Lof-dicht van Calliope [etc.] en Aanspraack van Calliope [etc.] In: Cornelis van der Woude, Tooneel van Flora [etc.]. Knuttel 4539. p. 26-27.
Heruitgegeven, ingeleid en van annotaties voorzien door Frans Mensonides.

 

Voor deze heruitgave is het exemplaar van Toneel van Flora gebruikt, aanwezig in de Bibliotheek Wageningen UR; zie pagina 26 en pagina 27.

 

 

 

[NB: op het origineel staan geen paginanummers vermeld]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

 

 

 

5

 

 

 

 

10

 

 

*

*

15

*

 

 

 

20

 

 

 

 

25

 

 

 

 

30

 

 

*

*

35

*

*

*

 

40

 

 

 

 

45

 

 

 

 

50

 

 

 

 

55

 

 

 

 

60

 

 

 

 

 

 

 

65

 

 

 

 

70

 

 

 

 

75

 

 

 

 

80

 [fol. 26]

 

Lof-dicht Van CALLIOPE. Over de Godinne FLORA, en haar beste pronck-cieraat, den TULPAN.

 

[NB: vanaf hier geldt dat cursief weergegeven tekst in het origineel ook cursief is gedrukt]

 

MYn Luyt en sal niet slaan de ouw verlede deuntjes;

Het dertele gespuis van Minne-moers of suentjes.

Mijn Luyt en sal niet slaan de soete Tovery

Des Grooten Donder-Gods, hoe dat hy aande zy

In 't dighste van het Bosch by Leda kon verkeere[n],

En wat hy yverde bekleet met Swaane veeren.

Mijn Luyt en sal niet slaan het wonderlijke net,

Bestrikkende soo Mars als Venus op een bed.

Mijn Luyt en sal niet slaan de Toortsen vanden Hymen.

Maer Flora zal alleen my prikk'len tot het rijme[n].

Het sal die Flora zijn, die van der Musen-hooft

Apollo dagelijx op't hooghste wort ghelooft.

Niet Flora, die wel eer door vreemde minne-kunsjes,

En soete vlayery, kon trekken al de gunsjes,

Kon trekken 't jeughdigh hart van 't jeughdigh Roomsch gebroet.

Haar makende Goddin door 't vreemd ghewonnen goed:

Maer dese Flora is, die selve de Druïaden

Beschaamt in godlijkheydt, en alle de Naïaden.

Al watter God'lijkheyds in Bosch of Velden sweeft,

Dat sietmen dat in dees zijn beste luyster heeft.

Haar treffelijk cieraat, en cierelijke praalen,

Beschamen al den praal der Koninglijke zaalen

Des grooten Salomons: want al zijn heerlijkheyd

Is by haar beste pronk maer yd'le ydelheyd.

Haar beste pronk die is der Lelien geslachten,

Waar onder oock den Tulp de Kruyde-kenners achten,

Die va[n] het Turksche volk, na Tulbans g'lijckenis,

Een Tulpan is genaamt: maar Lilio-Narciss'

Ook in Latijnsche spraak. Dees' is het puyk der Blommen,

Die immermeer Natuur uyt haare schoot deed' kommen.

In dese Blom alleen blinckt Floraas heerlijkheyd,

Die door het gantsche land sich meer en meer verbreyd.

Gelijck het mensche beeld by alderhande dieren,

Die of in 't water zijn, of op der aarde swieren:

Gelijk het Sonnig Gout by 'tander hart Metaal,

En kost'le Diamant by 't steenig Mineraal:

Soo is dees Blom by al de Blompjes van de velden,

Die nu of binnen 'slands of elders zijn te melde[n].

Want al heeft Flora noch veel schoonheyd in 't gemeen,

Soo pronkt sy doch op’t meest met dese Blom alleen.

En nademaal het geen dat wasdom, ziel of leven

En slachts voorteelinge van d'Hemel is gegeve[n]:

Veer boven 't ongesield hier heeft den overhand,

Soo overtreft de Tulp het Gout en Diamant.

Laat Rosenobels eens gesaayt zijn in der aarden,

Noyt saghmen dat de selfd weer Rosenobels baarden.

Saayt eens den Diamant of and're kostle steen,

Noyt teelt de selve voort, maar blijft altijd maar een.

Laat eens 't wijsgierigh breyn den Tulipan betrachten,

Soo sal het mercken de levendige krachten

En wasdombaare ziel, waar door sy wonder teelt.

Hoe wonderlijk naatuur in dese Bloeme speelt!

Hoe wonderlijk natuur de verwen doet verand're[n].

Hoe dat hy d'een bepronkt met schoonheyt boven d'and'ren!

Hoe dat dees Moeders zaad, gesaayt in 't beste land,

Niet eenderhande teelt, maar kleurigh veelderhand.

Ik wil hier geen waardy maar treflijkheden stellen:

Want veeltijdts al het volk waardy uyt raarheyd tellen.

Dus wort een hoorentje of and're rariteyt

Dik boven 't Gout-cieraet geacht in waardigheyd.

Of soo ik noch waardy tot meerder stof van roemen

Hier by vervoegen wou, sou 't raarste van dees' Bloemen

Veer stijgen boven 't fruyt of't edelst aard'-gewas,

 

[fol. 27]

 

Want aan te sien den prijs, is 't al maar hoy en gras.

Soo datter voor een pond der raarste Tulpans bollen,

Acht tonnen Gouts en twee betaalt moet zijn ten vollen.

Dus kan een Hollandsch Boer meer krijgen uyt zijn veld,

Als uyt sijn ondersaat, een Graaf of ander held.

Dit zijn de wortelen der schatten en bonorum,

Dees Bollekens die zijn de Lapides Sophorum.

Want die een ander soekt, wort self van't werk begekt,

Nadien hij Lapis soekt, tot dat hem Lapis dekt.

En soomen verder noch de krachten wild ontfouwen

Van dese Tulpans Bol soo souden noch de Vrouwe[n]

Verblijt zijn onder 't hart, nadien het tamlijk kan

Weer brengen tot gevoel een half vermoeyde man.

Soo dat des' met Rakett, als een Salaad, gegeten,

En na met wijn bespoelt, doet droevigheyd vergeten

En ondertusschen sterkt so Vrou als Jongeling,

Of ouwer mans persoon in Venus-haspeling.

 

Matth.6.

Admiraal van Enckhuysen, by kleene stuxkens

 

 

CALLIOPE: (muze van de poëzie (in het bijzonder het heldendicht) en de welsprekendheid)

 

 

 

 

 

dertele: wellustig; speels  -  Minne-moers of suentjes: minnekozende jongelieden (minnemoer betekent eigenlijk voedster, maar die betekenis past hier niet)  -  Donder-Gods: Zeus  -  Leda: (vrouw van de koning van Sparta. Had in de gedaante van een zwaan gemeenschap met Zeus en legde enkele eieren waaruit onder andere Castor en Pollux voortkwamen)  -  wonderlijke  … bed: (Mars en Venus werden tijdens hun liefdesspel door Vulcanus in een net gevangen)

Hymen: (God van het huwelijk(sfeest), volgens sommige verhalen de zoon van Calliope; altijd afgebeeld met toorts. Hymen betekent tevens maagdenvlies)

op’t … ghelooft: zeer hoog wordt geacht

(r. 13-16 verwijst naar de in veel pamfletten beschreven rol van Flora als hoerengodin die mannen ruïneert.)

 

Druïaden: Dryaden (bosnimfen)

Beschaamt: in de schaduw stelt  -  Naïaden: Najaden (in grotten of oceanen levende nimfen die Hylas, een wonderschone jongeman, ontvoerden)

in dees: bij deze (godin Flora)

treffelijk: voortreffelijk

Salomon: (koning der Joden; 10e eeuw v.C.; stond bekend om zijn wijsheid en rijkdom (1 en 2 Koningen; 1 en 2 Kronieken)  -  yd’le ydelheyd: volkomen niets

Waar onder … achten: waaronder de plantenkenners ook de tulp rekenen

Tulbans: (etymologie ‘tulp’: zie hoofdstuk 2)

 

 

immermeer: ooit

(r. 33-38: de strekking van dit fragment is: zoals mensen de dieren overtreffen en zoals goud het andere metaal overtreft, zo overtreft de tulp alle andere bloemen)

 

 

 

 

 

 

 

nademaal: aangezien  -  wasdom: groei

slachts voorteelinge: voortplanting

’t ongesield: de levenloze dingen

 

Rosenobels: (rozenobel: munt met een waarde van ca. 10 gulden)

 

 

 

 

wasdombaare: (niet in WNT) ‘groeibare’; met de mogelijkheid tot groeien; met groeikracht (slaat op de mogelijkheid tot kleurverandering van de tulp)

verwen: kleuren

 

 

Niet … veelderhand: (verwijst naar het ‘breken’ van de tulpen; zie 2.2) -  Ik … tellen: Ik wil het hier niet hebben over waarde, maar over voortreffelijkheid, want veelal kent men alleen waarde toe aan wat zeldzaam is  -  hoorentje: soort wesp (maar waarschijnlijk wordt bedoeld: kinkhoorn; soort schelp; geliefd verzamelobject in de 17e eeuw) -  rariteyt: zeldzaamheid  - Of soo … wou: (?niet helemaal duidelijke constructie; de dichter bedoelt ongeveer:) als ik hier nog iets aan toe wilde voegen tot meerdere roem en waardering van de tulp

 

 

 

is ‘t al maar hoy en gras: zijn ze (wijst terug naar fruyt en aard’-gewas in r. 63) niet meer waard dan hooi of gras

Acht ... twee: tien ton goud (het op deze wijze ‘splitsen’ van getallen kwam veel voor in 17e eeuwse poëzie)

Als … held: … dan een graaf of een andere held verdient aan zijn onderdanen (pachters?)  -  bonorum: (Latijn) goederen

Lapides Sophorum: (Latijn) stenen der wijzen (de steen der wijzen kon, volgens het geloof van de alchemisten, onedele metalen in goud veranderen)  -  een ander: iets anders (dan de tulp)  -  begekt: misleid  -  Nadien … dekt: Want hij blijft zoeken naar de steen, totdat een steen zijn graf bedekt

nadien: daar   -  tamlijk: behoorlijk, voor een belangrijk deel

Rakett: (plant, behorende tot de kruisbloemigen)

in Venus-haspeling: bij het liefdesspel (WNT: haspelen III)

by kleene stuxkens: (doelt misschien op verkoop van tulpen per aas)


 

 

 

1

 

 

 

5

 

 

 

 

10

 

 

 

 

15

 

 

 

 

20

 

 

 

 

25

 

 

 

 

30

 

 

*

*

35

*

 

 

 

40

 

 

 

 

45

 

 

48

Aanspraack van CALLIOPE, aande Handelaers.

 

LIevers van dees kost'lijckheden,

(Die het pronk veer overtreeden

Vanden koning Salomon,

Welkers lof stijgt tot de Son,)

Maakt niet dat door dese Bollen

Uwe ziele raakt aan't hollen,

Door onrechte wandeling,

En misbruyck van handeling.

In sich self is d'handel eerlijk,

Goed, vermakelijck en heerlijk,

Door de groote heerlijkheyd

Die de Tulpan in sich heyd,

Maar't misbruyck van alle saaken

Dat is sondig en te laaken;

't Misbruyck gaat den saak niet aan,

Maer die't misbruyck onderstaan.

Dus soo kan ons Bacchi vruchte

Heel verquikken, door genuchten

Die gesont zijn, en weer ook

Maaken als een dul-mans spook.

Evenwel soo moet sy wesen

Even hoogh en seer gepresen;

Even wel blijft Bacchi lof,

Al maakt't sommig noch so grof.

Maar veel achten in haar sinnen

Meest voor sond het groote winnen,

En sy meenen, dat een Man

Niet magh winnen 't geen hy kan:

Maar juyst matigh tusschen beyden;

'k Antwoort hier met t' onderscheyden

Tusschen t geen noodsaakelijk is

En den mensch vermaklijk is.

Int noodsaakelijk sijn de sinnen

Schuldigh op het reedlijck winnen

Acht te nemen, en te sien

Staat en middlen vande lien.

Dus en mogen Ceres gaven

In de prijs soo hoog niet draven;

Want soo yemand heeft gelaan

Schuuren met verscheyden graan,

En niet meerder is te bikken,

Maar door honger te verstikken:

Dese hanler, dese Man

Magh niet winnen soo hy kan.

Int vermaaklijk magh met reden

Yder een tot winning treden,

Al ist dat de winning gaat

Boven Koninglijke staat.

Lustig.

FINIS.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

onrechte wandeling: onjuist gedrag

 

 

 

 

heyd: heeft

 

 

’t Misbruyckonderstaan: het misbruik tast de zaak niet aan, maar degenen die zich daaraan schuldig maken (in r. 17-24 geeft de schrijver als voorbeeld het ge- en misbruik van wijn) -  Bacchi vruchte: de wijn  -  genuchten: genoegens

dul-mans: dollemans

 

 

Al … grof: al gedragen sommigen zich nog zo grof  -  Maar … winnen: maar velen zijn van mening dat het maken van veel winst een grote zonde is

 

Maer … Antwoort: maar ik antwoord met een gematigd tussenstandpunt, nl …

 

 

(de strekking van r. 33-36 is: op nuttige dingen (Int noodsaakelijk) mag je slechts een beperkte winst maken (reedlijck winnen), waarbij je rekening houdt met de draagkracht (staat en middlen) van je klanten)  -  Ceres gaven: landbouwproducten (Ceres is godin van de landbouw, en meer in het bijzonder het koren)

bikken: eten (indertijd geen ‘plat’ woord)

 

 

 

Int vermaaklijk: Gaat het echter om amusement (zoals de tulp!)

Al … staat: al zou je door je winst rijker worden dan een vorst.