De digitale reiziger (135) 
Contente mensen; de Acht Zaligheden van Noord-Brabant

'Ik kick op  nostalgische streekmusea; ik kan er uren in dwalen. Maar ze wekken in mij nooit verlangen naar een trip per tijdmachine naar de goeie, ouwe tijden die ze laten herleven'.

Eersel

Duizel, Eersel, Hulsel, Knegsel, Netersel, Reusel, Steensel en Wintelre; deze dorpen in een uithoek van de Noord-Brabantse Kempen staan samen bekend als de Acht Zaligheden. En daarmee de hele streek. 

Slechts 4 van die dorpen: Duizel, Eersel, Reusel en Steensel, kennen de luxe van redelijk frequent streekvervoer. Die 4 gezegende plaatsen heb ik gedaan per bus, en wel op de gewezen Koninginnedag, zaterdag 30 april, en Bevrijdingsdag, donderdag 5 mei 2022. Bij de andere 4, alleen op werkdagen bereikbaar met een buurtbus in tweeuursdienst, heb ik me beperkt tot het zien van de kerktoren aan de einder – én van wat oude afbeeldingen in Kempenmuseum De Acht Zaligheden in Eersel.

Niet alle dorpen in deze streek zijn een streling voor het oog en voor de lens van een fotocamera. Maar het landschap maakt een heel plezierige indruk. Ik heb daarom ook 2 plattelandswandelingen gemaakt: langs de beek de Gender tussen Steensel en Eersel en langs akkers tussen Reusel en Bladel. En langs veel langgevelboerderijen, die met hun hoekige, bonkige, dozige uiterlijk toch een eigen schoonheid bezitten.

Bladel wil er ook graag bij horen, en noemt zich wel de Negende Zaligheid.


Steensel

Sel, selig, zalig, content

Eersel

Vanwaar Acht Zaligheden (plus één, dus)? De naam is, volgens één lezing, gegeven door Hollandse soldaten die in deze streek gemobiliseerd waren in de jaren 1830, toen Nederland in oorlog was met België. De legerleiding zette hier opzettelijk militairen van boven de grote rivieren neer. Ze vertrouwden de Brabanders niet en verdachten hen van Belgische sympathieën. 

Die Hollanders keken met veel dedain naar deze toen heel erg armoeiige streek, met wat armetierige dorpjes zonder veel nijverheid. Er was verder voor die soldaten ook helemaal niets zaligs aan het verblijf hier, weinig vertier ook.

Maar die 8 dorpen hadden wel een naam die uitging op ‘-sel’ (behalve Wintelre, maar dat heet in dialect Wintersel). ‘-Sel’ in plaatsnamen gaat terug op ‘sele’, zaal, ofwel huis. Maar je kunt het ook associëren met selig: zalig. 

De naam ‘Acht Zaligheden’ is verder een knipoog naar de zaligsprekingen uit de Bergrede uit het Nieuwe Testament. Die beginnen met: ‘Zalig zijn de armen van geest’ (Mattheüs 5:3). Waarom nou juist wappies zalig zouden zijn, heb ik nooit begrepen; daarvoor ben ik zelf te arm van geest, vermoedelijk.

Na het vertrek van de Hollandse soldaten hebben de streekbewoners ‘De Acht Zaligheden’ blijkbaar gehandhaafd als geuzennaam, anders had die niet al bijna 2 eeuwen overleefd. Tegenwoordig is die naam iets toepasselijker dan in de 19e eeuw. Ik zag in 2 dagen tijd 4 welvarende forenzendorpen.


Foto links: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto: Bert van As
Overgenomen van Wikipedia, Contente mens

Ongetwijfeld met veel contente mensen, tegenwoordig. Maar het beeld De contente mens van Richard Bertels (links op de foto) slaat juist op de bewoner van de streek voordat de vooruitgang had toegeslagen. De mensen hier heetten stoïcijns te zijn onder hun beroerde levensomstandigheden. Ze droegen hun armoede dapper en waren zielstevreden met het weinige dat ze dan nog wél hadden.

Het beeld staat in Eersel, het grootste dorp van de Acht Zaligheden en de ongekroonde hoofd’stad’ van de streek. Ik heb het standbeeld gemist op mijn wandeling daar, en het plaatje overgenomen uit de Wikipedia. 

Daarnaast Goei moeder, die je kunt vinden in Duizel en gehouwen werd door Marja van Riel uit Duizel zelf. Het beeld staat niet zozeer voor de moeders uit deze streek, maar meer voor Eva, ons aller oermoeder. Ergens horen voor mijn gevoel beide beelden bij elkaar, en ik heb ze daarom ook maar naast elkaar gezet, al staan ze in verschillende dorpen.

Goei moeder was een geschenk van Agio, dat tot voor kort in Duizel nog sigaren produceerde, ooit hét exportproduct uit de Acht Zaligheden.


Nooit meer als vroeger


Schreeuwjezus
Archieffoto 2015

Als ik ben aangekomen op Eindhoven Centraal, ga ik eerst maar eens 5 minuten kalm en rustig stilstaan bij het feit dat ik in Eindhoven ben. In de winter van 2019 / 2020 was ik er om een of andere reden niet weg te slaan. Ik feliciteerde het station met zijn promotie tot Centraal, nam de IC Dordrecht – Eindhoven (die tegen mijn verwachting in nog steeds rijdt; het leek me een eendagsvlieg), pakte de bus naar Dommelen en Bergeijk en deed de HOV-busbaan die noord-zuid door de stad loopt.

Nu keer ik terug in een Eindhoven dat definitief is veranderd en nooit meer zal worden als vroeger. OK, dat geldt voor heel de wereld, na 2 crisisjaren. Maar in het bijzonder voor Eindhoven. De stadsevangelist Nol Kox zullen we namelijk nooit meer zien, en vooral nooit meer horen – tenzij hij er inderdaad in slaagt, binnen afzienbare tijd herboren te worden in een nieuw, jong, gezond lichaam, zoals hij ooit beweerd heeft.

Nol - of Schreeuwjezus, zoals zijn stadsgenoten hem noemden - overleed op 15 juli 2020 op 67-jarige leeftijd aan leukemie. In alle necrologieën die ik over hem gelezen heb, wordt vermeld wat iedereen in Eindhoven weet: dat hij in de Lichtstad het Licht zag na een ernstig bromfietsongeluk op zijn 16e. Daarna heeft hij een halve eeuw lang de Eindhovenaren gesticht met zijn heel bijzondere gregoriaans. 

Ik las verder ook iets wat ik nog niet wist: dat hij een waar wonder verricht zou hebben. Eens ontmoette hij in de buurt van de Bijenkorf een invalide vrouw, en vroeg haar of ze graag weer zou willen lopen. Kox sprak op haar bevestiging een van zijn onnavolgbare spreuken uit, en zie: de vrouw liep weer als een kieviet en kon haar rolstoel aan de wilgen hangen. Wat helaas niet gold voor Nol zelf en zijn invalidenscooter.

Artsen konden het wonder van die vrouw bij de Bijenkorf niet verklaren. Is zo’n instant-genezing nou echt geloofwaardig? Ik sluit het niet eens helemaal uit. Ik geloof niets, maar zelfs dat geloof ik soms niet.

De zaligverklaring van Nol lijkt me slechts een kwestie van tijd, al heeft hij bij mijn weten nooit gepredikt in de Acht Zaligheden en reed hij nooit verder dan Veldhoven. Je kunt kandidaten voor een zaligverklaring geloof ik nomineren bij de paus - niet bij de koning, dat is voor een lintje.

Ook in horeca-opzicht is Eindhoven niet meer de oude. De Restauratie op Eindhoven Centraal is ter ziele. Het restaurant, dat er nog maar pas gevestigd was, ging na de eerste lockdown van voorjaar 2020 niet meer open. In die prachtige glazen ruimte onder de hanenbalken van de stationshal zit nu Coffeelab, waar je kunt flexwerken onder het genot van de goudbruine nectar uit Brazilië. 

Ook zonder te werken kun je er wel koffie krijgen, hoop ik. Maar ik ga het vandaag niet proberen. Ik zal pas na zessen terugkeren in Eindhoven, en dan is hij al dicht. Zo’n werkplek houdt de kantooruren aan, waar zijn voorgangers open bleven totdat de laatste trein het station had verlaten. Jammer dat zo’n mooie locatie een doorgangshuis wordt.

Ook De Bengel, een restaurant tegenover het station, waar ik vaak kwam, is weg. Dat wordt op Facebook diep betreurd door vele habitués. Onbegrijpelijk dat het gesloten is; het was er op zaterdagavond altijd gezellig knus Brabants eivol, en de tafeltjes stonden bijna boven op elkaar. Bij wijze van spreken kon je er stiekem een vorkje meeprikken van het bord van je buren. De bediening was er altijd vriendelijk en het eten uitstekend. Die keten heeft nog wel enkele filialen elders in de regio.

De Restauratie bij dag en bij avond.
Archieffoto 2019


Langs een chipgigant

Sluiting van 2 van mijn pleisterplaatsen... Ik pak maar snel de bus naar de Acht Zaligheden. Er rijden twee Bravo / Hermeslijnen heen, 19 (Eindhoven – Bladel) en 319 (Eindhoven – Reusel). De eerste stopt in Eersel en Bladel op vrijwel elke straathoek en rijdt meestal in halfuurdienst. De laatste is min of meer een snelbus, houdt de doorgaande wegen aan en rijdt op schooldagen elk kwartier; in de ochtendspits nog vaker.

Met een dozijn passagiers aan boord verlaten we het busstation. Het centrum van Eindhoven is wegens werkzaamheden maandenlang afgesloten voor al het busverkeer. Overal zwarte pijlen op gele borden. Maar de lijnen 19 en 319 pikten voorheen ook maar een heel klein stukje van het centrum mee op hun route. We belanden op de lange, brede Karel de Grotelaan, met flats aan weerszijden, en daarna op een korte busbaan in Veldhoven, de grote buurgemeente van Eindhoven. 

Daarna bereikt de rode bus het Veldhovense bedrijventerrein De Run. Daar wordt Máxima Medisch Centrum geflankeerd door de kantoorgebouwen van ASML, Nederlands grootste hightechbedrijf. Ze maken chips, nee, nee, dat klopt niet; ze maken machines die chips maken. En dan heb ik het niet over zoutjes.

Hun hoofdkantoren staan in Veldhoven en nemen zo’n 30 hectare in beslag. Er werken 16.000 mensen. Dat aantal zal de komende jaren groeien tot 20.000. Maar ASML is niet van plan om de parkeerterreinen uit te breiden. Men stimuleert duurzame wijzen van vervoer, zoals fietsen en het OV.

In januari 2019 werd een speciale buslijn ingevoerd voor ASML (en de rest van de bedrijven op De Run), lijn 119. Die rijdt in de ochtendspits non-stop en met een hoge frequentie van Eindhoven Centraal naar de eindhalte bij de chipgigant. In de middagspits vanzelfsprekend andersom.

2019, dat was het jaar van de vlieg- en autoschaamte, en van de grootse OV-plannen. Moedgevend elan! Nog geen jaar later werd er een fikse spaak gestoken in de wielen van het OV. Ook de nieuwe lijn 119 verdronk uiteindelijk in een coronagolf, maar is anno ’22 teruggekeerd in het busboekje. 

Vandaag biedt De Run de aanblik die je verwacht op een zaterdag: rust en stilte. Die 2 zaken zijn ook het kenmerk van De Acht Zaligheden, waar vast veel werknemers wonen van ASML en andere Eindhoven hightechbedrijven. 

Even verder komt de stad abrupt tot een einde en rijden we een provinciale weg op. Daar komen we zo om de 500 meter een minirotonde tegen; een loze rotonde, zonder zijwegen. Die dient louter om de vaart eruit te halen, de stadse haast. In het midden van die rotondes staat een groen groeisel, dat misschien een klimop zou zijn, als hij een muur had om tegenop te klimmen.

Sint Lucia in Steensel


Ik stap uit bij de eerste Zaligheid op de route, het minuscule dorpje Steensel, rond de Luciakerk. Die dateert uit de jaren 30, maar staat naast een toren die ruim een half millennium oud is, van een kerk die gesloopt is. 

Sint Lucia leefde in de 3e eeuw tijdens de christenvervolgingen in het Romeinse Rijk en werd volgens een legende met een zwaard gedood. Zij gold als beschermster tegen de besmettelijke ziekten die het volk teisterden, waaronder de rode loop (dysenterie) in tijdperken dat de builenpest tenminste uit de Lage Landen was verdwenen. Als je gelooft in Nol Kox’ gebedsgenezing, zou je ook wel kunnen geloven dat Lucia je ook nog beschermt tegen moderne gesels als covid.


Over de Gender





Ten noorden van Steensel stroomt het woordspelige beekje de Gender. Die ontspringt in drassige weilanden bij Eersel en legt vandaar zo ongeveer de omgekeerde weg af als die van bus 19 daarnet. Ik volg hem een paar kilometer stroomopwaarts richting Eersel. ‘Stroomt’ en ‘stroomopwaarts’ in deze alinea kloppen momenteel van geen kant. Hele stukken bedding van de Gender zijn drooggevallen. Het wil al weken niet regenen. Overal sproeien beregeninginstallaties hun waterstralen ten hemel. 

Heb ik die grap wel eens gemaakt, dat als je de Gender oversteekt, je feitelijk een transgender bent? Ja, die grap heb ik wel eens gemaakt. Ik ga hem dus niet herhalen. Maar ik ben er toch niet zeker van dat de 2 dames die mij op het wandelpad tegemoet komen, 10 minuten geleden niet 2 heren waren.

Het pad waar ik loop, buigt langzaam af naar de A67, waarvan in ik de verte het geraas hoor. Er is een plan om langs die snelweg een geluidswal met zonnepanelen aan te leggen. 70% van de omwonenden is daar voorstander van, staat op een banier van zeildoek langs de weg. Dat is leuk om te weten; er staat een plattegrondje op van het vrij dunbevolkte gebied waar die enquête gehouden is, maar verder geen toelichting. Er staat dus niet bij waarom 30% er dan klaarblijkelijk tegen is. En of het nou uiteindelijk wel doorgaat. Kwesties, kwesties, kwesties, ook in Arcadia.

Ik sla linksaf, richting de provinciale weg waar de bus rijdt, en maak even later mijn opwachting in het dorp Eersel. Sonnevanck is een naam die je verwacht in zo’n plaats en er is dan ook een kast van een villa die zo heet (linksboven op een foto hieronder). Dit soort huizen, en de vele, vele langgevelboerderijen die je ziet in Eersel, dateren meestal van rond 1900, toen de Acht Zaligheden langzamerhand tot de welvaart begonnen te komen waarmee ze hun naam konden waarmaken.

Teuten in Eersel


Eersel is wel de parel aan de kroon van deze streek; zeker de omgeving van de Markt met veel winkeltjes en zelfs voor Brabantse begrippen zeer uitgebreide horecavoorzieningen. Ik loop een halve middag rond in het dorp en in Kempenmuseum de Acht Zaligheden, in een tempo dat langzamerhand wel wat afneemt. En ik loop in het dorp dan ook nog het standbeeld De Contente mens mis, plus het filiaal van De Bengel waar ik een late lunch had kunnen gebruiken.

Toch slaat ‘teuten’ in de titel van deze paragraaf niet op wat ik hier loop te doen, maar op ambulante kooplieden uit vroeger eeuwen, die zo genoemd werden. Die werden zo schathemelrijk dat zij zich uiterst luxueuze woningen konden permitteren. Ik kwam in Bergeijk, niet ver van hier, al eens zo’n teutenhuis tegen. Hier in Eersel heb je bijvoorbeeld het teutenhuis uit 1669 (linksonder op de foto) en het huis uit de 19e eeuw dat nu het afslankinstituut van Yvonne Pril is (daarnaast op de foto). 



Tegenover het afslankinstituut kun je je gewicht weer op peil brengen in het snoepwinkeltje, waar ze volgens een bord voor de deur NOUGAT en JODEVET verkopen. Jode(n)vet, ik heb er nooit van gehoord, maar ik ben dan ook nog nooit eerder in de Acht Zaligheden geweest. Daar maak je toch reizen voor, voor de culturele schokken die je ondergaat in den vreemde!

Google is je beste vriend in zulke gevallen. Jodenvet heet met een correctere benaming borsthoning, maar die term zal ook wel niet in ieders ogen deugen. Kattenspouw noemen ze het ook wel; eet smakelijk! 

Maar wat IS het nou? Het is een bijproduct bij de productie van aardappelzetmeel; zoet spul dat aan de aardappelzetmeelmachines blijft kleven en dat ze er dan vanaf schrapen om te verkopen als snoepgoed. Gatverdamme! Ik ga niet naar binnen om er een puntzak van te kopen.

De Kapel Onze Lieve Vrouwe van de Kempen (rechtsboven) werd ingewijd in 1464 en na de Vrede van Munster in 1648, toen de katholieken een stap terug moesten doen, verwereldlijkt tot raadhuis. In 1957 was dat blijkbaar te krap geworden voor de gemeente, want het gebouw werd weer teruggegeven aan de katholieken en is nu weer kapel.





Even verder een enorme Brabantse vlag, die me nog eens met de neus op het feit drukt, dat je in Zuid-Holland nooit de vlag ziet van Zuid-Holland. Het kleine beeldje is De pronte vrouw van Guus Hellegers. 

En zoals vele streken heeft ook De Acht Zaligheden een railverleden. Van 1897 tot 1937 onderhield de Tramweg-Maatschappij De Meijerij een verbinding Eindhoven – Reusel, in grote lijnen via de route van de huidige lijn 319. Die trammaatschappij kwam ik al tegen in het stuk over Schijndel.



Best wel lang, de gevel van zo’n langgevelboerderij! In de tijd dat er nog geboerd werd, bestonden ze uit een voorhuis, stal en schuur naast elkaar onder één heel lang dak. Ze zijn in de tegenwoordige tijd ideaal als woonhuis voor mensen die heel veel ruimte nodig hebben, als winkel, als café, restaurant, B&B en om er een museum in onder te brengen. Het Kempenmuseum De Acht Zaligheden is er dan ook in een gevestigd. 

Het ligt flink uit de slinger, wat buitenaf in het dorp en ik zie nergens een bushalte (maar kijk niet goed, zoals zal blijken). In het museum, dat gedreven wordt door bejaarde vrijwilligers, ga ik eerst maar eens aan de koffie. Ik neem er een koek bij waarvan ik de naam vergeten ben, maar die als streekproduct vast een stuk smakelijker zal zijn dan kattenspouw. 

Op de foto een paar zaken uit het museum, dat gedeeltelijk openluchtmuseum is. Op het erf heb je onder meer een boomgaard met traditionele hoogstamfruitbomen, en een beelden- en kruidentuin. 

Het binnengebeuren is voor een deel gewijd aan de geschiedenis van het onderwijs in de Kempen. Lezen leerden ze in deze katholieke streek vanzelfsprekend met Maan, Roos, Vis, waar protestanten en goddelozen meer vertrouwd waren met Aap, Noot, Mies.

Een bejaarde man vertelt via een geluidsopname over zijn jeugd. Op gezette tijden moest hij te biecht bij de pastoor. Hij was eigenlijk een vrij braaf jongetje, maar zorgde ervoor dat hij toch altijd een paar pekelzonden paraat had om op te biechten. Anders kreeg hij geen absolutie en zou hij niet in de hemel komen. En hij moest daarvoor ook nog een paar centen en stuivers gooien in het spaarpotje voor de missie in Afrika. 

In zijn tijd was de pechvogel (bovenste rij, 2e van rechts) niet meer in zwang. De schoolmeester placht die, tot begin 19e eeuw, naar vervelende leerlingen te werpen. De ontvanger moest de vogel dan, in ruil voor een lijfstraf, komen inleveren bij de onderwijzer. 

Ik kick op dit soort nostalgische streekmusea; ik kan er uren in dwalen. Maar ze wekken in mij nooit verlangen naar een trip per tijdmachine naar de goeie, ouwe tijden die ze laten herleven.


Duizel en terug

Na een natuurwandeling, dorpswandeling en museumbezoek strompel ik nog via een park naar de volgende Zaligheid, Duizel, een kilometer of anderhalf van Eersel. Een kroostrijk gezin plukt paardenbloemen in het gras en vangt kikkervisjes in een sloot. 

Duizel is een klein dorpje, waar ik toch de kern niet van kan vinden. Ik dwaal rond door een nieuwbouwwijk met heel ruime, doch verlaten, heuvelige speelplekken. Behalve de Goei moeder (zie hierboven) valt me vooral de oude Agio-fabriek op bij de bushalte waar ik wacht op lijn 19. Het is nu een dierenkliniek. 

Als de bus me heeft meegenomen, begint de sightseeing door Eersel. Heb ik hier daarnet niet gelopen? Verrek, daar rijden we langs het museum, dat toch wel een halte vrijwel voor de deur heeft. 

In Veldhoven volgt deze bus een iets andere route dan lijn 319 op de heenweg. Dit bij de agglomeratie Eindhoven ingelijfde stuk grootstad blijkt ook nog een Dorpsstraat op de plattegrond te hebben, en in wezen een authentiek Brabants dorpje te zijn. 

Na een rit van een dikke 3 kwartier bereiken we Eindhoven Centraal. Naar huis, nu; ik heb thuis nog wel iets in de vriezer staan…

Tot hiertoe gepubliceerd op 15 mei 2022




Op bus-safari: Tilburg - Reusel

Terug naar het land van de langgevelboerderijen. Reusel.

Vijf dagen later, op Bevrijdingsdag, keer ik terug naar de Acht Zaligheden. In Tilburg wil ik op Arriva-bus 143 naar Reusel stappen. Dat dorp in De Acht Zaligheden kent niet echt de zaligheid van snelle OV verbindingen met de rest van het land. Zowel station Tilburg als Eindhoven Centraal kun je vanuit Reusel pas bereiken na een klein uur bussen.

Vanuit Leiden Zuid-West ben ik minstens 2:45 uur onderweg naar Reusel, voor een afstand van 138 km. Omdat dat toch al een lange reis is, ben ik nog maar een halfuurtje eerder uit huis gegaan en heb een trein eerder genomen naar Tilburg. Nu heb ik nog tijd voor koffie en om wat rond te kijken op het nieuwe busstation, dat geopend is in 2019.

Het is deze week vakantiedienst, wat nog weer iets anders is dan zomervakantiedienst. Lijn 143 rijdt in de daluren eens per uur, voor niet veel passagiers. 

Dit is een lijn die in alle hoeken en gaten komt, maar daardoor niet erg opschiet; een ontsluitende lijn, in het jargon van verkeerskundigen. Eerst zijn we al een dik kwartier onderweg om Tilburg uit te komen. Voor het zover is, worstelen we ons heen door een krap busstationnetje bij het Elizabeth Tweestedenziekenhuis (ETZ) aan de zuidrand van de stad. Daarna volgt een rijtje dorpen: Hilvarenbeek, Hoge Mierde en Lage Mierde, waar de bus zich in smalle dorpsstraten waagt.
Deze lijn gaat eigenlijk in tegen een nieuwe trend in het streekvervoer. Ik wil beslist geen slapende honden wakker maken in het Brabantse. Maar in andere delen van het land worden zulke lijnen steeds vaker ‘gestrekt’. Dat komt neer op het schrappen van de route door alle krochten en over alle hobbels van de dorpen. In de plaats daarvan rijdt de bus dan over een randweg of doorgaande provinciale weg. Daar staat dan één halte, ver weg van kerk en kroeg.

Zo’n lijn is heel plezierig voor wie van het begin- naar het eindpunt reist; die is veel sneller op zijn bestemming. Maar hij is minder plezierig voor de bewoners van zo’n overgeslagen dorp, die nu veel en veel verder moeten lopen naar de halte. Voor een snellijn zoals lijn 319, parallel aan de ontsluitende lijn, zijn de reizigersaantallen in deze streek veel te gering. 

Hilvarenbeek zal iedereen associëren met het safaripark Beekse Bergen, maar het is ook nog gewoon een dorp waar mensen wonen. Het safaripark, daar rijden we langs. Erdoorheen zou ook wel aardig zijn, langs de wilde dieren, zodat je giraffen en nijlpaarden ziet vanuit het busraam, weer eens wat anders. Die paar minuten extra kunnen er nog wel bij. Ze hebben wel een bus-safari bij Beekse Bergen, maar die vindt niet plaats met lijn 143.

Voorbij Hilvarenbeek zitten we eerst een poosje achter een huifkar en nemen daarna een weg die bestaat uit betonplaten. Waar in Nederland heb je die nog? Het is echt jaren geleden dat ik er voor het laatst een gezien heb. Bonk, hobbel, rammel – bonk, hobbel, rammel – bonk, hobbel, rammel, doet de bus. Er valt niet bij te lezen of te appen. 

Ik krijg medelijden met scholieren (vandaag dus afwezig) die in Reusel wonen, schoolgaan in Tilburg en elke schooldag per bus dit stuk moeten afleggen. Die zullen hun ouders wel een elektrische fiets vragen voor hun verjaardag. Je ziet steeds meer scholieren met een e-fiets. 

Sommige moraalridders van mijn leeftijd en nog erger spreken daar schande van: ‘Toen wij zo oud waren, fietsen we elke ochtend 65 kilometer naar school tegen de wind in, op een ouwe fiets zonder versnellingen en met houten velgen. En ’s middags 65 km terug, opnieuw tegen de wind in, want de wind was altijd net uitgerekend gedraaid terwijl wij op school zaten.’

O.K., boomer!

Er is een vreemde trend ontstaan in dit land (of misschien alleen in mijn bubbel op Twitter). Naast auto- en vliegschaamte proberen ze ons de laatste weken ook nog een elektrische-fietsschaamte aan te praten. E-fietsen kosten stroom en zijn dus niet duurzaam; e-fietsers zijn luie varkens en krijgen nog meer overgewicht. 

Ja hoor, e-bikes vréten echt stroom, echt helemaal waar!! Je slaat er steil van achterover hoeveel ze verbruiken!! Op 100 wattuur (= 0,1 kwh) fiets je toch zeker wel 10 kilometer. Dat kost je 3 à 4 cent. Een elektrische auto komt daarmee met pijn en moeite tot de hoek. 

En of deze hetze nog niet erg genoeg is, is nu ook de roltrapschaamte in opmars. Roltrappen kosten ook stroom en draaien in de ogen van de critici ook alleen maar voor luiaards (waarbij ze slecht-ter-benen gemakshalve maar even vergeten; die tellen toch niet meer mee). 

Daarbij liggen roltrappen op stations nog ernstiger onder vuur dan die op vliegvelden, in warenhuizen, winkelcentra, kantoren, ziekenhuizen en overheidsinstellingen. Want de roltappen op stations voeren je naar een perron waar je een trein kun nemen die nog veel meer stroom kost dan een roltrap; dat zal de kreupele logica wel zijn achter dit verhaal.

Sommige mensen drijven het deugen voor duurzaamheid wel erg ver door. Ik heb het vooroordeel dat zulke farizeeërs zelf in een sloep van een leasebak rijden en 6 keer per jaar naar New York vliegen voor een lang weekend shoppen. Maar een ander gunnen ze het licht in de ogen niet. 

Ja, tijdens zo’n lange busrit dwalen je gedachten wel eens af. Zo probeer ik me nu voor de geest te halen, hoe de dorpen waar de bus doorheen rijdt, eruit zien na donker. Dan zijn het vast bakens van licht dat door gordijnen kiert. Daarachter kun je de knusheid en gezelligheid vermoeden waarnaar Guus Meeuwis haakt als hij in den vreemde is. 

‘Dan denk ik aan Brabant, want daar brandt nog licht’, uit het officieuze volkslied van Noord-Brabant. Een officieel volkslied heeft Noord-Brabant niet, maar ze hebben ‘Brabant’ van Guus daarvoor toch afgekeurd. Zuid-Holland heeft een wel officieel volkslied, al is er geen sterveling die het kent. 

Op dit moment komt het licht nog van een licht omfloerste zon. 



Busstation Reusel

Het aantal kilometers naar Reusel daalt maar langzaam op de ANWB-wegwijzers. Maar dan passeren we toch het kombord met de naam van dat dorp erop. Mijn laatste medepassagier stapt uit bij de eerste halte in Reusel. Als we het busstation opdraaien, zit ik er nog alleen in.

Ik chip een aangenaam laag bedrag voor die rit van ca. 25 km. Sinds mijn 65ste verjaardag krijg ik 34% korting op zowel het instap- als het kilometertarief. Mijn reizen met het stads- en streekvervoer kosten nu weer ongeveer evenveel als aan het einde van het sterren- en strippentijdperk.

Op het busstation aan de Wilhelminalaan kun je overstappen op lijn 319 naar Eindhoven. Ook staat er een bus van De Lijn klaar, lijn 430, naar Turnhout, Hoogstraten en uiteindelijk Meersel Dreef, de meest noordelijke plaats van België. We zijn hier op 2 à 3 kilometer van de Belgische grens.


De ouwe reus van Reusel

Het grappige beeld met de handjes bij het busstation: ik probeer zulke beelden eerst op me in te laten werken, alvorens er iets over op te zoeken. Je kunt er alle kanten mee op, met handen: van verbinding, van medemenselijkheid, via handen-uit-de-mouwen, tot graaien, graaien en nog eens graaien. Het beeld is van Trudie van Loon en heet ‘Op handen gedragen’, wat de graai-interpretatie meteen op losse schroeven zet. Het staat op een plek die in de middeleeuwen een bedevaartsplaats was.

Ik moet denken aan een discussie laatst, ook alweer op Twitter, over een sector - het zal vast iets met zorg te maken hebben gehad - waar meer ‘handjes’ nodig waren. Een vermoedelijk niet al te snuggere twitteraarster snapte niet wat het begrip ‘handjes’ in dat verband betekende. Ik weet niet of ze geholpen is met mijn uitleg dat zoiets een pars pro toto is.

Zou het busstation er over een paar jaar nog staan? In Reusel staat een renovatie van het centrum op stapel. De Wilhelminalaan, nu de verkeersader die het dorp splijt in een noordelijk en zuidelijk deel, wordt omgebouwd en afgeschaald tot een smallere weg waar maar 30 km/uur gereden mag worden. Wat voor gevolgen dit heeft voor de bus, heb ik niet kunnen vinden in de plannen van de gemeente Reusel-De Mierden. 

Die gemeente heeft een zeer opmerkelijk gemeentehuis, aan dezelfde Wilhelminastraat. Al van een halve kilometer afstand zie ik dat het een Ton Alberts is. Maar als ik het nasla, blijkt het een ontwerp te zijn van Max van Huut.  Maar die geeft wel leiding aan architectenbureau Albers & van Huut. Ik zat er dus niet ver naast; een heel herkenbare stijl. 

'Kleur werkt positief op de gemoedstoestand van de mens’, vindt het architectenbureau op zijn website. Ik heb zelf zo’n 40% van mijn bijna voltooide arbeidsleven doorgebracht bij gemeenten. Wat momenteel vooral positief werkt op MIJN gemoedstoestand is het feit dat ik op de laatste dag van deze maand afzwaai. Maar ik heb dan ook nooit in een Albers of Van Huut gewerkt.




Een paar straathoeken om maak ik kennis met de ouwe reus van Reusel. Volgens de plaquette op de stam stond deze beuk al sinds ca. 1850 in het Deken van der Weepark, waar hij nu geveld ligt. In 2017 was de conditie van de boom zo beroerd, dat hij dreigde om te vallen. De boom werd omgezaagd.

1850… Die beuk stond er dus al toen De Acht Zaligheden nog niet tot zaligheid gekomen waren, er nog geen treinen reden in Noord-Brabant, koning Willem III nog maar net op de troon zat, en – om het op mezelf te betrekken – mijn overgrootouders alle 8 nog geboren moesten worden.

De beuk blijft hier uiteraard ook niet voor eeuwig liggen. Insecten zullen hem aanvreten, zon, wind en sneeuw zullen hem eroderen en hij zal doen wat oude soldaten nooit doen: ‘just fade away’. 

Oh ja, Bevrijdingsdag vandaag, maar afgezien van een paar vlaggen is er in Reusel weinig van te merken. Ik zal vandaag echt nergens ook maar het geringste spoor van festiviteiten zien, laat staan feestvreugde. Voor veel mensen is het gewoon een werkdag. Bij ASML hebben ze vast geen vrijaf gekregen. 


Stuivend zand; Reusel - Bladel

De naam Reusel heeft niets te maken met niervet van een varken. Maar hoe die naam wel ontstaan is, is niet duidelijk. Hij zou ruisend bos kunnen betekenen, volgens sommige taalvorsers. 

Daar ga ik dan maar eens in wandelen, richting Bladel. Onderweg zal ik voornamelijk akkerland tegenkomen, met hier en daar wat bosschages. Aan de rand van Reusel weer een paar van die fraaie langgevelboerderijen die het zo goed doen op de foto.

B(l)oeiende natuur is het devies hier, wat staat voor biodiversiteit. Aan de randen van de akkers is op sommige plekken beplanting aangelegd waar akkervogels zich in thuis voelen, terwijl op andere plekken bijen en vlinders goed gedijen. 

De grond is droog, kurkdroog. De weinige auto’s die ik tijdens mijn wandeling van een paar uur tegenkom, doen veel stof opwaaien dat maar heel langzaam weer neerdwarrelt. 

Even frappeert me de naam Raamsloop van een watertje. Een sloop doe je meestal om een kussen, maar je kunt het natuurlijk ook voor het raam hangen. Ach nee, het is natuurlijk Raams-loop. Raam betekent in topografische namen: moeras. Zoals Eskimo’s 25 woorden hebben voor sneeuw (wat een fabeltje is!), zo hadden onze verre voorouders in de Lage Landen werkelijk tientallen woorden voor moeras en dras. 

Ik richt me op de kerktoren van Bladel in de verte. Kerktorens zijn bakens in het landschap. Daarom zijn ze ook zo hoog, niet zozeer als vingerwijzing naar de hemel, maar simpelweg voor hun functie als wegwijzer.

Nou is het wel vervelend, bij een blik op GoogleMaps te moeten vaststellen dat ik loop naar de kerk van Hulsel, en niet die van Bladel. Ik ben verkeerd afgeslagen. Raar, dat overkomt me nou nooit (!)

Terug dus naar het punt waar het verkeerd ging. Nu echt naar Bladel, terwijl de kerk daarvan helemaal niet te zien is. Eerst doorkruis ik nog een buurtschap Franse Hoef, terwijl Frans z’n hoeven nu toch wel tekenen van vermoeidheid beginnen te vertonen. Ik neem straks op Eindhoven Centraal gewoon de roltrap, hoor!

Volgens mijn app ben ik nog 300 meter verwijderd van de markt, de kerk, het winkelhart en het gemeentehuis van Bladel, maar om me heen zie ik alleen maar boerderijen. Totdat ik een hoek omsla en ineens midden in het dorp sta dat zich op twijfelachtige gronden de Negende Zaligheid noemt. 

Bus 19 (Bladel – Eindhoven) zal over 10 minuten verschijnen aan de halte op de Markt. Hij rijdt maar eens per uur, dus ik wil hem niet missen. 

Nog net even tijd om het beeld van Mie Moors te fotograferen, een koopvrouw uit Bladel. Iedereen kende haar. Het beeld staat bij Bladels gemeentehuis, dat minder kleurrijk oogt dan dat van het buurdorp. Mie overleed in 1965 op 93-jarige leeftijd. Ze was 4 keer weduwe, maar haar 5e echtgenoot overleefde haar.

Terug

Ik pak dus de bus. Na Bladel doorkruisen we Hapert, een dorpje dat geen aanspraak kan maken op lidmaatschap van de Acht Zaligheden, zelfs geen omstreden aspirant-lidmaatschap. De inwoners krijgen vast wel eens de vraag te horen, wat er in hun woonplaats nou precies hapert. 

Daar komen de Agio-fabriek van Duizel en het Kempenmuseum De Acht Zaligheden van Eersel weer langs. Het aantal passagiers, nu nog op de vingers van één hand te tellen, begint pas wat toe te nemen in Veldhoven. Bij de chipgigant ASML stappen 6 werknemers in die hun snelbus, lijn 119, blijkbaar gemist hebben. Ze checken in met hun smartphone. Maar het incheckapparaat schijnt niet te werken, want ze moeten allemaal hun telefoon laten zien aan de chauffeur.

Is dit systeem voorbehouden aan medewerkers van hightechbedrijven? Ik las laatst vaag iets over de smartphone als opvolger van de chipkaart. De afgelopen 2 jaar heb ik het OV-nieuws maar heel oppervlakkig bijgehouden; ik moest me er eens in verdiepen.

Op de Karel de Grotelaan in Eindhoven wordt het pas echt druk. De lijnen 19 en 319 rijden hier feitelijk als stadsdienst.  

Aankomst bij Eindhoven Centraal, even voor halfzeven, na een rit van meer dan een uur. Halfzeven is nu een tijdstip waarop ik moet letten. Met mijn Keuzedag kan ik op doordeweekse dagen niet meer inchecken tussen 16:00 en 18:30 uur. Ook iets wat ergens gedurende de afgelopen 2 jaar veranderd is. 

De bus-safari door de Acht Zaligheden zit erop. Ik neem de roltrap naar het perron; ik hoop met ieders welnemen.

Frans Mensonides
22 mei 2022
Er geweest: zaterdag 30 april en donderdag 5 mei 2022



Karel de Grotelaan

Toegift: De Acht Zaligheden befietst

Hierboven deed ik verslag van 2 verkenningstochten per bus in april en mei 2022 door de Acht Zaligheden van Noord-Brabant. Helaas kreeg ik daarbij maar 5 dorpen van het achttal op de foto. Op een warme zaterdag in augustus besloot ik nog 2 van de ontbrekende zaligheden, Wintelre en Knegsel, te doen op de fiets. Beide dorpjes zijn alleen doordeweeks bereikbaar met het openbaar vervoer, in de vorm van buurtbussen met een heel erg lage frequentie.

Liever de OV-fiets dus, de knieënkraker van NS, voor een tocht van dik 30 km. Een heel gevarieerde rit op de grens van stad en platteland. Van de postindustriële sfeer op het voormalige Philipsterrein Strijp-S, via de het in het weekend verlaten en troosteloze bedrijventerrein Flight Forum naar de langgevelboerderijen in de zaligheden.

Op de fietstocht ben ik de blijkbaar heel grillig gevormde bebouwde kom van Veldhoven een keer of 5 binnengereden en weer uit. Ook dat verstedelijkte mega-dorp in de agglomeratie Eindhoven balanceert nog steeds op het slappe koord tussen stad en platteland. In het landelijke buitengebied van Veldhoven ronkte er een paar keer een vliegtuig heel laag over mijn hoofd, op weg naar Eindhoven Airport. En als je op de goed geconserveerde oude Dorpsstraat een zijstraat inkijkt, zie je niets dan moderne kantoren.













Wintelre noemt zich een ‘Kern met pit’, en ziet er zo ook wel uit. Bij de waterkraan van Vitens staat een gedicht:

Loop blij en opgetogen
de smartphone in de hand
dit dorpje rond
Maak van dit platte land
beelden van nu, voor later
En drink het zachte water
dat is opgezogen
uit de diepe ondergrond.

Dat is nou net precies wat ik doe, opgetogen rondlopen met een smartphone. Ik zie onder meer bij Jeugdontmoetingscentrum De Fakkel de aankondiging van een schuimparty die pas op 30 september zal plaatsvinden, en dit aardige beeld Drie Vrouwen van Tjikke Kreuger.

In plaats van aan Vitens’ zachte water, laaf ik me aan frisdrank op een terras in het dorpje Oerle, dat ressorteert onder Veldhoven. Daar ben ik 5 jaar geleden al eens naartoe gereden met de eerste elektrische stadsbus zonder bovenleiding uit de vaderlandse OV-geschiedenis.

Daarna een bosrijk gedeelte van de tocht, op weg naar het dorp Knegsel. Ook daar staat een Vitens-kraan, maar het gedicht over de smartphone ontbreekt. Ik zie hier ook weinig aanleiding om de phone tevoorschijn te halen, behalve om op te zoeken hoe ik van hier terug moet keren naar Eindhoven.




Ja, het is hier wel mooi stil en groen in Knegsel, maar ik zie niets wat er echt uitspringt. Het Dorpsplein is een nare, kale, door de zon gegeselde vlakte. Ik schreef hierboven al dat het landschap in de Acht Zaligheden vaak fotografeerbaarder is dan de dorpen.

 Vandaag zie ik nergens een omgekeerde Nederlandse vlag, maar dat schijnen ze niet te doen in streken met voornamelijk akkerbouw.

‘Op het land waar het leven goed is’, waarvoor was dat ook alweer reclame, heel lang geleden? Als ik het notenschrift beheerste, kon ik aangeven hoe dat liedje geklonken heeft. Was het voor margarine, onversneden roomboter of iets anders? Google en YouTube willen het niet prijsgeven, zodat ik met een open eindje terugkeer in Eindje.

Frans Mensonides
17 augustus 2022
Er geweest: zaterdag 6 augustus 2022


© Frans Mensonides, Leiden, 2022