Nr. 191 - zondag 15 februari 2015
Levensverhaal in foto's




LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

190. 'BEDIENDEN, VERBREEKT UW BANDEN'; 'MENS EN WERK'IN HELMOND (08/02/2015)
189. IN PLAATS VAN TOESPRAKEN - IN MEMORIAM VOOR MOEDER (01/02/2015)
188. AFTELLEN VAN 40 NAAR 1: VERONICA TOP 40 50 JAAR (05/01/2015)
187. REPRISE: KERSTDINER (28/12/2014)
186. (THE MAKING OF) MIDWINTERFOTO 2014 (21/12/2014)
185. CARTHAGO MOEST VERWOEST, OFWEL: DE MICTIE VAN EEN GODHEID (14/12/2014)






Mijn moeder (3 jaar oud), geflankeerd door haar moeders filmhelden. Lya de Putti en Shirley Temple overgenomen van Wikipedia.

Ik kom deze week nog even terug op het digitale in memoriam dat ik heb samengesteld voor mijn moeder, die vorige maand is overleden. Dat eindigt met een reeks foto’s die een complete biografie van haar omvatten, van het kraambed tot in de rolstoel, kort voor haar dood. 

De oudere foto’s uit dat album, de meeste van vóór mijn tijd, heb ik bijeengegaard uit een stuk of 25 fotoboeken die ik gevonden heb in de spullen van mijn moeder. Vergeelde en verbruinde kiekjes, met mensen erop waarvan ik soms niet eens weet wie het zijn, of geweest waren.

Daarnaast beschikte ik ook nog over heel wat recente foto’s, van de laatste maanden van haar leven. In haar woonzorgcentrum werd in het voorjaar van 2014 een fotoproject gestart, onder leiding van iemand die daar onderzoek naar deed, of stage in liep, of zoiets. Wij, de deelnemende mantelzorgers, kregen elk een nogal primitief aandoende analoge wegwerpcamera, waarmee we momenten uit het leven van onze dierbare konden vastleggen: plekken waar zij graag kwamen, of die een bepaalde emotie opriepen.

De opzet van het project was even vaag als de foto’s die ik uit dat minicameraatje verwachtte, maar ik sloeg aan het fotograferen tijdens wandelingen met moeder. De ganzenkolonie in ons buurtje, waar zij altijd zo om moest lachen, omdat die beesten altijd midden op straat gingen zitten, zonder zich iets aan te trekken van het autoverkeer. ‘Ons’ bankje langs het kanaal, waar zij graag naar de voorbijvarende pleziervaartuigen zat te kijken.

Met dat cameraatje kon ik niet overweg. Ik fotografeer al sinds 1997 digitaal. Wegwerpen is inderdaad het beste wat je met een wegwerpcamera kunt doen. Ik vroeg de leidster van het project, of ik ook gewoon JPG’s mocht inleveren voor de evaluatie die zou volgen, en dat mocht gelukkig.

Veel hebben we er daarna niet meer van gehoord. De evaluatiebijeenkomst heeft nooit plaatsgevonden. Maar de boodschap was me toch al duidelijk. Door foto’s, oud of recent, te laten zien aan dementerenden, haal je ze soms weer bij de werkelijkheid. Alles valt weer op zijn plaats; wie ze vroeger waren en wie ze nu zijn. 

Alle bewoners kregen een fotolijst waarin acht foto’s op 10x15-formaat pasten. Die lijstjes werden opgehangen naast hun voordeur. Die van mijn moeder vulde ik met oude en nieuwe foto’s.

Zoals ik ook het levensalbum van moeder heb kunnen vullen met foto’s uit alle tien de decennia waarin zij geleefd heeft (als je zo rekent, is ze eigenlijk 100 jaar oud geworden, in plaats van 86). Je vindt het album HIER. Hieronder nog wat anekdotes bij sommige foto’s. Houd me ten goede, de plaatjes waar over het gaat, zijn van ver voor mijn geboorte; de achtergrondverhalen heb ik ook maar van horen zeggen.

Een opvallende verschijning in die reeks brave familiefoto’s is het portret van een wufte filmster uit het tijdperk van de stomme film. Maar zij, de Hongaarse Lya de Putti, is de naamgeefster van mijn moeder, en mocht dus niet ontbreken.  

Dat zat zo. De traditie schreef voor dat je je eerste dochter noemde naar haar grootmoeder van vaderszijde. Die heette in mijn moeders geval Aaltje. Mijn grootouders vonden dat een hopeloos ouderwetse naam, waar je een kind niet mee het leven in kon sturen. 

Dus besloten ze, dat het Alidia zou worden; niet Alida, want dat zouden ze misschien weer afkorten tot Aaltje. Opa heeft er nog ruzie over moeten maken op het stadhuis van Rotterdam. De ambtenaar van de burgerlijke stand wilde Alidia eerst niet accepteren en schreef toen stiekem lekker Alida op de geboorteakte. Mijn opa zag dat nog net op tijd, en eiste correctie. Uiteindelijk werd het na enig heen en weer gepraat dan toch Alidia.

Als roepnaam werd Lia gekozen, naar die filmster, van wie mijn grootmoeder, die bijna niet uit de bioscoop was weg te slaan, een fan was. Volgens de Wikipedia speelde Lya de Putti voornamelijk vamp-rollen. Apart om een onschuldige baby naar zo iemand te noemen, maar oma was een vrouw die niet graag de platgetreden paden volgde.

De Putti’s filmcarrière raakte daarna in een steile neergang; niet zozeer door die vernoeming, als wel door de opkomst van de geluidsfilm. Zij kwam, met haar zware buitenlandse accent, niet aan de bak in Hollywood. Rond die tijd stikte ze bijna in een kippenbotje, werd ziek, gek ook nog erbij, en overleed in 1931 op 34-jarige leeftijd, volgens diezelfde Wikipedia.

Niet lang daarna liet mijn oma zich, net als miljoenen in heel de wereld, vertederen door het kindsterretje Shirley Temple, die even oud was als mijn moeder. De laatste vertelde mij een keer, toen we op de De Kempenaerstraat in Oegstgeest liepen, dat zij daar eens een hele middag heeft moeten doorbrengen bij de kapper. Die deed op oma’s bevel een dappere poging, in haar steile haar pijpenkrulletjes aan te brengen zoals Shirley Temple had. Een pijnlijke operatie. Het resultaat ervan heb ik op geen enkele foto kunnen terugvinden; ze moet er niet úítgezien hebben.

Een andere Oegstgeester straat is de Deutzstraat. De schrijver Jan Wolkers werd er geboren en zijn ouders dreven er een kruidenierszaak, al speelt dat feit geen rol in moeders biografie. Maar een paar deuren voorbij de winkel van Wolkers stond dit schoolgebouwtje. Mijn moeder zat er van 1932-1934 op de openbare kleuterschool Gevers-Deutz. Die school was al in 1875 gesticht als bewaarschool, op initiatief van Jonkvrouwe M.J. Gevers van Endegeest-Deutz van Assendelft.

Zo’n notabele eer je als gemeente natuurlijk met een straatnaam. Maar de Jonkvrouwe M.J. Gevers van Endegeest-Deutz van Assendelftstraat zou een straatnaambord vereist hebben van 2,5 meter lengte. Dus Oegstgeest kent nu een Geversstraat, Deutzstraat en Van Assendelftstraat. Drie straten genoemd naar één en dezelfde freule! Het dorp had als vanouds al een Endegeesterstraatweg.

Toen ik het schooltje in 2008 fotografeerde, was het een peuterspeelzaal. 135 jaar lang hebben er kinderstemmen geklonken, maar kort geleden onderging het een verbouwing tot kantoor.

Mijn oma leed aan wat tegenwoordig psychosomatische aandoeningen zouden heten, maar was in de termen van toen vermoedelijk: ‘zenuwpatiënte’. Tegen zenuwen bestonden in die tijd maar drie remedies: rust, rust en nog eens rust. Terwijl je in het overactieve tijdperk van heden juist allerlei dingen moet DOEN als je gestrest bent; meer en meer dingen doen.

Oma verbleef soms maandenlang in rusthuizen en kuuroorden, waar ze haar dagen sleet met lezen, haken en borduren. Moeder werd dan ondergebracht bij vrienden, of bracht wel eens een hele zomervakantie door bij haar grootouders in Apeldoorn.

Op deze foto, op een zondagmiddag genomen in de Haarlemmerhout, waren mijn moeder en haar vader naar haar op weg; deze keer had zij in een rustoord in Haarlem genezing gezocht van haar migraineaanvallen. Zij werden op de korrel genomen door een van de vele straatfotografen die in de crisistijd met de camera hun brood trachtten te verdienen.

Wat mijn moeder ertoe gebracht heeft, te gaan doorleren voor lerares aan een huishoudschool, snapte ze zelf later ook niet meer. Het was totaal niets voor haar. Zij heeft die opleiding dan ook niet afgemaakt. Later heeft zij de M.O.-akte Engels behaald en is privélessen Engels gaan geven; ze is zo verstandig geweest, nooit voor de klas te gaan staan.

Die huishoudstudie volgde zij aan instituut Rollecate in Deventer, samen met haar hartsvriendin uit Leiden, links van haar op de foto, als ik me niet vergis. De twee jongedames deelden een etage in Deventer. De vriendin zocht vertier op de wekelijkse avonden van de Friese Kring (?) in die stad, en preste mijn moeder om een keer mee te gaan. 

‘Wat moet ik daar nou doen’, hield zij de boot af. ‘Ik ken er niemand, en ik spreek helemaal geen Fries’.
Dat was geen bezwaar, volgens haar vriendin. Er zaten daar een paar leuke jongens, die ook gewoon Nederlands praatten.

Mijn moeder liet zich meetronen, en de rest is geschiedenis. Met een van die leuke Friese jongens kreeg ze verkering. Ze zou zich met hem verloven en met hem trouwen. En mij baren, als eerstgeborene. Zonder inmenging van haar vriendin had je deze woorden niet kunnen lezen.

FHM
15 februari 2015



VOLGENDE AFLEVERING: VERGETEN SLAVEN: NEDERLANDSE ZEELIEDEN  (22/02/2015)

© Frans Mensonides, Leiden, 2015