Altijd wind mee!; ervaringen met de elektrische fiets




Hij is geleverd, aan huis afgeleverd zelfs: mijn fonkelnieuwe elektrische fiets! En een wonderlijke gril van het noodlot zorgde ervoor dat dat uitgerekend gebeurde op woensdag 1 juli 2020, de dag dat niet-cruciale mensen als ik ook weer zonder reisschaamte gebruik zouden mogen maken van het openbaar vervoer.

Maar mogen en willen zijn echt twee heel verschillende dingen. Voorlopig verplaats ik me zo veel mogelijk op de fiets: gezonde inspanning in de frisse buitenlucht, in plaats van met een benauwend mondkapje, dat slechts symbolische waarde heeft, in bus of trein zitten.

Hieronder een verslag van de eerste 1½ week elektrisch fietsen: een paar ritten om het te proberen, een paar ritten om ergens te komen, maar ook veel fotoritjes in de Kop van Zuid-Holland.

Dit groeiartikel is een voortzetting van mijn coronatrilogie (die nu dus een corona-tetralogie is). In maart zette ik noodgedwongen voorlopig een streep onder mijn lange reeks OV-reisverhalen in de rubriek De digitale reiziger.

In ‘Liefs in tijden van corona’ en ‘Singelpark Leiden in 50 foto’s’ wandelde ik tijdens de intelligente lockdown (door mij in dat stukje hardnekkig ‘quarantaine’ genoemd) binnen een straal van niet veel meer dan 3 kilometer van mijn huis in de Fortuinwijk in Leiden. Daarna kwam ‘Uitjes en zure bommen’, waarin ik de wandelschoenen verruilde voor de OV-fiets en mijn actieradius vergrootte tot een kilometer of 10.

En nu dus de e-bike.


Kilometervreten

 



Noordwijk aan Zee, met Koningin Wilhelmina op de naar haar genoemde boulevard

 
De elektrische fietsen zijn niet meer aan te slepen sinds het uitbreken van de coronacrisis. Duizenden per week worden er verkocht. Er rijden er nu 3 à 4 miljoen rond in Nederland, naast zo’n 18 miljoen ongemotoriseerde fietsen.

Maar even ter voorkoming van misverstanden, voor de mensen die nog nooit op een e-bike gezeten hebben: je moet nog steeds zelf trappen. Het is geen brommer. Vandaar mijn opmerking over gezonde lichaamsbeweging.

Wel ondersteunt de elektromotor al je trapbewegingen. Daardoor haal je op een elektrische fiets met dezelfde inspanning dik 1½ keer de snelheid die je zou bereiken op een fiets zonder motor.

Met zo´n fiets spuit je als eerste weg bij een stoplicht, net als mijn tante en oom uit Hoogezand indertijd in de 60’s met hun DAF’je. Je moet oppassen dat die fiets er niet zonder berijder vandoor rijdt.

Zonder buiten adem te raken haalt de e-fietser een constante snelheid van 20 à 25 km per uur. Al is het niet overal verstandig om zo hard te rijden. In binnensteden en in woonwijken is het raadzaam om zo nu en dan eens in de remmen te knijpen.

Natuurlijk zijn er ook hinderpalen op de weg: rode verkeerslichten en bruggen die open zijn. Toch kan ik op mijn nieuwe snelheidsmonster zonder veel inspanning een gemiddelde snelheid bereiken van 18 km/uur. Op zo’n zwaar lopende OV-fiets kwam ik zelden verder dan een armzalige 12, en dan moest ik me helemaal lens trappen.

Die eerste juli eerst maar eens de gebruiksaanwijzing lezen. En dan snel een proefritje. Ik dacht mijn aanwinst uit te proberen met een blokje om door de stad. Maar net op tijd bedacht ik dat ik veiligheidshalve beter kon gaan oefenen op buitenwegen met lange, rechte fietspaden, zonder zijstraten waar van alles uit kan komen.

Ik nam de N206, zag al snel het bord naderen dat de bebouwde kom van Katwijk aanduidde, en kon nog geen 3 kwartier na vertrek ‘Thalassa, thalassa!’ roepen (De Zee, de zee, betekent dat).

 

Verder door het duinlandschap richting Noordwijk. Die duinen zijn daar erg geaccidenteerd, en vormen een stevige uitdaging voor een fietser op een doorsnee-rijwiel. Maar met die hulpmotor heb ik nauwelijks het idee dat ik klim; het gaat als vanzelf. En dan let ik maar niet op racefietsers die nog veel harder gaan dan ik en me voorbij zoeven. Die mensen, die zíén helemaal niks. Ze zullen ook nooit afstappen voor een foto.

 




Noordwijk aan Zee; Vuurtoren(plein).

Van Noordwijk naar Noordwijkerhout – dat onlangs bij de gemeente Noordwijk is ingelijfd – is ook maar een zuchtje.

Zo’n jaar of 15 geleden kwam ik vrijwel elke zondagmiddag in dit dorp in de Bollenstreek voor een bezoek aan mijn broer Sjoerd. Hij verbleef toen in Sint Bavo, een grote zorginstelling in een groot park. Bavo is nu verhuisd of gefuseerd of van de aardbodem verdwenen; het hoofdgebouw staat er onttakeld bij. Op het landgoed eromheen komen luxueuze woningen.






Ik nam altijd bus 57 van Connexxion, die me trakteerde op een uitgebreide sightseeing in de streek. Die bus rondde vrijwel elke straathoek in Oegstgeest, Voorhout en Noordwijkerhout. Dat is onder Arriva nog steeds zo.

Een rit van mijn voordeur tot die van Sint Bavo duurde daardoor, met overstappen, al gauw 70 minuten; wel pittig voor een afstand van slechts 18 km via de kortste weg. Een uitdaging om deze eerste fietsmiddag te besluiten. Zou ik nu sneller thuis kunnen komen dan in die 70 minuten, en zodoende de bus verslaan? Ik ga het proberen, laat het fotograferen maar even achterwege, en meldt ergens hieronder of het me gelukt is.

 

In de Wereldt is veel Gevaer; schrikmomenten

Huize ‘In de Wereldt is veel Gevaer’ aan de Vliet in Voorburg dateert van MDCCXC ofwel 1790. De 17e-eeuwse voorganger daarvan droeg al diezelfde lange naam, die vast en zeker dubbelzinnig bedoeld is. Hij slaat zowel op de gevaarlijke plaats die onze wereld is, als op het drukke botenverkeer op de Vliet.


Ook in de wereld van elektrische fietsen heerst veel gevaer. Er gebeuren nogal eens brokken met die dingen, vaak bereden door niet-de-jongsten-meer.

Vrijwel iedereen aan wie ik vertelde dat ik een e-bike gekocht had, kwam wel op de proppen met een verhaal over een kennis of familielid die een ernstig ongeval had gehad met zo’n fiets. Liefst was die persoon daarbij zwaar gewond en / of blijvend invalide geraakt. Die verhalen beloofden niet veel goeds.

Ook kreeg ik van meerdere zijden het advies om een valhelm aan te schaffen (en die ook op te zetten tijdens het fietsen). Dat heb ik gedaan. Die ene keer dat ik in Zoetermeer een selfie maakte, zag ik op dat moment pas dat ik de helm achterstevoren droeg. Onderweg zal ook niemand je daar eens op wijzen.

Ook heb ik een achteruitkijkspiegel op mijn stuur gemonteerd. Na een uur prutsen en afstellen had ik het eindelijk voor elkaar dat ik in die spiegel de weg achter me kon zien, wat toch de kwintessens is van zo’n ding.                                                                                                                                                                       

Het vereist wel oplettendheid en opperste concentratie, rijden op een e-fiets. In het begin had ik wel om de 10 kilometer een schrikmoment: er kwam bijvoorbeeld ineens een auto uit een zijstraat stuiven of ik reed achteloos op de rijbaan voor automobielen in plaats van het fietspad. De laatste dagen wordt het wat minder. Ofwel ik ben al gewend aan die hoge-snelheidsfiets, ofwel ik schrik helemaal nergens meer van; ik weet het niet.

Soms is het oeps-moment te wijten aan mijn eigen klunzigheid, zoals die ene keer dat ik weg wilde rijden terwijl mijn fiets nog met het kettingslot vastgeketend stond aan een dikke boom. Of die andere keer dat ik boodschappen had gedaan en die op een druk kruispunt ineens op het plaveisel belandden. Onder mijn snelbinders vandaan geleden. Ik heb inmiddels fietstassen aangeschaft.

Opvallend vaak kom ik echter in moeilijkheden door het gekluns van anderen. Ik heb nu al gemerkt dat je vooral moet uitkijken voor tamelijk jonge en heel oude medeweggebruikers, die vaak volkomen onberekenbaar zijn. Hetzelfde geldt voor ouders met kleine kinderen. Die leven in een ondoordringbare bubbel. Ze letten alleen op hun kroost, en verder nergens op. Ze sluiten zich helemaal van de werkelijkheid af, en leven in de microkosmos van hun eigen gezinnetje. Dat valt me trouwens vaker op, niet alleen op het fietspad.

Het tot nu ergste schrikmoment deed zich voor met die 2 puberjongens die zwaar slingerend reden op een smal tweerichtingsfietspad. Onder het rijden waren ze elkaar voor de lol aan het slaan en schoppen. In mijn poging, ze te ontwijken, miste ik op een decimeter een randdebiel op een pedelec. Dat is een elektrische turbofiets, de overtreffende trap van de e-bike, waarmee je 45 km/uur kan (en dat dan natuurlijk overal moet rijden, ook).

Die vele ongevallen met e-bikes komen echter niet zozeer door de snelheid (‘is gebleken uit onderzoekingen’ moet je er dan altijd achteraan zeggen, ten teken dat je het niet allemaal zelf verzint). De meeste brokken ontstaan bij het op- en afstappen en bij het inhalen.

Dat laatste hóéft natuurlijk niet, al is het wel verleidelijk als je achter iemand zit die als een slak voortkruipt op een gewone fiets, een conventioneel stuk oudroest. Zulke ingehaalden zie je doorgaans bij het eerstvolgende verkeerslicht weer terug. Wat het op- en afstappen betreft: ik heb een fiets met lage opstap – wat een eufemisme is voor een damesfiets, maar dat moet dan maar.

 

Beelden uit Voorburg


‘Zo ik iets ben, ben ik Voorburger’, zo heb ik Louis Couperus een keer misgequoot. Hoe je levensweg ook loopt, je geboortedorp blijft altijd je geboortedorp. Ik woonde er slechts van de wieg tot en met de kleuterschool; tot kort na de te vroege dood van mijn vader. Maar het blijft mijn dorp.

Meer over mijn Voorburg-sentimenten HIER en HIER. Deze keer lette ik speciaal op de beelden.

Dit bijvoorbeeld, Huiselijk geluk van Tom Ordóly, staat al langs de Broekslootkade sinds 1959. Hoe vaak zou het precies net zo samengestelde gezin waarvan ik toen deel uitmaakte, er langs gekomen zijn? Waarom zie ik dit beeld in 2020 pas voor het eerst?


Wenende vrouw, Sybille, Albert Termote (1957), bij de ingang van de Oosterbegraafplaats aan de Rodelaan.



Nog een gezin (helaas beklad). Rudi Rooijakkers, Het gezin (1954), Van Lodensteijnstraat




Maria Gobius, Lezende kinderen. Potgieterlaan.
Als je dit beeld vluchtig bekijkt in het voorbijgaan, lijkt het net of die kinderen staan te appen. Maar dat zou een anachronisme zijn bij dit beeld uit 1953



Dezelfde Marian Gobius hieuw in 1983 haar bijna-naamgenoot Prinses Marianne (1810-1883). De prinses kreeg een ereplek bij de kerk. Marianne, de zus van koning Willem II, was het buitenbeentje der Oranje’s. Ze werd door haar familie verfoeid omdat ze in Voorburg in concubinaat leefde met haar koetsier. Maar bij de dorpelingen kon ze niet kapot.


Antony Winkler Prins kwam oorspronkelijk uit Groningen, maar sleet zijn levenswinter in Voorburg. Hij schreef en redigeerde encyclopedieën (een soort Wikipedia’s in boekvorm).
Een beeld van Guido Sprenkels (2008). Het staat op de hoek van de Prins Bernhardlaan en de Laan van Nieuw Oosteinde.

Wijzer, Zhi Zhen (1989), bij het station en Hofwijck.

GeboorteDORP, schreef ik? Zelf vindt Voorburg zich een stad. In de Romeinse Tijd rond het begin van de jaartelling heette de nederzetting Forum Hadriani, had het marktrechten en was het de hoofdstad van het rijk der Cananefaten (de stam waarvan de etymologen niet weten of hun naam nou konijnenvreters of knoflookstinkers betekende).

Dit terzijde. Te paard nu! Op naar het volgende dorp!

 

Zoetermeer, 2e dorp van Zuid-Holland









Even een boodschap doen in het Stadshart. En een beetje rondtoeren op de terugweg.

Zoetermeer heeft met grote broer Den Haag (en dus met Voorburg) gemeen dat het feitelijk een dorp is. In 1960 telde het nog geen 10.000 inwoners en bestond het uit niet veel meer dan de lange Dorpsstraat, die nu een substantiële bijdrage levert aan de monumentenlijst.

In 1962 werd Zoetermeer uitgeroepen tot de groeikern die de overbevolking van Den Haag moest opvangen. Tegenwoordig telt het 140.000 inwoners en is het de 3e stad van Zuid-Holland (of eigenlijk: het 2e dorp).

Het gevaarte op deze foto hoort bij wintersportcentrum Snowworld. Zoetermeer kan bogen op de grootste, hoogste en steilste indoor-skipiste van Europa. Hij overbrugt een hoogteverschil van maar liefst 65 meter. Het geval is in die vlakke polders binnen een straal van 10 km overal te zien en detoneert hier evenzeer als een poldergemaal zou doen in Tirol. Een dagje skiën kost 46,50 euro. Voor dat bedrag vlieg je toch bijna naar Innsbruck?


Er zijn de laatste jaren heel wat fietspaden bijgekomen in de polders van Zuid-Holland Noord. En het is een flinke tijd geleden dat ik daar regelmatig fietste. Overal word ik verrast door nieuwe fietsverbindingen. Bijvoorbeeld die van Zoetermeer naar Voorschoten, langs de Zoetermeerse Meerpolder, de Vliet over en via de Kniplaan. Echt een shortcut; kilometers korter dan de route via Leiden, en met adembenemende vergezichten op grazige weiden en bomenrijen aan de kim.


In de storm

Zondag 5 juli op bezoek bij Sjoerd, die nu woont in een tehuis in de Haagse wijk Bohemen. Hij heeft daar 3 maanden lang opgehokt gezeten wegens corona-dreiging, en mocht geen bezoek ontvangen. Nu mag dat wel, op afspraak, en met inachtneming van de 1½-meter-maatregelen.

Het is de hele julimaand tot nu toe dramatisch slecht weer geweest, met keiharde ZW-wind en 3 compleet verregende dagen, zaterdag 3, woensdag 8, en donderdag 9, waarop ik de fiets maar heb laten staan.

Maar deze zondag is het droog. Van Leiden ZW naar Den Haag ZW, ook in zuidwestelijke richting, tegen een stevige Zuidwester in. Nu heb ik echt het gevoel dat ik onderweg ben, nu de wind om mijn helm giert.

Twee dingen vallen me op. Eén: met een e-bike rijd je net zo makkelijk tegen de wind in als met de wind mee. De slogan van een e-bikemerk klopt: Altijd wind mee! Het verschil is dat bij tegenwind de motor 2 keer zo veel stroom verbruikt. De energie moet érgens vandaan komen.

Ik heb de beschikking over 5 elektrische ‘ondersteuningsniveaus’ en daarnaast nog 7 mechanische versnellingen. Bij het laagste ondersteuningsniveau biedt de fiets ondersteuning tot een snelheid van 15 km/uur, en bij het hoogste tot 25 km/uur. Harder kan wel, maar dan zul je dat op eigen kracht moeten doen, of met wind mee heuvelaf.

Het tweede dat me opvalt: van de harde wind heb je pas echt last als je hem opzij hebt. Op de Horstlaan tussen Voorschoten en Wassenaar, langs open vlakten, waai ik bijna van de weg weg.

Wat kilometers verder zoek ik de beschutting op van het Haagse Bos en slalom tussen de afgewaaide takken door; wat een zomer! Daarna in de stad van stoplicht naar stoplicht. Ze zouden een Groene Golf moeten introduceren voor e-bikes. Of hebben ze die al op de Schenkkade, waar op de terugweg iedere keer het licht net op groen springt bij mijn nadering? Kan ook toeval zijn.

 

 

Spookverlaat Hazerswoude



Hazerswoude-Dorp

Hazerswoude bestaat uit 2 losse dorpen: Hazerswoude-Rijndijk langs de rivier (zie ‘’) en kilometers verderop Hazerswoude-Dorp, midden in de polders. De weg die beide dorpen verbindt, heet de Gemeneweg. Ergens halverwege kun je linksaf slaan, een polderweggetje op, de Galgweg. Een eindje verder bereik je dan het Spookverlaat, even buiten Alphen aan den Rijn, een vogelrijk natuurgebiedje bij enkele plassen.

Vanwaar die lugubere namen? De Gemeneweg heet vermoedelijk zo omdat het de gemeenschappelijke weg is van die 2 dorpen; de Galglaan vast en zeker omdat er vroeger zo’n executiewerktuig heeft gestaan; ik heb het niet kunnen vinden.







Maar het Spookverlaat heet zo omdat het er zou spoken. Een verlaat is overigens niets anders dan een sluis; het heeft niets te maken met verlatenheid.

Volgens een verhaal dat ik las, probeerde hier ooit op een zoele zaterdagavond een deerne zich haar hitsige minnaar van het lijf te houden, die nog heel wat stappen verder wilde gaan dan tongzoenen. Bij de worsteling raakte de jongeman in het water en verzoop jammerlijk, daar hij geen zwemdiploma kon tonen. Elke zaterdagavond roept hij nu nog vanuit het water om zijn geliefde.

In mijn vroegere fietsjaren, voordat ik De digitale reiziger werd, kwam ik vaak in deze omgeving. Gek dat ik toen nooit iets gehoord of gelezen heb over die legende. Het is volgens mij net zo’n eeuwenoude, in de 21ste eeuw bedachte sage als die van de reus Bunckman in Voorthuizen.

Het is niet op een zoele zomerzaterdagavond dat ik hier afstap, maar op een chagrijnige, kille dinsdagnamiddag. Als het hier vandaag al spookt, doen vooral de weersomstandigheden dat. Een zonnetje kan er echt niet af.

Wat een scheve panoramafoto lijkt, is in werkelijkheid het uitzicht door het kijkgat van de vogelkijkhut.

 

Die koeien houden geeneens 1½  meter afstand, hoewel ze toch ruimte genoeg hebben.


Voorlinden, Wassenaar










Landgoed Voorlinden buiten Wassenaar, aan de rand van Meijendel. Het herbergt een gloednieuw museum vol moderne kunst, geen moderne flauwekul, maar echt leuke, inventieve moderne kunst. Meer erover op FHM’s.

 

De e-bike versus de Mondkapjes Express

En dan nu het al eerder aangekondigde vergelijkende onderzoek: de e-bike tegen het openbaar vervoer. Tegen een bus kun je vanzelfsprekend niet op fietsen, laat staan tegen een trein. Toch deed ik over mijn fietsrit naar Den Haag ZW exact even lang als met het openbaar vervoer: 5 kwartier.

Met het OV leiden er 2 wegen naar Bohemen. Ik kan de bus nemen naar Leiden Centraal, daar de trein naar Den Haag Centraal en daar Randstadrail naar het Savornin Lohmanplein. Of ik neem bij mij in de buurt bus 45 en stap bij Leidschendam-Voorburg over op Randstadrail. In beide gevallen ben ik 1:15 uur kwijt, en dan mag er niet veel misgaan.

Hieronder een paar e-fietsritten die ik de afgelopen weken gemaakt heb om ergens te komen (geen foto-toertochtjes, dus). Per rit de tijd die ik er met de fiets over deed, en hoe lang ik er per OV over gedaan zou hebben (volgens de reisplanner 9292.nl).

 

Reis van Leiden ZW naar:

Kms
per fiets

Reistijd OV

Reistijd
e-fiets

Zoeterwoude Rijndijk Rijneke Boulevard

6

0:40

0:20

Oegstgeest Lange Voort

6

0:45

0:20

Voorburg Oosterbegraafplaats

12

0:45

0:40

Zoetermeer Stadshart

12

0:45

0:40

Wassenaar Voorlinden

14

1:25

0:45

Terugrit van Noordwijkerhout naar huis

18

1:10

1:00

Den Haag Bohemen

22

1:15

1:15

 
De conclusie is duidelijk: bij ritten tot ca. 20 km reis ik op de elektrische fiets sneller dan ‘
met dat supertrage OV in Zuid-Holland Noord en de Metropoolregio’, zoals ik schreef in een van de corona-stukken.

Waaraan ik toevoegde: ‘Ik ben altijd een OV-voorvechter en -hobbyist geweest. Maar nuchter en realistisch geredeneerd moet je zulke afgrijselijk slechte OV-verbindingen gewoonweg helemaal niet gebruiken. Gewoon gezond op de fiets; frisse, virusvrije buitenlucht inademen en werken aan je conditie, in plaats van je in het OV op je luie kont wild te zitten ergeren’.

Misschien dat ik november wel anders piep, maar de eerstkomende maanden zal ik in de regio de fiets vaker gebruiken dan de bus. Ik behoor daarmee tot degenen die het OV in ieder geval gedeeltelijk de rug hebben toegekeerd.

Deze week maakten de OV-bedrijven bekend dat het aantal check-ins in heel Nederland op 45% zat van het niveau van vorig jaar om deze tijd. Blijkbaar scoort het stads- en streekvervoer in de regio Leiden / Den Haag dan nog beroerder dan elders, want ik zie vanaf mijn fiets alleen maar vrijwel lege bussen rijden.

Ik ben benieuwd wat de OV-sector gaat ondernemen om met deze crisis om te gaan - anders dan huilie-huilie doen over gedaalde omzet, dreigende ontslagen en de onwil van de overheid om eeuwig te blijven bijbetalen voor het transporteren van lege stoelen.

Dit fietsverhaal wordt in ieder geval vervolgd.

Frans Mensonides
12 juli 2020
Foto´s van 1 t/m 10 juli 2020


Toer de Frans; nieuwe fietsavonturen

Lisserbroek

En hier dan het vervolg, geschoeid op dezelfde leest: foto’s, gemaakt op fietstochten in de regio, met korte intermezzi over ernstigere zaken.

 

Rijswijk

Op de terugweg van visite in Den Haag even door Rijswijk. Daar heb ik nog een blauwe maandag gewerkt, op een kantoor op bedrijventerrein Plaspoelpolder. 22 jaar lang; alles in mijn autobio is deelbaar door 11, heb ik dat wel eens verteld?

22 jaar plus één maand, om heel nauwkeurig te zijn. Dat was van mei 1976 tot juni 1998. Wat betekent – ik heb er nog niet bij stilgestaan en het schiet me nu ineens te binnen, nu ik hier op een zondagmiddag het dorp doorkruis – dat ik er deze maand even lang weg ben als dat ik er gezeten heb.

Dat moet gevierd worden met een rondje langs dat kantoor (dat ik geen foto waardig acht) en de omgeving, waarin ik een lunchwandeling of 5.000 heb gemaakt. Nee, minder, 3.000 op z’n hoogst. Ik heb ook tijdenlang geklaverjast in de kantine. Ik weet niet, wat erger is.

 

Er is veel nieuws bijgekomen in de Plaspoelpolder. Onder meer deze monstruositeit van het Europees Octrooibureau, ter vervanging van een ongeveer even hoog gebouw. De architect moet gedacht hebben: ik ga nu eens werken met een echt originele vorm, een blok.

 




Die lunchwandeling, met of zonder collega, voerde nogal eens door het Von Fisennepark achter het stadhuis van Rijswijk. Daar is dan weer erg weinig veranderd in 22 jaar tijd. Zelfs het bord met de toen al ouderwetse letters, ‘SPAAR DE HERTEN, VOEDER ZE NIET’, met nadere uitleg, herken ik nog van toen.

De arme dieren, nog ernstiger gekooid dan wij op dat kantoor, laten zich het aangereikte voer desondanks goed smaken. Ze burlen allemaal van plezier. Herten brullen niet maar burlen, een kakofonisch geluid uit de kelen van zulke fraaie, ranke dieren.

Ik heb me daar jaren lopen afvragen wie Von Fisenne nou eigenlijk wel niet was. Dat kon je toen nog niet opgooglen. Maar hij was Pieter von Fisenne (1837-1914), afkomstig uit een Luiks adellijk geslacht. Hij was wethouder van het toen nog onooglijke dorpje Rijswijk; een paar straten rond de kerk en de dorpspomp.

 

Museum Rijswijk, het woonhuis van de dichter Hendrik Tollens, werd door mij in 2002 vereerd met een bezoek.



Gedenknaald ter herinnering aan de vrede van Rijswijk in 1697, toen Frankrijk en de rest van Europa de wapens na 9 jaar lieten zwijgen.


Kaag




De Kaag ligt op het Kagereiland in de Kagerplassen. Ik ben er, geloof ik, nog nooit eerder geweest. 

Het nog geen 500 inwoners tellende dorpje neemt de westpunt in beslag van het eiland dat ongeveer een vierkante kilometer groot is. De meeste van die 500 wonen in een villaparkje. Verder is De Kaag een centrum voor de waterrecreatie en is de horeca goed vertegenwoordigd met restaurants, pensions en B&B’s. Op een mega-werf worden mega-jachten vervaardigd.

Voor wie niet beschikt over een boot, is het eiland alleen bereikbaar met een veerpont. Die vaart 24/7. Voor wandelaars en fietsers bedraagt het veergeld een euro. Dat is voor een retourtje. Daar je toch ooit weer van het eiland af moet, zijn er geen enkeltjes verkrijgbaar. Op de terugweg vanaf het eiland hoeven er daardoor ook geen kaartjes gecontroleerd of verkocht te worden. Het spaart tijd.

De geheel open veerpont onderhoudt een van de weinige OV-verbindingen waarvoor je momenteel geen mondkapje hoeft op te zetten. Dat is omdat je in de open lucht (bijna) niet besmet kunt raken. Desondanks moet je nog wel 1½ meter afstand houden.

Maurice de Hond begint toch langzamerhand wel een beetje school te maken met zijn aerosolen. Maar volgens sommige wetenschappers kan hij pas serieus genomen worden als hij een artikel in een gerenommeerd internationaal wetenschappelijk tijdschrift gepubliceerd krijgt, met de nodige peer reviews (of appel reviews, of banaan reviews, dat mag ook, als het maar fruit is). Er moeten ook plenty voet- of cashewnoten bij.

Allerlei twitteraars wijzen hem op die regels, ook lieden waarvan ik vermoed dat ze zelf sinds hun veterstrikdiploma niet al te veel meer hebben bijgeleerd.

Maar kunnen we op al dat gedoe met die reviews wel wachten tijdens een crisis? Ik heb eens een professor in het feestvak dat ik zelf gestudeerd heb, horen klagen dat er 2 jaar verstreek tussen de dag dat de inkt van zijn artikel droog was en het moment dat hij het in druk kon aanschouwen.

Ik vraag me met die peer reviews ook af, hoe dat nou moet als een wetenschapper zo geniaal is dat hij helemaal geen peers, geen gelijken heeft op Aarde. Daar verdenk ik De Hond soms van; hij lijkt behept met de genialiteit die grenst aan de waanzin. Het remt de wetenschappelijke vooruitgang alleen maar, dat review-gedoe. Daarom staat er ook nooit meer een nieuwe Einstein op.

Dit alles geheel terzijde.




Onderweg naar De Kaag fietste ik door Buitenkaag. Dat ligt in de provincie Noord-Holland, in tegenstelling tot De Kaag, dat tot Zuid-Holland behoort. Toen ik door Buitenkaag reed, realiseerde ik me dat ik me voor het eerst in 4 maanden buiten de provincie Zuid-Holland bevond. Dat voor iemand die zich reiziger noemt. Wat een krankzinnig jaar is 2020!



Roelofarendsveen


Niet ver van De Kaag ligt het dubbeldorp Roelofarendsveen / Oude Wetering aan het Braassemermeer. Ik kwam er vaak aan het begin van de jaren 10. Van herfst 2010 tot voorjaar 2013 bezocht mijn moeder drie keer per week in de Hof van Alkemade de dagopvang voor dementerende ouderen.

Zij noemde dat ‘de club’. Ik noemde het zelf meestal de crèche, en de praatochtenden voor mantelzorgers: de ouderavonden.

Ik nam voor die zeswekelijkse bijeenkomsten altijd de bus naar winkelcentrum De Meerkreuk. Dus dit is nu weer zo’n route waar ik de rijtijd per elektrische fiets gemakkelijk kan vergelijken met die per bus. Maar meer daarover in het laatste hoofdstuk.

Mijn moeder kwam terecht op die crèche, helemaal in Roelofarendsveen, omdat er in Leiden geen plek vrij was voor haar. Ze werd gehaald en gebracht met een taxi.

Op de club was ze gelukkig: een beetje aanspraak; leuke activiteiten. Bij de lunch at ze met smaak alles wat ik thuis niet op tafel kon zetten omdat ze er allergisch voor zou zijn. Alleen met sommige clubgenoten kon ze niet helemaal uit de voeten. ‘Die mensen zijn zó verschrikkelijk stom, die lijken wel dement!’

Na een valpartij in mei 2013 kwam er voor moeder een eind aan de bezoeken aan de club, en werd zij opgenomen in een woonzorgcentrum, waar ze snel achteruit ging. Een overzicht van alle ‘moederverhalen’ onderaan dit FHM’s A-viertje.



Misschien niet het mooiste monument van de streek, maar wel het meest opvallende is de 32 meter hoge watertoren uit 1932. De reusachtige tulpen verwijzen naar de vele ‘tulpenbroeiers’ die gevestigd zijn in en om Roelofarendsveen. Het dorp met de lange naam die vrijwel altijd verkeerd wordt gespeld, is het centrum van de tulpenkweek, en niet Lisse of Anna Paulowna, zoals je zou kunnen denken.

Op de terugweg meed ik de hoofdwegen en nam de rustieke route via Rijpwetering en Oud Ade, in een aanmerkelijk lager tempo dan toen ik op de heenweg tegen de bus reed.

 

Rijpwetering




Oud Ade

 

Minder Oeps!-momenten

Ik had het hierboven over de talloze Oeps!-momenten op de e-fiets; momenten die met iets minder geluk tot een ongeluk hadden kunnen leiden. Dat aantal momenten neemt de laatste weken heel sterk af. Zo langzamerhand weet ik precies waar het gevaar loert, waar ik in de remmen moet knijpen en voor wie ik onderweg extra moet uitkijken.

Aan die achteruitkijkspiegel begin ik ook gewend te raken. Ik heb een tijdje gehad dat ik erin keek, geen achteropkomend verkeer zag, en dan toch nog zelf helemaal over mijn schouder ging omkijken of er écht niks achter me aankwam.

Maar spiegels liegen niet en verspreiden ook geen nep-nieuws.

  

Naar de Bollen zonder bollen



Huize Dever, Lisse

Elke keer in de bollentijd, van eind maart tot begin mei, wandel en fiets ik minstens één keer in de Bollenstreek. En zie ik de bollenvelden ook vanuit de trein, op weg naar mijn werk in Castricum. Tien lentes geleden liep ik zelfs helemaal in een paar etappes van Leiden naar Haarlem, langs de v/m route van de Blauwe Tram die een kortstondig bestaan kende in een nog veel beroerdere tijd dan de huidige (1932-1949).

Alleen dit jaar ging het mooi niet door, mijn bollentochten. Quarantaine in mijn eigen woonomgeving. Dat dan maar goedgemaakt in juli. Zonder bebloemde bollenvelden is de streek, waarvoor Aziaten in de lente best een reis van 12.000 km over hebben, niet buitengemeen interessant. Maar met wat goede wil en goed om me heen kijken, moeten hier ook in de zomer aardige foto’s te maken zijn.

Ik benaderde de bollen vanaf de oostkant.

 




Half openstaande bruggen over de Ringvaart om het Haarlemmermeer. De bovenste verbindt Lisserbroek met Lisse en de onderste Beinsdorp met Hillegom.

Die hébben iets, vind ik, half openstaande bruggen. Dichte bruggen en geheel openstaande, ogen nogal statisch. Maar betrap je ze tijdens een openings- of sluitingsbeweging, dan krijgt zo’n foto meteen iets dynamisch. Vind ik.

 

Minder dynamiek straalt deze Veenwerker in Lisserbroek uit. Hij is betrapt tijdens een lunchpauze. In die veldfles zit hopelijk water of ranja, en geen jenever.

Ik had aardige moeite om hem te vinden. ‘Midden in het dorp’, las ik ergens. Maar het erg kleine Lisserbroek heeft feitelijk nauwelijks zoiets als een centrum. Ik zag deze versteende arbeider uiteindelijk toch nog in het plantsoen dat ik nu op de kaart nergens meer kan vinden.

Die 2 bruggen liggen 5 km van elkaar. Een tochtje langs een grens tussen 2 heel verschillende werelden. De Ringvaart hoort tot de gemeente Haarlemmermeer en daarmee tot Noord-Holland; de bollendorpen liggen in Zuid-Holland.

Dan de brug over naar Hillegom. Moet ik nou echt door een dorp rijden waar een corona-uitbraak om zich heen aan het grijpen is? Er was op zaterdag 11 juli een superspreading event in een bruin café. Ik rijd hier op zaterdag de 18e. Een week geleden zijn hier op één avond tientallen mensen besmet geraakt. Wat hebben ze die zaterdag in vredesnaam gedaan in die kroeg? Met het halve dorp een gangbang gehouden, of zo?

Enfin, ik stap nergens af in het hart van Hillegom, zeker niet voor horecabezoek, en houd mijn adem wel in totdat ik de gemeentegrenzen overschreden heb. Wat ik pas doe nadat ik de watertoren en die kleurige silo’s op de foto gezet heb in de buurtschap Arnoud, alias Hillegom-Zuid.


De grotesk lelijke watertoren is 7 jaar ouder en 13 meter hoger dan die van Roelofarendsveen. De silo’s horen bij een kalkzandsteenfabriek.


Op die treinreizen naar en van mijn werk – waarnaar ik niet hartstochtelijk terugverlang – kwam ik ter hoogte van Lisse altijd langs dit bosje. Een goed idee om het nu te voet te gaan verkennen. Inderdaad, ik ben met de fiets niet over dat smalle bruggetje gegaan; ik heb het rijwiel vastgebonden aan een boom bij de ingang.

Het is de Wassergeest, een 53 ha groot voormalig geriefbos, dat in beheer is bij de Stichting Zuid-Hollands Landschap.

Onderweg daarheen, en op de terugweg, kwam ik langs de Keukenhof, waar ze een geweldige strop gehad moeten hebben. Hun seizoen viel net midden in de lockdown. 0 bezoekers in plaats van een miljoen…

 





En hier de enige bol die ik vandaag gezien heb. Strikt geredeneerd zie je ook in april geen bollen in de Bollenstreek. Die zitten toch echt in de grond. Alleen de bloemen die eruit voortkomen, zijn zichtbaar.

Die bol staat op het terrein van Huize Dever, een middeleeuws donjon, ofwel: een versterkte woontoren. De ridder Reinier d’Ever liet die 650 jaar geleden bouwen en ging er wonen. Tegenwoordig heeft het torentje een museumfunctie.

  

Actieradius

De fietstocht naar de niet-bollen was 53 km lang. Nog een aardige dagmars, als je bedenkt dat ik pas om 15:30 van huis was gegaan. Ik wilde erachter komen, hoever ik op één dag zou kunnen rijden op zo’n fiets, gezien de capaciteit van de accu en die van mijn knieën. Ik schat dat 70 km voor beide echt de max is.

Ik heb vage plannen om in het naseizoen – als de corona-situatie het toelaat – een binnenlandse vakantie te gaan houden per fiets, van streek naar streek en van hotel naar hotel. Als ik dan etappes plan van 60 km, heb ik nog wat reserve achter de hand voor een omweg of een verdwaling. En zo nu en dan een rustdag inlassen, lijkt me ook wel verstandig.

 

Landgoederenroute Wassenaar


De Landgoederenroute van Wassenaar is 6 km lang en loopt van de Zijdeweg naar de Lange Kerkdam. Hij doorkruist het gebied ten noordwesten van de Rijksstraatweg (op plattegronden van Wassenaar en Den Haag staat het noordwesten altijd bovenaan).

Als je gepresseerd bent, kunt je beter het fietspad langs die laatste weg blijven volgen. De Landgoederenroute is kronkelig, geaccidenteerd en gaat over enigszins ongebaande paden. Het begin en eind ervan is niet overduidelijk aangegeven. En in het midden stuit de argeloze fietser soms op een driesprong, waarbij het niet duidelijk is, bij welk van de 3 je op het verkeerde pad raakt. Dat alles is nou net de charme van de Landgoederenroute.

Onderweg bossen en vijvers. Door de bomen schemeren in de verte fraaie optrekjes voor de ruimen van beurs. Sommige van die huizen zijn minder oud dan ze er uit de verte uitzien; fonkelnieuw, maar in oude stijl.

Linksboven de achterzijde van Raadhuis De Paauw









Backershagen

Landgoed Backershagen is wel de parel aan deze kroon. De theekoepel, op een kunstmatige heuvel, heeft met het Spookverlaat (zie hierboven) gemeen dat het er zou spoken. Het huisje linksboven, met de deur op de eerste etage, is het atelier van een beeldend kunstenaar die workshops geeft in schilderen, maar ook in astrologie.

Ja, er gaat wat om in die geheimzinnig fluisterende bossen!

 

Deugtweets

De uitbraak in Hillegom is helaas niet de enige. In de week dat ik dit tik, loopt het aantal besmettingen in Nederland ineens toch weer heel snel op. Staan we aan de vooravond van een Tweede Golf en een Tweede Lockdown? Of kunnen al die lokale uitbraken nog beteugeld worden? Het zal niet lang meer duren voordat we het antwoord op die vraag weten.

Een verdubbeling van het aantal besmettingen betekent een verhonderdvoudiging van het aantal deugtweets op Twitter over corona. Woensdag de 22e liep mijn hele tijdlijn vol met tweets over de vraag, wie z’n schuld een eventuele lockdown zou zijn: de regering, het RIVM, Maurice de Hond, vliegvakantiegangers, de jeugd van tegenwoordig, bezoekers van supermarkten, complotgekkies, anti-vaxxers, OV-reizigers, Bill Gates, televisie-virologen, 5G-netwerken, moslims, links, rechts, de toeristen in Amsterdam, recreanten, kroegtijgers….

Opvallend is, dat veel van deze Twitteraars niet alleen met een beschuldigende vinger naar anderen wijzen, maar ook de hoop uitspreken dat de schuldigen spoedig met corona in het hospitaal belanden of liever nog: in hun doodskist. Het toppunt van deugen is blijkbaar je opponenten een afschuwelijke dood toe te wensen. Twitter, het blijft een opmerkelijk medium. En de deugneuzen zijn er de grootste sfeerverziekers; ik ga het steeds helderder zien.

 

Wassenaarse Slag








Aan dit strand vergeet ik te denken – en doe dat pas nu ik deze woorden typ – aan dat schoolreisje op de kleuterschool. We hadden in onze kinderogen een wereldreis gemaakt vanuit Voorburg om er te komen. Ik werkelijkheid is het nog geen 15 km.

Ik verveelde me er een ongeluk; zo’n strand heb ik, en had ik toen ook al, na een halfuurtje wel bekeken. En bovendien durfde ik niet aan de juf te vragen of ik wel even naar de WC mocht, in een houten toiletgebouwtje dat er toen stond, als ik me goed herinner. Ik nam me voor, het op te houden totdat ik het in mijn broek zou doen, of uit elkaar zou knallen. Ik weet niet meer, hoe dat afliep. Uiteindelijk heb ik, denk ik, mijn schroom overwonnen en het toch maar gevraagd. Of gezeken in de zee; het zou me niet verbazen.


Die ene rode knop

Hoe heette dat boek ook alweer, dat hoogtepunt uit de vaderlandse kinderliteratuur waarin de protagonist beslist niet mocht drukken op een bepaalde rode knop? En dat uiteindelijk vanzelfsprekend toch deed?

Waarom deed hij dat? Omdat hij het niet kon laten en de aantrekkingskracht van die knop groter bleek dan zijn eigen wil. En ook wel een beetje omdat de roman anders erg dun zou zijn geworden. Én omdat het weinig zin zou hebben om in een verhaal te reppen van een rode knop, als daar in de hele verdere narratie niet op gedrukt werd.

Hoe heette dat boek ook alweer? Doet er niet toe. Maar op het bedieningspaneel van mijn fiets zit ook zo’n soort rode knop, al is hij grijs. Hij kan de fiets van de ECO-mode omschakelen in de SPORT-mode.

Het is me van alle kanten afgeraden om op die knop te drukken, tenzij je een zeer geoefende, goed getrainde wielrenner bent. Maar je kent me: ongezond nieuwsgierig. Wat zou er gebeuren? Bereik ik dan toch nog de snelheid van een pedelec? Ga ik door de geluidsmuur? Kom ik in een baan om de Aarde? Zal Scotty me dan upbeamen naar een nog vrolijker universum?

Op een late avond, na het uur van elven, op een lange, geasfalteerde buitenweg naar Oegstgeest drukte ik op die knop. Lekker tóch doen!; net een klein kind.

En er gebeurde… niets. Behalve dat er op het console felle rode letters SPORT begonnen te gloeien. Mijn snelheid was al 25 km/uur en dat bleef zo. Dat ligt ook voor de hand, want wettelijk mag een voertuig geen fiets meer heten als hij je ondersteunt tot snelheden boven de 25. En ik heb toch echt een fiets gekocht en geen raket.

Wat die knop deed, merkte ik pas even later, bij het optrekken van een verkeerslicht. In de SPORT-mode gaat de fiets er dan vandoor als een speer. Dan dreigt hij werkelijk onder m’n kont vandaan te rijden.

Nergens voor nodig. Ik hoef de Toer de Frans niet te winnen (die helaas toch door schijnt te gaan, deze nazomer; 3 weken lang weer de godganse dag dat geouwehoer erover op alle media). Ik heb de SPORT-mode dan ook maar snel uitgeschakeld. Wat kan met dezelfde rode knop.

 

Katwijk aan Zee in beeld, zonder tekst, want dit artikel is al lang genoeg










 

De vogel linksboven hoort niet bij dit beeld; die is echt.


De e-bike versus de Mondkapjes Express (2)



De Vink - Voorschoten NS

Ook deze weken kon ik het niet laten om mijn krachten nog een paar keer te meten met de Mondkapjes Express, het openbaar vervoer. Hieronder de resultaten van de vergelijkende ritten die ik sinds 1 juli gemaakt heb.

Ik heb bij alle bestemmingen de fietstijd vanaf mijn bescheiden woning aan de Johann Gambolputtystraat in Leiden vergeleken met de reistijd per OV, volgens de reisplanner of volgens mijn eigen ervaring. Daarbij ging ik steeds uit van de benodigde tijd van deur tot deur. Bij het OV is dat dus inclusief lopen naar / van de halte, wachttijd en overstaptijd. Bij de fiets is het inclusief de tijd voor het parkeren en vastketenen van het voertuig (waarmee meestal niet meer dan een minuut verloren gaat).

In onderstaande tabel staan 4 nieuwe bestemmingen vermeld, in aanvulling op het eerste overzicht hierboven.

Bij het ritje naar Winkelcentrum Leidsenhage, alias Westfield Mall of the Netherlands (zie het stuk over de OV-fiets) nam ik niet de kortste weg maar de snelste. Als ik richting Haaglanden fiets, laat ik de drukke, verkeerslichten-rijke Veurseweg meestal links liggen en neem ik het mooie, geasfalteerde fietspad langs de spoorbaan Leiden – Den Haag. Dat loopt van station De Vink naar station Mariahoeve, is 8 km lang en kruist het spoor 2 keer via een tunnel. Op de eerste 3 kilometer maakt deze route 2 meanders door de woonwijken van Voorschoten. Maar dat wijst zich in de praktijk vanzelf.

Die tactiek werkte; ik bleef op deze rit van 11 km de bus 5 minuten voor. Dat is bus 45 van EBS  / Arriva. Die had ik kunnen nemen van de halte Brahmslaan in Leiden totaan de Damlaan in Leidschendam.

Hierboven schreef ik smalend iets over op je luie kont in de bus. Maar tijdens die rit met lijn 45 naar Leidsenhage was ik altijd langer aan het wandelen dan dat ik in de bus zat. Lang, heel lang geleden was er een veel betere verbinding van Leiden ZW met Leidsenhage, waarbij je gewoon tegenover het winkelcentrum uitstapte…

Ook op de hierboven al beschreven rit naar Roelofarendsveen bleef ik het OV 5 minuten voor, hoewel dat dorp bereikbaar is met een snelbus 365, Leiden – Schiphol.

Ondanks alarmerende berichten over stijgende besmettingscijfers ondernam ik woensdag de 22e toch nog een tocht naar een horeca-bestemming. Of misschien juist daarom: het kán nu nog even, en over een paar weken zitten we misschien weer te kniezen in een lockdown. 

Het doel van mijn rit was een pannenkoeken- en grillrestaurant aan de haven in Katwijk aan Zee. Mijn eerste pannenkoek sinds ik er op zaterdag 7 maart een consumeerde in de buurt van station Driebergen-Zeist. Hoe heb ik het uitgehouden; hoe heb ik die lekkernij kunnen missen?

Het was nog nét terrasweer, daar in Katwijk, met een jas en een dik vest aan; een grensgeval. Gehoor gevend aan een gril koos ik merkwaardigerwijze voor een grillgerecht en niet voor een pannenkoek.

Maar dat is allemaal niet zo belangrijk; de lezer brandt natuurlijk van nieuwsgierigheid of ik op dit traject van 12 km de bus wist te verslaan. Dat was ruimschoots het geval: 10 minuten voorsprong. En dat nog wel met 3 omleidingen onderweg. Daar stuit ik deze weken toch al vaak op; het lijkt wel of in deze vakantieperiode heel Zuid-Holland op de schop ligt.

Deze keer was er zelfs een omleiding binnen een omleiding. Vanaf de N206 werd ik door de gevreesde gele borden met zwarte letters verwezen naar de Hoofdstraat door de dorpskern van Valkenburg. Daar was nog een extra omleiding over een ‘Tijdelijk Fietspad’.

Misschien kom je aan het eind van dit jaar wel een paar minuten sneller per bus van Leiden in Katwijk, als de R-net gaat rijden op dat traject. Maar ik denk eigenlijk dat het niet veel zal uitmaken. Mijn ervaring met deze rode duivels in ZH is dat de kwaliteitssprong die ze heten te bieden, in de praktijk wel wat tegenvalt. En als je vanuit Katwijk verder wilt dan station Leiden Centraal, dan zul je nog steeds over moeten stappen.  

Die gril(l) beviel me overigens prima. Maar was dit nou mijn eerste diner buiten de deur ná de lockdown of het laatste ervóór??

De afgelopen weken maakte ik nog een keer de reis naar mijn broertje in Bohemen (de Haagse wijk van die naam). Ook deze keer deed ik precies 5 kwartier over de rit en speelde daarmee gelijk tegen het openbaar vervoer. 




Voorschoten - Leidschendam - Mariahoeve


Ten slotte één geval waarbij het OV me de baas was. Ik wilde voor mijn rubriek FHM’s een paar dingen naslaan in de leeszaal van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Die is sinds 1 juli weer open voor het leer- en leesgierige publiek, na een sluiting van 3½ maand wegens corona.

De bibliotheek is nauwelijks terug te herkennen. Zalen afgezet met lint. Looproutes met pijlen. Winkelmandjes zijn er verplicht, alsof je een ordinaire supermarkt betreedt in plaats van het nationale geheugen, zo niet de rijkstempel der boekenwijsheid. Het personeel achter dik plexiglas. Maximaal 2 lezers toegestaan aan een leestafel voor 10 personen. Handen wassen alvorens je ook maar één boek beroert. En dat dan met gewone zeep en s.v.p. niet met gel of wat voor chemische rommel dan ook, want daar lossen de boeken door op.

Waar ik de sfeer in de nationale bieb doorgaans ervaar als gewijd en bijna heilig, was die nu veeleer luguber. Iedereen is zo langzamerhand wel gewend aan coronamaatregelen. Maar ze vallen toch altijd heel sterk op als je terugkeert naar een plek die je goed kent uit de pre-coronatijd.

Op deze rit nam ik het in een rechtstreeks duel op tegen de Mondkapjes Express, in de gedaante van treinen. Op dat fietspad langs het spoor zag ik ze langs me heen stuiven. 140 km per uur versus 25 km per uur; de fiets is natuurlijk geen partij.

De KB is een ideaal bereikbare bestemming met het OV, op 3 minuten loopafstand van Den Haag Centraal. Zelfs de meest verstokte automobilist overweegt dan een treinreis. Toch verloor ik niet met een straatlengte verschil van het OV. Over die 16 km deed ik met de fiets slechts 5 minuten langer over de rit dan als ik bus plus trein genomen had.

Het totale lijstje, gerangschikt op een klimmend aantal kilometers:

 

Reis van Leiden ZW naar:

Kms
per fiets

Reistijd OV

Reistijd
e-fiets

Zoeterwoude Rijndijk Rijneke Boulevard

6

0:40

0:20

Oegstgeest Winkelcentrum Lange Voort

6

0:45

0:20

Winkelcentrum Leidsenhage, Leidschendam

11

0:40

0:35

Voorburg Oosterbegraafplaats

12

0:45

0:40

Zoetermeer Stadshart

12

0:45

0:40

Katwijk Haven

12

0:50

0:40

Wassenaar Voorlinden

14

1:25

0:45

Roelofarendsveen
Hof van Alkemade

16

0:55

0:50

Den Haag Koninklijke Bibliotheek

16

0:45

0:50

Terugrit van Noordwijkerhout naar huis

18

1:10

1:00

Den Haag Bohemen

22

1:15

1:15

 

Ook dit verhaal schreeuwt vanzelfsprekend om een vervolg, zolang nog niet alle dorpen en steden in de kop van Zuid-Holland bezocht zijn.

Frans Mensonides
26 juli 2020
Foto’s dateren van zaterdag  12 t/m donderdag 23 juli 2020.
peer reviews zijn altijd welkom!


© Frans Mensonides, Leiden, 2020