Reizen op halfzeven, de dassenplaag van Boxtel en het Meest Gewaardeerde Station Klimmen-Ransdaal

'Onder treinreizigers is de halfzeven-file nu al een bekend verschijnsel'.



Wat is reizen op halfzeven? Het is op deze site de benaming voor reizen op een treinkaartje of NS-abonnement waarmee je alleen in de dal-uren mag inchecken. Dat kun je op doordeweekse dagen dan niet doen tussen 6:30 en 9:00 in de morgen, en tussen 16:00 en 18:30 in de avond. Niet tijdens de spitsuren, kortom.

Eenmaal ingecheckt in de dal-uren, mag je in de spits wel gewoon blijven zitten in de trein. Erg mild van de NS, en ik zie die regel nog wel eens afgeschaft worden.

Kort geleden heb ik mijn WeekendVrij – wel bekend uit mijn rubriek: Beminde Zaterdag, 2015-2022 – ingeruild voor een DalVrij-abonnement. Als pensionado ben ik voor mijn omzwervingen per trein nu niet meer gebonden aan het weekend.

Voor een senior kost een DalVrij 88 euro per maand (1e klas), een bedrag dat je er al bijna uit hebt met een retourtje van Leiden naar Klimmen-Ransdaal, om eens een dwarsstraat te noemen. Mits je dus de klok van halfzeven goed in de gaten houdt, want anders betaal je de volle mep voor je treinreis. En iedere bezitter van zo’n DalVrij maakt er een sport van om die financiële aderlating te vermijden.

Onder treinreizigers is de halfzeven-file nu al een bekend verschijnsel. Als aan het begin van de avond dat tijdstip nadert, verzamelt zich voor de inchekpoortjes een hele volksoploop die de stationsklok nauwlettend in de gaten houdt. Zodra de wijzer verspringt naar 18:30, probeert iedereen tegelijkertijd door de poortjes te drommen om te rennen naar de trein van bijvoorbeeld 18:32. Wat niet bekend gemaakt wordt, en hooguit een publiek geheim is: al een paar minuten vóór halfzeven kun je veilig door het poortje, en worden de dal-uren al geacht te zijn ingegaan.

Tot zover halfzeven, en nu de dassen. Dit land zucht, naast een hele boel andere misère, de laatste tijd ook nog onder een dassenplaag. En dan hebben we het niet over Laurens Dassen, de jeune premier van de progressieverige, op Europa verliefde partij Volt. Nee, het gaat over de das, het zwart-wit getekende, omnivore nachtzoogdier uit de orde van de marterachtigen, dat je nooit in het wild ziet omdat het onder grond leeft.

Dat beestje met die grappige snuit pleegt zich te vestigen in dassenburchten, wijd vertakte gangenstelsels op een hoog en droog gelegen plekje, ver boven het grondwater. Dijken en taluds van snel- of spoorwegen behoren tot zijn favorieten.

Het leidt soms tot ondermijning. Prorail meldde laatst dat zich op 40 plekken, bijna allemaal in de oostelijke helft van het land, dassenburchten onder het spoor bevinden. De afgelopen weken moest op 2 spoorwegtrajecten het treinverkeer gestaakt worden wegens verzakkingsgevaar. Dat gold voor Workum – Stavoren en ’s-Hertogenbosch – Boxtel.

Waarom verdelgen ze die dassen dan niet, en vreten ze ze niet op, voor mijn part? Omdat de das een beschermde diersoort is. Dassen hebben ook rechten. Als je ze te na komt, stappen ze zó naar de DAS Rechtsbescherming.

Dijk- en wegbeheerders hebben wel een permanente vergunning om dassenburchten te ruimen, als ze de dassen daarbij in leven laten. Maar ProRail heeft die vergunning nog niet, door vervelend paarse-krokodillengedoe met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die de dassenvergunningen verleent. En de waarschuwingen van de Stichting Das & Boom zijn jarenlang genegeerd. Wat een hoop geklungel weer, in het spoorwezen…

Dus we zitten ermee, als treinreizigers. Zijn we niet een tikje te ver doorgeschoten met dierenbescherming? Dank zij de nauwe korfslak, een diertje dat je met het ongewapende oog niet eens kunt zien, hebben we jarenlang moeten wachten op een metro naar Hoek van Holland Strand. En nu de dassen. Dat is de kwintessens van dit verhaal: bescherm een bedreigde diersoort, en een paar decennia later is het zeldzame diertje uitgegroeid tot een plaag. En zie er dan nog maar eens vanaf te komen!

Daarmee is nu tweederde van de titel van dit stuk verklaard. Hoe zit het dan nu met het Meest Gewaardeerde Station? Die prijs wordt elk jaar toegekend op grond van de Stationsbelevingsmonitor, een onderzoek onder 85.000 reizigers door I&O Research in opdracht van NS en Prorail. In 2022 viel, niet voor het eerst, de eer te beurt aan het zeer rustieke, in een landelijke omgeving gelegen station Klimmen-Ransdaal aan de spoorlijn Heerlen – Maastricht.

Ik reisde op halfzeven naar het door dassen getroffen Boxtel en het in het uiterste zuiden van Limburg gelegen bekroonde station. Dat was op vrijdag 24 maart 2023, een winderige, vlagerige dag met maartse buien, afgewisseld door een al aardig krachtige lentezon.


Leiden – ’s-Hertogenbosch, rechtstreeks boemelen

Sinds vrijdag 10 maart ben ik in het bezit van mijn nieuwe DalVrij. Ik ben hem meteen gaan inwijden met een ultrakort ritje: Leiden Lammenschans – Leiden Centraal.; louter om te zien of hij correct op mijn chipkaart was geplaatst. Dat was zo. Vandaag, de 24ste, dus een iets langer stuk, een kleine 500 km.

Mijn Voordeelurenabonnement, alias DalVrij, voorheen Voordeelurenkaart (VUK) en voorvoorheender Rail-Aktief-Kaart, heb ik opgezegd; die biedt nu geen meerwaarde meer. Het einde van een tijdperk van 35 jaar.

Vertrekken vóór halfzeven in de ochtend is geen optie voor een verstokt avondmens. Ik neem de eerste IC na 9:00 uur van Leiden Lammenschans naar Utrecht, en dat is die van 9:28. Reed er om 9:13 niet een Sprinter? Nee, die rijdt niet op vrijdag. NS ziet die dag tegenwoordig al als deel van het weekend. Maar dan moesten ze de halfzeven-regel ook maar afschaffen voor de vrijdagochtendspits.

Waarom 1e klas? Omdat ik dat gewend ben uit de coronatijd, die trouwens nog lang niet voorbij is. En omdat ik in de levensfase van het potverteren verkeer. En omdat je in de 1e klas op de kop van een SLT-trein een paar verhoogde banken hebt, waarvandaan je een riant uitzicht hebt op de hele trein.

En om zo nu en dan weer eens een conducteur te zien. Nou geloof ik dat ze vandaag getroffen zijn door een collectieve aanval van werklust, want mijn kaart zal vandaag in 8 treinen 3 keer gecontroleerd worden; 3 keer vaker dan ik statistisch had ingeschat. Dat is in 37½% van de gevallen, veel meer dan de 4% van Rikus. Ik zal vandaag zelfs een grijsrijder uit de 1e klas verbannen zien worden naar de 2e. Maar het zal wel niet beklijven; het moet een eenmalige uitschieter zijn.

Het staat niet in de reisplanner, noch op het scherm met reizigersinformatie in de trein, maar de IC Leiden – Utrecht rijdt door als Sprinter naar ’s-Hertogenbosch, en vice versa. Ik kan dus gewoon blijven zitten. Wat ik niet doe, want ik gebruik het stationnement van 6 minuten op Utrecht Centraal om even koffie te halen bij de kiosk op het station. Daarna stap ik weer in dezelfde trein, hoewel die in Geldermalsen wel ingehaald zal worden door de IC.

De IC-dienst tussen Utrecht en ’s-Hertogenbosch is door het dassenprobleem meteen ook maar flink ingekrompen, hoewel dat spoortraject nog niet verzakt is door toedoen van Grimbeert. De ETMET-dienstregeling (Elke 10 Minuten Een Trein) is gewijzigd in zo’n onhandige 10-20-minutendienst die op deze site ETATMET heet (Elke 10 à 20 Minuten Een Trein).

 

Geldermalsen; de IC passeert de Sprinter 

Na deze foto stap ik ook in Geldermalsen weer in de doorgaande trein Leiden – Den Bosch. Onderweg lees ik me nog een beetje in in het dassenwezen. Ze hebben met Schotten gemeen dat ze in clans leven. Die clans verplaatsen zand, graven steeds meer gangen uit en stichten in die gangen holen om in te wonen. Dassenburchten worden al maar groter als je er niets aan doet..

De dassenburcht die het treinverkeer tussen ’s-Hertogenbosch en Boxtel momenteel onmogelijk maakt, is gevestigd bij het dorpje Esch ten noordwesten van Boxtel. Ik had eerlijk gezegd tot vorige week nog nooit gehoord van Esch (afgezien van de Rotterdamse wijk De Esch). Ik hield het niet voor mogelijk, maar er bestaan in Nederland nog dorpen waarvan ik nooit gehoord heb.

ProRail heeft nu vergunning gekregen om de dassenburcht uit te rusten met een ‘terugslagklep’. Daardoor kunnen de dassen er nog wel uit, maar niet meer erin. Als alle dassen eieren voor hun geld en een andere woonplek gekozen hebben, mag de dassenburcht vernietigd worden. Bovendien worden de bermen van de spoordijk gemaaid, waardoor die voor de das als woonplek wat minder aantrekkelijk wordt.

Over een paar dagen zullen er op hetzelfde traject ook nog dassenburchten ontdekt worden onder het spoor bij station Vught, tussen Den Bosch en Boxtel.

 



Grimbeert de das, die de zoon van Reynaert z’n broer was
Foto: Peter Trimming, overgenomen van Wikipedia Das (dier)


Over dat opeten, dat ik net opperde: ik heb geen idee hoe dassenvlees smaakt, maar ik vrees: nogal gronderig. Ik geloof dan ook niet dat een das-satéetje tot de grotere verkoopsuccessen van de snackbar zou kunnen gaan behoren. Op het menu van een eetgelegenheid zul je in ieder geval geen das zien staan: het is nu eenmaal een beschermd beestje. Wat kun je verder nog doen met een das? Hem om je nek knopen en voor je borst dragen. Sommige mannen hechten nog steeds aan zo’n nutteloze slab.

Met de wekenlange stremming tussen Workum en Stavoren zijn vermoedelijk niet meer dan een paarhonderd reizigers per dag gedupeerd, daar op dat stille uiteindje van het Friese spoorwegnet. Die tussen Den Bosch en Boxtel hakt er erger in. Volgens het Dashbord Reizigersgedrag van NS (het Das-bord, schreef ik bijna) reisden er per dag in 2019 50.000 passagiers over deze trechter in het treinverkeer tussen de Randstad en het Zuiden.  

Doorgaande reizigers van noord naar zuid of v.v. kunnen nu omreizen via Tilburg. Nog een geluk bij een ongeluk dat die burchten gevestigd zijn voorbij de splitsing, anders was het leed helemaal niet te overzien geweest. Dan waren de treinen ‘s-Hertogenbosch-Tilburg ook uit de vaart genomen.

In de spits rijdt er per uur één rechtstreekse trein ’s-Hertogenbosch – Eindhoven v.v., die kop maakt in Tilburg. Daarnaast heb je de stopbus ’s-Hertogenbosch – Vught – Boxtel, en die ga ik nu maar eens nemen.

 

 

‘Er rijdt dus geen trein hè!’ Vervangend busvervoer



3x 's-Hertogenbosch en Boxtel

Ja, moet ik nou naar links of rechts voor die bus? In ieder geval naar onderen, denk ik; door de ramen van de traverse zie ik in een betonnen goot een touringcar van Oad gereed staan. Ik neem de trap naar beneden, waar ik beland in een duistere spelonk aan de oostzijde van station ’s-Hertogenbosch. Verdere verwijzingen ontbreken, maar in de verte zie ik een plukje mensen bij een hek staan. Dat blijkt inderdaad het vertrekpunt van de vervangende bus.

‘Dat heb je in een trein niet!’, hoor ik de chauffeur net triomfantelijk zeggen tegen een passagier. Ik weet niet waarover dit gaat, maar het zou kunnen zijn: de muzikale omlijsting uit de luidspreker, die je in een trein godzijdank inderdaad niet hebt.

Die grote, massieve bus legt een kronkelig parcours af over de uitvalswegen uit de hoofdstad van Noord-Brabant, neemt een klein stukje snelweg mee, en belandt op een kruip-door, sluip-door-traject in Vught, via straten die volkomen ongeschikt zijn voor touringcars.

We bereiken station Vught. Een van de uitstappers loopt op het stationsgebouw af. ‘Er rijdt dus geen trein hè’, roept de chauffeur hem na, maar hij antwoordt: ‘Ik hóór hier in Vught’, waarmee hij misschien bedoelt dat hij er geboren, getogen en woonachtig is. 

De chauffeur raadpleegt nu een routeplanner, hoe hij het doolhof, genaamd Vught, zou kunnen verlaten. We rijden weer door kronkelstraten, staan een poosje stil achter een vuilniswagen en weten nu dan toch de snelweg richting Boxtel te vinden. Daarna rijden we een stukje parallel met een vervallen spoortje; een restant van het Duitse Lijntje naar Wesel.

Vervolgens komen we uit op een groot bedrijventerrein dat heel rijk is aan rotondes. Het schiet maar niet op. Wat een zelfkwelling, deze vorm van OV! Tot slot worden we gedropt; in the middle of nowhere, zo op het eerste gezicht, maar 100 meter verder lonkt de stationsoverkapping van Boxtel.



Klimmen-Ransdaal, bekroond 

 Weert

De bus sluit, vermoedelijk toevallig, mooi aan op de trein. Als ik op het perron van Boxtel kom, loopt de Sprinter naar Weert net binnen.

In de IC van Weert naar Heerlen zit een jongen van een jaar of 14 continu heen en weer te deinen met zijn hoofd plus zijn hele romp, ongeveer zoals de slinger van het door Christiaan Huygens uitgevonden slingeruurwerk, maar dan nog iets sneller; links-rechts-links-rechts, tik-tak-tik-tak, onophoudelijk. Je zult er toch mee behept zijn! De sores van sommige mensen verzoent je bijna met die van jezelf.

 

En dan in Heerlen overstappen op de Arriva-stoptrein naar het bekroonde station Klimmen-Ransdaal. We passeren de stations Heerlen Woonboulevard, Hoensbroek en Voerendaal. Dit artikel bevat heel wat linkjes naar oude stukjes die veel leuker zijn dan dit.

Klimmen-Ransdaal is inderdaad een plaatje, zoals het daar ligt in licht golvend landschap. Het dateert van 1913 en is een creatie van George van Heukelom (1870-1952). Die architect deed vooral stations, waaronder dat van Maastricht. Hij tekende ook voor De Inktpot, een van de NS-hoofdkantoren bij Utrecht Centraal, in een heel andere stijl.

Toch vraag ik me af, wat nou precies de criteria zijn voor de verkiezing van het Meest Gewaardeerde Station. Want er zijn nogal wat aspecten van een station die je kunt beoordelen. Goed, de architectuur en de omgeving spreken sterk in het voordeel van Klimmen-Ransdaal. Maar er ontbreekt hier ook nog wel het een en ander, waarvan je zou hopen dat het aanwezig was op een bekroond station: een busverbinding (opgeheven), een wachtgelegenheid die niet lek is, winkels in de nabijheid, sociale veiligheid na donker van huizen in de omgeving, een bemand loket (dat er in de grijze prehistorie vast wel geweest is)…

Wat zouden ze nu allemaal vragen in de enquête van de Stationsbelevingsmonitor? Ja, dat had ik kunnen weten als ik een jaar of 5, 6 geleden op station Zaandam braaf die enquête had ingevuld, in plaats van de enquêteur af te blaffen. Dat laatste doe ik altijd, om al dat vervelende en volstrekt overbodige geënquêteer te ontmoedigen; moesten veel meer mensen doen!

Ik kwam indertijd alleen op Zaandam als er op mijn normale woonwerkroute (Leiden – Castricum via Haarlem) een vertraging of stremming was. De vertraging was op die bewuste morgen al tot een dik halfuur opgelopen. Ik zag de trein naar Castricum toch nog naderen in de verte en had dus geen tijd voor beuzelarijen van gepensioneerden die niets beter te doen hadden dan hard werkende mensen lastig te vallen; zo zag ik dat toen.

Ik vond Zaandam een kutstation, alleen om de genoemde reden. Dat deelde ik die kerel die met die enquête kwam aankakken, ook mede. ‘Vul hem zelf maar in namens mij, en schrijf overal maar een 1 op als rapportcijfer!!’

Zulke erupties zullen me tegengeworpen worden wanneer de dag dáár is dat Anubis mijn hart weegt tegen een veer. Of misschien juist niet, want het is de Veer van de Waarheid, en die heb ik geen geweld aangedaan.

Maar uit dit verhaal blijkt wel dat de waardering van een station sterk afhangt van persoonlijke belevenissen, ervaringen en gevoelens. Het minimalistische, rommelige en architectonisch volkomen onbeduidende station Leiden Lammenschans, met zijn ene spoortje, behoort tot mijn grote favorieten, maar alleen omdat mijn meeste treinvakanties en -dagtochten er beginnen en eindigen.

Hier aan de randen van ons koninkrijk durft geen sterveling een enquête te weigeren en heeft ook niemand het lef om ergens een onvoldoende voor te geven. Alleen al om die reden zal er nooit een station in de grootstad winnen en zal de prijs altijd op het platteland terecht komen. Wat heeft het allemaal te betekenen, zo’n verkiezing? Niets.

Happy Frites, de cafetaria in het stationsgebouw is afgesloten met kettingen en de deuren zijn van binnen gebarricadeerd. Alleen daardoor zou station Klimmen-Ransdaal bij mij al niet klimmen in de rangorde.


FOMO in Ransdaal

Ik ben één keer eerder uitgestapt op station Klimmen-Ransdaal om daarvandaan te klimmen naar het dorp Klimmen. Dat ligt 3 km verderop op een heuveltop, en op de top van die heuvel staat een basisschool met de naam Ummer Clumme; altijd maar blijven klimmen. Na al dat klimmen had ik geen zin meer om af te dalen naar Klimmen-Ransdaal, en nam op die heuvel de bus naar Heerlen.

Daardoor heb ik de andere naamgever van het station, Ransdaal, gemist. Dat tot verdriet van een lezer uit die plaats, die vond dat ik dat authentiek Limburgse dorpje toch ook eens moest bewandelen. Dat beloofde ik, en Ik nam me voor dat te doen zodra ik weer eens in de buurt zou zijn. Maar elke keer kwam er iets tussen: de trein was net weg, ik stapte in de sneltrein in plaats van de stop-, er was een stremming; nooit kwam het ervan.

Nu ga ik die belofte dan toch nog inlossen, na 14 jaar. Ik heb de trein naar Heerlen gefotografeerd en heb nu nog exact 27 minuten totdat die naar Maastricht komt. Een half uur langer blijven gaat echt niet: ik moet Maastricht vóór 16:00 uur verlaten hebben. En in Maastricht moet ik omchippen van Arriva op NS, en dan telt mijn incheck op Klimmen-Ransdaal niet meer, als ik de ca. 893 artikelen tellende reisvoorwaarden tenminste goed begrepen heb.

Snel maar, dan. De Ransdalerstraat, de voornaamste straat in het nog geen 1000 inwoners tellende dorp, loopt parallel aan het spoor, zo’n 400 meter ten zuidoosten ervan. Ik loop erheen via een heel rustig villaparkje dat ik doorkruis op het siësta-uur.

Ransdaal behoort tot de gemeente Voerendaal. Het ligt op het Plateau van Schimmert, een glooiende laagvlakte, maar wel 120 meter boven NAP. Het belangrijkste monument heb ik al gezien, vanzelfsprekend; dat is het station. Verder grossiert het plaatsje in inderdaad fraaie authentieke carréboerderijen, vierkante hoeven, gebouwd rond een binnenplaats die toegankelijk is via een poort waar een paard en wagen doorheen kon.











De Sint Theresiakerk met bijbehorende pastorie is minder oud dan hij eruit ziet; hij dateert van 1932. Het fotografeert allemaal heel goed, vanmiddag, met de zon erop en de donkere wolken van de volgende maartse bui op de achtergrond.

Hard- en doodlopers en -fietsers komen altijd weer bovengronds vanuit hun winterverblijven, op zo’n vroege lentedag. Welke wielrenner was ook alweer bijgenaamd: De Das? Bernard Hinault was dat, in de tijd dat ik de die door dopingschandalen verziekte Franse meerdaagse wegwedstrijd nog volgde.

Ik loop zelf ook in pittig wandeltempo terug naar het station. Die trein haal ik nog. Maar heb ik nou echt alles gezien in Ransdaal? Zoals zo vaak word ik bekropen door FOMO, fear of missing out. Krijg ik volgende week nou niet weer een mail uit Ransdaal; deze keer met de mededeling dat ik het mooiste net gemist heb, omdat ik 50 meter ervandaan rechtdoor gelopen ben, in plaats van rechtsaf geslagen?

Op het perron zie ik vanuit mijn ooghoeken toch nog beweeg bij Happy Frites. Een man haalt de ketting voor de deur vandaan en gaat naar binnen om het vuurtje op te stoken van de frituur. Hij houdt vermoedelijk niet van lange werkdagen. Het etablissement is, zoals ik later opzoek, open van16:30 tot  20:30. Het is niet zo’n tent waar je als vroege treinreiziger ’s morgens om halfzeven al koffie kunt krijgen. Hij zal het dan ook wel niet van treinreizigers moeten hebben. Toch ook wel een minpunt voor dit station.

 

Het Minst Gewaardeerde Station



Lage Zwaluwe. Archieffoto 2014

Een kleine 2 uur later stap ik op Eindhoven Centraal op de IC naar Den Haag, die ik in Rotterdam wil verlaten om iets te gaan eten in de Markthal. De trein is druk, maar de conductrice staat op het perron te roepen dat er in de voorste en achterste van de 9 wagens nog ruimte genoeg. Is. Daarbij maakt ze de wijde armgebaren van zo’n iemand die op platforms van vliegvelden signalen staat te geven aan piloten.

Als we onderweg zijn, roept ze nog om, met de in haar ogen blijkbaar nodige herhalingen, dat deze trein zo druk is omdat er een hoop omreizigers inzitten die via Tilburg naar Den Bosch willen, en dat we geen bagage op de vloer moeten achterlaten, ook geen tassen op de banken zetten, allemaal wat inschikkelijk moeten zijn, dat is beter voor iedereen, als we mekaar een beetje helpen, dan wordt de wereld een stuk plezieriger, nietwaar, bla-die-bla-die-bla, en nog even een herhaling voor wie het de eerste 2 keer niet gehoord had…. Deze conductrice zal zeker niet langskomen voor controle; je hebt er praters en doeners onder, zoals in zoveel beroepen.

De trein maakt 2 keer een noodstop, één keer tussen Eindhoven en Tilburg, en de andere keer op een steile helling even voorbij Breda. In  beide gevallen is er iets met de software van de loc, zoals de ook al erg spraakzame meester omstandig uitlegt via de omroep. Op die heuvel krijg ik visioenen van 4 uur wachten op redding, zonder eten en drinken en met een tot de rand volgezeken en -gescheten plee, zoals laatst gebeurd is op die helling bij Gouda. Maar in beide gevallen rijden we na enkele minuten weer verder.

Wat is dan het Minst Gewaardeerde Station, de hekkensluiter van de lijst die door Klimmen-Ransdaal wordt aangevoerd? Dat is, niet helemaal onvoorstelbaar, Lage Zwaluwe. Ik ben er uitgestapt op die keer dat ik naar Moerdijk ging. Vanuit deze trein zie je het alleen maar liggen in de diepte, en dat ik ook wel voldoende.

We komen maar 5 minuten te laat aan in Rotterdam, de enige vertraging van de dag. Om honger op te doen loop ik van Rotterdam Centraal naar de Markthal, ik dineer daar, en als ik op Blaak de trein naar Leiden pak, is het ver na 18:30.

Een reisdag op halfzeven, gisterenavond heb ik het allemaal uitgestippeld vanachter de laptop, en met een beetje geluk pakte het in praktijk ook precies zo uit. Ik zie het als een soort sport.

Net als ik de dinsdagmiddag daarop de laatste hand leg aan dit stukje, hoor ik op de radio het bericht dat alle dassen uit Esch en Vught verhuisd zijn, en het treinverkeer tussen ’s-Hertogenbosch en Boxtel woensdag hervat wordt. Die bij Koudum-Molkwerum zitten er nog, de wareStânfriezen onder de dassen.

Frans Mensonides
2 april 2023
Er geweest: vrijdag 24 maart 2023


© Frans Mensonides, Leiden, 2023