De digitale reiziger's vakantieplakboek 2005
Deel 5: Zwaar bewolkt met buien - D'n 'Orticole Kalmthout


NMBS-station Kalmthout

 

Opklaringen vanuit het zuidwesten, was voorspeld voor de laatste zondag van een redelijk verregende julimaand. Ik besloot de zon en de droogte tegemoet te rijden, en koos het arboretum Kalmthout als doel, gelegen tegenover het gelijknamige station aan de spoorbaan Roosendaal – Antwerpen. Slechts ‘3 stationnetjes van Roosendaal’ (zoals de website zegt), ligt het voor ons Hollanders vlakbij, en voor de Belgen in een dode, lege hoek van hun koninkrijk; een kilometer of 3 van de Hollandse grens, bij Putte en Ossendrecht.

Onderweg blijkt dat de KNMI er weer eens naast zit. De bepaald krachtige wind staat strak noordwest; ik had beter een stadswandeling in Schagen kunnen gaan doen; vast en zeker zeer de moeite waard. Maar wat maal ik om slecht weer, ik die zelf vaak een zwarte nimbus onder mijn schedeldak meedraag? Die wolk verwaait soms als ik hem honderd kilometer of meer verplaats, en soms ook niet, en met het weer heeft dat meestal erg weinig te maken. Wat je onthoudt van zo’n dag is het verhaal; verhaal goed, dag geslaagd.

Ik vermors een uur in de restauratie van Roosendaal. Plotseling breekt de zon door, en hoewel het tegelijkertijd toch ook nog regent, stap ik nu toch aan boord van de rode stoptrein naar Antwerp.

We komen in beweging. Het jonge stel aan de andere kant van het gangpad wisselt van plaats; zij kan niet tegen achteruitrijden (hoewel nooit bewezen is, dat je daar echt misselijk van wordt).

Deze keer zie ik nu eindelijk de stroomscheiding eens; misschien doordat ik in een boemeltrein zit. Ik keek altijd op de verkeerde plek, bij de grens, vlak ten noorden van station Essen. Maar hij is al 500 meter voorbij de laatste huizen van Roosendaal. Over een afstand van 3 meter ontbreekt de bovenleiding. Daarna rijden we op Belgische stroom, terwijl Nispen, het laatste Nederlandse dorp, nog moet komen.

“Laat me met rust, laat me alsjeblieft met rust”, jammert een man even verderop telefonisch, “Ik smeek het je, ik bid het je, laat me nou met rust, ik moet met rust gelaten worden, hoor je, please, plies-plies-plies!”

De vrouw aan de overkant, van het jonge stel, gaat naar het toilet en keert na en paar tellen al terug met opgetrokken rokken en een nuffig, eveneens opgetrokken, neusje. Vervolgens begint zij een grondige reiniging met tissues van alles wat op dat toilet ergens mee in aanraking is gekomen. Met smetvrees heb je een slechte aan de NMBS.

Na Essen en Wildert rijden we Kalmthout binnen, een uitgestrekt villadorp dat drie stations heeft. Ze liggen op loopafstand van elkaar. Nog geen kilometer voorbij het hoofdstation heb je Heide; weer 1500 meter verderop Kijkuit.

“Die psychiaters begrijpen er helemaal niets van”, zegt de getergde man, nu weer tegen iemand anders, geloof ik; “ze gooien het allemaal op fantoompijn. En het rapport van bevindingen, dat heeft die ene dokter vervalst.” Ik had graag geweten hoe dat afliep met dat rapport, maar ik moet eruit.

Station Kalmthout: een bakstenen gebouwtje, een laag perronnetje en een moderne gele abri. Het had overal in België kunnen staan. In het weekend stopt hier slechts een trein per uur. Door de week komt daar de sneltrein Essen – Namen nog bij. In de zomer komen dáárbovenop weer twee rechtstreekse kusttreinen per dag, één naar De Panne en één naar Blankenberge. Ze vertrekken vrij vroeg uit deze noordelijke uithoek, maar je hebt dan tenminste nog een redelijke kans op een plek aan het strand. ’s Avonds na zessen kun je bruinverbrand terug.

Als hier de stoptrein naar Roosendaal halteert, zitten de spoorbomen minuten lang dicht; ze dalen al als de trein Heide, het vorige station, binnenloopt. Het sluiten van de bomen gaat gepaard met een ratelende bel.

Ik stel vast dat het ook in Kalmthout regent. Donkergrijze wolken jagen voort achter de dennenbomen van het arboretum dat ik voorlopig achter me laat. De wolken komen uit de richting Holland.

Ik ga schuilen bij Decoland, aan de andere kant van het spoor, waar ze kostelijke, sorry: kotslelijke en veel te dure beelden verkopen voor in de tuin en in huis. Een halfuur lang verlustig ik me aan: Indiase goden, Griekse discuswerpers, een Napoleontische cavalerist, de familie Eend (serie bestaande uit 5 beelden), steigerende paarden met enge, dode ogen, Laurels, Hardy’s, 19 e eeuwse mannen met Multatuli-snorren, 18 e eeuwse pruikenbollen, nep uit elke eeuw, Romeinse Caesars en imperatoren, Europacups en wereldbekers met grote oren, dieren uit alle orden en klassen: varkens, leeuwen, honden, kikkers en een kolossale, metershoge, oranjebruine haan die niet zou misstaan op een kerkspits.

Die wanstaltige haan wil ik best in de tuin, maar niet heus. Ik onderdruk de aanvechting, de spullenbaas te vragen of hij ook bezorgt in geheel Nederland. Zijn vreemde uitdragerij heb ik al eens vanuit de trein gezien, in een flits, maar nu sta ik er middenin (en kijk naar de treinen). Ik zou er bijna vrolijk van worden; hoe krijgen ze zoveel weerzinwekkende wansmaak samengepakt op ongeveer een tiende hectare?



Als je de Statielaan afloopt, geraak je in het dorp. “Zoekt u iets of iemand? Bel 1207”, meldt een poster. Roosendaal is 17 kilometer van hier; Antwerpen 24. Er staat een soort circustent in het dorp, waar je prima kunt schuilen voor de zoveelste bui.

Wat hier te doen is, is niet duidelijk: een beurs, een circus, een feest, een modeshow, een Tupperware-party, nog meer lelijke beelden? De inkom is € 9,00. Ik trek mijn portemonnee, bereid tot elke vorm van vertier, maar er zit niemand in de kassa om het entreebedrag te innen. Veel jongeren lopen hier rond; te niksen. Er hangen aankondigingen van evenementen die al lang voorbij zijn, of nog moeten komen. Mensen zitten aan cafétafeltjes waar niet bediend wordt, te kijken naar een podium waarop niet gemusiceerd of geacteerd wordt. Uit de speakers klinkt geen muziek. Een paar kinderen staan met tegenzin te hossen op zo’n luchtkussen.

Een gestoorde man loeit telkens keihard ‘HUUUUU, HUUUUUU’, de bronstkreet van een non-existente diersoort die nochtans in het komende millennium zal ontstaan, en dan bij Decoland te koop zal zijn in steen. Er wordt gelachen en gewezen. ‘Hu, hu’, piept een blijmoedig jongetje in een kinderwagen; zo’n kind papegaait het wel na, zonder besef van zin of onzin. ‘huuuuu’, riposteert de man; zachtjes en gesmoord, alsof hij de neiging probeert te onderdrukken.

Het hotdog-tentje is dicht. Luc Sanders Depannage heeft hier een oude auto in de takels gehangen; het voertuig zweeft enkele meters boven het plaveisel. Gisteren was hier een zogeheten Q-party; dit lijkt me de morning after. Joost mag weten, wat ik hier doe, in dit verdwaalde Vlaamse dorp.

Het miezert nog wat. Ik ga dan toch dat arboretum maar bezoeken; eens moet het toch droog worden. ‘HU!’, roept de man me achterna, kort en afrondend.

De vrouw achter de kassa zegt dat de rondleiding door de tuin over vijf minuten begint; misschien ben ik de enige deelnemer wel. De schrik slaat me om het hart; niets is treuriger dan in je eentje het publiek te vormen van wat dan ook; ik moet bijkans schreien als ik er alleen al aan dènk. Het laatste restje plezier in deze middag ontzinkt me. Maar de rondleidster is er nog niet; ik beschrijf steeds grotere cirkels rond het verzamelpunt en verdwijn steels om een hoek, de gids van haar taak berovend.

Zij zou me ongetwijfeld verteld hebben dat de tuin 12 hectaren groot is, en ruim anderhalve eeuw oud, en dat zowel tuin als geschiedenis in meerdere delen uiteen vallen. Beheerders waren blijvertjes, hier. Van Geert, een botanicus, had de leiding van 1852 tot 1892, maar liefst 40 jaar. Vervolgens sukkelde de tuin onder de naam Société Anonyme Horticole de Calmpthout door de oorlogen heen; uit die tijd dateert de bijnaam D’n ‘ Orticole. Daarna ontfermde de diamantairsfamilie De Belder zich over het arboretum. In ’86 kocht het provinciebestuur van Antwerpen de tuin.

Alweer wakkeren wind en regen aan. Ik vlucht een witte villa binnen waar twee Zimbabwaanse beeldhouwers aan het werk zijn. Hun beelden zijn veel fraaier, maar ook veel prijziger dan wat bij Decoland aan de man wordt gebracht. Ze komen uit een land waar men niet graag het achterste van de tong laat zien. Een andere schuiler vraagt, hoe lang ze over zo’n beeld doen. Pas na lang aandringen volgt een antwoord; kan vriezen, kan dooien, moeilijk te zeggen; soms twee dagen, soms twee weken. En hoe het beeld eruit gaat zien, weten ze pas als het af is.

Buiten staan de beelden geëxposeerd. Aanraken is niet toegestaan; als je het toch doet, is dat voor eigen risico. Dáár zie ik toch nog de gids, met twee volgelingen.

Ik wou dat ik de overschoenen had aangeschaft, die in het onthaalcentrum te koop lagen. Het arboretum ligt volgens mij op het laagste stukje België, waar al het regenwater van het land zich verzamelt. Plef, plef, plef, doen mijn mooie, nieuwe schoenen op het doorweekte gras. Het is uitkijken hier; voor je het weet, zink je tot je knieën weg in de zwadder.

Ik vergeet helemaal op de mooie bomen te letten. Maar ik heb wel eens een fraaier arboretum gezien. Het oogt wat saai, zelfs als ik de zon erbij denk.

Op een heuveltje bij de vijver staat een reusachtige houten uitkijkstoel, zo’n meter of 3 hoog; er voert een trapje naar het zitvlak. Ik begeer een foto van mezelf, gezeten op die stoel. Maar er is niemand in de buurt, op wat ongetwijfeld in de annalen zal komen te staan als de allerbelabberdste dag van het hele seizoen, qua bezoekcijfers. Dan mijn tas maar op het natte gras gevleid, en de camera daarop gezet. Met behulp van de timer (v/h de zelfontspanner) probeer ik een foto van mezelf te maken; ik heb steeds acht seconden om die trap te beklimmen en te gaan zitten. Het lukt steeds niet; de camera verschuift of valt om, de belichting klopt niet; bijgaande foto is nog de best geslaagde.

Inspanningen, een beter doel waardig. Laat ik hopen, dat niemand me bezig heeft gezien! Beschaamd verlaat ik het arboretum, en even later ook Kalmthout, waar het nog steeds zwaar bewolkt is. Mèt buien.

 

Frans Mensonides
Meegemaakt: zondag 31 juli 2005
Geboekstaafd: maandag 1 augustus 2005
Ge-upload: woensdag 3 augustus 2005

<< naar thuispagina Frans Mensonides


 

© Frans Mensonides, Leiden, 2005


Lees ook:

Deel 4: Terreurpaniek - Het vernieuwde spoorwegmuseum
Deel 3: Quo vadis? Vorstendom Thorn
Deel 2: Cappuccinoslurper doet Hofpleinlijn
Deel 1: Verhaal van twee plaatsen: Edam-Volendam
Deel 0: De Bronnenzaal en Halte Adelheidstraat

<< naar thuispagina Frans Mensonides