De digitale reiziger's vakantieplakboek 2005
Deel 2: Cappuccino-slurper doet Hofpleinlijn


<< naar thuispagina Frans Mensonides


De bouwput onder de Oostlaan in Pijnacker


Zoals ik laatst schreef in deel 0 van deze reeks, wordt de Hofpleinlijn (Den Haag CS – Rotterdam Hofplein) momenteel omgebouwd tot metro-sneltramroute, in het kader van het Randstadrailproject. Vanmiddag neem ik het 24 kilometer korte lijntje, dat in 1908 werd geopend (toen met Den Haag HS als beginhalte en een zijtak naar Scheveningen) als de eerste elektrische spoorlijn van Nederland. Indertijd werd de lijn geëxploiteerd door de ZHESM (Zuid-Hollandsche Electrische Spoorweg Maatschappij).

Veel interesse is er vanmiddag niet voor het Citypendeltje, dat op Den Haag CS als altijd vertrekt van spoor 8. Dat is er eigenlijk nooit, maar in de zomer zeker niet. Pijnacker en Berkel-Rodenrijs, twee forenzendorpen en tevens de twee voornaamste leveranciers van passagiers op deze lijn, zijn in de greep van de zomerleegte. Ik ben zelfs de enige passagier in mijn compartiment van de City-pendel; een raar idee, zo op klaarlichte dag op een spoorlijn tussen twee bijna-wereldsteden.

In de spits, op de winterdag, is het wel wat beter. Het treintje, dat standaard een halfuursdienst kent, rijdt dan zelfs in een voor streekvervoer acceptabele frequentie van 4 keer per uur.

Er vielen daarnet enige vertragingen om te roepen op Den Haag CS – gelukkig niet voor de Hofpleinlijn – en ik heb maar weer eens geconstateerd dat NS tegenwoordig het V-woord vermijdt. Vertraging klinkt een stuk minder erg als je het geen vertraging noemt. Tegenwoordig heet het: ‘de sneltrein van zoveel uur zoveel naar A komt binnen over één kwartier’, en niet meer: ‘de sneltrein naar A heeft ongeveer 15 minuten vertraging’. Eén kwartier is natuurlijk ook veel minder dan 15 minuten.

Wie zou dat nu weer bedacht hebben? Op de CTA’s heet vertraging nog vertraging; het zal wel enige moeite kosten, in duizenden van die bakken ‘x minuten vertraging’ te vervangen door ‘komt binnen over x minuten’.

 

Wagen ZHESM 6 van de oudste serie elektrische treinen in Nederland (thans in het Spoorwegmuseum Utrecht)

 

Eerst gaan we een tijdje gelijk op met de Zoetermeerlijn, die van veel latere datum is; van 1977, om precies te zijn. Voorbij Laan van NOI zien we - of liever: zie ik, want ik zit nog alleen – zandhopen; de Randstadrail krijgt een geheel aparte baan die het treinverkeer Leiden – Den Haag ongelijkvloers kruist. Na Leidschendam-Voorburg kruisen we de Vliet via een akelig smal, gammel ogend bruggetje; het lijkt alsof de trein er zo vanaf kiepert.

Overal langs de baan zie je proto-stations, meestal bestaande uit een stapel in plastic gegoten hooibalen; daar lijkt het nog het meeste op. Het splitsingsstation Leidschenveen gaat nu dan eindelijk aangelegd worden. Even verder takt de Zoetermeerlijn af van de Hofpleinlijn.

Dit is het punt, erop te wijzen dat Randstadrail een belangrijke tekortkoming kent: de ZoRo-boog gaat niet door. Hetgeen beduidt, dat je straks nog steeds niet rechtstreeks van Zoetermeer naar Rotterdam kunt sporen; één van de belangrijkste eisen die oorspronkelijk aan dit project gesteld waren. Maar ook de thans bestaande rechtstreekse snelbus zal gaan verdwijnen; die wordt, als onderdeel van het Randstadrailproject, ingekort tot Berkel-Rodenrijs, waar je kunt overstappen op de sneltram/metro.

Even verder is een veel modernere brug te zien dan het Vlietbruggetje. Hij ligt op de nieuwe verbinding van de Hofpleinlijn met de spoorlijn Den Haag – Utrecht. Via de brug kunnen treinen, als straks de Hofpleinlijn vertramd is, toch nog de werkplaats Leidschendam bereiken.

Station Nootdorp komt niet waar je het zou verwachten (bij de kruising met bovengenoemde spoorbaan naar Utrecht, waar je een pracht kruisingsstation zou kunnen aanleggen) maar een paar hectometer verderop.

De trein remt voor Pijnacker, waar ik in een zeer recent verleden behoorlijk vaak kwam. Wat ik daar deed, is voor mij een weet.

Hier is iets veranderd sinds mijn laatste bezoek. Pijnacker krijgt bij opening van Randstadrail een verdiept station, dat momenteel in aanleg is. De tram rijdt dan onder de Oostlaan door, de belangrijkste dorpsader. 1500 meter ten zuiden van deze halte komt een tweede station, ter hoogte van de nieuwe wijken Klapwijk en Koningshof. Dit station komt op maaiveldniveau, een ‘interwijktunnel’ loopt er onderdoor.

De trein neemt ter hoogte van de Oostlaan een flauwe U-bocht om de bouwput heen. Het station Pijnacker is 200 meter naar het zuiden opgeschoven; er ligt een noodperron. Ik zet voet op Pijnackers grondgebied en ga eerst de graafwerkzaamheden maar eens fotograferen. Ik ben niet de enige kijker hier; werken verveelt niet gauw, als kijkspel.

Een kort rondje door het dorp kan ik me daarna nog permitteren, voordat de volgende trein komt. Het is stil op straat. “Nou ben je pas 28”, hoor ik de vrouwelijke helft van een stel zeggen, “maar je redeneert als een kerel van 38”. Ik denk er even over na; hoe redeneert een man van 38 (vergeleken met een van 28)? Ik (48) zou het uit ervaring moeten weten.

Ik wil niet langs het oude gemeentehuis en niet langs het nieuwe. Bij het nieuwe hangt een presentatie voor de ramen van de Randstadrailwerken, die ik zo onderdehand wel ken; bij het oude heb ik in de hierboven genoemde periode een scheve schaats gereden, die ik de lezer niet wil onthouden.

Daar ik te vroeg was voor mijn afspraak alhier, en het mooi weer was, streek ik neer op het terrasje tegenover het oude raadhuis. Ik bestelde cappuccino en een tosti, maar die tosti wilde niet arriveren; ik zat al een half uur wat beteuterd te kijken in de schuimige drab op de bodem van mijn kopje, en het moment van mijn afspraak naderde. Toen ben ik maar eens gaan vragen; en men bleek me doodleuk vergeten. Die tosti was nimmer doorgegeven, en dus ook niet (in)geroosterd. “Nou”, zei ik, terwijl ik in mijn borst een verzengende drift voelde opwellen, “zal ik dan ook maar vergeten, de koffie te betalen?”, en beende weg, zonder een antwoord af te wachten, vrijwel uiteenbarstend van het grootste gelijk dat een consument kan hebben. Daar kom ik nu dus niet meer; veronderstel dat ze me herkennen? De beruchte cappuccino-slurper strikes again (Maar het incident was hún schuld!)

Het gebeurde op de dag van Prinses Juliana’s bijzetting; een dag waarop treurige dingen voor de hand liggen. De naam Pijn-akker alleen is daarvoor al een omen; het is een plaats waar je verwacht, pijn te te oogsten. En hun gemeentelijke fusie met Nood-dorp belooft ook al niet veel goeds.

Ik mis de trein, op een lullige manier; ik wilde de zuidelijke ingang van het noodstation nemen, maar er ís geen zuidelijke ingang. Aan gene zijde van een onneembare barrière zie ik de sprinter ervandoor rijden. Nu ga ik dus toch maar wandelen langs die gemeentehuizen. De tentoonstelling is verdwenen; het tostiterras is er nog.

 

 

Het rondje is langer dan ik dacht; ik moet er nog tegenaan rennen, om ook mijn volgende trein niet te missen. Het is me vaker overkomen in dit dorp; in Pijnacker is het altijd later dan je denkt, of je bent hier minder ver dan je gehoopt had; één van tweeën.

Het loopt, na al die omzwervingen, al tegen de middagspits; in deze trein heb ik weer medereizigers. We passeren het al bestaande Klapwijk en het nog te bouwen Koningshof. Tussen Pijnacker en Rodenrijs verraden kuilen, zandheuvels en huizencasco’s dat de kassen zeer binnenkort plaats zullen maken voor woonwijken. Dit gebied, dat bijna een eeuw lang de Hofpleinlijn heeft zien passeren, krijgt straks een station; Berkel-Westpolder zal het heten.

De nieuwe bewoners van wijken langs de Hofpleinlijn moeten vanaf volgend jaar doen waartoe de huidige van Pijnacker en Berkel-Rodenrijs niet echt in staat zijn: voor volle voertuigen zorgen. Optimisten denken dat de treinen, die thans bij een halfuurdienst zeer karig bezet zijn, straks plaatsmaken voor volle trams/metro’s in tienminutendienst. De hogere frequentie en de rechtstreekse verbinding met Rotterdam CS zullen daarvoor zorgen. Ik help ze hopen dat die reizigersstroom inderdaad op gang komt, anders kan het project bijgeschreven worden op de lange lijst van infrastructurele zeperds, vlak onder de Betuwelijn en de HSL.

Gesproken over de laatste: voorbij Berkel-Rodenrijs zien we de HSL-baan wegschieten in het landschap, richting Schiphol. Wat ik daar ook graag gezien had: de ‘Poot van Berkel’, de zijtak van de Randstadrail die langs het HSL-traject had moeten lopen naar Berkel en Bergschenhoek; ook niet doorgegaan, helaas.

Voorbij station Kleiweg – dat verplaatst zal worden naar de Melanchtonweg – gaan de Randstadrailvoertuigen afbuigen naar Blijdorp en Rotterdam CS, waarvandaan zij hun rit zullen voortzetten via het bestaande metronet. Dat gebeurt pas in 2008, als de geboorde tunnel onder de wijk Blijdorp af is. Tot dan stoppen de trams nog op Rotterdam Bergweg en Hofplein, die dus net hun eeuwjaar zullen halen.

De trein berijdt het ‘luchtspoor’, een ijzeren spoorviaduct dat zich langs oude wijken slingert. Op deze website kun je ideeën kwijt over de bestemming van het luchtspoor na 2008.

Station Rotterdam Bergweg ligt misschien in één van de dichtst bevolkte wijken van Nederland, vol oude en nieuwe flats, en met heel wat kantoren in de onmiddellijke omgeving. Toch staat Bergweg met stip in de top-10 van minst beklante stations, met nog geen 1000 passagiers per dag. Vanmiddag ben ik hier de enige uitstapper. Het enige van de twee perrons dat nog gebruikt wordt, is op de valreep nog gemoderniseerd; er staan moderne abri’s. Aan de overzijde is het spoor overgroeid met struikgewas. De ingang naar dat verlaten perron is sedert mensenheugenis dichtgemetseld.

De stationshal is opgefleurd met kleurige tegeltjes, behorende bij een of ander kunstenaarsproject. Er zijn hier wat mensen aanwezig, die geurige sigaretten roken, en geen ambitie hebben een treinreisje te maken, zelfs niet naar het 900 meter verderop gelegen eindstation Hofplein. Hier is klaarblijkelijk toegestaan wat op Rotterdam CS uitdrukkelijk is verboden: doelloos rondhangen.

Het stukje is uit; aangezien ik deze keer geen pakkende uitsmijter voorhanden heb, is dit de laatste zin.

Frans Mensonides
21 juli 2005

 

 


© Frans Mensonides, Leiden, 2005


Lees ook:

Deel 1: Verhaal van twee plaatsen: Edam-Volendam
Deel 0: De Bronnenzaal en Halte Adelheidstraat

<< naar thuispagina Frans Mensonides