Platgetreden en platgereden paden; verder fietsen door de Kop van Zuid-Holland



Deze narcisten narcissen zijn gefotografeerd bij Noordwijkerhout. Maar het doet er eigenlijk niet toe, wáár; ze staan tussen Haarlem en Leiden nu overal in volle bloei.

Ruim een jaar geleden kwam er door corona een (voorlopig) einde aan de veelgelezen rubriek De digitale reiziger op mijn Thuispagina, afgezien van een zeer korte opleving in de zomer. Voor wie er nog nooit van gehoord heeft: die rubriek  bestond uit reisverslagen met het openbaar vervoer in Nederland en omstreken. Nog steeds hoopt mijn alter ego De digitale reiziger in november van dit jaar zijn 25-jarig bestaan te vieren, en dan ook weer, als het enigszins kan, wekelijks op reis te zijn.

Voorlopig behelp ik me al ruim een jaar lang met fotoverslagen van wandel- en fietstochten in de omgeving van Leiden. Ook in de stad zelf bleef geen steeg, geen snippertje groen, onbeschreven.

Soms, op dagen dat de fiets door slechte weersomstandigheden in de schuur moet blijven, loop ik onder een paraplu over de platgetreden en platgereden paden van de paar vierkante kilometer rond de straat waar ik woon. Dan weet ik echt niets nieuws meer te bedenken om te fotograferen en om over te schrijven.

Maar als het weer ineens even opleeft, doe ik dat ook. Dan trek ik er weer met de fiets op uit, op zoek naar nog iets nieuws, of desnoods iets ouds in een nieuw jasje. Ik heb de afgelopen weken nog een paar dingen gevonden. En ik weet er ook nog een paar voor de rest van de eventuele zonnige lentedagen van 2021.

Het begint hieronder en zal nog aangevuld worden. En dat is dan al deel 10 van de ‘corona-cyclus’. Ook een soort jubileum! Hieronder vind je het overzicht van de vorige 9 afleveringen.



Naar de bollen

De Keukenhof is voor het 2e jaar in successie gesloten, maar de Bollenstreek is gewoon nog open. En onherkenbaar. Vóór corona ging ik elk voorjaar wel een dagje fietsen of wandelen langs de bollen. In 2010 liep ik de hele route van de Blauwe Bollentram Leiden – Haarlem die daar gereden heeft in de duistere era 1932-1949.

Wat zag ik in de Bollenstreek de afgelopen jaren, op warme dagen in het voorjaar? Auto’s bumper aan bumper; motoren die me de vouwen uit de broek reden als ik stond te fotograferen; toeristen die de broodwinning van de bollentelers plattrapten voor een selfie.

Dit jaar zijn ze er allemaal niet, een enkele uitzondering daargelaten. Geen enkel buitenlands nummerbord heb ik gezien, tijdens in totaal ca. 100 km fietsen op die 2 plotselinge hete dagen in de week voor Pasen. Een serene stilte in de hele streek; de geur van myriaden hyacinten, die normaliter overvleugeld wordt door vette wolken uitlaatgassen. Heel weldadig, maar toch eerst even wennen.

De foto’s.

Gekweekte paarse hyacinten op een veld bij Noordwijkerhout, met op de voorgrond spontaan opgekomen narcissen aan de waterkant.

De dorpspomp van Hillegom

 










4 maal Lisse. Op de onderste foto huize Dever, dat ik vorige zomer ook al op de foto had.










En 3 keer Voorhout – ook daar heeft langs de snelwegen de verdozing toegeslagen.

 

Geestesziek op de geestgronden; Sancta Maria

Op een van mijn 2 bollentochten kwam ik langs de minst vrolijke buurt van de streek, Sancta Maria. Dat ligt op de grens van Noordwijk en Noordwijkerhout – wat niet meer uitmaakt, want het hele gebied hoort sinds kort tot de fusiegemeente Noordwijk.

Oh, je kunt hier best aangenaam wonen hoor, als je niet opziet tegen een hypotheek van heb-ik-jou-daar, of minstens driekwart miljoen in je ouwe sok hebt. En als je ook geen waarde hecht aan stadse reuring, noch bereikbaarheid per OV, en niet gelooft in spoken.

Maar de wijk heeft een psychiatrisch verleden. Ik ben er meer tegengekomen in Nederland. Ze dateren uit de tijd dat psychiatrische klinieken weliswaar geen dolhuizen meer heetten, maar nog wel krankzinnigengestichten. Troosteloze terreinen diep in de duinen, met grimmige paviljoens waar, ver weggestopt van de normale mensenmaatschappij, geesteszieken werden verpleegd.

Tegenwoordig worden zulke instellingen rond hun eeuwfeest opgeheven. De moderne barakken gaan tegen de grond en de oude paviljoens worden verbouwd tot luxueuze appartementen. Waaraan je het verleden nog altijd heel duidelijk kunt afzien.

Ik bezocht hier rond 2004, toen het nog een psychiatrisch centrum was, regelmatig iemand die er verpleegd werd. Hij verbleef in een houten barak, die toen zijn beste tijd al gehad had, en inmiddels met de grond gelijk is gemaakt. Maar ik weet nog precies waar hij gestaan heeft.

Ik dacht altijd: als je nog niet gek bent, word je het wel binnen een paar maanden, als je hier per ongeluk zou worden opgesloten.

Sancta Maria dateert van 1928. In 2006 werd het gesloten. Een projectontwikkelaar kocht het terrein, met grootste plannen, die echter voorlopig in de ijskast belandden door wat toen een crisis heette. In de jaren 10 werden die bijna een eeuw oude paviljoens vrijwel onherkenbaar verbouwd.

Er staat nog steeds een dik hek bij de ingang. Maar dat heeft slechts een symbolische betekenis. Het staat altijd open, en een bordje ‘Verboden voor onbevoegden’ heb ik er niet gezien.

De kerk, die heel bescheiden ‘kapel’ heet, is er nog. Wat er niet is en was: een bushalte. De dichtstbijzijnde was en is op de Brink in Noordwijkerhout, 2 km van hier. Bij die bezoeken had ik een elektrische fiets best kunnen gebruiken, maar ik geloof niet eens dat die al bestonden in 2004.

Ik heb zelf van 2008-2011 gewerkt in zo’n oud paviljoen in Bakkum, dat tijdelijk in gebruik was als gemeentehuis. Het is nu ook verappartement, als dat een woord is. Maar al kon ik het betalen, ik zou er nooit gaan wonen. Volgens sommige van mijn minder evenwichtige en rationele collega’s spookte het er, en dat zou ik grif geloven als ik zelf in spoken zou geloven.

Dat doet me eraan denken dat een collega een vaas met speciaal, heel erg duur 'ingestraald' water op haar bureau had staan. Dat watertje zou een neutraliserend effect hebben op de negativiteit van de omgeving. Ik keek altijd of er in die vaas geen draaikolk ontstond als ik er, vol negatieve ionen, langs liep. Maar nee.

Maar op een kwaaie dag stootte ik die vaas per ongeluk omver. Oeps!! Gelukkig was mijn collega net die dag afwezig. Ik vulde de vaas toen met gewone majem uit de kraan. Ze heeft er niks van gemerkt, en bleef de werkzaamheid van het water roemen. Voer voor de vereniging Skepsis!

 



Naast oude paviljoens ook moderne nieuwbouw


Leiderdorp, wat groen tussen het steen

Ik heb ooit beweerd dat je in Leiderdorp de batterij van je camera wel kunt sparen. Maar toch, ook daar, voor wie goed om zich heen kijkt, is er wel wat aangenaam groen te vinden tussen het steen. Park De Houtkamp ligt ingeklemd tussen de 2 verkeersaders Engelendaal en Persant Snoepweg, de minder brede Van Diepeningenlaan en de torenflats van de Koolmeestraat.

Het park is een jaar of 50 oud en wordt volgens de website ‘natuurlijk beheerd’. Ja, natuurlijk vind er beheer plaats, dat mag toch wel vanzelfsprekend zijn; natuur ontstaat natuurlijk niet zo maar vanzelf.


De boerderij aan de Van Diepeningenlaan is, of was totaan corona, een brasserie met aanpalende ruimten voor vergaderingen, teambuildingssessies en trouwpartijen in een landelijke omgeving. Ze noemen zich: de huiskamer van Leiderdorp.

Ik schrijf hem op mijn lijst van horecaondernemingen die ik al fietsend tegenkom, die me wel gezellig lijken om na de crisis een keer te gaan lunchen of dineren. Die lijst bevat zo langzamerhand voldoende items voor maandenlang bourgondisch genot.

De heemtuin in het park is van oktober t/m maart geopend van maandag t/m vrijdag tot 16:00. Ik sta voor het gesloten hek om 16:08 uur, nog net in maart, en op een donderdag, maar net te laat, dus het hek zou net dichtgegaan zijn, als het niet al maanden gesloten was wegens corona.

Het is me vandaag de donderdag wel! Vanmorgen is freule Ollongren gefotografeerd met een paar stukken onder de arm vol onbedoelde onthullingen over de kabinetsformatieverkenning. Ze had net positief getest op corona, rende ontredderd en voor een patiënt nogal schaars gekleed, naar een auto met een chauffeur zonder mondkapje, wat haar ook nog op de nodige kritiek kwam te staan. Die vertrouwelijke stukken zouden de volgende donderdag, na haar opvallend snelle herstel, leiden tot een Kamerdebat van bijna een etmaal, waarbij de liegende psychopaat die ons land regeert, ternauwernood weg kwam met…

Maar waarom daarover nog uitweiden? Iedereen weet toch hoe dit is afgelopen. We zijn er niet voor niks de halve nacht voor opgebleven.

De site die je nu leest, wordt door de Koninklijke Bibliotheek tot in de eeuwigheid, amen, bewaard als vroeg 21e-eeuws digitaal erfgoed. Voor degene die dit stukje pas in het jaar 2525 leest in de verre, verre opvolger van de KB: kijk even in de Wikipedia (of het 26e-eeuwse equivalent daarvan), onder Mark Rutte en Pieter Omtzigt, dan zal alles duidelijk worden.

Ik weet niet hoe het met de lezer gesteld is, maar ik word met de dag chagrijniger van dit land waar alles wat de mensen aanraken, in stront verandert in plaats van in goud. Ook dit jaar ga ik niet naar The Passion kijken. Deze week al heb ik al meer dan voldoende Judassen over mijn scherm zien gaan.

 


Streekgenoot Spinoza



Spinoza in Voorburg (Rudolf Roth)


Spinoza voor het Regthuys in Rijnsburg (Gerard Brouwer)

Benedictus (Baruch) Spinoza (1632-1677) ben ik onlangs tegengekomen op 2 plaatsen in de regio, Rijnsburg en Voorburg. Hij staat ook nog vereeuwigd in Amsterdam en Den Haag, en daarmee is zijn hele woongeschiedenis genoemd.

Deze denker was de zoon van een Joods-Portugese koopman en was geboren en getogen in Amsterdam. Daar deed in 1656 de Joodse gemeenschap hem in de ban, op verdenking van atheïsme en mogelijk ook van zakelijke malversaties. Spinoza had zich niet populair gemaakt; hij werd zelfs aangevallen met een ponjaard, een kort steekwapen.

Veel rond Spinoza’s leven is nogal in schimmen gehuld. Zeker is dat hij in 1661 naar Rijnsburg vluchtte, en in 1663 naar Voorburg verhuisde, om zich een paar jaar later metterwoon te vestigen in Den Haag, waar hij in 1677 op 44-jarige leeftijd overleed aan tuberculose.

Behalve verdacht van atheïsme, was hij ook voorstander van vrijheid van meningsuiting. In Voorburg was hij bijna de buurman van de Huygens’en op Hofwijck. Een gemeenschappelijke kennis van Spinoza en Christiaan Huygens was René Descartes, en die 3 mannen worden beschouwd als dé wegbereiders voor de Eeuw der Verlichting. Geen van deze verlichte heren is ooit getrouwd geweest. Het is een feit; ondergetekende eeuwige vrijgezel verbindt er verder geen conclusies aan.

Toen ik vorig weekend de beelden zag uit Urk en Bekrompen aan den IJssel, flitste door me heen dat de Verlichting niet aan iedere groepering besteed is. Ik word zelf ook sterk verdacht van atheïsme, en word steeds atheïstischer bij elke keer dat ik lees over zulke vormen van ChristenDOM.

De actualiteit blijft dit stukje doorspekken; excuses daarvoor aan de lezer uit 2525, die er de ballen van snapt.

Spinoza verdiende de kost met het slijpen van lenzen. Daarmee was hij de concullega van de gebroeders Constantijn jr. en Christiaan Huygens, die het echter deden voor de wetenschap en niet voor hun brood. Zij waren veel rijker dan Spinoza. Maar als compensatie werd de laatste in het tijdperk van de gulden afgebeeld op het briefje van 1000, terwijl Christiaan Huygens het niet verder schopte dan het geeltje, het bankje van 25.








De Spinozahof aan de Voorburgse Spinozalaan is in 2018 aangelegd; een bescheiden hof in het verlengde van het parkje met waterpartijen waar ik als kleuter al rondstapte en de eendjes voerde.

Het is een tuin met perkjes, aangelegd in 17e-eeuwse stijl, en tevens arboretum, met verklarende teksten bij elke boom. De hof wordt onderhouden door de gemeente Leidschendam-Voorburg met medewerking van vrijwilligers. Dezelfde gemeente ZOOMT ook (sorry, ik dacht even aan kantoorvergaderingen) nee, ZOEMT, want er zijn bijenhotels.

‘Huygens en Spinoza op geeltje en duizend. Maak grap over!’, staat er in mijn aantekeningen. Dat heb ik hierboven al gedaan, dus we gaan door naar Rijnsburg.

Daar voelde Spinoza zich thuis bij de vrije geest die er heerste. Zelfs een vermeende atheïst viel er niet uit de toon. Of dat nog zo is; ik durf het niet te zeggen.

Spinoza woonde, filosofeerde, schreef, sliep en sleep in wat nu het Spinozahuisje heet, aan wat nu de Spinozalaan heet. Het gedicht op de muur is van de Rijnsburgse predikant, schilder en dichter Dirk Rafaelsz. Camphuysen.


Het standbeeld van Spinoza staat een paar hectometer daar vandaan, aan de Vliet, een grachtje dat uit de middeleeuwen dateert. In de 19e eeuw was het niet veel meer dan een open riool. Een plan tot demping in de 60’s van de 20ste eeuw ging niet door. Gelukkig maar, want nu is het het meest fotogenieke straatje van het dorp.

Ik had het daarnet over mijn lijstje van nog te bezoeken drink- en eet-ablissementen in de streek. Daarnaast heb ik net zo’n soort lijst van nog te bezoeken attracties die zo dicht bij mijn huis liggen, dat ik nooit de moeite neem om de reis erheen te ondernemen.

Op die lijst staan nu: Corpus, Reis door de Mens in Oegstgeest, Soldaat van Oranje in de theaterhangar in Valkenburg, het Pilgrim Fathers-huisje in Leiden, dit Spinozahuis in Rijnsburg en het Archeon in Alphen aan den Rijn. Ook dit lijstje zal voorlopig niet korter worden. En dat komt uiteraard ook weer door corona. Het is overmacht, ik kan er nu niet naartoe, al zou ik nog zo graag willen. Maar als het wel weer kan, doe ik het weer niet.

 3

Leids elixer

Janssen

Over corona gesproken; in de allereerste aflevering van deze pandemiereeks schreef ik dat ze in het Leidse Bio Science Park maar eens een krachtig elixer moesten brouwen tegen het virus. Ik wist toen al dondersgoed dat zoiets een vaccin heet.

Ik ben op mijn wenken bediend. Maar liefst 2 bedrijven houden zich op deze universitaire campus annex high-tech-bedrijventerrein bezig met productie van vaccins. Ze heten Janssen Pharmaceutical Companies en Halix.

Janssen heeft hier meerdere gebouwen. Ik ga niet vragen (als er al iemand zou lopen om iets aan te vragen) welke precies de vaccinfabriek is. Ze zouden me kunnen aanzien voor een wappie met subversieve bedoelingen.

Zij zijn een dochter van Johnson & Johnson uit de USA. Zo’n naam doet iedereen meteen denken aan de 2 weinig scherpzinnige rechercheurs uit de Kuifje-reeks, maar die heten in de Engelstalige wereld: Thomson & Thompson. Het vaccin mag binnenkort geleverd en geprikt worden in de EU. Eén prik ervan is al voldoende voor bescherming tegen het virus.



Halix

Halix Leiden is een van de locaties waar de roemruchte AstraZeneca-vaccins geproduceerd worden, ofwel: de Oxford-vaccins.

2 Vaccin-producenten in Leiden! Het vervult mijn Leidse (zij het oorspronkelijk Voorburgse) hart met trots. Maar wat dan weer knap lullig is: van die vaccins, geproduceerd op 10 minuten fietsen van mijn huis, is er nog geen één dosis terecht gekomen in de arm van een Leidenaar.

Al de door Halix gefabriceerde doses worden met grote koelwagens afgevoerd richting UK en USA. Iemand die werkt op dit bedrijventerrein zag met lede ogen zo’n wagen wegrijden en schreef op Twitter zoiets als: ‘Daar rijdt onze zomervakantie Leiden uit!’

In het televisiejournaal duikt dit Halix-gebouw vaak op. Ik houd al het nieuws over corona nauwgezet bij, maar echt snappen hoe het zit, doe ik het niet. Ook niet die affaire rond die miljoen prikken die in de koelcellen liggen te verstoffen.

Nederlanders kunnen wel een in het Suezkanaal vastgelopen schip, en daarmee de wereldhandel vlottrekken, maar een vaccinatiecampagne organiseren… Ik kon wel juichen toen ik het bericht over de Ever Given las: eindelijk weer eens iets gelukt! Eindelijk niet meer het lachertje van heel de wereld! Goed dat Hugo de Jonge niet de leiding had over die operatie in Egypte; dan had die schuit er met kerstmis nog gelegen.

Opvallend stil is het in dit stuk van Leiden. Vrijwel niets wijst op bedrijvigheid. De studenten werken via Zoom, en die vaccinfabrieken draaien mogelijk volautomatisch, met slechts een minimum aan personeel. ’s Ochtends iemand die de machines aanzet, en een paar man om die vrachtwagens vol te laden.

 

Voorschoten, nog meer groen tussen het steen

Laat ik dit stukje eindigen met foto’s die je rustgevend zou kunnen noemen, als ‘saai’ geen beter woord was.

In Voorschoten zijn nog wat groene hoekjes overgebleven uit de tijd dat het een lintdorp was, waar een stoomtram langs de huizen en hoeven schommelde. Dit kaveltje boerenland bijvoorbeeld, tussen de Nassauwijk en de wijk Adegeest.

En een paar straten verder, achter het Raadhuis, dit ruim opgezette wandelpark in landschappelijke stijl, het Burgemeester Berkhoutpark.





Wie was Burgemeester Berkhout, die leefde van 1901–1944, en dus niet oud mocht worden? Even googelen. En dan verschijnt al snel het woord ‘omstreden’ in beeld. Jee, was er met deze dorpsburgemeester nu ook alweer wat aan de hand? Op wat voor beerput stuit ik nu weer?

Burgemeester Berkhout was volgens sommige verhalen een gehate potentaat, en ook nog fout in de oorlog, volgens andere verhalen; een wereld van leed. De burgervader liet het park aan het eind van de jaren 30 aanleggen door ‘steuntrekkers’ die door hem honds behandeld schijnen te zijn. Het park heette oorspronkelijk Wilhelminapark, werd in 1941 door de nazi’s omgedoopt in Raadhuispark en heet Burgemeester Berkhoutpark sinds diens te vroege dood.

Zo'n iemand zal ook niet op een normale manier aan zijn einde komen. Op een mistige morgen raakte hij bij de spoorwegovergang De Vink met zijn auto onder een trein. Hijzelf en 2 andere inzittenden, politieagenten, vonden de dood.

De toen nog door een overwegwachter bediende spoorbomen waren al een hele tijd dicht, zonder dat er een trein passeerde. Berkhout zou (volgens één lezing) de wachter bevolen hebben, ze voor hem te openen. De bomen gingen open, de auto reed verder en werd gegrepen door een trein die toch nog tevoorschijn kwam uit de mist. De overwegwachter werd krankzinnig van wroeging en belandde op Endegeest, een inrichting in Leiden / Oegstgeest met een zeer toepasselijke naam.

Dit soort dingen staan er nooit bij op de informatieborden in zo’n park. Wat een verhaal, zeg! Waarom in ’s hemelsnaam fictieve romans lezen als je op elke vierkante kilometer een waargebeurd drama kunt vinden…

Nog niet zo heel lang geleden, in 2011 was dat, is er in de Voorschotense politiek nog gesteggeld over de naam van het park. Volgens een aantal Voorschotenaren moest de naam Wilhelminapark terugkeren op de borden bij de ingang, in plaats van die van een fouterik. Maar het park heet tot de dag van heden nog steeds: Burgemeester Berkhoutpark.

Een zeer bewandelbaar park; laten we het verleden verder maar laten rusten!

Frans Mensonides
4 april 2021
Foto’s van 12 t/m 31 maart 2021

 

Burgemeester Berkhoutpark, afgelopen winter


April

En dit is dan deel 2 van deze bollentijd-aflevering. Hier begint de april-helft van het verhaal. April geeft volgens een oude Hollandse weerspreuk nog wel eens een witte hoed. Ik was bij mij in de buurt, in Leiden Zuidwest, aan de wandel gedurende het laatste uurtje voor de avondklok, toen deze winterse bui ineens losbarstte.

Het is een belabberd voorjaar. Maar de klimaatgoeroes weten er toch nog munt uit te slaan. Gerrit Hiemstra vindt dat juist dit snertweer, waar iedereen evenzeer genoeg van heeft als van corona, een bewijs is voor de mondiale opwarming. Zo rottig als in 2021 hóórt het voorjaar namelijk te zijn in dit land. Maar door al die aprilse hittegolven van de laatste jaren, zijn we dat vergeten, en zijn we dat niet meer gewend. En daardoor valt het zo op.

Het zal wel waar zijn. Maar klimaatretoriek, vóór of tegen, is zó verschrikkelijk 2019! Eén crisis tegelijk, alstublieft! Aan dat klimaat gaat de wereld mogelijk tegen 2060 pas ten gronde, en aan corona nu al hele volksstammen.

En we leven nú. Stel dat er tussen nu en 2060 nog eens een pandemie uitbreekt die net zo besmettelijk is als de mazelen, net zo dodelijk als de builenpest, en resistent tegen alle mogelijke vaccins. Dan kan het klimaat zich nog aardig herstellen bij een gedecimeerde wereldbevolking. Het is niet ondenkbaar.

Helaas overzien de Hiemstra’s van deze wereld zulke grote lijnen niet. En heeft hij ook nog steeds de goede raad van mij en andere twitteraars niet opgevolgd om een cursus communicatie te gaan volgen. Zelfs bij dit weer weet hij het hoofd niet koel te houden, en blaft hij mensen die het niet met hem eens zijn, nog steeds af, in plaats van ze rustig voor te lichten en bij te lichten.

Ik sta dit allemaal te overdenken terwijl ik schuil onder de luifel van de verlaten sporthal op de Telderskade, hoek Boshuizerlaan, waar al maanden niet meer gesport wordt en de lichten gedoofd zijn, op een nachtpitje na.

Er komt nu nog onweer opzetten ook. Het zat er wel een beetje in, gezien het soort wolken dat boven de wijk hangt. Waarom blijft een mens niet thuis, bij de warme radiator? Ik zoek, haastig glibberend over de hagel, naar een betere schuilplek, en vind die een paarhonderd meter verderop. Dat is de overdekte parkeergelegenheid bij verpleeghuis Zuydtwijck. Dit terrein voor autoblik is me nooit opgevallen in de 50 jaar dat Zuydtwijck er al staat. Maar waarom zou je als fietser of voetganger letten op parkeerplekken?


Gezien in Noordwijk Binnen

 

Door de dorpen

Wát je ook kunt zeggen van deze zich nu al 14 maanden voortslepende coronacrisis: het leverde me in ieder geval een hernieuwde kennismaking op met de dorpen rond Leiden. Jaren heb ik ze geen blik waardig gegund, omdat ik altijd onderweg was naar veel verdere oorden in de buitengewesten van het land.

Die Randstedelijke dorpen in de Kop van Zuid-Holland hebben elk hun eigen karakter, maar lijken toch allemaal ergens wel op elkaar. In de kern, de kiem waaromheen het dorp gegroeid is, zie je altijd een RK-kerk, een hervormde, een gereformeerde; een paar straatjes met authentieke dorpshuizen; een oude begraafplaats; een voormalig raadhuisje waar na de onvermijdelijke monsterfusie nog wel getrouwd kan worden; een winkelstraat, levendig vóór zessen, doch diep desolaat erna. En om die kern heen: zeeën van nieuwbouw voor de forens die de grote stad ontvlucht is.

Ik heb ook deze maand mijn fiets weer vastgeketend aan diverse dorpspompen voor wat korte fotowandelingen. Bij wijze van spreken; de meeste pompen zijn niet echt geschikt als fietsenstalling.

 

De dorpspomp van Noordwijk-Binnen is dat ook niet. Dat is het dorp waaraan iedereen doorgaans met ogen dicht voorbijrijdt, op weg naar het strandgenot en het uitgaansleven van het veel populairdere Noordwijk aan Zee. Maar ik heb al 10 kilometer pal tegen een ijzige windkracht 6 ingereden, en mijn humeur is even snel gezakt als het stroomniveau in de fietsaccu.

Geen zee, vandaag, a.u.b.; geen zee, geen: ‘Thalassa, Thalassa!’ Parkeren die fiets, en ook het dorp Noordwijk Binnen eens verkennen. Ik bind hem niet aan de pomp, maar zet hem in het fietsenrek bij de bus-abri op de Van de Mortelstraat, zodat ik ook nog eens iets heb aan openbaar vervoersvoorzieningen.

De wijk hier heet Boerenburg; vissers wonen aan zee, boeren meer in het binnenland. Boerenburg schijnt last te hebben van baldadige jeugd rond het Rederijkersplein, en daarmee van stadse fratsen die je hier niet hoopt aan te treffen. Maar in de kern van het dorp is de kalender blijven staan op 1921, en kun je op de Voorstraat voor je geestesoog de Blauwe Tram nog langs de gevels zien schommelen.

Het handelsmerk van de Voorstraat zijn de leilinden, of wat het ook zijn. Bij alle monumentale panden staan borden met uitleg.



Zo kom ik aan de weet dat dit woonhuis een v/m bollenschuur is, al zou je dat niet zeggen. Hij is gebouwd in 1913. De grote ramen dienden voor het luchten van de bollen. Aan de daklijst was een hijssysteem bevestigd, een rail met een katrol om manden met bollen omhoog te hijsen en naar beneden te laten vieren.

Het oudste stenen huis van Noordwijk Binnen is een slordige 4½ eeuw ouder dan die bollenschuur.

 




De voorloper van deze herberg was nog ouder; hij stond er anno 1300 al, en heette Hof van Holland. Na een stuk of 10 verbouwingen heeft hij geen steen of splinter hout meer uit die tijd. Tussen 1398 en 1811 sprak de baljuw er recht. Die wist met hangjeugd wel raad! Maar toen kwam Napoleon en die maakte een einde aan feodale tijden en aan baljuws.

 


Ik schreef hierboven al eens, dat het in Leiderdorp echt een uitdaging is om een beetje knappe reeks foto’s te maken. In maart had ik park De Houtkamp op de korrel. Nu wandel ik heen en weer over de Hoofdstraat, het stuk lintbebouwing dat in vooroorlogse tijden feitelijk het hele dorp was.

 

De huizen aan de zuidkant van de Hoofdstraat kijken uit op de (Oude) Rijn.


En hier de Doesbrug. De Does is een veenriviertje dat bij Leiderdorp uitstroomt in de Rijn. Nee, het is helemaal geen rivier, lees ik nu in de Wikipedia, maar een door mensenhand in het veen gegraven kanaaltje voor afwatering. Het ligt er al 800 jaar, en dan weet niemand meer dat het ooit gegraven is, en dus geen rivier is.

 

 

Iets minder lang, 63 jaar om precies te zijn, stroomt de autorivier A4 door Leiderdorp, en klieft de Hoofdstraat, en daarmee het hele dorp, in tweeën. En dan kun je er vanuit Oud-Leiderdorp niet eens opkomen met je auto; je moet kilometers omrijden.

Tot niet zo lang geleden bulderden de auto’s en vrachtwagens vlak langs de gevels.  Ze loosden er hun uitlaatgassen en fijnstof achter diepzwart beroete lawaaischermen, als ik het beeld nog goed voor ogen heb. De bewoners van de Resedastraat en de B.G. Cortsstraat, parallel aan de A4, moeten gemiddeld toch wel een jaar of 3 van hun levensduur ingeleverd hebben voor die weg.

Tot aan het begin van de jaren 10, toen het Limes-aquaduct werd geopend. De A4 duikt sindsdien onder de Oude Rijn en de Hoofdstraat door en ligt nu over een lengte van 1200 meter in een verdiepte tunnelbak. De omgeving is daardoor wel opgeknapt, al hoor je de snelweg nog steeds, maar meer gesmoord en gedempt dan vroeger.

De B.G. Cortsstraat moest wijken voor het Limes-aquaduct en werd vervangen door het B.G. Cortspad. Ik sta op het pad aan de andere kant, het Rob Noépad, genoemd naar wijlen een actievoerder van het buurtcomité A4/HSL.

Waar is dan de A4 gebleven? Helemaal rechts op de foto. Je ziet hem niet meer, en dat was nou net de bedoeling van het aquaduct.


De Kom van Aaiweg, een straatje met nieuwbouw een paar hectometer van de Hoofdstraat, draagt mijn favoriete straatnaam in de streek, na de Wasstraat in Leiden. Zo’n naam, die moet je eigenlijk niet eens willen verklaren; daarbij moet je je vrijwillig overleveren aan de wel heel bijzondere associaties die hij wekt. Maar Kom van Aai, dat is Leiderdorps voor: De vijver van Arie. Ene Arie, een melkveehouder, had voordat hier huizen stonden, een drinkvijver op zijn land, en dat was de kom van Aai.

 

En dit metershoge standbeeld van misschien wel van sportstripheld Appie Happie in een tuin langs de Persant Snoepweg is toch ook wel iets waarvoor ik afstap en mijn camera trek. Ik zal nooit meer beweren dat je dat in Leiderdorp helemaal niet moet doen.

 








Vijf kilometer stroomopwaarts ligt Koudekerk aan den Rijn, omringd door weilanden; een dorp dat voornamelijk bestaat uit rijen doorzonwoningen. Het bevat verder een plek waar een kasteel heeft gestaan. Maar dat staat er nu niet meer.

Toch valt ook hier iets authentieks te fotograferen. Misschien is het kenmerkend voor Koudekerk aan den Rijn, dat je de mooiste blik erop hebt vanuit Hazerswoude-Rijndijk aan de overkant.



Lang niet alle duizenden dorpen in dit land hebben ook de aanduiding Dorp in de dorpsnaam. Zoeterwoude-Dorp heeft dat wel. En dat is vooral omdat er ook een Zoeterwoude-Rijndijk bestaat, kilometers verderop, en van een heel ander karakter; industrie en doorzonhuizen langs drukke doorgaande wegen. Een dorpspomp zul je daar vergeefs zoeken; ik heb er tenminste nooit een gezien.

Opvallend in Zoeterwoude-Dorp zijn de idyllische boerderijen, die soms de naaste buren zijn van de lelijkste en meest fantasieloze vorm van nieuwbouw uit de hele streek. Geen architect heeft zich hier iets origineels verstout. Zo’n rij woningen als die op de foto, ik geloof dat IK die nog wel zou kunnen ontwerpen.


Hoeve Bijdorp dateert uit de 17e eeuw en prijkt nu op de monumentenlijst.


Hetzelfde (dat van die eeuw en die lijst) geldt voor dit exemplaar. Die staat aan het Watertje, een schilderachtige kade in Zoeterwoude Dorp, die achter de kerk langsloopt.

 

De Boerenkaasroute doe ik een andere keer nog wel eens. Dat is een fietsroute en ik ben hier vanmiddag te voet; het is maar 3 kwartier lopen van mijn voordeur vandaan.

Etablissementen zien er onder de lockdown al net zo verflenst en verstoft uit als sporthallen. Het lijkt alsof er in Landzicht in 1980 voor het laatst gegeten en gedronken is. Als ik trouwens die naam had mogen bedenken, had ik het eetcafé Gletscherblick genoemd; zo’n naam valt tenminste op.

 





Lachverbod, las ik in het voorbijgaan. Hoeveel vált er nog te lachen?

Wassenaar mag niet ontbreken in een artikel van mij uit de coronareeks, en ontbreekt ook deze keer niet. Ik had het over horecagelegenheden en sporthallen, maar vlak ook theaters niet uit! Warenar, niet op de foto, ligt er ook al zo stilletjes bij, en lijkt ook al zo voorbij, voorgoed voorbij.

Overal waar je komt, rukt het verschijnsel minibieb op, een boekenplankje in een glazen kast in een tuin. Je mag daar zo maar, zonder te betalen, een boek uitpakken, om te lenen of te houden, en je kunt er ook een boek in kwijt. Zo ben ik laatst eindelijk afgekomen van die ene Arnon Grunberg die ik een keer in een vlaag van verstandsverbijstering gekocht heb, en waarin ik toch nog halverwege gekomen ben. Die loosde ik laatst in zo’n minibieb, bij donker, en maakte me daarna snel uit de voeten. Ik hoefde er niets voor terug te hebben.

In Wassenaar zie ik echter – evenmin op de foto - iets geheel nieuws, een puzzelbieb. Er zitten legpuzzels in. De liefhebber van dit toch wel aller, aller-stompzinnigste tijdverdrijf dat ik zou kunnen bedenken, mag er één uitpakken. Maar dan moet hij wel, volgens een briefje dat erbij hangt, een puzzel terugstoppen die minstens evenveel stukjes bevat. De initiatiefnemer kickt blijkbaar op horror-puzzels met 4500 stukjes of meer.

Ik weet niet waarom, maar de activiteit puzzelen, gecombineerd met de gierigheid die uit dat briefje spreekt, zou wel eens typerend kunnen zijn voor een dorp als Wassenaar, waar veel mensen zowel tijd als geld te veel hebben.

Ik las laatst ook ergens een discussie of je nou puzzel of puuzel moet zeggen. Waar je al geen kwestie van kunt maken!

Ik ben zelf opgevoerd met puzzel. Dat komt doordat mijn moeder lerares Engels was; dan zeg je geen puuzel. Maar een wiskundelerares, die uit Groningen afkomstig was, vond altijd dat je veel wiskundige opgaven kon oplossen door ‘Gewoon een beetje puuzel’n’. Ik begin af te dwalen, geloof ik.

 


Tot slot van dit hoofdstuk deze Molen van Speelman in Sassenheim, die in 1869 compleet met wieken was opgeleverd, maar nu nog slechts bestaat uit het onderstel. Totaan corona was het een cultureel centrum.



Prik! Trombose-tombola? Willen we de totale versoeping?

Was het maar waar; wás het maar zo simpel! Gezien ergens in Leiden.

Ik heb het afgelopen jaar een stuk of 1000 wappies en griepje-roepers gemuted of geblockt op Twitter. Tussen die 2 maatregelen bestaat er een subtiel verschil, dat ik nooit begrepen heb. Blocken is het zwaarste middel van de 2. Maar in beide gevallen verdwijnen die Twitteraars uit je universum, en ben je ze voorgoed kwijt.

Nu houd ik alleen een timeline over van mensen die het met me eens zijn dat het virus ingedamd moet worden, en niet moet uitrazen. Maar wat is dat waard, als die geblokkeerden er nog wel degelijk zijn, al zie ik ze niet meer? Zijn we momenteel nog iets wat op een volk lijkt, of alleen maar 2 bubbels?

Soit. Ik heb al eens verteld, dat ik de datum onthoud van alle hoogte- en dieptepunten en ommekeren in mijn leven, en die gebeurtenissen ieder jaar herdenk. Tot welke categorie: hoogtepunt, dieptepunt of ommekeer, mijn prik met het AstraZeneca-vaccin behoort, staat nog te bezien. Maar dinsdag 20 april 2021 is in ieder geval mijn inentingsdag, en daarmee een toekomstige herinneringsdag.

Vanzelfsprekend mag je ook een gegeven prik niet in de bek kijken. Laten we wel wezen: zo’n vaccin is een triomf der wetenschap. Laten we er dankbaar voor zijn dat we niet meer leven in de zogeheten Gouden Eeuw, toen mensen bij een pandemie werden afgescheept met wonderdrankjes, zoals theriakel, en verder maar vaak moesten bidden. En laat ik blij dat ik die prik in eigen stad mag ophalen. Laatst dat bericht over een vrouw uit Tilburg die ervoor naar Heerenveen moest...

Maar ik had als ik eerlijk ben, toch liever een Ajax-vaccin gehad dan een AZ. De laatste verliest het namelijk van A tot/met Z van vaccins als Pfizer en Moderna. Het is maar voor 80% betrouwbaar, het is minder bestand tegen mutaties van het virus. En na je eerste prik moet je nog 12 weken wachten op de tweede. Pas 2, 3 weken daarna ben je min of meer beschermd.

Rond de jaarwisseling stond mijn groepering: zelfstandig wonende 60-plussers met een chronische kwaal, hoog op de prioriteitenlijst. Direct na verpleeghuisbewoners en –personeel zouden wij een A-merk vaccin krijgen; ik geloof Pfizer, maar het kan ook Moderna geweest zijn. Daarna ben ik, en zijn honderdduizenden met mij, gestadig gedaald op de lijst. Ik had eind maart mijn 2e prik kunnen krijgen, en nu gaat het tot ongeveer 1 augustus duren voordat ik weer enigszins kan deelnemen aan het maatschappelijk leven.

Als we tegen die tijd tenminste niet in de 4e golf zitten met een variant waartegen AZ niet werkt. Over een paar dagen zal de Indiase variant voor het eerst opduiken in dit land. En pas een paar dagen daarna zal de regering besluiten, vliegtuigen uit dat land niet meer toe te laten op Schiphol. Weer te laat ingegrepen, zoals gebruikelijk.

Minder bang dan voor mutanten ben ik voor de bijwerking van AZ: trombose. Het blijft een afweging van risico’s. Heel weinig kans dat het lot trombose je treft in de tombola. De kans op overlijden door AZ-trombose is ongeveer even groot als het risico op een dodelijk ongeval bij een rondje van 50 km elektrisch fietsen door de polder of langs de bollen. En daar laat ik de fiets ook niet voor staan.

 



De Leidse huisartsen gebruiken de priklocatie van de GGD. Een doorsnee-huisartsenpraktijk heeft geen ruimte om geprikten 15 minuten te laten zitten wachten op eventuele acute allergische reacties, zoals is voorgeschreven.

Die priklocatie is de evenementenhal ECC, Event & Convention Center. Het gebouw is de buurman van hotel Holiday Inn, langs de Haagsche Schouwweg. Het ligt tevens halverwege begraafplaats en crematorium Rhijnhof en de HALIX-vaccinfabriek waarover ik het hierboven had. Een symbolisch bedoelde opmerking, maar het is ook echt zo; je kunt het nakijken op GoogleMaps.

Binnen is fotograferen verboden, dus je moet het doen met plaatjes van het exterieur. Ik snap wel waardoor het gebouw me niet is opgevallen op mijn speurtocht, een paar afleveringen geleden, naar moderne architectuur met smoel. Maar hoe dan ook: ik mag er naar binnen, want ik heb een uitnodiging voor vanavond om 18:24 precies; het gaat in blokken van 3 minuten.

Het uitgestrekte parkeerterrein is vrijwel leeg, evenals de fietsenstalling waar ik mijn tweewielige bolide neerzet. Achter de dranghekken wordt niet gedrongen. De wachtrijen binnen voor de prik zelf zijn erg kort.

Je zou pleinvrees krijgen in die immense en vrijwel verlaten hal. Ook in de ‘verkoeverkamer’ - zal ik het maar noemen - waar we een kwartier moeten wachten op eventueel onwel worden, is het niet moeilijk om afstand te houden.

De angst voor trombose heeft aardig om zich heen gegrepen. 40% van de leeftijdscategorie die nu aan de beurt is, 63- en 64-jarigen, heeft de AZ-prik geweigerd. Maar dan krijg je ook geen andere; je krijgt helemaal niks.

Ik voor mij ben nooit bang voor bijwerkingen van medicijnen en dus ook niet van vaccins. Hoe minder je er bij stilstaat, hoe minder kans erop; daarvan ben ik overtuigd. Bijsluiters lees ik daarom nooit. Als erin staat dat je misselijk kunt worden, word ik prompt misselijk.

Zo, hier lopen nu dus louter leeftijdsgenoten. Niet iedereen ziet er nog zo florissant uit als ik. Iedereen zit in de verkoeverruimte op zijn telefoon, fanatiek niet te kijken naar zijn buurman of -vrouw. Eigenlijk zou ik iets grappigs moeten doen om het ijs een beetje te breken. Bijvoorbeeld ineens op de grond gaan liggen spartelen en schreeuwen: ‘Help, help, ik ga dood!’ Kijken hoe erop gereageerd wordt…

Het loopt al tegen 19:00 uur als ik naar huis mag. Nu mis ik gelukkig de persco, waarbij versoepelingen zullen worden aangekondigd. Versoepelen, omdat de coronacijfers een plateau bereikt hebben. Dat plateau ligt dan wel veel te hoog, een factor 10 hoger dan wat ooit was afgesproken als alarmniveau.

En de ziekenhuiscijfers zitten alleen maar op een plateau doordat voller dan vol niet kan. Er zijn van de week al honderden COVID-patiënten heengezonden met een koffer met een draagbaar zuurstofapparaat, een saturatiemeter en dergelijke; red thuis je kont maar! Die tellen niet mee in de statistiek.

En toch versoepelen. Versoepelen, ik vind het al een rotwoord door hoe het klinkt. Het doet me denken aan soep. Laat de boel maar in de soep lopen! Willen we de totale versoeping?

Er zijn momenten dat ik er bijna niet meer tegen kan: de aan criminaliteit grenzende incompetentie bij het bestrijden (?) van het virus. Die miljard euro voor die ‘fieldlabs’ met brood en spelen voor het klootjesvolk. En dan ook nog dat politieke schandaal rond de uitgelekte noTUlen / NOtulen van de ministerraad. Onze bananendemocratie, waar bananen niet eens willen groeien. Van de ene zeperd in de andere. De risee van heel de wereld.

Een fanatieke chauvinist en nationalist ben ik nooit geweest. Waarom zou nou uitgerekend Nederland het beste land ter wereld zijn, alleen omdat IK daar toevallig geboren ben? Ik had overal elders op de wereld ter wereld kunnen komen.

Maar in deze moeilijke tijden, met ook nog de nationalistische april- en meifeesten op de kalender… Ik wou dat ik een vlag, onze nationale driekleur, in huis had. Niet om hem uit te hangen. Nee, ik zou hem resoluut in de fik steken.


Wolken in de polder




Ik spijbel een halve middag van mijn thuiswerk voor een ommetje door de polder, op een zonnige dag, onder dreiging van regenbuien. In mijn digitale kantooragenda meld ik: ‘Ik ben fietsen’.

Een ommetje? Noem het liever een ‘om’! Ruim 50 km heb ik bij thuiskomst op de teller; je rijdt gauw een eind weg op zo’n elektrisch aangedreven rijwiel. Ik zou zelfs naar mijn werk kunnen fietsen; dat is ook een dikke 50 km ver. Maar je moet het hele eind ook weer terug…

Onderweg zie ik voortdurend Inktzwarte wolken waaruit het in de verte regent. Die gaan links van me, of rechts, maar komen net niet boven mijn hoofd.

Waterzon met dreigende regen geeft op foto’s een vies poepkleurtje; ik weet het uit ervaring. De foto’s zijn dan ook allemaal mislukt, behalve 2 toonbare uit Langeraar en Woubrugge.

 

De tulpen zijn laat, dit jaar

Klimaat of geen klimaat; het voordeel van een ouderwets koud voorjaar is dat de tulpen het uitzingen totdat mei al een aardig eind op streek is. In hetere voorjaren gaan ze zo rond 20 april al voor de bijl.

Daarom nog 3 rondjes Bollenstreek, eind april, waarvan de laatste op Koningsdag.

Warmond.

Tussen Voorhout en Rijnsburg.

Het kunstwerk Narcissenbol Moeder en Kind van Fons Versluijs op een rotonde in Voorhout.

 



Langs de weg van Wassenaar naar Katwijk. 

 

Tulpenperk rond een oude grenspaal in Katwijk aan den Rijn.

 

Lisse

 
Op Koningsdag ben ik beslist niet de enige die op pad is. Hier en daar is het echt druk. Een paar keer sla ik maar snel een zijweg in. 97% van de auto’s die ik zie, hebben een Nederlands kenteken. Buitenlanders mijden ons land deze lente als de pest, en hebben daarin geen ongelijk.

Nederlanders lijken ineens extreem koningsgezind, hoewel de vorst door zijn vakantie in Griekenland en zijn jachtpartijen veel aan populariteit heeft ingeboet. Vrijwel geen huizenrij in de dorpen die ik doorkruis, waar geen vlag uithangt. Had ik zelf maar een vlag, dan zou ik… dat had ik al gezegd.

 



 



 
Nieuw is de Tulip Experience Amsterdam. Hij ligt aan de Delfweg, niet in Amsterdam zoals de naam zou kunnen doen vermoeden, maar in het buitengebied van Noordwijkerhout, nog geen 2 km van de Keukenhof. Die is niet open, maar Tulip Experience Amsterdam is dat wel, al moet je er wel een timeslot voor zien te  veroveren.

Deze nieuwe attractie vertelt het verhaal achter de tulp, vanuit het oogpunt van de bollenkweker: van het planten tot het verzenden van de bollen naar de klanten over heel de wereld. 1 miljoen tulpen staan er hier in de tuin. Je kunt er foto’s maken, tulpen plukken en daarna binnen een film zien.

Althans dat was de bedoeling. Maar ze zijn uitgerekend van start gegaan in de coronatijd. Momenteel zijn er alleen buitenactiviteiten, waaronder een 3 uur durende fietstocht met gids, met een fiets die je ter plaatse kunt huren. Overal in de omgeving zijn daardoor  de fietspaden gevuld met rijen mensen die voor het eerst van hun leven op een fiets zitten, niet opschieten, niet uitkijken, en hevig slingeren. Goed dat er een heel luide bel op mijn stuur zit. Een van de vele coronaraadselen: waarom mag dit wel, en de Keukenhof niet? Is dit ook zo’n dik gesubsidieerd fielt-lab gebeuren?

 

Even verderop kom ik dan eindelijk aan de weet, wat dat voor een enorme bult is, die ik altijd zag vanuit de trein naar mijn werk. Hij ligt ter hoogte van Lisse, zo’n kilometer ten westen van de spoorbaan. Het is een 23 meter hoge voormalige vuilnisbelt. Je bereikt hem via de Tespellaan in Noordwijkerhout. Hij maakt deel uit van de golfbaan Tespelduyn.

Een golfer op Tespelduyn moet beneden afslaan van de ‘tee’ en vindt pas bovenaan de heuvel de put waar de bal in moet. Helaas is de ‘terp’ zoals ze het noemen, momenteel alleen toegankelijk voor golfers; je zult daarboven wel een goddelijk uitzicht hebben.

 

En dan tenslotte ergens tussen Noordwijk, Katwijk, Rijnsburg en Voorhout dit door het (in Koningsdagverhalen onvermijdelijke, maar erg oubollige) oranjezonnetje beschenen veld met oranje tulpen. Speciaal gefotografeerd en geplaatst om het verbranden van de vlag weer een beetje goed te maken voor lezers die nog in dit land geloven.

Frans Mensonides
30 april 2021
Laatste wijziging: 15 mei 2021
Foto’s gemaakt van 1 april tot / met 27 april 2021.


© Frans Mensonides, Leiden, 2021