uithoorn. Die toen niet meer lange lijn nam ik nog een keer in 2011, ter gelegenheid van de opening van een stuk busbaan. Lijn 140 volgt nog vrijwel dezelfde route van 2000, rijdt grote delen van de dag in 10-minutendienst, maar verkreeg geen R-net-status, wat ooit wel de bedoeling is geweest.  Vanuit Uithoorn reis je nu richting Utrecht met lijn 130, die echter niet verder rijdt dan station Breukelen.

Lijn 172 is ook ingekort, en rijdt nu nog maar van Kudelstaart naar Amsterdam CS, maar wel in 20-minutendienst, en vanaf Aalsmeer zelfs in 10-minutendienst. De parallelle lijn 171 rijdt nog steeds over de Machineweg, maar is ingekort tot het lijntje Aalsmeer – Amstelveen. Het traject Amsterdam CS - Landsmeer wordt nu gereden door EBS-lijnen 124 / 125, waarvan de eerste een snellijn is, die heel Amsterdam Noord overslaat. Geen lange lijn meer tussen Kudelstaart en Landsmeer, maar de bewoners van die twee dorpen zijn er beslist niet op achteruit gegaan.

Hier volgen de artikelen uit 2000 / 2001.

Frans Mensonides
9 juni 2014

 

Connexxion 140: Haarlem NS – Utrecht NS



Langs gemaal Cruquius (foto: 2011)


Voordat we in de bus stappen, moeten we het even hebben over de busboekjes. Op de burelen van De digitale reiziger (DDR) krijgen we die schandalig dure OVR-reisplanner sinds kort helemaal niet meer aan de praat; onze Shitpoint-aansluiting schijnt nu ineens niet goed genoeg meer te zijn. OVR beval ons, met zo'n mobiele rot-telefoon (die we niet hebben) een toegangsnummer te draaien. Wij niet begrijpen. Vooral zo ingewikkeld mogelijk maken, die informatievoorziening.

Maar voor ons doel heb je toch al niets aan zo'n OVR-planner. Je kunt niet vragen: "doe me eens even alle lange buslijnen volgens de DDR-definitie”.

Zo'n ouderwets busboekje is een stuk handiger. Gelukkig werd ik getipt door een lezer uit de stad X, niet ver van Leiden. Daar hebben ze in de leeszaal de complete verzameling streekvervoerdienstregelingen van Nederland. Ik vertel niet wáár, want dan gaat straks iedereen er mijn mooie boekjes zitten te beduimelen.

Op pad, nu! Lijn 140 van Connexxion (tot voor kort: NZH) mag er wezen, als lange lijn: de reistijd van Haarlem naar Utrecht varieert van 1 uur 42 minuten in de avonduren tot 2 uur 15 in de middagspits.

We maken een reis over polderwegen, langs de glamour van v.d. Ende en door het lulligste dorp van Nederland. De datum: vrijdag 23 juni 2000; weersomstandigheden: mwah.

Bus 140 vertrekt om 27 en 57 uit Haarlem. Helaas mis ik die van 11.27. Ik beklim op station Haarlem de trap naar het perron, en zie dat ook in Haarlem de stationsrestauratie vervangen is door De Brasserie. Dat werd wel tijd, want bij mijn laatste bezoek aan de Haarlemse restauratie verkeerde deze in diep, diep verval. De enige ober, geboren ver ten oosten van Glanerbrug, stond ostentatief te niksen. Al bijna twintig minuten lang had hij me straal genegeerd, toen ik toch maar besloot, hem met enige stemverheffing te ontbieden. "Iek drroek!", snauwde de man, met een opmerkelijk aanpassingsvermogen aan de in ons land heersende omgangsvormen, "iek twee paarrr hande".

De bestelde schnitzel werd anderhalve minuut later voor me neergekwakt. "Lekkerrr vloeg, mienierrr", zei de ober triomfantelijk, hoewel dit vooral de "verdienste" was van de kok, die binnen die tijd onmogelijk erg veel zorg aan mijn maaltijd besteed kon hebben. Vervolgens gaf de ober mij veel te veel wisselgeld retour, dat ik zonder scrupules in mijn zak liet verdwijnen.

Goed, deze zaak is dus van eigenaar veranderd, waarmee voor mij, als horeca-masochist, de lol er meteen af is. Tijd om af te dalen naar het busstation voor de bus van 11.57. Het is zo'n nieuwe, in de groene Connexxionkleuren. Hoewel het buiten niet echt warm is, heerst binnen een zompige hitte. 

Precies om 11.57 vertrekken we. Vijf minuten later zijn we al bij de eerste halte: Raaks. Het verkeerslicht staat hier altijd eeuwenlang op rood.  Op de Tempeliersstraat zie ik lijn 80 volgestouwd worden met scholieren, die door de achterdeur naar binnen gaan. Lijn 140 is met 12 passagiers een stuk rustiger.

Op de Dreef wordt ons de weg versperd door een stopbord aan een lange, plastic hengel. Oversteekmoeders, en een enkele geëmancipeerde oversteekvader, staan het verkeer te regelen.

Verder gaat de rit, door Heemstede en langs stoomgemaal Cruquius. Daar voorbij kruisen we de Spieringweg. Hier is het informatiecentrum De Groene Golf. Een paar keer ben ik er op maandag langsgereden; dan zit het dicht. Nu heb ik een buitenkans om het van binnen te zien, maar ik heb geen zin om op te staan, en blijf dus zitten.

In het centrum van Hoofddorp staat de bus vijf minuten vast in een verkeersopstopping. De aansluiting in Uithoorn dreigt in gevaar te komen. Op het busstation van Uithoorn vertrekken alle buslijnen rond het hele en / of halve uur. De dienstregeling van lijn 140 is hierop afgestemd: in de loop van de middag verschuift de vertrektijd uit Haarlem van 27 - 57 naar 17 - 47. Tien minuten extra rijtijd; en nu, in de daluren, maakt 140 al geen echt vlotte indruk. Ook de rijtijd Uithoorn - Utrecht neemt in de loop van de middag toe.

Na station Hoofddorp hebben we 22 passagiers aan boord; het dagrecord. We rijden kantorenterrein De Beukenhorst binnen. Ik kijk reikhalzend uit naar die akelige beeldengroep van in de klei wegzinkende werknemers, en voel een tegendraads enthousiasme als ik die gedrochtelijke wezens mijn raampje zie binnenrijden.

Voorbij De Hoek slaat lijn 174 af richting Schiphol, maar wij rijden rechtdoor, Aalsmeer binnen. Opnieuw oponthoud; deze keer bij de Aalsmeerderbrug. Even later stopt de bus in het hart van het dorp, op het Driekolommenplein (Lieve Here, wat een naam). Ik stap uit.

Aalsmeer is veel belangrijker dan het inwonertal van ca. 20.000 zielen zou doen vermoeden. De naam van het plaatsje staat met vette letters op de wereldkaart. Allereerst is 's werelds grootste bloemenveiling er gevestigd, de VBA, met een omzet van bijna 3 miljard gulden per jaar. De veilinghal van VBA schijnt het meest uitgestrekte gebouw ter wereld te zijn, met een grondvlak van niet minder dan 77 hectare; bijna een vierkante kilometer.

Daarnaast is Aalsmeer de vestigingsplaats van Joop v.d. Ende's TV-studio's, waar al die smakeloze bagger vandaan komt, die je niet hoéft te zien omdat er gelukkig nog een uitknop op je TV zit. Van hieruit hebben v.d. Ende en zijn maatje De Mol hun imperium opgebouwd, dat zich nu uitstrekt over heel Europa en omstreken.

Die studio heb ik eens van binnen gezien. Dat gebeurde tijdens een zgn. afdelingsdag. Ik werkte bij een grote afdeling van een zich commercieel noemend bedrijf, waar ik, met wisselend succes, iets aan automatisering probeerde te doen. Een maal per jaar was er een afdelingsfeest, waarvoor ook alle buitendienstmedewerkers uit de vier winstreken van Nederland werden opgetrommeld.

Het afdelingsfeest begon altijd met een afdelingsvergadering. Dat had het afdelingshoofd zo bepaald. Die kon niet tegen tegenspraak. Hij hoopte dat niemand hem zou durven tegenspreken, uit angst de feestvreugde te bederven.

In Aalsmeer hebben we het met zijn allen nog knap gehouden, want het jaar daarvoor hadden we bij Dekker-Sport in Zoetermeer allemaal de hele avond met verhitte koppen staan snoekeren. Wie er op die jaarvergadering begonnen was met tegenspreken, weet ik niet meer, maar ik sluit niet uit, dat het schrijver dezes was. Laat het aan mij maar over, andermans feeststemming te verpesten.

Ik zet de TV-studio op de foto. Je zou zweren, dat het een veiling van potplanten was. Dat is het ook geweest, tot 1975. Het gebouw is ontworpen door de architect Staal, een vertegenwoordiger van de Amsterdamse School.

Op die afdelingsdag werden wij er rondgeleid door een aanstellerig juffertje, die de hele middag te pas en te onpas angstkreetjes slaakte. Er werd namelijk een programma opgenomen, waarin een aantal circustijgers figureerden, en onze gids vreesde dat ze uit hun kooi zouden ontsnappen, louter met het doel, háár op te peuzelen.

Mijn collegae waren enthousiaster dan ik; voortdurend herkenden zij decors en artiesten. Kijk, daar heb je die-en-die, van dat-en-dat programma! Ik keek vrijwel nooit TV. Al mijn vrije tijd ging op aan ROVER, waarover straks meer.

Vlak bij het Driekolommenplein staat het oude station Aalsmeer van de Haarlemmermeerlijn, een kopstation, thans in gebruik als kantoor van een makelaar en praktijkruimte van een verloskundige. Het kopstation was ooit beginpunt van maar liefst drie spoorlijnen: Aalsmeer – Amstelveen – Amsterdam, Aalsmeer – Hoofddorp – Haarlem, en een lijn die ongeveer dezelfde route aflegde als wij vandaag zullen, en bij Nieuwersluis aantakte op de lijn Amsterdam – Utrecht.

Ik kies de Stommeerweg langs het meer, richting watertoren, maar stuit al snel op een wegversperring. De weg wordt opnieuw geasfalteerd. Op een straathoek zie ik restaurant Het Bonte Schort. Opnieuw zoekt zich een zure herinnering een weg naar mijn bewustzijn, waarbij afweermechanismen behendig worden omzeild. Dat restaurant; daar heb ik met een aantal andere ROVER's eens gedineerd met vertegenwoordigers van wijlen het busbedrijf Centraal Nederland.

Eens per jaar werden we gefêteerd door CN. Dat was een beksnoerdertje; men hoopte ons zo gunstig te stemmen, dat wij geen bezwaarschriften meer zouden indienen tegen het jaarlijks verder uitkleden van de dienstregeling. De accountmanager van CN strikte ons. Hij heette dan ook Strikker. Hij beloofde ons ieder jaar gouden bergen, die vervolgens weer "overruled" werden door mensen die echt iets te vertellen hadden binnen CN.

Braak, braak. Nee, als je een positief gristelijke levenshouding zou hebben, moet je vooral afdelingssecretaris worden bij ROVER, dan gaat het wel over.

Ik loop naar de Hortensiastraat, die dienst doet als busstation. Hier kruist lijn 140 de nummers 171 / 172: Kudelstaart - Landsmeer, een lange lijn die in gedachten houd voor een volgende keer. Ook zie ik lijn 198 van het Sternet Schiphol.

Omdat ik nog even de tijd heb voordat bus 140 vertrekt, loop ik door naar de Spoorlaan, waar de route van de Haarlemmermeerlijn nog enigszins te herkennen is in het stadslandschap. Onderweg steek ik de drukke Burgemeester Kasteleinweg over; de grote verkeersader die Aalsmeer doormidden klieft. Daarachter moet ergens die enorme bloemenveiling liggen.

Een geleed exemplaar van lijn 172 baant zich een weg door de smalle Opheliastraat; een winkelstraat. 1 uur en 5 minuten doe je over een ritje van hier naar Amsterdam CS. Je praat over ruim 15 kilometer; was die Haarlemmermeerlijn er nog maar! Als je snel in Amsterdam wilt wezen, kun je beter met het Sternet naar Schiphol reizen, en daar de trein nemen. De kortste verbinding tussen twee punten is vaak een kromme lijn, in OV-land.


 

De Haarlemmermeerspoorlijn was hier


Op het Hortensiaplein stap ik aan boord van een ouwe 140, met viesblauwe stoeltjes, die tien jaar geleden voor het laatst in de Shamporal zijn gezet. We zetten koers naar Uithoorn, een slaap-dorp met ca. 25.000 inwoners, eveneens railoos. Er zijn vage plannen geweest om de Amstelveenlijn te verlengen naar Uithoorn, maar nu schijnt het ding doorgetrokken te worden naar Amstelveen-Westwijk.

Een paar minuten later bereiken we het busstation. Het is semi-dynamisch. De bussen hebben weliswaar vaste haltes per lijn, maar er zijn toch ook displays te zien met de vertrektijd. Het lijkt me een beetje dubbelop.

Vroeger lag het busstation op loopafstand van de CN-garage, waar wij altijd vergadering hadden alvorens het diner begon, en waar wij geacht werden de stemming niet te verpesten met kritische vragen. Ik herken hier niets meer. Het busstation ligt nu te midden van moderne appartementen. Ofwel ze hebben het verplaatst, ofwel de omgeving is volgebouwd.

Op het busstation Uithoorn ontmoeten wij onder andere lijn 142, de "snelbus" Wilnis - Amsterdam. Snel is zeer betrekkelijk; zelfs deze bus doet bijna een uur over het ritje naar Amsterdam CS. Je kunt ook bij Poortwacher overstappen op de Amstelveenlijn; dan win je misschien weer een paar minuten.

Om 14.33, met twee minuten vertraging, verlaten we het busstation. De bus rijdt verder over een vrije busbaan, die de as van het dorp volgt, en volgens mij is aangelegd op het tracé waar ooit de stoomtreinen van de Haarlemmermeerspoorlijn reden. Zo werpt dat oude lijntje toch nog een beetje nut af. "Uithoorn", zie ik staan op een stationsgebouw. Alle Haarlemmermeerstations lijken sprekend op elkaar.


Busbaan Aalsmeer - Uithoorn; 2011


Enkele kilometers voorbij Uithoorn ligt Mijdrecht. Het uitzicht tussen Uithoorn en Mijdrecht verschilt niet spectaculair van dat uit mijn kantoorraam in Ter Aar. Later zie ik op een kaart, dat Ter Aar en Mijdrecht hemelsbreed niet veel meer dan 10 kilometer van elkaar liggen. Ik kan het nauwelijks geloven; voor mijn gevoel lag Mijdrecht even ver weg als de Hondsrug. Dat lijkt maar zo, omdat ik alles per bus doe. Een busrit Ter Aar - Mijdrecht zou een uur of anderhalf duren, en dan mag je nog van geluk spreken.

In Mijdrecht stap ik uit bij de halte Dukaton. Over een dijkje loop ik in de richting van het dorp. Allemaal erg doorsnee, hier; Heemschut hoeft hier gerust geen monumentendag te organiseren. Het enige opvallende pand op het dijkje is een café met de obligate Oranje-versiering (Jammer, jongens, jullie waren beter dan Italië. Voor het WK van 2002 nog maar eens flink oefenen op de strafschoppen). Een eindje verder staat de kerk. Het Bätz-orgel wordt gerestaureerd; sponsors kunnen zich nog aanmelden.

Op een soort raadhuisplein (dat ongetwijfeld Raadhuisplein zal heten) is veel volk op de been. Er is een trouwstoet te zien. Er staat hier weer zo’n obligaat openluchtcarillon opgesteld. Als het bruidspaar uit de auto stapt, begint het carillon te luiden. Het gevaarte klepelt "Daar komt de bruid". Oorverdovend hard, en zo vals als een kraai. Ik zie de stalen hamers op de klokken rammen. Strauss (als het Strauss was) zou zich omdraaien in zijn graf, als hij zijn compositie zo hoorde vermoorden.

In elke lullige plaats in Nederland staat zo'n klok- en hamerspel opgesteld. Om middernacht spelen ze allemaal "Danse macabre", voor wie nog wakker is, en voor wie net in slaap is gevallen.

Iets lulligers is toch moeilijk denkbaar: trouwen in een dorp als Mijdrecht, onder dit klokgebeier. En dan nog zestig jaar moeten kijken en luisteren naar de video.

"Daar komt de bruid" eindigt met een snok; midden in een maat. De klokken resoneren nog wat na. Dan slaat het carillon drie uur. Daarna treedt een weldadige stilte in. Het echtpaar is in het raadhuis verdwenen en zit nu tegenover de BABS (Bijzondere Ambtenaar Burgerlijke Stand).

Drie uur; ik moet weer eens verder. Ik loop naar de bushalte aan de Rondweg. Onderweg passeer ik drie jongens, die doen wie het hardst en langdurigst kan boeren. "Boeehwááárp, Uhhhhrrrkkk!", hoor ik. Het kaatst tegen de gevels. Het geboer klinkt vrijwel even welluidend als dat klokkenspel.

Om 15.12 komt de bus voorrijden. Weer een oudje. Via een uitgestrekt industrieterrein gaan we naar Vinkeveen. Ik heb het warm. Onder mijn bank staat een kachel op volle kracht te loeien, of het niet eind-juni is.

In Vinkeveen stappen de meeste passagiers uit. Een jongen met een Superman T-shirt verlaat de bus. Je ziet ze veel; de supermannen vliegen laag, dit jaargetij, maar één zwaluw maakt nog geen zomer. In de abri hangt reclame voor de voordeeluren-kaart. Heeft dat zin, zo ver van een station?

We koersen door een straatje met caféetjes aan de oever van de Vinkeveense plas. Daarna rijdt de bus een tweebaans snelweg op, dwars door de plassen. De weg is aangelegd toen de natuur- en milieulobby even de andere kant opkeek. Nog 21 kilometer tot Utrecht. 21 kilometer in 39 minuten, dat moet toch haalbaar zijn, zou je denken.

Het valt nog niet eens mee. Na een paar kilometer afgelegd te hebben door de plassen, verruilen we de tweebaansweg voor een exemplaar met zes rijstroken. Desondanks is er langzaam rijdend verkeer, ter hoogte van dat smakeloze Chinese restaurant in Breukelen. Even verderop komen we zelfs helemaal tot stilstand. We staan bij Maarsenbroek, het oord dat mij ooit inspireerde tot mijn eerste literair bedoelde verhaal. De zaak komt weer in beweging en de bus rijdt Utrecht binnen.

Ook op de Vleutenseweg, in de troosteloze vooroorlogse wijk Majella Park, schiet het niet erg op. Om precies 16.00, toch nog twee minuten te vroeg, arriveren we bij het streekbusstation bij Utrecht Centraal. Ik heb in totaal exact twee uur in de bus gezeten. Och, wat zal ik er verder van zeggen?

Frans Mensonides
30 juni 2000

 



Connexxion 171 / 172 Kudelstaart - Landsmeer

Het weer is net wat opgehelderd
't Is zondagmiddag, Buitenveldert
De flats zijn hoog en goed gebouwd
Daartussen is het kaal en open
De jongen en het meisje lopen
Er eenzaam en verliefd en koud
De groenstrook langs de supermarkt
Ligt nog te jong, te aangeharkt
Tussen de voorrangswegen
Hij zegt "ik wil met je naar bed"
Zij hoort het niet want er daalt net
Gierend een DC-9

[...]

De twee gaan schuilen in een portiek
Voor regen, leegte en publiek
Er gaat een licht aan hier en daar
Zondag half vijf, het glas staat klaar
Er worden zakjes friet gehaald
Laag over Buitenveldert daalt
Huilend een DC-9

(Zondagmiddag Buitenveldert; cabaretliedje uit 1968 van Frans Halsema)

Busstation Amstelveen

 

In "langs lange lijnen" deze keer: Connexxion-lijnen 171 en 172, die de verbinding onderhouden tussen Kudelstaart aan de Oosteinder Plassen en Landsmeer in het hartje van Waterland. Twee landelijke dorpen in Noord-Holland, met slechts enkele duizenden inwoners per stuk. 

Op de dubbellijn 171/172 wordt van maandag tot/met vrijdag overdag een gecombineerde kwartierdienst gereden met gelede bussen. Dat feit: zoveel vervoerscapaciteit tussen die twee dorpjes, is slechts verklaarbaar na een blik op de wegenkaart. Tussen Kudelstaart en Landsmeer bevinden zich namelijk Aalsmeer, Amstelveen en Amsterdam. Feitelijk is 171/172 een verlengde stadslijn. Het tempo is daarmee in overeenstemming: in de middagspits hebben de bussen 1 uur en 53 minuten nodig voor de luttele 35 kilometer tussen de Bilderdammerweg in Kudelstaart en de Vogelwikkestraat te Landsmeer. 

De twee lijnen lopen over 85% van hun route parallel. Alleen op het trajectgedeelte Amstelveen - Aalsmeer scheiden hun wegen tijdelijk. De 171 neemt de Machineweg, terwijl 172 het adres Legmeerdijk 313 aandoet, waarover straks meer. 

Al maanden staat deze lange dubbellijn op mijn verlanglijstje. Vanzelfsprekend heb ik de rit uitgesteld tot de zomer. Er valt aan beide uiteinden van de lijn veel te recreëren. Landsmeer ligt op een steenworp van recreatiegebied Het Twiske, terwijl je vanuit Kudelstaart een fraaie wandeling langs de Oosteinderplassen kunt maken, richting Aalsmeer, of de andere kant op; het ziet er aantrekkelijk uit op de toeristenkaart. Gezien mijn wandelplannen verdeel ik mijn rit over twee dagen: donderdag 19, en zaterdag 21 juli 2001. De dag daartussenin pak ik de trein, daar ROVER heeft opgeroepen tot een reizigersstaking; ik zie nog wel waarheen.

Op beide busdagen zal ik de regen langs mijn busraam zien druipen.

Amstelveen gaat prat op het feit, de grootste Nederlandse gemeente te zijn zonder spoorwegstation. Het bijna 80.000 inwoners tellende forenzendorp is nagenoeg een rechthoek, met een lengte van 5 kilometer en een breedte van 1200 meter. Langs de nieuwbouwwijken aan de oostzijde van Amstelveen rijdt de (snel)tram. De westzijde, met de wat oudere wijken, is bereikbaar via een dikke bundel van streekbuslijnen.

Je zou in een treinloze gemeente een uitgebreid busstation verwachten. Dat is er ook; sedert 1997. Het is ruim opgezet, met een stuk of 12 perrons. En is plenty wachtgelegenheid; daarover geen klachten. De DRIS lijkt hier te functioneren zoals het behoort, en meldt alle bussen die het komende uur gaan vertrekken, verdeeld over twee hoofdstromen: Amsterdam / Weesp / Utrecht en Haarlem / Uithoorn / Schiphol. Eén bezwaar tegen dit busstation: er heerst altijd duisternis; ook tijdens de heldere uren die door de zonnewijzer zo gaarne geteld worden. Dit busstation is de parterre van een torenhoge parkeergarage. De passagiers (de weinige passagiers, op deze donderdag) dwalen hier als schimmen rond, vergeefs op zoek naar daglicht. Een paar kinderen rennen kris kras langs de perrons, met een door merg en been snerpend gekrijs, alsof ze levend gevild worden.

De winkelzone van Amstelveen bestaat uit een weinig logisch samenraapsel van drukke overdekte galerijen en kale, godverlaten pleinen in de openlucht. Hij strekt zich over een lengte van 700 meter uit van het busstation in het westen tot de trambaan aan de oostzijde.

Als ik één van de desolate pleinen wil fotograferen, springt een junkie, die in een onbewaakt ogenblik de gemeentegrens Amsterdam - Amstelveen gepasseerd moet zijn, voor mijn lens. "Héé, moak nááuw ook e's een fautau van máán!", brult hij, en begint als een spastische aap in de rondte te springen, kennelijk om mij te overtuigen van zijn fotogeniekheid. Ik voldoe aan zijn verzoek, met het voornemen, zijn persoon later gewoonweg elektronisch te verwijderen. "Ken je hem bauve je bêjd hânge, sláámerd!" roept hij me na.

De junkies van Nederland hebben een held verloren, en de rest van ons volk heeft er één bij, sedert Herman Brood vorige week zijn einde tegemoet sprong. "Daar ligt Brood, hij is dood", was het eerste wat bij mij opkwam, na het vernemen van het nieuws. Een weinig eerbiedige gedachte, en nog plagiaat ook op een klassiek epigram, toegeschreven aan De Schoolmeester. Maar ik dacht het nou eenmaal; sorry. Nog veel ernstiger is de stroom van Brood-moppen die de week daarop door ons land vloot. Op kantoor vernam ik dat Peter Koelewijn medeplichtig is aan zijn verscheiden. Hij zou geroepen hebben: "Kom van dat dak af". Een wel heel cynische kennis vertelde me gisteren, dat Broods as in porties van vijfhonderd milligram verhandeld wordt, met een totale straatwaarde van 30 miljoen gulden, en nu al grotendeels is verdwenen in de neusgaten van zijn volgelingen. Diep droevig, zulk leedvermaak. Wee het volk, dat zijn helden niet weet te eren!

In het overdekte gedeelte van het winkelcentrum ga ik zitten bij een poenig lunchcafé, en ontvang na enig aandringen in ruil voor 3 Euro 75 een buitengemeen karig belegd broodje gezond. Een half eitje, vijf met een microtoom gesneden tomaatschijfjes, geeneens kaas, enig konijnenvoer; dit alles bijeengemieterd op een klef stukje brood. Het ei eet ik ook maar op, hoewel ik dat niet lust.

Daarna ga ik eindelijk die lange lijn eens nemen. Ik kies voor de richting Landsmeer. Het display kondigt bus 172 van 13.47 nog aan, hoewel dat tijdstip al tien minuten verstreken is. Nummer 171 van 13.02 rijdt voor. De gelede bus bevat ruim 20 passagiers, een aantal dat tot in het centrum van Amsterdam min of meer constant zal blijven. We nemen de Amsterdamseweg, de al eerder genoemde verkeersader voor streekbussen. De huizen zijn hier enigszins landelijk en tuindorp-achtig. Zo nu en dan scheert er een vliegtuig over. Het KLM-hoofdkantoor is hier ook in de buurt.

Tussen de huizenrijen door heb je doorkijkjes op het Amsterdamse Bos, en op een spoorlijn; de voormalige Haarlemmermeerlijn, die nu gebruikt wordt door het trammuseum.

"Ben jij maandag nog bij Brood geweest?", hoor ik iemand zeggen.

Achterin de lange bus zijn een paar jongens elkaar aan het afrossen met natte kranten, hetgeen gepaard gaat met veel dom gehinnik. Voor me kankeren twee mannen over hun werk. "Twee prècent heb ik gekreige, en ik heb 'r nog foor moete sááke, auk!"
-"En de târreguts sáán auk weer omhaug gegoajn!", valt de ander in.

De bus kruist de gemeentegrens en rijdt Amsterdam Buitenveldert binnen. Even verderop ligt een stukje busbaan; bij een in aanbouw zijnd gebouw dat eruit ziet als een vreemd insect op kromme poten. Nog weer wat verder, op de Parnassusweg, zie ik een nieuwe trambaan; vooralsnog zonder bovenleiding. Binnen afzienbare tijd wordt lijn 24 en / of 16 vanaf het voormalige Olympisch Stadion verlengd naar het VU-ziekenhuis dat we zojuist gepasseerd zijn. Het Haarlemmermeerstation is de thuisbasis van het trammuseum, en het beginpunt van de museumtrams. Ik ben er eens geweest: een tempel voor de OV-nostalgicus (vond ik toen; wat er te zien is, kan ik me niet meer herinneren).

Naarmate we het centrum naderen, neemt het aantal in- en uitstappende passagiers af. Amsterdammers nemen liever de tram, en hebben een afkeer van de gele streekbus, die ze zien als een indringer uit een vijandige buitenwereld. Ze vrezen, de dienstregeling en het tariefsysteem niet te kunnen doorgronden. Aan de andere kant zul je mij als heikneuter niet snel in een Amsterdamse stadsbus zien stappen. In een tramstad reis ik het liefst met de tram. Toch loop ik al maanden met het plan rond, een artikel te schrijven over de bussen van het GVB, maar ik schuif het steeds voor me uit. [een paar maanden later is alsnog deel 1 van die reeks verschenen, maar het vervolg stel ik nu al 13 jaar uit]. 

Bij het Leidseplein wil ik uitstappen, maar het begint weer te hozen. Ik reis mee tot de Westermarkt, aan de voet van de veelbezongen Westertoren. Omdat het Amstelveense broodje, met dat gezonde lage aantal calorieën, al bijna verteerd is, koop ik bij de frietkraam op de brug maar zo'n dampende zak vol goudgele rakkers. Ik loop de Prinsengracht op, en zie de Opstapper passeren, het achtpersoonsbusje van de GVB, dat je tegen strippenkaarttarief vervoert door de grachtengordel (op momenten dat hij niet vast is komen te staan achter een bestelauto). Er staat een lange rij toeristen voor het Anne Frankhuis; helemaal tot om de hoek. De mensen praten opgewonden, en zijn vol verwachting van wat ze te zien krijgen. Anne Frank's Achterhuis lijkt verworden tot een toeristische attractie; een pretpark. Ik vind het wat genant.

Ik doorkruis wat willekeurige straten in de Jordaan, waaronder de smalle Tichelstraat, waar ik nog nooit geweest ben. De Jordaan was honderd jaar geleden een arme volkswijk, maar nu wonen er meer gegoede burgers, en flaneren er toeristen uit vijf werelddelen.

Terug op de Westermarkt zie ik lijn 171, v. 15.05, net voor mijn neus wegrijden, met een vertraging van bijna 10 minuten. Ook lijn 170 (Mijdrecht - Amsterdam) passeert; de chauffeur houdt een biele foon aan het oor geklemd. Al snel komt 172, waar ik instap voor de rit naar Landsmeer. De bus, die pal achter zijn voorganger zit, is vrijwel leeg.

Bij Centraal station stapt een jonge man in, en gooit meteen het dak open. Dit tot ongenoegen van de bestuurder, die oprijst van zijn stoel, naar achteren beent, en het dak met een vinnige ruk weer dichtschuift. "Als het straks gaat regenen, zít ik er weer mee!", snauwt hij. Nu stapt hij door naar de achterbak, waar ik onder het open dak van wat frisse lucht zit te genieten. Ook dit dak gaat dicht. "Als het straks gaat regenen; wie zit ermee? IK!", grauwt de chauffeur me toe.

Dat is dan wel het enige waar de man mee zit. Hij rijdt als een dronken imbeciel, zo zal blijken als we de IJtunnel door zijn, en we een kronkelige route volgen door de wijk Buiksloot. Hij heeft haast; de snelheidsmeter staat constant op 70, en hoeken worden zonder merkbare snelheidsvermindering genomen. De achterklep van de gelede bus deint op en neer, en heen en weer. Op de achterste bank zit een man, die boodschappen heeft gedaan in Amsterdam. Zijn twee volle beugeltassen schuiven van links naar rechts over de vloer. De man kijkt er mistroostig naar, en doet geen enkele moeite om zijn boodschappen in toom te houden.

We passeren het Boven-IJ Ziekenhuis. Daarna rijdt de bus het landelijke gedeelte van Amsterdam binnen. Via een nieuwe weg door een plassengebied naderen we de wijk Kadoelen, die een ondergeschikte positie inneemt in een uithoek van deze grote stad.

Dank zij de uitdraai van de OVR kan ik de reis van halte tot halte volgen. OVR heeft zich aardig gerehabiliteerd voor de capaciteitsproblemen, vorig jaar, en voor dat idiote gedoe met ShitPoint. Tegenwoordig kun je gewoon alles weer gratis opzoeken in OVR, zoals een lijst van haltes, en een plattegrondje van de wijk waar je naartoe rijdt of vandaan komt. Daarmee steekt de site ver uit boven die van Connexxion, waar nog steeds niet alle dienstregelingen beschikbaar zijn, en je bovendien eerst allerlei rare toeters en bellen moet downloaden, om de tabellen die er wél zijn, op je scherm te krijgen.

Niet altijd klopt de informatie van OVR. Volgens mijn haltelijst heet de laatste stop in Amsterdam Stentorstraat, maar in werkelijkheid prijkt de naam "Vorticelliweg" op het gele bord; een veel welluidender naam dan die schreeuwlelijk uit de Klassieke oudheid.

Via een lange vaart met boerderijen aan weerszijden, rijden we Landsmeer binnen. Dit is zo'n beetje het meest bochtige dorp van Nederland. Enkele minuten later sta ik lichtelijk misselijk op de Vogelwikkestraat, waar een bushuisje is in Zaanse stijl. De bus kwam daar 7 minuten te vroeg aan, hoewel hij, door dat gedoe met die daken, 3 minuten te laat van Amsterdam CS vertrok. Zo wordt een lange lijn een korte lijn.

Het is nu te laat voor Het Twiske. Bovendien zal het niet lang droogblijven, en dan zít ik ermee. De weersverwachtingen voor zaterdag zijn wat beter.

Ik loop via de busroute terug naar het centrum van het dorpje. In een abri hangt een plattegrond van de Zaanstreek, waar Landsmeer zelf niet opstaat. Het vergeten dorp; ook op plattegronden van Amsterdam is het niet te vinden. Ik ben hier nog nooit geweest, maar waar ken ik die naam ook alweer van? Na enig nadenken weet ik het: de ontvoerder en moordenaar van A. Heijn woonde hier; de gekgeworden ingenieur die heel Nederland in 1987 enkele weken in zijn greep hield. De enige beroemde Landsmeerder was een seriemoordenaar. Een seriemoordenaar met slechts één moord op zijn geweten; hij had na Heijn nog een ellenlange dodenlijst af te werken, maar werd gelukkig in zijn kraag gegrepen in een supermarkt in Amsterdam-Noord. Inmiddels is hij alweer uit de bak, geloof ik.

Speurend loop ik rond, of hier misschien iets moois te fotograferen valt. Dat is niet het geval. Om halfvijf neem ik de bus terug naar Amsterdam CS. "Realiseer op deze prachtige lokatie uw droomhuis" staat te lezen op een bordje langs de lange vaart. Maar mijn Elysium ziet er toch anders uit, en ligt zeker niet in Landsmeer.

 

 

Halte Calslager Bancken, Kudelstaart

Kudelstaart, dan. Ook daar ben ik nog nooit geweest. Het ligt niet meer dan 20 kilometer van Leiden Zuid-West. Zelfs op mijn verroeste herenrijwiel zou je er niet langer over doen dan pakweg 80 minuten. Per OV moet je rekenen op 1 uur 45, als je via de kortste weg reist, die loopt via Hoofddorp en Aalsmeer, en afgelegd wordt ten koste van drie overstappen. Ik wil lijn 171/172 echter oppikken bij Busstation Amstelveen, dat ik bereik via een treinreis naar Amsterdam Zuid-WTC, een ritje met tram 5, en een wandeling door dat horribele winkelcentrum.

Slechts eens per halfuur rijdt er een bus van en naar Kudelstaart; héén 172 en terug 171. Dat geldt op doordeweekse dagen; zaterdag rijdt de bus op het hele traject om het halfuur.

Het weerbericht is omgeslagen; er heerst op deze zaterdag een penetrante motregen, die hopelijk nog overgaat.

Ik neem bus 172 van 12.00 uur, die redelijk op tijd vertrekt, met alweer niet al te veel passagiers aan boord; een stuk of 10. Eén van hen staat voorin, en staat gezellig te kletsen met de chauffeur.

We rijden door Westwijk, een nieuw aanbouwsel aan Amstelveen, met inmiddels al 10.000 inwoners. Deze buurt staat op de nominatie voor railvervoer. De sneltram Amsterdam CS - Amstelveen Middenhoven wordt - na pakweg tien jaar politiek gepalaver - over een afstand van bijna 2,5 kilometer doorgetrokken. Een paar maanden geleden heb ik het traject gelopen. Het baanlichaam was toen al duidelijk zichtbaar als een spoor van zand door Westwijk. Helaas rijdt de tram straks langs de rand van de wijk, in plaats van door het midden. De trambaan eindigt ergens tussen de kassen, op hoogstens 2 kilometer afstand van de bebouwde kom van Uithoorn, waarheen hij hopelijk ooit nog doorgetrokken zal worden.

Abrupt houdt de stad op. Bus 172 rijdt verder langs een weg met tuinbouwbedrijven. Al spoedig komt de bloemenveiling VBA in zicht. Ik zie hellingbanen en vreemde constructies die over de weg heen lopen. De VBA is met een omzet van ruim 3 miljard gulden per jaar, verreweg de grootste bloemenveiling ter wereld. Bovendien is het het meest uitgestrekte handelsgebouw op deze aardbol; 77 hectare groot. Ik zei het al: Legmeerdijk 313 is een bijzonder adres.

Het is hier stil; de bloemenveiling slaapt in het weekend. Vrachtwagens van Hans Vissers, Verhaar, Wesseling en "Blumex für Qualität" staan werkeloos. 172 rijdt een rondje om het immense complex van de VBA, en heeft maar liefst vijf haltes op het terrein: Hoofdingang, Ingang B1, Ingang B4-B5, Bemiddelingsbureau en Ingang C1-C3. De veiling is ook opengesteld voor toeristen die zich aan dit toppunt van Holland-isme willen vergapen.

Een hekwerk met ijzeren pieken opent zich voor de bus. We rijden Aalsmeer binnen. Op de Hortensialaan kun je overstappen op diverse andere lijnen, waaronder lijn 140, hierboven besproken. Hoewel onze bus dit busstation 6 minuten te vroeg bereikt, stuift de chauffeur door.

Nu gaat het richting Kudelstaart. Dat meer is nergens te zien, en echt wandelweer is het ook nog niet. De motregen lijkt steeds mottiger te worden. We doorkruisen het dorp, dat er veel minder aantrekkelijk uitziet dan ik gehoopt had. Ik had een soort Laren in mijn hoofd, waar rijke kunstluizen wonen, en artiesten van de televisie; mensen die je fijn kunt haten, terwijl je langs hun optrekjes loopt. Snobs, die een brood boven de schoorsteenmantel hebben hangen (een Herman Brood, bedoel ik; geen heel plaatwit). Maar nee, Kudelstaart bestaat uit een lang lint van duffe buitenwijken.

Het eindpunt van lijn 171/172 ligt volgens het kaartje van OVR midden in de polder. Ik stap dus uit bij de op één na laatste halte, geheten "Calslager Bancken". Deze ligt aan de rand van de nieuwste uitbreiding van dit dorp. Ik ben de laatste passagier, op die man na, die nog steeds voorin staat. Vermoedelijk is dat een kennis van de haastige chauffeur, die voor de lol meerijdt. Meestal zijn dergelijke "reizigers" van de vrouwelijke kunne; vrouwen met een slechte smaak, die vallen op een Connexxion-uniform.

Op de dienstregeling in de abri van Calslager Bancken zie ik dat de bus, die wegrijdt over de kale landweg, inmiddels 10 minuten voorloopt op zijn schema. Dit is zo'n lijn waar nooit een bus op tijd rijdt.

Ik loop de wijk in. Op een pleintje staat een gedenkplaat ter herinnering aan de nationale boomplantdag van vorig jaar. Kinderen hebben hier bomen gepland (geplant, sorry) als bijdrage aan een gezondere wereld, staat er. Ik vind dat wat boombastisch uitgedrukt. Overal zie ik hier de auto's van hun ouders, minstens één per ouder, en het duurt nog zeker 25 jaar voordat die ellendige sprietboompjes een substantiële bijdrage gaan leveren aan het absorberen van de CO2-uitstoot

De motregen gaat over in een plensbui. Ik ga schuilen onder een spiraalvormige brandtrap. De onderste acht treden ontbreken, ter voorkoming van inbraak, zodat in geval van brand de van de verbrandingsdood geredde bewoners een doodsmak maken op de keien.

Ik wacht een stijf kwartiertje. De regen wordt iets minder, en ik ga op pad, door een kilometerslange zone van nieuwbouw uit de jaren negentig, tachtig, zeventig en zestig. Het is stil op straat; de hele bevolking van dit dorp is afgereisd naar zonnige streken. Tijdens de wandeling van drie kwartier zie ik slechts twee andere levende wezens: een man die zijn hondje uitlaat. Man en hond kijken of ze liever ergens anders zouden lopen dan in Kudelstaart.

 

Vlug in- en uitstappen s.v.p.; de chauffeur verlangt naar de koffie.


Ik nader de dorpskerk. Daarachter zie ik, tussen twee huizen door, de Oosteinder Plassen, waarboven een donkergrijs regengordijn hangt. Er staat geen zuchtje wind; de regen valt loodrecht uit het zwerk, en er is de komende uren geen uitzicht op een droog moment. Bek-af ben ik; het mag dan regenen, maar er heerst wel een zomerse temperatuur, en de klamme warmte is me in de benen geslagen.

Ik loop de begraafplaats op, en raak zwaar aan het peinzen - niet over de vergankelijkheid van het bestaan, wat wel erg afgezaagd zou zijn op een kerkhof in de regen. Nee, ik denk aan allerlei trivialiteiten, waaronder (ik geef toe, het is een merkwaardige gedachte op deze plek) aan mijn huidige werkkring, waar weinig op aan te merken valt, behalve dat men consequent spreekt over "HET subsidie", in plaats van "DE subsidie". Dat is niet correct, vind ik; immers woorden op -ie zijn vrouwelijk, en krijgen dus DE als lidwoord. Maar de dikke van Dale sanctioneert deze rare afwijking op Neêrlands grammatica, en beweert glashard, dat "subsidie" ook onzijdig kan zijn. Ik ben er inmiddels bijna aan gewend; het komt nog eens zo ver, dat ik zelf op zekere dag "het subsidie" uit mijn bek laat kletteren.

Ik loop naar de dichtstbijzijnde halte, en zie dat de volgende bus, lijn 171, pas over een kwartier vertrekt. Er is geen abri, en aangezien ik nu toch al doornat ben, blijf ik gewoon een kwartier lang in de regen staan. In de bus laat ik afstempelen tot het Leidseplein, een rit van bijna een uur, een hele zit.

De route tussen Aalsmeer en Amstelveen wijkt af van die van 172, of had ik dat al gezegd? Bij elke halte stappen wel een paar mensen in, zodat het reizigersaantal eindelijk eens boven de 40 komt. Daarvoor zet je toch gelede bussen in. Tegen drieën bereikt de bus het Leidseplein. Ik loop de Leidsestraat in, waar sinds kort, nadat het wegdek langdurig opgebroken is geweest, weer trams rijden. Het regent nog steeds, en ik was net weer een beetje opgedroogd.

Dit was een zwaarbewolkte aflevering van Langs Lange Lijnen, maar als wij gelijk de zonnewijzer alleen de heldere uren hadden geteld, dan was het een erg kort stukje geworden; het is niet anders, dus het zij zo.

Frans Mensonides
24 juli 2001



Ja, tempo, dat ontbreekt wel eens, op zo'n lange lijn

Eerder verschenen in deze reeks:

Deel 0: Gecensureerd: aan het ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee (mis)managersportretten: Zich installeren (2002) en Wereld op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001 
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca: een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus (1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen - Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen (1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee; verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek (1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45 (2002)
Deel 16: Provinciaal triest: Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues; oostelijke nevenlijnen (2001)





© Frans Mensonides, Leiden, 2014.