De digitale reiziger (160a)
Life Is a Minestrone; Interrailen naar Milaan, Florence en Pisa (1)

I’m dancing on the White House lawn
Sipping beer at the Taj Mahal at down
I’m hanging round the gardens of Babylon
Minnie Mouse had got it all sewn up
She gets more fanmail than the Pope
She takes the mickey out off all my phobias
Like signing checks to warn off double pneumonia

Life is a minestrone
Served up with parmesan cheese
Death is a cold lasagne
Suspended in deep freeze

Life Is a Minestrone, 10 cc (1975) hier op YouTube: de (licht ingekorte) uitvoering in TopPop

 

Op vrijdag 28 maart 2025, 2 dagen voor de ingang van de zomertijd, verklaarde ik het Interrail-seizoen 2025 al voor geopend. Die dag vertrok ik voor een 8-daagse reis naar Milaan (2 overnachtingen) en Florence (3). Vanuit Florence maakte ik een uitstapje naar Pisa’s scheve toren.

Italië ligt wat te ver af van Leiden Lammenschans om het in één ruk te doen. Zowel op de heen- als terugreis gebruikte ik de Zwitserse stad Bazel (die je in het Nederlands met een z schijnt te moeten spellen, al doen ze het zelf met een s) als etappeplaats.

In dit stuk concentreer ik me op de Italiaanse steden, en doe ik er nog een mapje achteraan met foto’s uit Bazel. Die stad is echt wel de moeite waard voor een stedentrip. Ik ga hem misschien nog eens doen als eindbestemming, in plaats van pleisterplaats.

In Florence ben ik in 1973 voor het eerst en laatst geweest. Dat was op schoolreis naar Italië (Rome plus Florence) in de 5e klas van het gymnasium. Florence is dus wat ik noem: een geheugenreservaat, zo’n plek waar je benieuwd bent, wat je je er nog van kunt herinneren, en wat er allemaal naar boven komt in je memorie.

Milaan is helemaal nieuw voor me. Ik heb die stad in mijn reis opgenomen op advies van de Lezer, die nog wel eens vaker genoemd wordt in mijn Interrail-stukken. Hij vertelde me dat de stad zoiets is als een levensgroot openlucht-trammuseum. Er rijden nog een stuk of 135 trams uit de jaren 20 van de vorige eeuw, naast modernere exemplaren. En dat niet voor museumritten, maar gewoon als stadsvervoermiddel, om ergens te komen in de stad. Dat wilde ik wel eens zien.


Bazel – Milaan door de Gotthard-basistunnelMilano Centrale en Hotel Terminal -  De tram van Milaan -  ‘Life Is a Minestrone’, culinaire wereldreis in woordspelingenDomplein en omgeving - Metro -  Museum Leonardo - Nog een paar losse flodders


 


Basel SBB

Op dag 1 reisde ik dus van Lammenschans naar Basel SBB. Dag 2 deed ik Bazel – Milaan, met overstap in Lugano. De trein naar Lugano stopte onder meer in Olten, het Zwitserse spoorwegknooppunt waar vorig jaar mijn lentereis naartoe ging, en Luzern, waar ik toen op een zondagmorgen aan de wandel was. Omdat dat allemaal al beschreven is, begint dit reisverslag in Luzern; dan krijgen we er meteen de vaart een beetje in.

Van Leiden naar Milaan in 2 etappes. Waarom begint dit overzicht uit de Interrail-app in Alphen? Nou, ik was vroeg bij de pinken, en had op Lammenschans de trein van 7:28 naar Utrecht genomen (aankomst volgens dienstregeling 8:04). Maar al in Alphen werden we de trein uitgebonjourd, wegens een verstoring eerder op de (pas begonnen) dag, die bovendien nog niet helemaal verholpen was. Dus ik reisde om via Gouda en haalde daardoor in Utrecht de ICE nog. Het ritje van Lammenschans naar Alphen bleek door al dat gedoe uit de app verdwenen te zijn.

 

Bazel – Milaan door de Gotthard-basistunnel

 

Bazel-Milaan: Basel SBB – onderweg – Lugano (2x) – Meer van Lugano – ingang Milano Centrale

Luzern heeft een kopstation. We hebben hier, geheel volgens dienstregeling, 13 minuten stationnement. En zitten in een kille, tochtige trein met de airco op een te hoge stand. Winterjas aan, het voorjaar ten spijt.
      
Na Luzern ga ik nieuwe horizonten tegemoet, langs de Rotsee en verderop de wijde Zugersee, waarboven mist. Volgens de Wiki staan er vele zeer prijzige woningen langs de oever, voor de miljonairs waaraan Zwitserland rijk is. Maar die villa’s zie je nu dus niet.

Na Arth-Goldau, waar de trein volloopt, naderen we zo langzamerhand het hoogtepunt van deze route, of liever: het dieptepunt, gerekend in meters onder het aardoppervlak. Het is de Gotthard-basistunnel.

Een basistunnel is er een die onder de voet van het gebergte doorloopt, in plaats van eerst een eind bergop te rijden en later weer te dalen. Zulke basistunnels zijn veel langer dan ‘gewone’ tunnels, omdat ze onder het hele bergmassief door moeten lopen. Maar de tocht over het gehele bergtraject verloopt in zulke recht-toe-recht-aan tunnels veel sneller dan over conventionele bergtrajecten, met al hun haarspeldbochten.

De oude Gotthardtunnel ligt er al sinds 1882, is 15 km lang en was indertijd de langste spoorwegtunnel ter wereld. De Gotthard-basistunnel is aangelegd tussen 1999 en 2016 en is met niet minder dan 57 km nu ’s werelds langste spoortunnel.

Naast de langste is hij ook de diepste. Op het diepste punt zit je 2450 meter onder het bergoppervlak. Bijna 2½ km rots boven je hoofd, en dat in een tunnel die in een rechte lijn de afstand Leiden Centraal – Driebergen-Zeist zou kunnen overbruggen (eigenlijk ondertunnelen) als hij in Nederland lag. Een tunnel, half zo lang als Nederland breed is! ik probeer er een voorstelling van te maken, ook van die rots-lagen waar we onder zitten, maar het lukt me niet helemaal. Ik onderga het.

De tunnel heeft bijna 10 miljard CHF (Zwitserse Frank) gekost, ca. 9 miljard euro. Hij is geschikt voor snelheden tot 250 km/uur, maar de dienstsnelheid voor IC’s bedraagt 200 km/uur. Op de verbinding Zürich – Milaan werd de reistijd teruggebracht van 4 tot 3 uur.

Er is ook een intensief goederenverkeer door de tunnel. Goederentreinen mogen niet harder dan 100 en mogen vanzelfsprekend niet pal voor de IC’s uitrijden, om die niet op te zadelen met oponthoud. Elk halfuur rijdt er in elke richting een IC door de tunnel, gevolgd door 3 cargotreinen met een onderling interval van telkens 3 minuten. Zo wordt de capaciteit van de tunnel optimaal benut.

Er liggen 2 tunnelbuizen naast elkaar, met enkele wisselplaatsen waar treinen kunnen overlopen van de ene buis naar de andere. Daar ging het op 10 augustus 2023 goed mis. Een goederentrein die noordwaarts reed door de tunnel, ontspoorde door een wielbreuk, reed nog kilometers door, met enorme schade als gevolg, en kwam uiteindelijk op zo’n wisselplaats volkomen klem te zitten.

Ik las een beschrijving van het ongeluk, die veel te ingewikkeld was voor zowel mijn Duits als mijn technische inzicht. Maar het gevolg ervan was dat er maar liefst 13 maanden lang slechts één tunnelbuis beschikbaar was voor treinverkeer. Veel treinen moesten omrijden door de oude Gotthardtunnel.

Enfin, alles is nu hersteld. Omdat je in zo’n tunnel toch niet zo gek veel ziet als je naar buiten kijkt, houd ik de stopwatch op mijn telefoon continu in de gaten. Ik klok de doorgangstijd door de tunnel op 19:40 minuten, wat neerkomt op een gemiddelde snelheid van 174 km/uur.

Na de zuidelijke uitgang van de tunnel begint Italiaanstalig Zwitserland, en stopt de trein in de plaats met de welluidende naam Bellinzona. Tussen Bellinzona en Lugano hebben we nog een andere basistunnel tegoed, een wat bescheidener, met een lengte van ‘slechts’ 15 km. Het is de Ceneri Basistunnel onder Monte Ceneri door.

Monte Ceneri, dat stond altijd op de afstemschaal van ouderwetse buizenradio’s, net als bijvoorbeeld Droitwich en Kalundborg. Monte Ceneri ligt dus hier. Die radiozender bediende Italiaanstalig Zwitserland.

Zo’n soort radio; ik zal hem zondagmiddag zien in het Leonardo da Vinci-museum (voluit: Museo nazionale della scienza e della tecnologia Leonardo da Vinci, een hele mond vol); ik kom nog terug op dat museum.


Lugano is een stadje aan het meer dat naar de stad is genoemd. Ik houd er een uur pauze, liever dan naar een ander perron te rennen voor een aansluiting van 4 minuten. Ik koop een broodje en een kop koffie. En ik denk aan mijn moeder, die in de zomer van 1958 in Lugano een miskraam kreeg, een veel te vroeg geboren meisje dat na de geboorte nog maar enkele uren geleefd heeft.

Ze heeft het mij talloze keren verteld. Ze was op reis met mijn vader; hun jaarlijkse korte vakantie met z’n tweeën. Ik,1¾ jaar oud toen, was ondergebracht bij opa en oma, en heb vanzelfsprekend geen enkele herinnering aan het gebeurde.

Een miskraam (zo heet het tegenwoordig niet meer, bij mijn weten) was indertijd iets waarover je maar niet te veel toestand moest maken. Het kind werd na de dood meteen weggehaald bij de moeder; de ouders kregen het nauwelijks te zien. Er was geen begrafenisplechtigheid, het kind kreeg geen naam. Op veel medelijden van je omgeving hoefde je ook niet te rekenen. ‘Kop op, de volgende keer beter’, zo was het algemene gevoelen.

Bij ons thuis hing er door dat alles altijd een zwarte rouwrand rond de naam Lugano. Voor mijn gevoel hangt die er nog steeds. Noem me sentimenteel, overtrokken reagerend, overdreven theatraal, mijns ondanks bijgelovig, of wat dan ook. Maar bij het plannen van deze vakantie wist ik zeker dat ik geen nacht zou doorbrengen in Lugano, en er zelfs geen wandeling wilde maken. Ik bekijk de stad alleen vanaf het plein voor het station. Lieflijk plaatsje, zo te zien, maar ik hoef er niet te wezen.

Vanuit de stationshal daalt er een funiculaire (een Schrägaufzug, zouden ze iets noordelijker zeggen) naar een kathedraal in het dal waarover het station uitkijkt. Dat voertuig maakt deel uit van het stadsvervoer. Maar nee, ik wacht de trein naar Milaan af op een bankje op het perron.

Op de foto zie je rechtsonder een klein stukje van een trein op een regionaal spoorlijntje van 12 km lengte: Lugano – Ponte Tresa aan de Italiaanse grens.

Verder naar het zuiden, met Trenord, een regionale spoorwegmaatschappij, gevestigd in Milaan, die tientallen spoorlijnen exploiteert. Daaronder een uitgebreid net van S-banen rond Milaan.

We bereiken Chiasso, de meest zuidelijk gelegen gemeente in Zwitserland, en kruisen enkele hectometers voorbij het station de grens met Italië. Mijn terugkeer in dat land na 51½ jaar. Welnee, klopt niet: na 2½ jaar maar. Ik was in september 2022 nog even een dagje op bezoek bij Ötzi de IJsman in Bozen / Bolzano.

Nog maar 5 kwartier tot Milaan. We stoppen onder meer in Como, bekend van het Comomeer, en Monza, bekend van het hardscheur-circuit voor automobielen. Dan: Milano Centrale. Bestemming bereikt, althans voor de komende dagen, na ca. 1250 treinkilometers vanaf Lammenschans.

 

Milano Centrale en Hotel Terminal

Milaan is na Rome de 2e stad van Italië, met 1,35 miljoen inwoners. In de Romeinse tijd heette de stad Mediolanum: middenin de vlakte, en die vlakte is de Povlakte.

Al heel lang is Milaan het financiële, zakelijke en industriële hart van het land. Vrijwel alles in deze stad straalt rijkdom en grandeur uit, en station Milano Centrale doet dat niet in de laatste plaats.

De treinreis uit Zwitserland, door de langste tunnel ter wereld, eindigt in het meest volumineuze station van Europa; het grootste, gemeten in kubieke meters. Het centraal station van Milaan werd in 1931 opgeleverd, na een bouwperiode die mede door WO I een 20-jarenplan werd.

Het is een immens kopstation met 24 sporen. 320.000 in- plus uitstappers nemen of verlaten er per dag 500 treinen. Het station doet denken aan een mierenhoop, één krioelende massa reizigers. En dan stoppen de S-baantreinen er nog niet eens; die doen andere stations aan in de stad.

De kopsporen vind je op de hoogste etage, onder die reusachtige overkapping. Daar zie ik op spoor-zoveel een oude bekende: de Goofy-neus van wat bij ons de Fyra heette. In 2012 heb ik er in de proefperiode een rit mee gemaakt van Schiphol naar Rotterdam Centraal.

In de winter daarop vielen ze van ellende uit elkaar op het traject Amsterdam – Brussel waarvoor ze bedoeld waren. Ik had een dag vrijgehouden in mijn agenda voor een reisje per Fyra naar Brussel, maar 2 dagen voordat die dag aanbrak, werden ze definitief uit de koers genomen.

Oh, dus hier zijn ze terecht gekomen, die zeperds, die miskopen van de eeuw. Dit exemplaar staat klaar voor vertrek naar Venetië. Het is een levensgroot raadsel hoe het komt dat ze wel van Milaan naar Venetië kunnen rijden, maar niet van Amsterdam naar Brussel.

Op de lagere verdiepingen van Milano Centrale heb je winkelgalerijen, restaurants, kiosken en loketten voor treintickets. Op de begane grond is er een zuilengaanderij als in een kathedraal.

In de catacomben van het complex kun je de metro nemen, na doorkruising van een labyrint van gangen en trappen; een hele opgave voor iemand met mijn oriëntatievermogen, of liever: het ontbreken daarvan. Na enig zoeken vind ik er een loket waar ik een 3-dagenkaartje kan aanschaffen voor het stadsvervoernet van ATM.

In de rest van de wereld staat ATM voor geldautomaat (Automated Teller Machine) maar in Milaan voor Azienda Trasporti Milanesi (Vervoerbedrijf Milaan). Maar toch ook voor geldautomaat; soms denk je bij een bord ATM in de verte eindelijk de ingang van de metro gevonden te hebben, en dan is het slechts een flappentap.

De metro komt later nog ter sprake. Eerst loop ik naar mijn hotel. Dat is me is aanbevolen door de Lezer, die me ook die tip gaf over die vintage-trams die er in Milaan nog rijden. Het heet: Hotel Terminal. Ik vind het meer een naam voor een hospice, maar daar moet ik maar even doorheen kijken. Terminal slaat natuurlijk op zijn vestiging nabij Milano Centrale, voor veel treinen het eindpunt.


Het blijkt een heel knap, plezierig gedateerd, middenklasse-hotel voor een vrij zacht prijsje. Vanuit mijn kamer kan ik de overkapping van Milano Centrale zien, plus de treinen zien rijden, op een afstand van niet veel meer dan 100 meter.

Maar dan ben je nog niet op het station. Dat heeft geen zijingang in de buurt van het hotel; de Lezer is er ook vergeefs naar op zoek geweest, maar het is er gewoonweg niet. Je moet een stuk of 4 hoeken om, zo’n ¾ kilometer lopen om de hoofdingang van de spoorkathedraal te bereiken, of voor 3 haltes tram 5 nemen die voor het hotel langs rijdt.

Wat me brengt op de tram.

 

De tram van Milaan

 


De Lezer had gelijk: alleen die historische trams zijn al een bezoek aan Milaan waard. Na één rit ermee ben je eigenlijk al verkocht.

Het is werkelijk een belevenis, om niet te zeggen een experience. In zo’n tram heb je echt het besef dat je vervóérd wordt.

Je beklimt zo’n antiek voertuig via houten treden en door houten klapdeuren. Daarna kun je, als je geluk hebt, plaatsnemen op de lange houten banken in de lengterichting, met de rug naar het raam toe. Gebrek aan comfort neem je voor lief; je zit tenminste. Er zijn, met enige inschikkelijkheid, 30 zitplaatsen per tram, maar er kan met een gerust hart het driedubbele aan staande reizigers in gepropt worden.

Als de tram stilstaat, produceert hij een geluid als van een motorvlet: pokketa-pokketa-pokketa. Het zal een ventilator zijn, om te voorkomen dat de motor oververhit raakt en in de fik vliegt. De tram gaat op stroom; hij heeft echt geen buitenboordmotor. Voor de ramen bungelt en slingert een touw met handgreep om de stroomafnemer naar beneden te trekken. Maar het wordt vast niet gewaardeerd als je dat als voorbijganger voor de grap doet.

Komt de tram in beweging, dan trekt hij op met een gegier alsof je Max Verstappen langs hoort rijden op het circuit van Monza. Tijdens het rijden produceert hij een baaierd aan gesis en gerammel, en daarbovenop, iedere keer als hij een bocht neemt, oorverdovend geknars.

Het geeft de indruk van een enorme snelheid. Maar de trams halen een top van slechts 42 km per uur. Dat is ook wel hard genoeg in de smalle straten van de binnenstad. Deze oudjes vind je voornamelijk in het centrum, waar ze meestal heel kronkelige dronkenmansroutes volgen.

Die trams hebben een onthaastend effect op de passagiers, die opvallend, on-Italiaans kalm zijn en in- en uitstappen zonder dringen. De gemiddelde snelheid is ook niet hoog. Doorstromingsmaatregelen zijn hier volkomen onbekend; trams staan lang te wachten voor rode verkeerslichten. Op de fiets ben je vast sneller op je bestemming, als je aan tempo hecht. Maar er fietst in deze stad slechts een zeldzame zonderling.

 

Nee, 1565 is niet het bouwjaar van deze trams. Het is het nummer van het enige van deze museumtrams die werkelijk in een museum staat, in het al eerder genoemde Leonardo-museum voor wetenschap en techniek.

De prototypes 1501 en 1502 kwamen op de baan in 1928. In de 2 jaren daarop stroomden er 500 exemplaren in, die de nummers 1503 tot/met 2002 kregen. Ze worden wel ‘Ventotto’ genoemd, achtentwintigjes, naar het jaar van introductie. Van die vloot resteert nu nog ruim een kwart; trams die straks hun eeuwfeest gaan vieren. Ze zijn identiek aan de Amerikaanse trams die nu ook nog steeds rijden in San Francisco, maar ze zijn vervaardigd in een fabriek in Italië.

Lang voordat deze trams geïntroduceerd werden, reden er paardentrams in Milaan, al vanaf 1876. Daarvan staat ook nog een exemplaar in het museum. Hij reed van Milaan naar Monza. De enige tussenhalte op die 16 km lange rit lag halverwege. De paarden werden daar ververst. Op de rest van het traject stopte de tram niet, en moest de reiziger op de rijdende tram springen. ‘Attaccarsi al tram’, klamp je maar vast aan de tram, is in het moderne Italiaans nog een staande uitdrukking, met de betekenis: red jezelf maar!

 



Trams in Milaan. Op de 2e rij van onder: lijn 5, op de onderste rij lijn 16

Ik maak verspreid over de dagen dat ik hier ben, een aantal ritten met de achtentwintigjes. Keus genoeg; het tramnet van Milaan bestaat uit niet minder dan 17 lijnen en heeft een totale lengte van 157 km. In de naoorlogse periode was het net nog veel uitgestrekter. Maar na de komst van de metro werden een aantal lange lijnen naar de buitenwijken opgeheven, die parallel liepen aan een metrolijn.

Daarbij lijken ze lijn 16 vergeten te zijn. Die rijdt nog steeds van het befaamde San-Sirostadion aan de stadsrand naar de binnenstad, hoewel daar sinds 2015 ook de automatische metro lijn 5 rijdt. Maar die buigt af naar het noorden, terwijl de tram oostwaarts koerst naar de omgeving van de Dom.

Ik maak die rit op zondagmorgen, als de tram slechts eens in de 20 minuten rijdt. Op de meeste lijnen en tijdstippen komt de tram ongeveer elke 10  minuten; ook is er wel eens een lastig te onthouden 9- of 11-minutendienst.

De trams die op lijn 16 rijden, zijn geen Ventotto’s, maar wagens uit de late jaren 50, die toch ook nog wel sfeervol gerammel voortbrengen. Een rit op deze lijn is zoiets als een reis terug in de architectuurgeschiedenis. Die begint in de wat luxueuze buitenwijk San Siro. Na het doorkruisen van winkelstraten met winkels aan de voet van flatgebouwen, raak je langzaam van de moderne tijd in de Renaissance. Er verschijnen mooie staaltjes daarvan voor de ramen van de tram.

De moderne tram op lijn 14 neem ik in de omgeving van de Dom. Hij laat lang op zich wachten. Het is een tram met 7 bakken. Maar hij weet zijn flitsende uiterlijk niet waar te maken. Ook hij rijdt in een bescheiden tempo, met veel gerammel en geschud. De conditie van de baan is misschien niet al te best.

Op maandagochtend, vlak voordat ik verder reis naar Florence, neem ik lijn 5, die langs het hotel komt. Op maandagmorgen om half 10 is het in Milaan nog rustiger dan op een zondag. Het passagiersaanbod van deze Ventotto bestaat uit een handjevol mede-pensionado’s, die allemaal gemakkelijk een plaatsje kunnen vinden op de houten banken.

Na Milano Centrale voert de route door oudere nieuwbouwwijken, uit de naoorlogse periode schat ik, met flats. We komen met alle moeite en stapvoets langs een wat slordig, ver naar rechts geparkeerde auto, waar we bijna de lak vanaf schrapen; er kan echt geen dubbeltje tussen. Ook hebben we op een kruispunt nog bijna een aanrijding met een auto die lang aarzelt tussen links- en rechtsaf. Trambestuurder zijn in deze stad vereist wel stalen zenuwen.

De rit eindigt in een wijk die Ortica heet. In tegenstelling tot veel andere lijnen komt deze lijn niet in de buurt van het Domplein. Waar we in het vervolg een kijkje gaan nemen.

Maar eerst nog even een nutteloos weetje over de tram van Milaan. Het tramnet is aangelegd met een spoorwijdte van 1445 millimeter, 10 mm wijder dan de 1435 die geldt als normaalspoor en op vele tramnetten in de wereld gangbaar is. Noem het maar: abnormaalspoor, maar officieel heet het: Italiaans spoor. De Italiaanse spoorwegen werkten er in den beginne ook mee, maar ooit is het hele net omgebouwd op het internationaal handigere 1435-mm-spoor. 

 

‘Life Is a Minestrone’, culinaire wereldreis in woordspelingen



10cc tijdens een opname voor TopPop in Hilversum in 1974. Bovenste rij v.l.n.r: Eric Stewart, Kevin Godley en Graham Gouldman; onder: Lol Creme.

Foto: Avro, Beeld&Geluid Wiki, Gallery Toppop (1974). Overgenomen van Wikipedia (Engels), 10cc


Als voorbereiding op mijn Italiëreis ging ik me maar eens verdiepen in de in dat land heersende eetgewoonten. Ik kreeg de indruk dat Italianen van de vroege morgen tot de late avond aan tafel zitten. En dat beeld klopt ook wel, geloof ik.

Cappuccino drinken ze het liefst bij het ontbijt, en zeker niet later dan 11 uur. Maar voor buitenlanders zijn ze best bereid om het ook op latere tijdstippen te schenken.

Dat de restaurants in steden als Milaan en Florence tot 23:00 à 0:00 open zijn, is alleen maar prettig voor een verstokt avondmens. Ik kan om een uur of halfnegen nog rustig op zoek gaan naar een restaurant, terwijl in de meeste Nederlandse steden op dat tijdstip alleen de snackbars en de kroegen nog open zijn.

Wat ze dan tot middernacht in Italië allemaal weg eten, is nogal koolhydraat-rijk: pasta en pizza; niet het meest aanbevelenswaardige menu voor de diabeet die ik ben. Opvallend is dat ze als primo piatto (eerste schotel) eerst bijvoorbeeld een bord spaghetti bolognese verzwelgen, vervolgens als secondo piatto (hoofdgerecht) een kloeke pizza nemen, en daarna, of dat allemaal niet genoeg was, nog de kaart afgrazen voor dolci; (mier)zoetigheden. Wat die pizza's betreft: hoe noordelijker in Italië, hoe groter de pizza's, heb ik me eens laten vertellen. En Milaan ligt helemaal in het noorden van het land.

De oplossing voor mij: minestrone! Dat valt op de menukaart onder de antipasti, de dingen die vooraf gaan aan de pasta. De bekende Italiaanse groentesoep als starter, dat vult meteen lekker. En daarna een keus uit de primi piatti-kaart; dan heb ik wel weer genoeg. De bestelling wordt beleefd en vriendelijk opgenomen. Maar wel met wel een verbaasde blik van ober of serveerster: leeft die vent van de wind, of zo? Is hij wellicht helemaal anti-pasta? Wat doet hij dan in Italië?

In het nummer ‘Life Is a Minestrone', wat tevens de titel is van dit stuk, zingt 10cc, een van mijn favoriete bands uit de 70's, de lof van mijn favoriete Italiaanse gerecht. Op 12 april 1975, een halve eeuw geleden, kwam het op 26 binnen in de top 40. Hoger dan 17 zou het niet komen. Voor mij had het best een top 3-hit mogen worden.

Het is een culinaire wereldreis in woordspelingen en associaties. Ik worstelde met de niet altijd 100% begrijpelijke tekst toen ik wat jaren geleden het album besprak waar het van afkomstig is: The Original Soundtrack. Wat moet ik bijvoorbeeld met die dubbele longontsteking die in het verhaal voorkomt? ‘Verknipt’, noemde ik het nummer.

Maar in het leven (dat een minestrone is) is ook niet alles duidelijk. Dus alles wat niet duidelijk is, past in feite naadloos in de tekst, als je begrijpt wat ik bedoel. En minestrone wordt altijd gemaakt van alles wat de kok op dat moment voorhanden heeft aan groente. Terwijl het leven ook voornamelijk bestaat uit wat toevallig op je weg komt. En soms ook knap verknipt is. Ik ben het nummer in de loop van jaren steeds meer gaan waarderen.

Over koolhydraten gesproken: ook in Zwitserland kunnen ze er wat van. Op de stations heb je kiosken waar vrijwel alleen chocoladerepen te koop zijn, maar dan wel een stuk of 187 soorten, schappen vol. Voor iets broodachtigs kun je nog terecht bij de krakeling-koning.

Maar dat alles terzijde; dat was Zwitserland, en we zitten nu in Milaan. Wordt vervolgd met het Domplein, de metro en het Leonardo-museum.

Tot hier gepubliceerd  op 13 april 2025


Domplein en omgeving




Het Domplein is het hart van het kerkelijke, sociale, horeca-  en winkelleven van Milaan. Eigenlijk is het het hart van alles in deze stad, behalve voetbal, want daarvoor hebben ze het San Siro Stadion. Toch is er op het Domplein een gecombineerde fanshop voor aanhangers van zowel AC Milan als Inter Milan; een zaak waarvan de exploitant dus handig van 2 walletjes eet (foto hier ergens onder).

Ik was 3 keer op dat adembenemend fraaie plein: op zaterdagmiddag en -avond, en op zondagavond. Er heerst daar continu een feeststemming. Het is er altijd even druk. Na donker branden sommigen er fakkels; leuk voor op de foto. Anderen schieten een soort dwaallichtjes in de lucht. Je ziet ze alom; mensen steken ze aan en schieten ze dan omhoog. Hoe het precies werkt, kan ik niet zien.

Milaan heeft van bijna alles het grootste in Italië: het grootste station, het meest uitgestrekte tramnet, het idem-dito metronet (daar kom ik nog op). Het mag dan ook geen verbazing wekken dat de kathedraal, de Dom, ook verreweg de grootste kathedraal is.

Hij is ook gebouwd met de allergrootste vertraging. De apsis, zeg maar de kop van de kerk met het altaar, werd opgeleverd in1418, 32 jaar na aanvang van de bouwwerkzaamheden. Dat is best netjes, voor een kathedraal. Daarna lag de bouw anderhalve eeuw stil.

Vanaf 1567 tot na WO II is de kathedraal afgebouwd, in verschillende bouwstijlen uit verschillende eeuwen. Na de oplevering begonnen ze meteen met de restauratie.



Scala

De kerk is open voor bezoek; een gedeelte gratis en een ander gedeelte tegen betaling. Maar ik besluit om buiten te blijven. Ik heb heel weinig te zoeken in een kerk. Maar nog minder in theater Scala, dat er in de buurt staat. Dat gebouw uit 1778 is een opera-theater met 2800 stoelen, vermoedelijk ook weer de grootste muziektempel van het land.

Opera, je hébt mensen die ervan houden. Maar hoe je er daar ooit 2800 van bijelkaar onder één dak kunt krijgen…







Tussen Dom en Scala ligt een nogal ruim opgezette winkelpassage met 4 brede gangen die uitkomen onder een dakkoepel. Het is de Galleria Vittorio Emanuele II, genoemd naar de koning van Italië die van 1861 tot 1878 op de troon zat van het toen pas verenigde land.

Er lag slechts 2½ jaar tussen de eerste steenlegging en de opening van de galerij in 1867. Het kán dus wel snel in Italië! De architect was Giuseppe Mengoni. Er was een wedstrijd uitgeschreven voor het ontwerp van de prestigieuze galerij - een prijsvraag heet dat in architectenkringen - en Mengoni was de winnaar.

De bouwwerkzaamheden gingen na de opening nog een poosje door, net als bij de Dom, maar wel iets minder lang. De grote toegangspoort aan de Domzijde kwam pas in 1877 gereed. Op de laatste dag voor voltooiing kwam Mengoni om bij een val van een steiger, waar hij was opgeklommen om zijn werk te overzien. Er werd gefluisterd dat het geen ongeval was, maar zelfmoord.

Er was ook veel kritiek op de galerij. Het complex zou te groot en te megalomaan zijn, en niet passen in het centrum van Milaan, dat tot dan toen had bestaan uit een karaktervol labyrint van uit de middeleeuwen stammende stegen.

Het winkelende publiek van heden trekt zich niets aan van zulke bezwaren. Vooral op zaterdagmiddag kun je wel over de hoofden lópen.

Lange rijen voor ijskraampjes. Ook Italianen houden van Italiaans ijs; misschien weinig verrassend, maar het valt me op.

 

Oh ja, dat is waar ook! Nog 314 nachtjes slapen en de XXV’ste Olympische Winterspelen gaan van start in Milaan en in een aantal skioorden in de zeer wijde omgeving, waaronder Cortina d’Ampezzo. In Milaan zelf, midden in de Povlakte, valt weinig te skiën of te bobsleeën, maar schaatsen en ijshockeyen kun je er wel. De Olympische ringen staan alvast op het Domplein.

Een geschikte baan voor het olympisch langebaanschaatsen is niet voorhanden in Milaan en omstreken. Speciaal voor die gelegenheid wordt er een baan aangelegd in een congrescentrum in de voorstad Rho. Dat is een complex van ongeveer een vierkante kilometer, ongetwijfeld het grootste congrescentrum in het melkwegstelsel.

Je komt in de buurt van het Domplein met de meerderheid van de 17 tramlijnen en met metro M1 en M3 – en met de riksja rechts op de foto hierboven, hoewel ik er daar maar heel weinig exemplaren van zie rondrijden.

De tram hebben we gehad; laten we ons eens verdiepen in de metro.


Metro





De metro van Milaan telt 5 lijnen, 134 stations, bijna 1000 rijtuigen, 1,4 miljoen passagiers per dag en heeft een netlengte van 112 kilometer. Dat is steeds bijna het dubbele van de metro van Rome, terwijl Rome 2 keer zoveel inwoners heeft als Milaan. Hoe het komt, dat de metro in Rome wat achtergebleven is, daar ga ik me in die stad zelf eens in verdiepen; ik ben van plan om in het najaar naar de eeuwige stad te reizen.

Maar om alvast een tipje van de sluier op te lichten: in de eeuwige stad duren alle projecten ook een eeuwigheid; de naam zegt het al. Verder kun je daar nergens een spade in de grond steken zonder te stuiten op archeologische vondsten uit de Romeinse tijd, en dat wil de aanleg van een metrolijn nog wel eens vertragen.

In Milaan hadden ze al in het interbellum plannen voor een metro, maar pas ruim na WO II kwam de vaart erin. Het eerste beginnetje van lijn M1 kwam in gebruik in 1964. Daarna groeide het net van decennium tot decennium als kool. Zie hier de van de Wikipedia geplukte animatie waarin je het van stap tot stap ziet gebeuren.

De animatie stopt in 2023, maar de uitbreiding van het net stopt beslist nog niet. Voor de komende decennia staat de aanleg in de planning van nog tientallen kilometers metrolijn.

Het metronet ligt voor het overgrote deel in tunnels. Op de lijnen M1, M2 en M3 rijden traditionele metro’s, met bestuurder. Lijn M4 en M5 zijn aangelegd in de 21ste eeuw en rijden automatisch, bestuurderloos. Ze stoppen achter perrondeuren, zodat er geen reizigers voor de metro kunnen vallen of springen. Door de panoramaruiten voor en achter in het voertuig heb je een riant uitzicht op een lint van lichtjes en op de brede noodstoep voor onverhoopte evacuaties.

 

Op de stations hangen wel vertrekstaten, maar daarop staan alleen de vertrektijden vermeld voor de vroege ochtend- en de late avonduren. Bij de rest van de dag vind je aanduidingen als: elke 3 tot 5 minuten.

Ik ben dol op contrasten in belevenissen en verhalen erover. De tram en de metro van Milaan voorzien daarin rijkelijk. De tram met zijn gezapige tempo en kalme opvarenden, tegen de metro, gevuld met een haastige, dringende mensenmassa.

Mijn eerste metrorit maak ik op de middag van mijn aankomst, met M3 van Centrale naar station Duomo, onder het Domplein. Chaos op het perron; ja spitsuur, denk ik, totdat me te binnen schiet dat het zaterdag is en er dus geen woonwerkspits is. De sirene klinkt, ten teken dat de deuren gaan sluiten; iemand probeert nog net tussen de dichtslaande deuren door te glippen, raakt klem, alle deuren gaan weer open, de sirene gaat opnieuw, er glipt nog iemand… et cetera, tot 5 keer toe.

Ook de opbouw van het metronet verschilt sterk van dat van de tram. Dat laatste bestaat uit een spaghetti van lijnen en is geconcentreerd rond het Domplein. Het metronet is wijdmazig opgezet. Op geen enkel station komen meer dan 2 lijnen samen. Gelukkig maar; ik vind die kruisingsstations van 2 lijnen al een doolhof.

Het metronet loopt door tot in de voorsteden, zoals het genoemde Rho, waar volgend jaar geschaatst gaat worden. Daar ligt het eindpunt van M1.

Op bijna het hele netwerk is mijn 3-dagenkaarje geldig, behalve op de noordoostelijke uitloper van lijn M2, die diep de provincie ingaat.

In metro moet je in- en uitchecken via poortjes. Bij het inchecken meldt de kaartlezer ‘Bon viaggio’, als je tenminste een geldig kaartje hebt, en bij het uitchecken ‘Arriverderci’

In de tram werkt het kaartje niet. Er zijn lezers waar je hem kunt insteken, maar die spugen hem meteen weer uit, en er verschijnt een foutmelding. Er zijn lezers waar je hem tegenaan moet houden, maar dan doet hij niets, nog geen piepje. Ik zal wel iets verkeerd doen, en zit misschien half illegaal in de tram. Maar een driedagenkaartje is een driedagenkaartje; eerlijk betaald. Het zal wel goed zijn.

 

Perrondeuren (boven), gewone deuren (onder) en in het midden de stationshal van Sondrio op M3, om 20:30 op zondagavond. Dat station ligt op loopafstand van mijn hotel.

Zondagmorgen wil ik het beroemde San Siro stadion wel eens zien. Dan kan ik zeggen: ‘daar heb ik nog gelopen’, als het een keer op de tv is.

Het is te bereiken vanaf Centrale, met een overstap van M3 op M5. Op het perron aan de overkant, voor de M3 richting Dom, staat een menigte, nog groter dan op zaterdagmiddag. Is er vanochtend iets bijzonders aan de hand; komt de paus de zegen geven, of zo?

Alles ademt sport, op lijn M5. Het voorlaatste station voor stadion San Siro heet Ippodromo, de paardenrenbaan. Dan hebben we station Lotto al gehad, op het overstappunt op M1. Ik verwacht dat het volgende station dan wel Toto zal heten, maar dat is niet het geval. Nee, station Rho wordt ook niet opgevolgd door station Sigma; waarom zou het? En station Lotto, dat deel uitmaakte van het eerste stukje metro uit 1964, is genoemd naar Lorenzo Lotto, een 16e_eeuwse schilder; het heeft niks met voetbal te maken.

Het San Siro Stadion kan 80.000 toeschouwers herbergen. Het zal niemand verbazen dat ook dit stadion het grootste van Italië is. Het wordt broederlijk gedeeld door de 2 topteams uit deze stad, waartussen een gezonde rivaliteit bestaat: AC Milan en Internazionale Milan. Aanstaande woensdag, 2 april, ontmoeten ze elkaar in de halve finale van de Coppa Italia, de beker. Dan speelt AC thuis – in San Siro. De return is over 3 weken, en dan speelt Inter thuis – in San Siro.

Het stadion heet officieel eigenlijk: Giuseppe Meazza, naar een voetballer die in de jaren 30 voor beide clubs heeft gespeeld. Feyenoord won hier op 7 mei 1970 de Europacup I; iedereen die toen al de wieg en de crèche verlaten had, zal het zich kunnen herinneren.

Uit een sticker aan een lantaarnpaal blijkt dat hier kort geleden ook nog Feyenoord-supporters rondgelopen hebben. In het lopende Champions League-seizoen mochten ze 2 keer komen optreden in San Siro. Op 18 februari speelden ze 1-1 tegen AC, wat na de 1-0 in de Kuip voldoende was voor een plek in de 8ste finale. Al 3 weken later, 11 maart, keerden ze terug naar San Siro, maar toen verloren ze met 2-1 van Inter. Daar ze thuis ook al met 2-0 verloren hadden, betekende dit het einde van het sprookje.

Over Rotterdam gesproken: je hebt daar een wijk Lombardijen, en dat is een bijna-naamgenoot van de regio in Italië waar Milaan de hoofdstad van is: Lombardije (Lombardia, in het Italiaans). Die wijk in Rotterdam is genoemd naar een herenboerderij die zo heette. En waarom die dan weer zo heette? Tsja.

De naam Lombardije leeft in het Nederlands ook nog voort in de lommerd, een pandhuis waar je je spullen kon (of nog steeds kunt) belenen. Je kon er dan een paar duiten krijgen voor bijvoorbeeld je sieraden, die je dan later tegen veel meer geld weer kon terugkopen. Lombarden, bewoners van Lombardije, waren als vanouds de geldschieters en bankiers voor lieden van paupers tot keizers.

Stadion San Siro is op de kop af 100 jaar oud, maar oogt nog modern. Het is grondig gerenoveerd voor de WK van 1990.

Vanavond om 18:00 uur ontvangt Inter er Udinese. Hoewel het nog dik 7 uur duurt tot de aftrap, groeperen er nu al plukjes Inter-supporters samen op het grote plein voor het stadion. Wat gaan die lui de hele middag in vredesnaam dóén?

Hebbedingetjes kopen in het stalletje met club-spullen. Dit stalletje hier kleurt blauw, waar dat op het Domplein gisteren was verdeeld in een rode en blauwe helft.

Ik pak de tram terug naar de binnenstad, ga ergens lunchen, en maak me op voor het bezoek aan Museum Leonardo.

 

Museum Leonardo

Dit museum, voluit: Museo nazionale della scienza e della tecnologia Leonardo da Vinci, is – het begint vervelend te worden – het grootste technisch/wetenschappelijke museum in Italië. Het is gevestigd in een 300 jaar oud klooster en ligt in de buurt van metrostation San Ambrogio, op de lijnen M3 en M4.

Leonardo da Vinci (1452-1519) is geboren in een dorp in de omgeving van Vinci, dat zelf ligt in de omgeving van Empoli, dat ik nog zal tegenkomen tussen Florence en Pisa. Enkele lange perioden in zijn leven heeft hij doorgebracht in Milaan.

Leonardo was, in alfabetische volgorde: anatoom, architect, astronoom, beeldhouwer, bioloog, filosoof, natuurkundige, plantkundige, schilder, uitvinder en nog een paar dingen. Hij geldt als het schoolvoorbeeld van een uomo universale, een duizendpoot, een duizendkunstenaar. Een schaduwzijde daarvan was wel dat hij weliswaar regelmatig met enthousiasme aan een nieuw project begon, maar dat meestal meteen weer liet vallen als er iets nóg interessanters op zijn pad kwam. Hij maakte zelden iets af.

 

Afbeelding links: fotograaf onbekend. Overgenomen van Wikipedia: Het Laatste Avondmaal (Leonardo da Vinci)
Afbeelding rechts: fotograaf ???. Overgenomen van Wikipedia: Mona Lisa

Deze 2 beroemde schilderijen van zijn hand kwamen wél af: De Mona Lisa (ca. 1506, La Gioconda, thans in het Louvre in Parijs) en het fresco Het Laatste Avondmaal (L ‘Ultima Cena). Dat bevindt zich nog steeds in het klooster Santa Maria delle Grazie in Milaan, waar Leonardo het op een muur schilderde in 1498. Zo’n stuk muur kun je moeilijk overbrengen naar een museum. Je kunt het schilderij nu bezichtigen in kleine groepjes, met een gids, waarvoor je wel maanden van tevoren een tijdslot moet reserveren.

Leonardo was linkshandig, is nooit getrouwd en heeft vermoedelijk ook nooit vaste verkering gehad. Altijd aardig als je tenminste 2 of 3 dingen gemeen blijkt te hebben met een van de groten der aarde! Hij schreef met die linkerhand altijd in spiegelbeeld. Dat laatste deed ik ook toen ik pas kon schrijven; ik had het nooit moeten afleren!

Een paar zaken uit dit immense museum, waar vanzelfsprekend een grote afdeling gewijd is aan zijn naamgever. Hierboven staan al plaatjes van de antieke buizenradio en 2 trams die ik hier gezien heb.

 

Leonardo leverde een bijdrage aan de ontwikkeling van de hijskraan zoals wij die kennen. Er zijn werktekeningen en schaalmodellen van te zien.

Hetzelfde geldt voor die helse machine, een stuk oorlogstuig dat wel iets wegheeft van een stalinorgel.

Leonardo ontwierp vleugels voor mensen, en verder nog verschillende andere ingenieuze vliegmachines. Hoogstwaarschijnlijk heeft er geen een daarvan werkelijk gevlogen. Hij schreef al dat je met die vleugels wel erg snel moest fladderen om ermee omhoog te komen.

Daarnaast Leonardo’s versie van de ‘Man van Vitruvius’, genoemd naar een architect uit de Romeinse oudheid, die een studie gemaakt had van de verhoudingen in het menselijk lichaam. Met uitgespreide armen paste de mens in een volmaakte cirkel met de navel als middelpunt.

 

En na Leonardo nog een paar items uit de overige afdelingen van het museum.

Thomas Edison vond de phonograph, voorloper van de grammofoon, uit in 1878. Dit museumstuk (bovenste foto) maakt deel uit van een kleine tentoonstelling over de technische ontwikkelingen in en rond de Scala. Daar werd al sinds 1778 gezongen. Maar pas in het tijdperk van de gevierde operazanger Enrico Caruso (1873-1921) konden er grammofoonplaten opgenomen worden. De eerste van Caruso kwam uit in 1902, en werd meteen een tophit (als er toen al zoiets als hitparades bestaan zouden hebben). Hij ging meer dan een miljoen keer over de toonbank. Ik schreef al: je hébt mensen die ervan houden.

Zo’n zwarte, bakelieten telefoon hing in de 60’s bij mijn grootouders aan de wand.

Het Russische astronautenpak was bedoeld voor maanvluchten. In 1969 stonden Russische astronauten daarvoor bij wijze van spreken in de starthouding. Maar er waren tegenslagen, er mislukte een lancering, en bovendien staken de Amerikanen de Russen de loef af met hun maanwandeling in juli van dat jaar.

Meteen lieten de Russen het project vallen; als ze niet de eersten konden zijn, hoefde het helemaal niet meer. Er werd voortaan zelfs in alle toonaarden ontkend dat er ooit zoiets bestaan had als een plan voor een bemande maanvlucht. Alle herinneringen eraan werden, naar goed Sovjet-gebruik, vernietigd. Behalve dit pak, dat hoe dan ook in handen van het Milanese museum is gevallen.

Dat museum gaat buiten het klooster nog verder in een groot bijgebouw, en dat weer in een ruime tuin. Daar staat een replica van een Italië gefabriceerde Vega-draagraket voor de European Space Agency, ESA.

 

Nog een paar losse flodders

Op maandagmorgen moet ik het hotel uiterlijk om 11:30 verlaten. Maar mijn trein naar Florence vertrekt pas om 13:10. Ik ga op het plein voor het station op een stenen muurtje in de zon zitten. Mooi tijd om nog een paar dingen op te dissen over Milaan die ik nergens anders heb kunnen plaatsen.

Een opmerkelijk weetje uit de Milanese geschiedenis is de reactie in deze stad op de uitbraak van de Zwarte Dood (builenpest) in 1347. Deze pandemie zou een derde van de bevolking van Europa uitroeien. Maar in Milaan lag het percentage slachtoffers een stuk lager.

Als er in een woning een of meer zieken waren, werd die woning zonder pardon dichtgemetseld; met de bewoners erin, wel te verstaan. Die mensen gingen dood, óf aan de pest, óf van honger. Maar het was wel een effectief middel tegen het verspreiden van de ziekte.

Dit zouden die wappies eens moeten weten, die er na 3½ jaar nog steeds niet overheen zijn dat ze een poosje niet naar het café mochten zonder coronatoegangsbewijs. ‘QR-code’ is nog steeds een vloek in die kringen.

 

Nee, dit is niet mijn Hotel Terminal, maar het eclatante Albergo Gallia, met kamers van ruim 500 euro per nacht. Dat ligt echt dicht bij de ingang van het station. Ik heb het een keer op een avond op de foto gezet.

Het woord ‘albergo’ valt me op. Het is vast en zeker verwant aan het Nederlandse herberg, maar in het Italiaans betekent het: hotel. Dit paleis kun je toch ook onmogelijk een herberg noemen! Nog even een nutteloos weetje: herberg betekende oorspronkelijk: slaapplek voor soldaten.

Het plein om de hoek, aan de westzijde van het station, heet Piazza IV Novembre, het 4 novemberplein, en dat niet alleen omdat ik op die dag jarig ben. Op die datum eindigde in 1918 voor Italië de Eerste Wereldoorlog.

Op het plein waar ik op dat muurtje zit, loopt een loser te venten met oortjes, headphones, opladers, USB-sticks en dat soort spul; vermoedelijk van een vrachtwagen gevallen of eerlijk gestolen. Ik snap niet hoe die man daarmee een boterham denkt te verdienen. Als je zoiets nodig hebt, dan koop je het. Je wacht niet tot er toevallig een venter passeert die het aan de man brengt.

Gezichten onthouden doet hij niet. Ik heb hem keer op keer afgepoeierd, maar hij blijft zijn schimmige handel aan mij tonen. Als ik hem voor de 6e keer zie naderen, loop ik de stationshal maar eens in.

Ik doe een lunchgelegenheid aan op een soort platform bij een roltrap, op een van de tussenetages van het station. Hier heb ik een aardig uitzicht op de mierenhoop, waar ik zelf even geen deel van uitmaak.

72 uur later begeef ik me opnieuw die richting uit. Op de terugweg van Florence naar Bazel heb ik een overstap van 3 kwartier, even tijd om te lunchen. Maar ik kan het lunchtentje niet meer vinden. Spoorloos verdwenen, met platform en al! Die roltrap is er nog wel; hier was het toch?? Ja, hier was het! Of zou mijn beruchte desoriëntatievermogen me weer parten spelen?

Enfin, dat is over drie dagen. Op deze dag, maandag nog, begeef ik me naar het perron voor mijn rit naar Florence. Wordt vervolgd!

Frans Mensonides
20 april 2025
Er geweest: zaterdag 29 maart tot/met maandag 31 maart 2025


Bazel – Milaan door de Gotthard-basistunnelMilano Centrale en Hotel Terminal -  De tram van Milaan -  ‘Life Is a Minestrone’, culinaire wereldreis in woordspelingenDomplein en omgeving - Metro -  Museum Leonardo - Nog een paar losse flodders


Lees verder in deel 2 > > >


© Frans Mensonides, Leiden, 2025