Nr. 265 - zondag 12 december 2021 (week 50)
Horror-tandarts

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

264. DOORGEZAAGD EN GEPHOTOSHOPT: AELBERT CUYP IN DORDRECHTS MUSEUM (07/11/2021)
263. ONTMOETING MET KRIJN, NEANDERTHALER IN DOGGERLAND (03/10/2021)
262. HERMAN STOK, DE EERSTE ECHTE DJ; OF: WAAR IS GUNDRUN JANKIS GEBLEVEN? (06/06/2021)
261. DE PEST (IN); TENTOONSTELLING IN HET VALKHOF, NIJMEGEN (23/05/2021 en 08/08/2021))
260. BILABIAAL; OF: HOE KLONKEN DE GEBROEDERS DE WITT? (18/04/2021)


De rubriek FHM's A-viertjes verschijnt onregelmatig. Maar als hij verschijnt, doet hij dat op zondag.



Afbeeldingen in dit artikel heb ik geknipt uit de schoolplaat waar ik jaren tegenaan heb zitten kijken in de biologieles:
Een gezond en sterk gebit …. is een waardevol bezit’, uitgegeven door Prodenta N.V. in 1969, collectie Museon, Den Haag.
Hervonden op Collectie Nederland, Musea, Monumenten en Archeologie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 
Ken je die mop van die chirurg? Vast wel, hij heeft een ‘baard’ van hier tot ginder, en ik schaam me er eigenlijk voor om hem te debiteren. Maar hij gaat als volgt:
Zegt die patiënt tegen de chirurg: ‘Ik ben best wel zenuwachtig, dokter. Want ziet u, dit is namelijk mijn eerste operatie’.
Zegt die chirurg: ‘Ik voel helemaal met u mee. Ik ben zelf ook echt bloednerveus. Het is ook MIJN  eerste operatie!’

Ik moest aan deze flauwe ouwe denken toen ik me een jaar of wat geleden bij mijn tandarts, de heer Lutser, moest melden voor een nogal ingewikkelde wortelkanaalontsteking-behandeling. Een paar jaar daarvoor, zo had hij mij verteld, zou hij me daarvoor absoluut hebben moeten doorverwijzen naar de kaakchirurg. Maar nu had zijn praktijk, als een van de eerste in de stad, de know how om zulke ingrepen zelf uit te voeren.

Lutser zei niet expliciet dat ik de eerste van zijn patiënten was die deze behandeling onderging, maar dat bleek uit alles. ‘Hebben jullie nog een beetje geslapen vannacht?’, vroeg hij met onvaste stem aan zijn 2 assistentes, die als zenuwachtige kippen door de praktijkruimte liepen. Zelf was zijn normaal zo blozende gelaat wit weggetrokken.

De operatie slaagde, eigenlijk tegen mijn verwachting in, want ik had zijn gestumper toen toch al jaren aangezien en verdragen. Wat me ook die dag weer niet echt voor hem innam: hij maakte over mijn hoofd heen high fives met zijn assistentes, dat ze het waagstuk tot een goed einde gebracht hadden.

Het is een feit dat ik daarna nooit meer last heb gehad van die wortel. Wonder boven wonder, want al jarenlang was vrijwel alles wat hij in mijn gebit had aanbracht, me binnen 2 maanden alweer uit de bek geflikkerd. Hij weet dat niet aan eigen tekortkomingen, maar aan het feit dat ik een ‘lastig gebit’ had. Ooit noemde hij mij zelfs, joviaal lachend: mijn ‘horror-patiënt’. Maar hij zag het als een uitdaging om ook mij de deur uit te laten gaan met het soort gave, complete, blinkende fotomodellengebitten dat bij hem op de gevel prijkte.

Hij schoof me in de schoenen dat ik ’s nachts onbewust met mijn tanden knarste en dat dat de schade aan mijn gebit had veroorzaakt. Dat kunnen ze je altijd aanwrijven, dat je dingen onbewust doet. Je kunt je er moeilijk tegen verdedigen, alleen maar zeggen: ‘Daar weet ik dan niks van’, maar daarmee beken je juist het ten laste gelegde.

Goed, ik kreeg een mondplaatje, een paardenbit zoals ik het zelf noem, tegen nachtelijk knarsen. Dat had echter niet tot gevolg dat de gebitsproblemen afnamen.

Van de 28 ‘ivoren wachters van het maagdarmkanaal’ (met dank aan Simon Vestdijk) die een volwassen mens hoort te hebben, ontbreken er bij mij 3; kronen die ooit gesneuveld zijn. Ik had bij Lutser al eens een balletje opgegooid over implantaten. Ik had er al een, de hoektand linksboven, die er al een jaar of 15 inzat. Maar de tandarts gaf er de voorkeur aan om tot in het oneindige te werken met ‘semipermanente oplossingen’, zoals hij het noemde, wat ik steeds meer ging zien als eufemisme voor noodverbandjes.

Die het niet lang uithielden. Maar de redding was nabij: als enige tandarts in de hele streek had Lutser een revolutionair apparaat in gebruik genomen om de kauwdruk te meten. Hij vermoedde dat ik niet alleen ’s nachts knarste met mijn tanden, maar er overdag ook scheef en raar mee kauwde.

Dit was nu eens een behandeling die geen pijn deed. Ik moest bijten op een plaatje van zacht plastic. Uit het apparaat rolde een seismogram waar Oost-Groningen bang van zou worden. De tandarts ging dit met een geleerd gezicht staan bekijken en gaf mij enige uitleg over de verschillende kleuren die erop te zien waren. Het bevestigde al zijn vermoedens, zei hij.

Goed, dat wisten we dan, maar wat was er nou uiteindelijk aan te dóén? Ik verwachtte dat hij me nu kauwtherapie zou voorschrijven bij een orthodontist-orthopedagoog, of zoiets modieus, een soort bekkenbodemtherapeut, maar dan voor kiezen en kaken, maar niets daarvan.

Die twee ontbrekende kiezen rechtsonder, och, dat zag je niet, en met was er over was, kon ik mijn boterhammen nog wel kauwen, vond Lutser. Eerst moest er iets gedaan worden aan dat ontsierende gat linksboven (voor de kijker rechts) waar ooit de kroon van een snijtand had gezeten.

Daar kon hij nog best een keer een noodkroon opzetten. Maar daarvoor moest hij de wortelrest die nog aanwezig was, wel een beetje oprekken. En dan een stiftje erin. ‘Dan heb ik meer houvast, ziet u wel?’ Dat oprekken zou geschieden met een constructie van trekdaden in de kaak – die gelukkig van buitenaf niet zichtbaar zouden zijn. Als ik daarmee 2 maanden zou hebben rondgelopen, dan kon het stiftje erin en de noodkroon erop.

Als ik dit stukje tot hiertoe overlees, schaam ik me, dat ik Lutser al niet veel eerder de bons heb gegeven. Hoe kon ik akkoord gaan met een methode waarvan ik met mijn lekenverstand al kon bevroeden dat ook die voor geen meter zou werken?

Het komt doordat ik een alfa ben die doorgeleerd heeft in dooie dichters. Ik heb altijd een heilig ontzag gehad voor mensen, vooral medici, die op de universiteit iets nuttigers hebben geleerd dan de kwintessens van de ridder-epiek en de vijftigerpoëzie.

Dank zij die constructie van trekdaden kreeg ik nu toch eindelijk twijfel aan Lutsers bekwaamheid. Niet eens zozeer door wat hij deed, maar wel door wat hij zei toen hij het werk voltooid had. ‘Maak hier even een foto van’, gebood hij op afgemeten toon zijn assistente, ‘want ik kén collega’s die dit niet begrijpen zonder een plaatje erbij!’

De arrogantie! God-zal-me-lazeren, wat een zelfingenomen zak hooi, en wat een dedain ten opzichte van zijn vakgenoten! Plotseling keek ik hem tot op de bodem van de ziel. Mensen die echt wat voorstellen op hun vakgebied, hebben meestal de bescheidenheid die ook het ware genie kenmerkt. Maar arrogante blaaskaken presteren doorgaans niets.

Desondanks liet ik Lutser 2 maanden later de zoveelste noodkroon zetten op die nu zogenaamd opgerekte wortel. 3 weken later moest ik bij hem terugkomen om een en ander te laten controleren. Tot mijn verbazing was die kroon al die 3 weken lang blijven zitten. ‘Prima, prima’, bromde hij toen hij er met een haakje in had zitten poeren, ‘nu zit het allemaal goed vast’.

Hoe vast het zat merkte ik een halfuur later toen ik was thuisgekomen en een boterham met pindakaas gesmeerd had. Daarin bleef die noodkroon hangen, meteen nadat ik de eerste hap had genomen.

Er knapte iets in me, meer dan die kroon alleen. Nu was het echt afgelopen, fini, basta. Ik besloot dat ik nooit meer iets met Lutser te maken wilde hebben en zelfs zijn stemgeluid nooit meer zou willen horen. Hij zocht maar een ander proefkonijn voor zijn dubieuze experimenten!

Nog dezelfde dag ging ik op zoek naar een andere tandarts. En hoe dat afliep… lees je in deze aflevering van bijna een jaar later > > >

FHM
12 december 2021

Naar waarheid opgetekend uit een feilbaar geheugen. Die lutser heet in werkelijkheid niet Lutser.



 

25 jaar De thuispagina van Frans Mensonides: hoe het begon


 VOLGENDE AFLEVERING: 266: HET GAAT NIET EXPONENTIEEL, MAAR MET EEN KLOKCURVE; CORONA-GRAFIEKEN (26/12/2021)




© Frans Mensonides, Leiden, 2021