Uyt d'oude modem (21)
Eeuwprobleem (1998)



‘Klinnggg! piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep… kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt  … kchchchchcttttt … … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg …
tüdelüdelüüü .. kcht-kcht-kcht’. Zo ging het ongeveer, toch? 

De oude modem waarmee deze website t/m 2003 werd ge-upload

Dit is een aflevering in de reeks: ‘Uyt d’oude modem’ met stukjes uit de tijd dat mijn site nog geüpload en bekeken werd via de telefoonkabel, met tussenkomst van een modem. Aan de onderkant van deze pagina een overzicht van de eerder verschenen afleveringen. 

De vorige aflevering uit die reeks was een science-fiction-verhaal uit 2000 over de informatiemaatschappij in de 21ste eeuw. Het verhaal hieronder, ‘Eeuwprobleem’  is van hetzelfde laken een pak.

 Ik schreef het in het voorjaar van 1998 voor een verhalenwedstrijd van het internetmaandblad WritersBlock. De opgave luidde precies zoals ik al zei: een verhaal schrijven over de digitale wereld van de 21e eeuw. Ook deze keer liet ik me inspireren door de millenniumramp. En door een schertsfiguur die bij mij op de zaak was omhoog gevallen tot Hoofd Automatisering.

 Die man had een millennium-fobie. Hij liet zich helemaal meeslepen door de 2000-hype, waarover hij de nodige klokken had horen luiden. Iedere keer als hij in de krant of in een vakblad iets las over het (vermeende) millenniumprobleem, kreeg hij een aanval van maagkrampen. Op het laatst zag hij eruit als een spook, en waarde hij als een zombie door de gangen van dat bedrijf. We vreesden soms dat hij die fatale datum van 01-01-00 zelf niet eens meer zou halen. Maar dat lukte hem toch glansrijk; hij heeft de firma nog gediend tot zijn pensioen, enkele jaren geleden. Hij werd in 1999 weggepromoveerd tot notulist van het directieoverleg; dat zal in ruime mate hebben bijgedragen aan zijn welbevinden.

Goed, dacht ik, als de overgang van 1999 naar 2000 al zoveel problemen en angst met zich meebrengt, hoe zal het dan gaan bij die van 2099 naar 2100? Tegen die tijd zullen we allemaal nog veel afhankelijker van automatisering zijn dan nu. Dat werd het uitgangspunt van het verhaal ‘Eeuwprobleem.’

Het verhaal speelt in 2098 – of niet?? Ik denk dat dat echt een trend wordt in de loop van de eeuw waarvan we nu bijna een zevende deel achter de rug hebben: het verschil tussen virtuele werkelijkheid en werkelijke werkelijkheid zal steeds meer vervagen.

Hieronder het verhaal. Het is bepaald geen flauwekul; ik behaalde er niet voor niks de derde prijs mee op WritersBlock! Die prijs bestond uit een pakket office-software die gelukkig millenniumbestendig bleek. WritersBlock zelf overleefde de eeuwwisseling ook, maar is rond 2010 toch ter ziele gegaan.

 Terecht bekroond? Oordeel zelf!

 Frans Mensonides
31 oktober 2014

 


 

Eeuwprobleem

Vrijwel onmiddellijk nadat hij ontwaakt was, logde Bender in op het Nieuwsnet. Bender ergerde zich, zoals iedere morgen, aan de kille, scherpe vrouwenstem die hem de belangrijkste krantenkoppen voorlas. Hij moest de Wereldnetontvanger in zijn hersenen eens herprogrammeren op een ander stemgeluid. Daar zou hij zich later op de dag wel mee bezighouden. 's-Morgens vroeg, zo vlak na het ontwaken, was zijn gedachtewereld nog te verward om heldere instructies te kunnen geven aan de minuscule Teraherz-implantaatchip onder zijn schedeldak.

Bijna al het nieuws die morgen ging over het eeuwprobleem. Hoe kon het ook anders. De nieuwe eeuw zou al over anderhalf jaar aanbreken.

Al rond 2083 hadden computergeleerden de eerste waarschuwingen doen uitgaan. In bijna alle soft- en hardware zou de systeemdatum op het moment van de eeuwwisseling terugvallen naar 1 januari 2000. De chips van de meeste in gebruik zijnde computers, androïden, cyberklonen en implantaten waren nog gebaseerd op midden 21ste-eeuwse technologie. Fabrikanten en programmeurs hadden indertijd geen rekening gehouden met het feit dat ook de lange, harde 21ste eeuw ooit tot een einde zou komen.

Het zag er, in het midden van die eeuw, niet naar uit dat de mensheid het jaar 2100 zou halen. Rond 2045 werd de aarde getroffen door de grote milieurampen: ontbossing, vergiftiging van de oceanen; het vrijwel verdwijnen van de ozonlaag. De wereldwijde Ebola-epidemie van 2057 had miljarden slachtoffers geëist. De nog overgebleven mensen hielden zich bezig met dringender problemen dan het bereiken van een nieuwe eeuw.

Toch overleefde de taaie diersoort homo sapiens alle crises. Doordat Ebola de mensheid had gedecimeerd tot een populatie van ruim een miljard, was het wereldmilieu geleidelijk hersteld. Al waren Afrika en Azië grotendeels onbewoonbaar; de rest van de wereld zou de 22ste eeuw met vertrouwen tegemoet kunnen zien. Als dat vermaledijde eeuwprobleem maar niet bestaan had.

De computers die verantwoordelijk waren voor het ontwerp van de Ennium-chips, hadden de eeuwkwestie categorisch over het hoofd gezien. Machines werden ontworpen door machines, die ontworpen waren door machines, die ontworpen waren door machines. In de loop van de eeuw was de menselijke maat verdwenen uit de ontwerp- en fabricageprocessen.

Het grote publiek had de dreigende eeuwramp pas ontdekt rond 2094, 2095. Zoals gewoonlijk werd aanvankelijk de ernst van de zaak ontkend. Cabaret-computers produceerden eeuwgrappen bij honderden tegelijk. Mensen die zich zorgen maakten over de eeuwkwestie, werden bespot. "Ze" zouden er wel iets op vinden, zo was de mening van het grote publiek. We hebben al zoveel stormen doorstaan; hier komen we ook wel overheen.

De ware eeuwpaniek brak uit in 2096. Mens en machine waren daarna eendrachtig aan de slag gegaan om nog tijdig een oplossing te bedenken voor de fatale nieuwjaarsdag van 2100.

Sommigen beweerden dat op die dag de complete beschaving te niet zou worden gedaan. Anderen waren optimistischer: voor het individu bestonden voldoende mogelijkheden om de eeuwwisseling te overleven. Die waren echter zeer kostbaar.

Terwijl de food-processor zijn ontbijt genereerde, woog Bender, niet voor de eerste keer, zijn overlevingskansen. Een aantal van zijn implantaatchips zou hij kunnen laten upgraden. Niet alle. Het werd een kwestie van keuzes maken. Upgrades kostten veel geld. De wachtlijsten waren ellenlang.

Mateloos gecompliceerd was de wereld geworden. Benders kunsthart was een betrekkelijk eenvoudig apparaat dat gemakkelijk aangepast kon worden aan de nieuwe eeuw. Echter: het kunsthart werd aangestuurd door een zeer gecompliceerde Ennium Terahertzchip in zijn ruggenmerg. Die stond weer onder controle van de centrale chip in zijn hersenen. Als die laatste chip faalde, kwam Benders complete backbone tot stilstand en daarmee zijn kunsthart.

Bender zou, na het uitvallen van zijn infrastructuur, verder moeten leven met zijn gedegenereerde naturo-hart. Als dat nog mogelijk was. Hoeveel levensvreugde zou hij daarna nog kennen, als amechtige, snelvermoeide oude man? Zijn lidmaatschap van de sportvereniging zou Bender met een gerust hart kunnen opzeggen.

"Tel je zegeningen" had Benders moeder hem altijd voorgehouden. Nu, tijdens de eeuwcrisis, was Bender extra blij dat hij moedergeboren was. Hij kon zich de tijd nog heugen dat hij alleen zijn eigen hersenen had om na te denken en hij op eigen kracht ademde, zonder de van een thermostaat voorziene respiratorchip. In zijn jeugd had Bender nooit behoefte gevoeld aan de snufjes waaraan hij nu was overgeleverd.

Voor nieuwe levensvormen, zoals cyberklonen en androïden, was het allemaal nog veel erger. Deze wezens waren opgekweekt in reageerbuizen of vervaardigd in fabrieken. Bij het aanbreken van 1 januari 2100 zou het abrupt gedaan zijn met hun bestaan. Alleen voor de rijkeren onder hen bestond de mogelijkheid, een eeuwbestendige backup te laten maken die in 2105, als alle eeuwchaos voorbij was, tot leven gewekt kon worden.

Bender verliet het huis. Hij wandelde naar zijn psychiater. Lopen was, in de late 21ste eeuw, strikt genomen niet noodzakelijk meer. Mensen konden, zonder hun huis te verlaten, werken, winkelen en recreëren. Vooral moedergeborenen hadden van tijd tot tijd toch behoefte aan wat lichaamsbeweging.

Ook Benders psychiater was moedergeboren. Geen diagnosecomputer. Een ouderwetse arts, met een prettige manier van doen, bij wie het plezierig was om je hart uit te storten. Bender had hier dikwijls behoefte aan, zeker sinds het uitbreken van de eeuwhysterie.

Het was lekker zomerweer en Bender kreeg er de goede stemming in. Hij besloot de eeuwramp maar even de eeuwramp te laten. Gewoon genieten van het heden, de heldere lucht en de weerspiegeling van het zonnetje in de grachten.

In het Vondelpark hield een kromme, kreupele minimaalse haar handen op. "Een tientje; een tientje alstublieft" kraste haar stem. Bender bekeek de vrouw met walging. Zij was gekleed in een gore, gerafelde lap, die in geen maanden in aanraking was gekomen met water en zeep. Een tandeloze mond en vieze, lange haren.

Minimalen waren arme of gestoorde mensen die niet uitgerust waren met digitale implantaten. Deze lieden hadden dus geen toegang tot de kennis van het Wereldnet en konden daardoor maar heel weinig bereiken in hun leven.

In een donkere uithoek van het park was de minimalenrots. Zo luidde de bijnaam voor het tentenkamp en de verzameling van wrakkige houten hutjes waar de minimalen gehuisvest waren. Deze ongemanipuleerde primitieven hadden weerzinwekkende levensgewoonten. Zij poepten, paarden en baarden zomaar in het openbaar.

Moedergeborenen, klonen en androïden keken neer op de minimalen. Zij sloegen geen acht op de borden "verboden te voederen". Lachend staken zij nootjes en bananen door het hekwerk van de "rots", alsof de bewoners niet meer waren dan mensapen. Gretig pakten de minimaal-kindertjes de etenswaren aan. De schillen wierpen zij gewoon op de grond, naast hun uitwerpselen. Een minimalenrots was nooit moeilijk te vinden. Je ging maar af op de stank.

Bij de minachtende houding tegenover de minimalen speelde de laatste jaren ook jalousie mee. Hoe je ook over die primitieve levensvormen oordeelde; zij waren het best toegerust voor de 22ste eeuw, simpelweg doordat zij niet afhankelijk waren van digitronica.

Midden in het Vondelpark stond een reclamezuil. "Uw gegarandeerd eeuwbestendige cyberkloon, slechts 2.500.000 gulden ... geen wachtlijst!" schreeuwden de manshoge letters.

Door kloning kon je een evenbeeld van jezelf ter wereld laten brengen: perfect, genetisch gemanipuleerd en van geavanceerde digitale technieken voorzien. Een cyberkloon was gezuiverd van al je aangeboren kwalen en van al je aangeboren nare karaktertrekjes. Zo'n wezen was niets anders dan je volmaakte ik. Vele mensen vonden het een aantrekkelijk vooruitzicht, een kloon groot te brengen. Zij zouden hun kloon-kind perfect begrijpen en nooit opvoedingsproblemen ondervinden.

Bender had niet willen beginnen aan kloning. Opvoeding was een veel te zware taak voor een toch al wat oudere man. Bovendien bezat Bender geen overmaat aan eigendunk. Hij achtte het voldoende dat er één exemplaar van hem bestond; deze wereld zou beslist geen behoefte hebben aan een tweede. Toch vond Bender het idee aantrekkelijk, dat in ieder geval zijn kloon de nieuwe eeuw binnen zou gaan.

De kloningsfirma maakte reclame met een levensverzekering die uitbetaald werd wanneer de kloon of zijn ouder de nieuwjaarsdag niet zou overleven. Bender lachte schamper. Wie, o wie zou het verzekeringsgeld moeten innen als hij zou sterven? Het weeshuis van zijn kloon-baby? En wie zou het uitkeren? Trouwens: hoe kon het bedrijf garanderen dat de verzekeringspolis de eeuwwisseling zou doorstaan?

Plotseling lieten Benders verdedigings-chips hem in de steek. Binnen één seconde drong de volle omvang van het eeuwprobleem tot hem door. Hij werd bevangen door paniek. O God, anderhalf jaar nog. Anderhalf jaar nog maar. En geen geld voor een cyberkloon! "Nee, nee, nee, neeeeeh", schreeuwde hij. 

***

Langzaam kwam Bender bij uit zijn droom. Het park met de minimalenrots en de reclamezuil vervaagde. Daarvoor in de plaats kwam het schemerduister van de onirator (de droommachine, in de volksmond). Het duurde even voordat Bender zich realiseerde dat het nog lang geen 2100 was. Pffoeiii!, deed hij. Wat een opluchting! Nog 52 jaar. 2048. Hij lachte. Het Eeuwprobleem!

Bender was geboren in 1995, maar kon zich uit zijn kleutertijd de zwarte winter van 2000 nog goed herinneren. De complete bestuurlijke chaos van januari 2000 had geleid tot hongersnood, plunderingen, massacriminaliteit en werkeloosheid. Na alle narigheid die de mensheid had doorstaan met het millenniumprobleem, zouden ze er honderd jaar later niet opnieuw intrappen. Hij keek op de doos van de onirochip. "Eeuwprobleem" heette de film. Bender bleef een onirogram een film noemen; hij was een wat ouderwetse man.

Knipperende letters op de doos: "INTERACTIEF!" Bender had geen aanleg voor interactief. Tijdens de complete oniro-vertoning had hij op geen enkel moment het gevoel gehad dat hij deze met zijn gedachten kon beïnvloeden. Oniro-kunst, het was eigenlijk meer voor jonge mensen, die ermee opgegroeid waren.

Bender keek om zich heen. Zijn ogen waren nu gewend aan het schemerduister. Overal zag hij mensen die zich uitgestrekt hadden op lange, comfortabele ligbanken. Gelukkig had niemand hem horen roepen. De jonge vrouw naast hem slaakte een angstkreet en rukte wild aan de veiligheidsriemen van haar bank. Een griezel-onirogram, wist Bender.

In de hoek lag een jongeman met zijn heupen te schokken. Hij uitte een wellustig gekreun. Bender kon wel raden welk soort film deze man bekeek. Oniro-porno was onlangs vrijgegeven, met tegenstemmen van de kleine Christelijke partijen.

Ook van menswetenschappelijke zijde waren bezwaren geuit tegen de levensechte interactieve seks-onirogrammen. Sinds kort was het mogelijk, oniro-scènes op te slaan. Bij een volgend bezoek aan de onirator kon de kijker verder gaan op het punt waar hij gebleven was. Ook kon men een buitengewoon bevredigende scene opnieuw afspelen; zo vaak als men wilde. Vele jonge mannen en vrouwen hadden hun partner-van-vlees-en-bloed inmiddels al verlaten en waren verslingerd aan de volmaakte gelieven van de oniro-chip. De voorspelde daling van de geboortecijfers had ingezet.

Zou zijn alter-ego anno 2098 erin slagen, de eeuwwisseling te overleven? Bender was er niet erg nieuwsgierig naar; hij had schoon genoeg van de oniro-voorstelling en besloot, niet opnieuw voor een half uur bij te betalen.

Bender liep over straat. Het was hem vreemd te moede. Hij had het gevoel dat hij leed aan jet-lag, maar dan in versterkte mate, als na een maanvakantie. Hij kon nog nauwelijks geloven dat de eeuwramp niet echt was. Een kloon-zoon, dacht hij. Bewaar me! Klonen was ten strengste verboden, althans in Europa.

Na een bezoek aan de onirator haalde hij realiteit en fantasie wel vaker door elkaar. De Ebola-epidemie die in zijn onirogram genoemd was. Kon zoiets nou echt gebeuren? Hem stond iets bij van de uitvinding van een Ebola-vaccin in 2027. Of had hij dat gezien in een ander onirogram? Morgen moest Bender het maar eens naslaan op een kennisdisk, in de bibliotheek.

Ineens werd Bender getroffen door een idee dat hem stokstijf deed stilstaan. Veronderstel dat deze stad, Amsterdam anno 2048, nu ook eens een onirogram was? Een geschiedenis-chip. Welk jaar was het dan werkelijk? 2148?

"Nee, dit kan toch niet!", zei hij hardop. "Een mens moet toch zeker kunnen zijn van wat hij waarneemt?" Bender kneep in zijn arm. Hij voelde wel iets, maar was dit werkelijke pijn, als gevolg van zenuwprikkeling, of virtuele pijn, veroorzaakt door een reeks enen en nullen?

Een vriendin, dacht Bender. Hij moest terug naar die onirator om een perfecte, interactieve vriendin te kiezen. Hij was een beetje vereenzaamd, sedert zijn pensionering op 38-jarige leeftijd. Daardoor kreeg hij steeds van die wonderbaarlijke gedachten.

De psychiater, die vriendelijke, begrijpende man met zijn smaakvol ingerichte kamer waar computers taboe waren. Hem zou Bender graag nog een keer consulteren. Met schrik bedacht Bender dat de arts niet bestond. De man was slechts onderdeel van het onirogram 'Eeuwprobleem'.

Bender dwaalde door de straten van de stad. Misschien was het raadzaam om eens een echte psychiater te raadplegen. Maar wat moest hij zeggen? "Dokter, ik ben zo bang dat de wereld een onirogram is" Kon de psychiater bewijzen dat alles echt was?

Bender liep terug naar de onirator. Hij had opeens heel erg veel behoefte aan verstrooiing.

***

Vrijwel onmiddellijk nadat hij ontwaakt was, logde Bender in op het Nieuwsnet. Bender was vroeg wakker; zijn nieuwe vriendin lag nog in diepe slaap. "Dit is het nieuws van 9 januari 2100" zei de prettige, warme nieuwslezersstem. "Het eeuwprobleem".

Bender ergerde zich. Weer dat eeuwprobleem. Was het niet erg genoeg dat hij al zijn spaarduitjes, meer dan een miljoen gulden, had uitgegeven om zijn belangrijkste levenssystemen te upgraden? Dit feit, en de pijn van de operaties, wilde hij liefst snel vergeten.

De stem ging verder. "De Euroregering maakt zich ernstige zorgen over het onlangs ontdekte schrikkelprobleem. Volgens de Gregoriaanse kalender is het jaar 2100 géén schrikkeljaar. In veel upgrades is echter wél een schrikkeldag geprogrammeerd. Op 1 maart 2100 dreigen deze systemen problemen te krijgen met de synchronisatie. Bezitters van niet-schrikkel-bestendige hardware dienen rekening te houden met de hoge kosten van een nieuwe upgrade".

Bender schrok hevig. Zo hevig dat zijn hart, zijn echte hart, even stilstond. Zijn kunsthart zou het op 1 maart wel begeven. Alles voor niets! Alle pijn, al het geld. De schoften! Die gemene, gewetenloze schoften! Hij had geen geld meer voor een schrikkel-upgrade.

"Nee, nee, nee, nee", brulde hij.

***

Deze keer bleef Bender doorschreeuwen totdat de artsen van de onirator bij hem kwamen. "Kijk eens op de doos", hoorde Bender zeggen.
-"'Eeuwprobleem', ik dacht het al" zei een andere stem.
-"Altijd hetzelfde gemieter met 'Eeuwprobleem'" zei de eerste stem. "Ze moesten dat rotding uit de roulatie nemen! Vooruit, geef hem een injectie!"
Bender voelde een prik in zijn bovenarm. Daarna vervaagden de stemmen en zakte hij weg in een diepe bewusteloosheid.

Frans Mensonides
20 april 1998

 


Eerder verschenen in deze reeks:

Deel 0: Gecensureerd: aan het ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee (mis)managersportretten: Zich installeren (2002) en Wereld op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001 
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca: een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus (1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen - Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen (1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee; verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek (1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45 (2002)
Deel 16: Provinciaal triest: Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues; oostelijke nevenlijnen (2001)
Deel 18: Lange lijnen langs d'oude Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)
Deel 19: Het volgen van sportevenementen / Mekkero (2003)
Deel 20: De informatie-oorlog; een toekomstvisioen (2000)





© Frans Mensonides, Leiden, 2014.