'C’est beau, êh?'; Luikenaars dolblij met hun nieuwe tram. Fotorapportage

Nou, er is lang op gewacht, maar nu rijdt hij dan toch! Op maandag 28 april 2025 werd de Luikse tram in gebruik genomen, na een aanlegperiode van 6 jaar, inclusief 2½ jaar vertraging.

Ik ging in 2022 al eens kijken naar de trambaan in aanleg in de omgeving van het Luikse hoofdstation Guillemins. Dat deed ik in april 2024 nog eens over, toen het werk zijn voltooiing naderde. Hoe ziet die lijn er nu uit?

kaartje overgenomen van Information Liège

Op het kaartje zie je de route en haltes van T1, voorlopig de enige tramlijn in Luik. Hij volgt de linker Maasoever vanaf het stadion van Standard Liège in de wijk Sclessin, en loopt via station Guillemins en het winkelhart van Luik naar de Pont Atlas.

Daar treedt een splitsing op in 2 korte takken. Eén daarvan loopt rechtdoor langs de linkeroever en heeft zijn eindhalte in de Luikse buitenwijk Coronmeuse. De andere tak steekt via de Pont Atlas de Maas over en zet koers naar Liège Expo, in de omgeving van station Bressoux. Achter de Expo ligt de tramremise.

De afstand van Standard tot Coronmeuse bedraagt 11,7 km; de zijtak naar Liège Expo is 1,3 km lang.

De trams komen uit de Spaanse CAF-fabrieken en zijn van het type Urbos 100. Om meteen maar alle getalletjes over het hoofd van de lezer uit te storten: CAF heeft 20 trams geleverd aan TEC, de Waalse stads- en streekvervoerder. Ze zijn 45 meter lang (bijna een kilometer tram in totaal, dus), normaalsporig, 2-richtingstrams (met deuren aan beide zijden), 7-ledig, opvallend breed (2,65 meter), en ze tellen 62 zitplaatsen, terwijl er ook nog 310 staande reizigers ingepropt kunnen worden.

De nieuwe trams maken een einde aan een traminterbellum, zoals ik dat noem, van 57 jaar. In 1968 werd in Luik de vorige incarnatie van de tram opgedoekt, na bijna een eeuw passagiers vervoerd te hebben. 3 jaar later moest ook de trolleybus eraan geloven.

De nieuwe tramlijn draagt zoals gezegd lijnnummer T1, en dat geldt voor beide takken. Vanaf het stadion van Standard rijden ze om en om naar Coronmeuse en Liège Expo. Een ritje duurt zo ongeveer een halfuur, en je ziet dan 19 haltes, inclusief begin- en eindpunt.

Beide takken voorbij de Pont Atlas hebben 2 haltes. Er zijn er ook nog 2 op het trajectgedeelte ter hoogte van Féronstrée, waar de trams op de heenweg een andere route volgen dan terug. Maakt samen 23 haltes; zie ook de grote routestrip hieronder.

 

De dienstregeling van de tram is het best bewaarde geheim van deze Waalse stad. Hij staat niet online en hangt niet in de abri’s. Er is alleen een heel summier staatje met frequenties per dag van de week en per uur van de dag. Bij alle haltes is wel een display aanwezig met de wachttijden tot de eerstvolgende trams.

Op tijdstippen dat de tram om de 5 minuten rijdt, is die informatie ook wel voldoende. Maar bijvoorbeeld een 12-minutendienst komt op de 2 uiteinden neer op een heel onhandige 24-minutendienst. Als man-van-de-klok zou ik toch op zijn minst wel een haltevertrekstaat willen kunnen raadplegen. Ook ontbreekt essentiële info voor nachtbrakers: hoe laat vertrekken de eerste en laatste trams van de dag? Ze rijden ongeveer van 5:00 – 1:00 uur; OK, dat heb ik wél ergens gevonden.

Helaas is van het oorspronkelijke tramplan, dat aan het eind van de jaren 00 op de tekentafel lag, maar twee derde gerealiseerd. Het zuidwestelijk eindpunt had moeten liggen bij station Jemeppe-sur-Meuse in de stad Seraing, 3 km en 4 haltes voorbij het huidige eindpunt bij Standard. En de tak van Coronmeuse had ook nog 3 km en 4 haltes verder naar het noordwesten door moeten lopen, tot in de voorstad Herstal.

Maar de kosten van het tramproject zijn flink uit de klauwen gegierd (het zal eens NIET zo zijn...). Het nu gerealiseerde gedeelte van de lijn was begroot voor 535 miljoen euro, maar op de eindafrekening prijkte een bedrag van 785 miljoen. Daarmee komt de prijs per kilometer, ca. 60 miljoen, in de buurt van die van de Uithoflijn in Utrecht, die geldt als de duurste ter wereld.

De 2 kleine uitbreidingen zouden nog eens 264 miljoen gekost hebben, ook veel en veel meer dan oorspronkelijk begroot was. Om die reden trok de regering van Wallonië, die het kapitaal voor de aanleg moest ophoesten, de stekker uit dat project. Het geld dat er eerder al voor gereserveerd was, werd besteed aan kwaliteitsverhoging van het busvervoer, en komt dus wel ten goede aan het OV.

Geen tram naar Herstal en Jemeppe, dus. Die laatste naam klinkt tussen haakjes als een werkwoordvervoeging uit het beruchte ‘Cahier de verbes’: je meppe, tu meppes, nous meppons, vous meppez.

Het ontbrak Luik niet aan optimisme; volgens de ramingen moet de tram 90.000 passagiers per werkdag gaan vervoeren. Daarmee hoopt men het autoverkeer in de stad met 30% terug te dringen.

Ik had gevreesd dat die gekortwiekte tramroute zou leiden tot tegenvallende vervoerscijfers. Zou die tram nu niet gewoonweg een te kort stukje rijden om erg veel mensen op te pikken?

Maar ik had me geen zorgen hoeven maken. De dag dat wij van De digitale reiziger hier zijn, vrijdag 23 mei 2025, zien we in bijna alle trams enorme mensenmassa’s, en dat van begin- tot eindpunt. De tram heeft zich in Luik binnen een maand tijd al populair, onmisbaar en niet-meer-weg-te-denken gemaakt.

‘WIJ van De digitale reiziger’? De Lezer, die wel vaker opduikt in mijn reisverslagen, reist een paar ritten met me mee. Ikzelf kom hier vanuit Gent, waar ik een soort lang-weekend doorbreng, van donderdag t/m zaterdag, om mijn uit o.a. Italië overgebleven Interrail-dagen op te maken. De Lezer is bij nacht en ontij uit Holland vertrokken naar Maastricht om daar een Euregio-ticket aan te schaffen dat geldig is voor het hele OV in de wijde omstreken van het drielandenpunt. Ik wist niet dat die tickets nog bestonden!

Ik heb voor 5,30 euro een dagkaart uit een automaat weten te krijgen voor bus en tram in Luik. Eerst reis ik van Guillemins naar Standard en terug. De Lezer en ik maken vervolgens een slag naar Liège Expo. Later doe ik er in mijn eentje nog een naar Coronmeuse en nog een keer een naar de voorlaatste halte voor Standard, Place Ferrer.

Dit alles vraagt voor de overzichtelijkheid om een hodologische fotorapportage, in wegvolgorde dus. En ik begin in het zuidwesten van de stad: bij Standard.

 

Dit beginpunt is meteen een van de drukste haltes van de tram, ook op dagen dat Standard niet thuis speelt. Er is een parkeergarage, en er ligt een busstation waar de nodige stads- en streekbussen vertrekken; in de spits een stuk of 30 bussen per uur. Het is hier een druk heen en weer geloop van het tram- naar het busperron en vice versa.  

Er kan weer een theorie de prullenmand in. Het laten aantakken van  bussen op de tram wordt meestal gezien als funest voor de populariteit van het OV: een extra overstap, die reizigers zou afstoten. Maar in Luik schijnt het te werken.

Echt impopulair in deze contreien is de trein. Station Sclessin, op een km van het stadion, trekt 80 instappers per dag, een aantal dat soms bij één halte in één tram stapt.

Het stadion van Standard Liège staat er al langer dan een eeuw en heet officieel: Stade Maurice Dufrasne. De club kent felle en enthousiaste supporters uit alle delen van België; niet alleen uit Luik.

De tram laat op zich wachten. Ik zoek in de tussentijd even op hoe het dit jaar met Standard is gelopen, een club die betere tijden heeft gekend. Ze waren dit seizoen 7e in de eerste klasse A, zeg maar de Eredivisie van België.

In België geven de plaatsen 7 t/m 12 in de competitie recht op deelname aan de 'Europa play-off'. Die middenmoters-play-off gaat vooral om des keizers baard; de nrs. 1 t/m 6 spelen een nacompetitie om de echte prijzen (dat is de 'Kampioenen-play-off', meervoud, terwijl er ook in Belgie maar één club kampioen wordt). Maar er is voor de beste club van de Europa play-off nog wel een plek beschikbaar in de ‘barrage’. En dat is dan weer een beslissingswedstrijd om deelname aan de voorronde van de Conference League.

Het klinkt ingewikkeld en dat is het ook. De Belgische voetbalcompetitie, met zijn wirwar van play-offs en barrages, is een van de meest rare en ondoorgrondelijke in Europa.

Dat, een plek in de voorronde van de Conference League, is een prijs die je niet wilt winnen als voetballer, want die kost je bijna je hele zomervakantie. Bij Standard hebben ze dat goed begrepen: ze hebben in die play-off voor middelmatige ploegen geen één van de 10 wedstrijden gewonnen en komen dus niet voor een Europees ticket in aanmerking.

Enfin, tot zover het voetbal; er komt nu toch weer een tram.

Het eerste stuk tot Guillemins wordt afgelegd in een pittig tempo. De Luikse tram kent een goede doorstroming over het hele traject; lange wachttijden voor een rood verkeerslicht zal ik vandaag niet meemaken. En het is de Luikenaren vanaf dag 1 ingescherpt dat de tram altijd voorrang heeft op voetgangers.

 

 

De tram is uitgerust met een welluidende, doch harde, doordringende bel. Toch is er wel eens een noodstop nodig voor een auto waarvan de bestuurder nog niet gewend is aan een tram in zijn stad.

Op dit trajectgedeelte rijdt de tram in een vrije ‘bedding’. Naast de trambaan ligt er soms een heel breed fietspad - waar je altijd meer trottinettes ( elektrische stepjes) ziet rijden dan tweewielers. Ook ligt er op sommige plaatsen een smalle autostrook naast de trambaan.

De halte Petit Bourgogne ligt in een grauw, oud buurtje. Wat er Bourgondisch aan is, is op het eerste gezicht niet helemaal duidelijk. Maar die naam gaat terug op een wijngaard die hier lang geleden was.



Archief De digitale reiziger, 2022

De tram rijdt een stukje parallel aan de spoorbaan vanuit Namen en belandt in dit wijkje waar ik 3 jaar geleden de aanleg van de tram kwam bekijken. Ik noemde het groezelig, en dat geldt voor meer wijken in Luik.

Maar het lijkt wel of die modern vormgegeven tram de hele boel in deze stad wat opgefleurd heeft, en als bij toverslag de grauwsluier en het kolengruis uit de tijd van de mijnen heeft doen verdwijnen. En dat is misschien een van de redenen dat de Luikenaars er zo enthousiast over zijn. Wie zal het zeggen? Wat weet ik van Walen? Ik snap nog minder van ze dan van Vlamingen.

Van hier totaan de halte Petit Paradis heeft de tram geen bovenleiding. Op enkele andere plekken in de stad is dat ook het geval. De tram rijdt dan op een accu, die onderweg wordt opgeladen op trajecten die wel onder de draad liggen.



Dan: Guillemins, waar de fraai vormgegeven trams aardig harmoniëren met het dak van het station. Het stationsplein is ook flink opgeknapt, heel ruim, in een stad waar alles nogal krap lijkt. Die tram dóét echt iets met de stad.

De Lezer, die zich hier bij mij voegt, en ik, doen een kop koffie in de stationshal. Ik bestel ze in het Engels; dan word je in Wallonië met alle egards geholpen. In de stationshal klinkt en echoot nog in de verte het vrolijke gebel van de tram.

 

Die twee gebouwen op een steile heuvel bij Guillemins zijn van links naar rechts het monument voor de geallieerde oud-strijders uit WO I, en de Heiig Hartkerk, ook ter nagedachtenis aan de strijders.

Je moet daar een prachtig uitzicht hebben over de stad. Elke keer als ik in Luik ben, neem ik me voor om er eens heen te klauteren, als ik nog een uurtje overhoud. Maar het wil er nooit van komen. Deze keer begin ik aan het eind van de middag dan toch nog welgemoed aan de klim. Als je de stationshal aan de achterkant verlaat, vind je een bochtige straat heuvelop.

Maar die blijkt toch iets te steil voor mijn knieën en vooral mijn evenwichtsorgaan; een helling van minstens 25%, voor mijn gevoel. Ik zwalk als een dronkaard over de stoep. Als daar maar geen ongeluk van komt! Het is ook voor jongere mensen te steil; ik zie hier verder niemand lopen. En ik moet ook weer terug; volgens mijn broertje, die aan bergbeklimmen heeft gedaan, is de afdaling altijd nóg riskanter dan de klim.

Na een paar hectometer keer ik om en daal af, waarbij ik me angstvallig vastklamp aan verkeerspaaltjes langs de stoep. Er moet toch een meer glooiende route zijn, en er zal misschien ook wel een bus heenrijden, via een andere weg. Bij een eventueel volgend bezoek aan Luik zal ik het eens uitzoeken.

 

Na Petit Bourgogne kom je onderweg ook dit Petit Paradis tegen. Zoals ik vorig jaar  schreef:  ‘Klein Paradijs, toe maar; zelfspot siert de mens! Die grote glazen kantoorkolos, die je hier overal ziet, en waar de 1100 ambtenaren straks met de tram naartoe kunnen, heet: Paradijstoren. ‘Paradijs’ is een benaming voor deze plek die dateert uit de 18e eeuw, toen het er hier misschien echt paradijselijk uitzag’.

Avenue Blonden, bij het park waar de eik staat weg te kwijnen die in 1980 geplant is ter gelegenheid van 150 jaar onafhankelijkheid van ons, ‘Ollanders. Op de dag dat deze eik sterft, is het ook gedaan met België, en valt dat definitief uit elkaar in losse onderdelen. Dat zegt een Luikse stadslegende die ik hier ter plekke verzin.

De tram rijdt langs het winkelhart, dat op kilometers afstand ligt van het station. Druk hier; het winkelende publiek heeft de tram al ontdekt. Weer een theorie de prullenbak in. Volgens die theorie duurt het 3 jaar totdat de reiziger gewend is aan een nieuwe OV-verbinding. Eerst kijkt iedereen de kat uit de boom. Dan rijdt het OV vrijwel voor de kat z’n kut. Maar in Luik is het anders.

Ik – aan het eind van de middag, en nadat de Lezer zijns weegs is gegaan naar Eupen – wandel wat rond in het winkelgebied. De Passage Lemonnier dateert uit het midden van de 19e eeuw en is genoemd naar de architect ervan. Dat is een andere Lemonnier dan de naamgever van het Brusselse premetrostation waar ik laatst nog was.

C’est beau, êh?, zegt een vrouw met een hondje tegen me, als ik halte Opéra loop te fotograferen. ‘Ah, oui, oui, oui’, doe ik; mijn teksten in het Frans houd ik zo beknopt mogelijk. Zij is ook op de fototoer; ze wil een foto van het hondje als voorgrond voor de tram, die spoedig zal verschijnen aan de overzijde.

Moet ik die hond nou eigenlijk ook niet blurren? Hebben honden ook geen recht op privacy?

 

 

Foto: Paul Hermans. Overgenomen van Wikipedia: Paleis van de Prins-bisschoppen


Bij de volgende halte, Place Saint Lambert, ligt het fraaie Paleis van de Prins-bisschoppen, dat tegenwoordig in gebruik is als Paleis van Justitie. Het doet tevens dienst als provinciehuis van de provincie Luik. De eclatante, brede gevel dateert uit de 18e eeuw, maar het gebouw is veel ouder.


De Lezer was hier een paar weken geleden ook al. Op vrijdag 9 en zaterdag 10 mei was er op de binnenplaats een feestje ter gelegenheid van de opening van de tram. Bij de openingsplechtigheid bestuurde niemand minder dan koning Filip een tram. Dat deed hij in Brussel ook al eens om lijn 9 naar Dikke Beuk in te wijden; hij krijgt er ervaring mee en hopelijk lol in. Nu dagdroomt hij elke dag in zijn paleis over een carrière als wattman, in plaats van koning.

Een waar OV-knooppunt; op een paarhonderd meter van het plein ligt station Liège-Saint-Lambert, voorheen; Liège Palais.



Na de halte Place Saint-Lambert treedt een tijdelijke splitsing op in de tramroute. De trams richting Coronmeuse en Liège Expo slaan rechtsaf en nemen een boulevard langs de Maas; het eerste punt op de rit waar je de rivier vanuit je tramraam ziet. De trams richting Standard rijden door een opeenvolging van smalle straatjes, waarvan er een Féronstrée heet. Even verder stroomafwaarts komen beide routes weer samen.

Op beide trajecten liggen 2 haltes. Wij staan ons hier bij de splitsing af te vragen, waarom er 2 sporen naar links lopen. Dat lees ik later ergens: op de boulevard langs de Maas is er elke zondagmorgen een markt. Dan zal de tram toch de linkerroute moeten kiezen, door die straatjes, waaronder de Féronstrée. Een deel van die route is daarom dubbelsporig uitgevoerd. Bij de halte Féronstrée passeren de trams elkaar dan links. Waarom? Ik denk omdat treinen in België dat ook doen.

Hadden ze hier niet beter een tunnel kunnen aanleggen? Tsja, dat hebben ze ooit gedaan. Onder de kaaien langs de Maas heeft een metrotunnel gelegen, een spooktunnel, die nooit in gebruik is genomen.

In de jaren 70 en 80 circuleerden er in Luik metroplannen. Daaronder een automatische light-metro die wel geleken zou hebben op de VAL van Lille.

Die lijn zou gelopen hebben van Jemeppe-sur-Meuse naar Herstal, grotendeels volgens de route van het latere tramplan, dat nu gedeeltelijk gerealiseerd is. Een metro was wel een heel erg ambitieus project voor een stad met nog geen 200.000 inwoners, en het is dan ook niet doorgegaan.

Maar die metrotunnel langs de Maas lag er al wel. Wat te doen met een 750 meter lange tunnel van nergens naar nergens? Hij is een tijd gebruikt als depot voor de reservevloot van een busmaatschappij, een van de voorlopers van TEC. De universiteit heeft er elektromagnetische experimenten uitgevoerd, en krakers hebben hem ooit in gebruik genomen als vermoedelijk niet erg knusse en gezellige woonruimte.

In 2019 is de tunnel in de fik gevlogen, waardoor vrijwel alle geparkeerde bussen verloren zijn gegaan. Bij de uitvoering van de tramwerkzaamheden hebben ze de tunnel volgestort. Einde van wat ze in België een GNW noemen, een groot, nutteloos werk. 

Spook-tramtunnels zijn geen onbekend verschijnsel in België. In Antwerpen zijn de meeste ervan uiteindelijk toch nog in gebruik genomen. Maar in Charleroi liggen ze er bij mijn weten nog.


En dan de splitsing bij Pont Atlas. De tak naar Liège Expo gaat over de brug heen; die naar Coronmeuse rijdt rechtdoor onder de brugoprit door. Daar zijn bewegende beelden van op deze YouTube-clip, vanaf 16:40. Deze clip biedt weer eens wat anders: geen cabinerit, maar de tram, gezien vanaf de straat.

 


Het eindpunt bij Liège Expo, waar vandaag geen beurs gaande is en waar het daardoor erg rustig is. Net als aan de andere kant, bij Standard, is hier een P&R-garage. Vanaf een brug over de spoorlijn Luik – Maastricht zien we in de verte de perrons van station Bressoux.

Er is ook een rechtstreekse verbinding tussen de tak van Liège Expo en die van Coronmeuse. Die is bedoeld voor uit- en inrukkende trams die hun rit beëindigen / beginnen bij Coronmeuse.

Die rit naar Coronmeuse maak ik, nu weer in m’n eentje, in de middagspits. De tram is nu echt heel druk, al denk ik niet dat we het maximum van 310 staande passagiers halen.

Nou, staat er nog een hardwerkend iemand op voor een pensionado die aan het pretrijden is, in zo’n tram vol scholieren en forenzen? Jazeker, al moet een Waalse puber daartoe gemaand worden door een Waalse volwassene. Hij (de puber) werpt hem (de volwassene) een verwoestende blik toe, maar maakt wel plaats. Ik dank beiden hartelijk voor dit vriendelijke gebaar.

Toen ik zo oud was, stond ik voor zover ik me herinner, in bus of trein altijd uit mezelf op voor ouden van dagen. Maar het kan zijn dat mijn normaliter vrijwel fotografische autobiografische geheugen me nu bedriegt, en een te rooskleurig beeld schetst van mezelf.

Ook bij het eindpunt Coronmeuse kun je overstappen op de bus.

Het is op de foto duidelijk te zien aan de mensenmassa: de Luikse tram rijdt niet voor niks. Ik heb in de chronologie van deze middag nog minstens een rit naar Guillemins tegoed. Maar in deze hodologische fotorapportage is dit het laatste plaatje. Verder dan hier kunnen we niet met de tram; het spoor houdt hier op.

Frans Mensonides
1 juni 2025
Er geweest: vrijdag 23 mei 2025.


© Frans Mensonides, Leiden, 2025