Nr. 189 - zondag 1 februari 2015
In plaats van toespraken: in memoriam voor moeder




LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

188. AFTELLEN VAN 40 NAAR 1: VERONICA TOP 40 50 JAAR (05/01/2015)
187. REPRISE: KERSTDINER (28/12/2014)
186. (THE MAKING OF) MIDWINTERFOTO 2014 (21/12/2014)
185. CARTHAGO MOEST VERWOEST, OFWEL: DE MICTIE VAN EEN GODHEID (14/12/2014)
184. LOUTER WINNAARS; HOOGBEGAAFDENQUIZ 'SLIMMERIQEN' (07/12/2014)
183. PIERRE CUYPERS; ARCHITECT MET EEN KRUIWAGEN (30/11/2014)





 

A thing of beauty is a joy forerver
John Keats

Op deze eerste februari pak ik de draad van mijn winterrubriek FHM’s weer op, na het overlijden van mijn moeder, drie weken geleden. De lezer neemt het me hopelijk niet kwalijk dat er deze maand nog twee afleveringen van FHM’s over haar zullen gaan. Voor de vaste consument van deze rubriek zal ze door de jaren heen ook wel bijna een goede kennis of een verre vriendin geworden zijn; in meerdere afleveringen had zij een hoofd-, of in ieder geval een belangrijke bijrol.

Moeders dood sloot een lang geestelijk en lichamelijk aftakelingsproces af. Zij overleed echter ‘toch nog onverwachts’; clichés kloppen soms. Een paar dagen voor haar dood zat zij nog redelijk vrolijk in de huiskamer op haar afdeling in het woonzorgcentrum. Toen werd zij op zaterdagmiddag 10 januari getroffen door een aanval van bloederige diarree, en is ze flauwgevallen.  Slechts anderhalve dag is zij ziek en bedlegerig geweest. In de nacht van zondag 11 op maandag 12 werd ik gebeld door de nachtzuster, met de mededeling dat zij in haar slaap was overleden.

Berusting nam snel bezit van mijn geest: een ziekbed van weken of maanden is het laatste wat ik haar gegund zou hebben.

Afgelopen zomer had een overijverige tehuisarts haar al bijna terminaal verklaard (ook daarover schreef ik op FHM’s). Volgens mij veel te vroeg – en ik kende mijn moeder beter dan welke arts ook. Ik drong aan op een onderzoek in het ziekenhuis, en zie: er was zo goed als niets aan de hand. In de weken daarna knapte zij zienderogen op. Zonder dat ziekenhuisbezoek was dat ook wel het geval geweest, denk ik.

In die tijd speelden er discussies in de media, hoeveel geld het de maatschappij mag kosten om een bijna voorbij mensenleven nog een jaar te rekken. Het bedrag dat uit dat nuchtere rekenwerk rolde, ben ik vergeten; wel weet ik, dat het nog een aardige som was, die we er voor over hadden. Maar je moet zo’n bedrag alleen willen uitgeven als er in dat gewonnen jaar ook nog sprake is van een minimum aan kwaliteit van leven.

Maar dat is weer moeilijk te beoordelen. Zelfs dierbaren, mantelzorgers, kijken daarbij alleen maar tegen een buitenkant aan. Hoeveel kwaliteit van leven had mijn moeder, gedurende de extra zes maanden die zij op de medische stand wist te veroveren? Ze reageerde altijd verheugd als ik binnenkwam, bedroefd als ik ging, en in de tussentijd was er soms nog van enig contact sprake. Ja, ze was ernstig dement, en ik kon geen echt gesprek meer met haar voeren – bijvoorbeeld om te vragen, hoe ze de kwaliteit van haar bestaan ervoer. Maar ze genoot zichtbaar van de ritjes in de rolstoel door de buurt; dat zág ik gewoonweg.

De laatste weken van haar leven, zo rond het kerstdiner, merkte ik toch wel, dat het vlammetje aan het doven was. Echt ziek was ze niet, maar eten en drinken ging steeds moeizamer; een veeg teken. Ik heb toen ook niet meer aangedrongen op onderzoeken in het ziekenhuis. Dat leek me toen minder zinvol dan een half jaar tevoren. Maar wie zal weten, of ik het bij het rechte eind had, in beide gevallen?

Mijn moeder is bijgezet bij vader, haar al 54 jaar eerder ontslapen echtgenoot, in Voorburg, het geboortedorp van mijn broer en mij. In fysiek opzicht is dat in ieder geval een hereniging in de dood.

Verder geloof ik niet in een voortbestaan over de grenzen van de dood heen. Mijn adagium heeft altijd geluid: ‘Dood is dood’, en de dood van mijn moeder heeft daar geen verandering in gebracht.

Een buurvrouw van ons is het daar absoluut niet mee eens, zei ze mij tijdens een condoleancebezoek. Meer en meer helt zij over naar het standpunt dat de dood niet het einde is. Nee, er moet toch nog ‘iets’ na zijn, zoals er ook ‘iets’ moet zijn tussen hemel en aarde. ‘Wolken?’, ried ik, maar die gedachte wuifde ze weg. Haar vader, die enkele jaren geleden was overleden, keerde nog regelmatig terug in haar dromen, en hij sprak dan écht tegen haar. Mijn moeder zou zulke droomboodschappen ook nog wel over gaan brengen aan mij, voorspelde zij.

Een mens moet maar geloven wat hem of haar troost biedt. Ik brandde bij de begrafenis op verzoek van die buurvrouw een kaarsje namens haar; waarom niet?

Wat natuurlijk wél waar is: de doden leven voort in onze herinnering. Daarnaar verwijst ook de spreuk die ik bovenaan moeders rouwkaart heb laten zetten: ‘A thing of beauty is a joy forever’.

Mijn moeder citeerde deze dichtregel van John Keats vaak, als zij iets moois zag: een bloem in een tuin of een kunstwerk in een museum. ‘Dat is zo wáár, hè; zo treffend, daar denk ik altijd aan’.

Die regel is de openingszin van het ca. vierduizend regels tellend gedicht Endymion uit 1818. Ik heb het eerlijk gezegd niet in zijn geheel gelezen. Maar de interpretatie van die openingsregel luidt, dat schoonheid nooit vergaat, omdat zij beklijft in ons geheugen. Als iets moois, bijvoorbeeld een bloem, een grote indruk op je gemaakt heeft, zal je je hem des te langer blijven herinneren, ook als hij al lang verwelkt is.

Zo vatte mijn moeder die spreuk ook op. En het geldt net zo goed voor de herinnering aan overleden dierbaren. Een beter grafschrift voor moeder kon ik niet bedenken.

Zij wilde absoluut geen toespraken op haar begrafenis: ‘Dan vertellen mensen, die me misschien in geen tien jaar zijn komen opzoeken, wat een fantastisch mens ze me hebben gevonden. Wie heeft daar wat aan?’ Nee, zij wilde in stilte begraven worden. Van haar familie en vrienden waren de meesten dood, of te oud om naar de uitvaart te komen.

Die wens heb ik natuurlijk gerespecteerd. Het speet me niet verschrikkelijk, want voor een begrafenis in vol ornaat, mét publiek, ben je tegenwoordig bijna verplicht, een complete, uren durende variétévoorstelling te organiseren, met een ceremoniemeester, tientallen sprekers, muziek, gedichten, hebbedingetjes voor de gasten, en zang. Sommigen maken een compleet circus van hun dood. Het lijkt wel of mensen in het vermeende hiernamaals nog tegen elkaar willen opbieden: wie had de mooiste uitvaart? Maar hoe had ik dat moeten regelen, in een paar dagen tijd, terwijl ik er helemaal alleen voorstond?

Mijn moeder werd naar het graf gedragen alleen in tegenwoordigheid van mijn broer, een vriend die had aangeboden om ons te ondersteunen, en mijzelf. Een sobere plechtigheid, maar wat kaal, dus ik had al lang van te voren besloten, een in memoriam op Internet te plaatsen, waarin staat wat mensen normaliter zeggen in een toespraak in de aula of aan de groeve.

De lezer wordt van harte uitgenodigd, een blik te werpen op deze digitale uitvaart. Ik gun mijn moeder een publiek dat in geen enkele aula zou passen.

FHM
1 februari 2015

In een volgende aflevering nog iets meer over de foto’s op deze in memoriam-site

VOLGENDE AFLEVERING: 'BEDIENDEN, VERBREEKT UW BANDEN!';  'MENS EN WERK' IN HELMOND (08/02/2015)

© Frans Mensonides, Leiden, 2015