De digitale reiziger (53)
Wenen in Nieuwegein: afdankertjes op de SUNIJ

Nieuwegein-Zuid

BRU (Bestuur Regio Utrecht) kocht in het voorjaar van 2008 een vloot van 25 rode trams bij de Weense stadsvervoerder Wiener Linien om de capaciteit op de SUNIJ (Sneltram Utrecht – Nieuwegein – IJsselstein) te vergroten. Pas met ingang van december 2009 verschenen die trams in de spitsuren op de baan.

Een vreemd gezicht, zulke Oostenrijkers te midden van het beton van Nieuwegein, want die dingen horen te rijden langs het Prater en Schönbrunn – dat durf ik wel voor mijn rekening te nemen, al ben ik nooit in Wenen geweest. Maar kom me s.v.p. niet aan boord met verhalen van: ‘Er RIJDT helemaal geen tram langs het Prater!’

In Nieuwegein ben ik wel geweest. Sterker, ik heb er eerder deze eeuw een poosje gewerkt, voor een werkgever en onder omstandigheden waarvan ik zou zijn gaan wenen, als ik zo in elkaar zat. Een paar jaar later zie ik er vooral de humor van in.

Overigens: ik schreef in 1998, 2000 en 2001 al over deze sneltramverbinding langs kleurige kantoorkolossen en grijsgrauwe woonwijken, dus de lezer die zegt: ‘Houd er nu eindelijk eens over op’, heeft mijn zegen ook, en moet het boek maar dichtslaan.

 

 

De probleemstelling was: de toenemende reizigersaantallen op de SUNIJ, die in de loop van de jaren ’00 langzaam naar de 40.000 per dag kropen. Daarbij heeft deze door Connexxion geëxploiteerde lijn lijn nooit last gehad van intensief dalurenvervoer, maar werden juist de spitsen al maar drukker en drukker.

Reden te over om extra capaciteit in te zetten. Maar op dit altijd wat zielig gebleven tramnetje (als je één, zich bij Stadscentrum Nieuwegein in twee takken vertakkende lijn een netwerk mag noemen) reden nog altijd dezelfde 27 trams waarmee het in 1983 begonnen was. Reden voor BRU om in het buitenland te gaan shoppen.

Nu had Wiener Linien toevallig nog wat afdankertjes staan. Het betrof 25 rode, enkelgelede wagens die zelf ook zelden in de buurt van het Prater en Schönbrug gesignaleerd werden, maar vooral onder de grond op U-Bahn lijn 6.

Wenen, een enorme stad, even groot als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag bij elkaar, met een van de grootste tramnetten ter wereld, en sedert de jaren zeventig ook nog een drukbereden U-Bahn (metro). Lijn U6 in Wenen vervoert per dag meer mensen dan de complete Rotterdamse metro - zeker na afschaffing van de strippenkaart in de laatste stad - en was toe aan bredere en langere voertuigen. Die rode rakkers kwamen dus vrij voor transport naar het nietige Utrecht.

De aanpassing van deze allochtonen aan het Nederlandse tramwezen verliep niet gladjes. De wielen deden het al zo afgetrapte SUNIJ-spoor, en vooral de wissels, nog ernstiger slijten. De trams waren te laag voor de onlangs nog verhoogde perrons van de sneltramlijn. Waarop de tramdeuren vervangen werden door kortere en er een soort loopplank aan vast werd gemonteerd.

Toen waren de perrons toch nog steeds te hoog, behalve die op Utrecht Stadsbusstation en Nieuwegein Stadscentrum, waar ze nooit opgehoogd zijn. Behalve op die twee stations stoppen de rode Weense rakkers momenteel alleen op het Westplein, het eindpunt Nieuwgein-Zuid en op P&R Westraven in Utrecht-Zuid. Op de laatste halte is een noodperronnetje gefabriekt van gietijzeren platen. Westplein, daar heb ik eerlijk gezegd niet op gelet.

Maar op Nieuwegein-Zuid, hebben ze daar nou dat pas nog verhoogde perron weer met een kleine decimeter afgegraven? Ik dacht eerst van wel. De bovenste foto uit 2006 bewees zo te zien toch echt dat het perron toen ietsje hoger was dan nu. Die elegante oprijplankjes voor rolstoelen en –scooters waren ook weer teruggekeerd.

Een lezer verschafte opheldering. Die oprijplankjes zijn er altijd geweest. Niet alle SUNIJ-trams zijn exact even hoog. Bij mijn bovenste foto had ik blijkbaar net een wat lager exemplaar getroffen. En misschien is dat perron wat ingeklonken in de loop van vier jaar, zodat nu ook de Weners er kunnen stoppen. Zo zal het zijn, tenzij iemand anders nog andere ideeën heeft.

 

Nieuwegein-Zuid, 2006 (boven) en 2010

In december 2009 kwamen deze rode trams, na 20 maanden proefrijden, eindelijk beschikbaar voor spitsreizigers. Tot dan toe hadden zij alleen maar geld staan te kosten, zo’n 10.000 euro per week. Sedertdien stoppen de rode trams alleen op de vijf genoemde haltes, die dan ook voorzien zijn van een Weens aandoend, rond, rood-wit haltebord.

Is dat nou voldoende om de capaciteitsproblemen van de SUNIJ op te lossen? Nee, die korte trammetjes zaten op de middag dat ik hier was, nog niet eens half vol, gewoonweg omdat ze vrijwel nergens stoppen en vrijwel overal doorrijden.

Maar zeer binnenkort zullen de drukke Utrechtse haltes 5 Mei Plein en Kanaleneiland-Zuid ook aangepast worden, en ook een stop krijgen. De rode trams gaan dan met z’n drieën aan elkaar gekoppeld rijden, motorwagens aan de uiteinden en bijwagens middenin, en kunnen dan echt een grote stroom reizigers opvangen.

Wonderlijk genoeg krijgt de IJsselsteinse tak geen extra capaciteit. Hier zou een snel-snel-sneltram nu juist uitkomst kunnen bieden. Met een rijtijd van een zeer dik halfuur op het traject IJsselstein – Utrecht biedt de tram hier nu juist een te traag alternatief voor de vierwieler.

Ik ga op pad, maar het is pas 14:00 uur, en ik ben dus te vroeg. Pas na 15:30 uur gaan de Wieners rijden. Ze doen dat in kwartierfrequentie, bovenop de kwartierdienst die al reed naar Nieuwegein-Zuid en die naar IJsselstein Zenderpark. Er rijden nu in de spits dus 12 trams per uur per richting.

 

Vergeefs meld ik me bij het Moreelsepark, de beginhalte van de SUNIJ. Die halte is afgesloten voor het publiek, en dient nu alleen nog als keerpunt. Dat houdt verband met de renovatie van de stationsomgeving. Het gaat helemaal op de schop, hier. Een paar streekbussen zijn zelfs al verbannen naar de Jaarbeurszijde.

Dat zou de tram ook nog kunnen overkomen in het komende decennium. In mijn stuk over de Utrechtse forten van 2007 schreef ik dat er plannen waren voor een doorgaande tramverbinding IJsselstein / Nieuwegein – Utrecht – De Uithof, ten gerieve van de tienduizenden studenten die nu nog in de overvolle dubbelgelede bussen van het GVU worden geladen.

Het besluitvormingsproces is een poosje gestagneerd. Maar in 2011 beginnen ze eindelijk aan de HOV-baan langs het spoor en langs sportpark Maarschalkerweerd naar het universitaire complex De Uithof. Nog altijd ligt de mogelijkheid open dat er een tram op komt te rijden in plaats van een bus. Maar een HOV-bus is ook goed genoeg, hoor; alles beter dan die sluip-door-kruip-route van lijn 12.

In Leiden denkt de Universiteit anders over dit soort kwesties. Die willen persé een tram, want zonder die vermaledijde Rijngouwelijn kan de universiteit zijn faam van moderne, internationaal vermaarde onderwijsinstelling niet langer hooghouden; met een bushalte voor de deur kan dat beslist niet.

Toch heeft de op één na de beste universiteit van Nederland zelf ooit een tramplan tegengehouden. Dat weet geen mens meer, omdat het al 87 jaar geleden is, ver voordat het woord NIMBY was uitgevonden. De Blauwe Tram naar Den Haag mocht de stad Leiden niet verlaten door het Van der Werffpark, en daarmee langs het Kamerlingh Onneslaboratorium; de zwerfstromen van de bovenleiding zouden de verfijnde instrumenten in dat lab verstoren.

Terug naar Utrecht. De kansen op verdere uitbreiding van het nooit volledig tot wasdom gekomen tramnetje zijn nog niet verkeken. Nog steeds wordt gepraat over zeer oude plannen voor tramlijnen naar Zeist, Zuilen, Leidsche Rijn. Zelfs een tram door het centrum is opnieuw bespreekbaar, ondanks vroegere heftige protesten. En nog altijd is het de bedoeling, binnen een paar jaar die 27 trams te vervangen door moderne lagevloervoertuigen. Kunnen ze al die perrons wéér aanpassen…

Ik loop naar de huidige beginhalte bij het Stadsbusstation, en pak als vanouds de tram naar de halte 5 Mei Plein. Daar in de buurt heb ik tussen 2001 en 2005 met onderbrekingen in totaal een jaar gewerkt voor die in mijn kolommen vaakgenoemde louche archiefbaas. Het verhaal is bekend: uiteindelijk nam hij de tram naar halte Noorderzon, met medeneming van de pensioenpremie van zijn medewerkers.

 



Hier was het, in deze twee kantoorkolossen, zeven en negen hoog: de Domus Medica aan de Lomanlaan. Daar zaten diverse landelijke instanties op medisch gebied, waarvoor wij een historisch archief samenstelden.

De ene medicus is de andere niet. Wil je de cultuur van een organisatie leren kennen, doe dan hun archief! Heelkundigen hebben – over het algemeen, hou’ me ten goede – een ponteneur waarop ze graag gaan staan. Urologen, daarentegen, zijn over het algemeen joviale lui, vol grappen, waarbij de lichaamsdelen die onder hun specialisme vallen, niet ongenoemd blijven.

En nu ik toch uit de school aan het klappen ben: ik had daar soms ‘hulp’ van mijn collega X. Die kwam altijd om half elf pas aankakken. Hij moest – net als ik, trouwens - een eind met de trein alvorens zich in Utrecht te kunnen melden. Maar die treinen waren altijd zo verrekt vol. ‘Daar kan ik niet tegen, volle treinen.’ Hij kon vrijwel nergens tegen, niet tegen vocht, niet tegen stof, niet tegen kou, niet tegen werken; teer poppetje. ‘Dan loopt iedereen tegen me aan te douwen', sprak hij met slome slaapstem. 'En daar word ik helemaal agressief van, als mensen 's morgens tegen me aan gaan douwen. Daar krijg ik agressieve vlagen van.'

Hij ging dus voortaan maar na negenen van huis, als de ergste drukte voorbij was. ‘Waarom ga je niet een uur eerder op pad?’ vroeg ik, ‘dan ben je de drukte vóór’. Maar dat vond hij een bespottelijk idee. Dat had hij er niet voor over, 'voor die paar kutcenten die ik hier verdien'.

De Domus staat er fier bij, nog steeds met haar voeten in het Park Transwijk, dat er appetijtelijker uitziet dan toen. Indertijd was het een wat kaal, modderig geheel. Er is veel bijgekomen: een spannende heuvel en een dito kasteel voor de kids, een kinderboerderij, en nieuwe hoge kantoren aan de rand ervan, zodat het steeds meer op een hortus conclusus gaat lijken, een toevluchtsoord in een drukke stad.

Maar de Domus heet geen Domus meer. De medici zijn een paar jaar geleden verhuisd naar Papendorp, waar ik vorige zomer was. Het gebouw heet nu De Zusters en is een zorgorganisatie van Mitros. Verdomd, dát zijn die gebouwen eigenlijk, twee zusjes, de een wat groter dan de andere.

Het waren altijd wel aardige archiefklussen, daar aan de Lomanlaan. Dat kan niet gezegd worden van die in Nieuwegein. Die waren voor die zorgorganisatie waarover ik het vorig jaar al had in dit papierloze stukje. Hun archieven stonden op de meest onwaarschijnlijke locaties. In Nieuwegein heb ik wel op zeven adressen voor ze gewerkt. Ik kwam in wijken als Galecop, Plettenburg, Doorslag, Batau, Fokkesteeg; de namen alleen al, in Nieuwegein…

Ik heb die oude plattegrond bij me, waarop al die adressen omcirkeld staan. Aan het eind van Park Transwijk, op de Vasco da Gamalaan neem ik werktuiglijk, en ouder gewoonte, de tram naar Nieuwegein. Ik stap uit bij het Plaza in het centrum, en zet er de pas in. Die flat met die tube; ze hebben de boel nog wat proberen op te pimpen, hier, maar dat steenblok lijkt er des te naarder door; het helpt niet.

Ik schreef eens, dat je foute plaatsen vooral herkent aan de beiaards die er opgesteld staan; van die losse klokken, zonder kerk of stadhuis eraan vast. Het klokkenspel van Nieuwegein staat raar hoog op de poten, een heel platform, met gigantische bellen en zelfs een wenteltrap er naartoe. Een ernstig, zeer ernstig geval.

 

Ach, en hier hebben we de Krijtwal, een pleintje met kantoren. Daar heb ik ook nog gewerkt (niet bij de kantoren op de foto). Daar zaten twee in het vak vergrijsde boekhouders die de afgelopen kwart eeuw meer tijd met elkaar dan met hun respectievelijke echtgenotes hadden doorgebracht. Naar elkaar vertoonden ze de bijna gezellige knorrigheid van langdurige huwelijkspartners. Mijn kortstondig verblijf beschouwden ze allebei als een aardig verzetje in een saai leven, geloof ik.

Op die plek was wat vervelends aan de hand, nog afgezien van het vervelende werk. Mijn werkgever, die toen al langzaam aan het afglijden was naar surseance van betaling, had verzuimd, archiefmateriaal te regelen: mappen, hechters, etc. Die moest ik daarom in de lunchpauze zelf kopen bij een kantoorboekhandel in het Plaza. Ze hádden ze gelukkig, al moesten ze diep uit een magazijn komen. Ik met handen vol spullen terugkomen op de Krijtwal, medelijdend aangestaard door die twee compagnons.

Krijtwal, dat is een fraaie, larmoyante naam. Ik zag en zie er een klaagmuur bij ter hoogte van een gemiddelde Engelse krijtrots, waar mensen hun narigheid tegen uitkrijten; krijtwit van ellende, natuurlijk. En als ze daar uitgemergeld van raken, is dat ook heel toepasselijk, want het volgende straatje heet: Mergelwal.

Via fietstunneltjes en over bruggen over kanalen beland ik op het enorme industrieterrein, waar onder meer het gemeentehuis van Nieuwegein gevestigd is. Dat is een trend in gemeenteland: daar elke gemeente dichter bij haar burgers wil staan, vestigen ze zich steeds verder buiten de woonwijken.

En hier stond dan dat archief opgesteld in wat officieel het middelenmagazijn heette, maar door ons het pispottendepot genoemd werd. Ja, daar was het, in dat bedrijfsverzamelgebouw. En wat dan nog? Is dat een reden om zes jaar later in dat akelige Nieuwegein rond te lopen? Deze wandeling had ik beter op StreetView kunnen maken; dan had ik het ook kunnen zien.

Ik vond toen, dat ik een vreselijke baan had bij die ouwe duitendief. Maar ik deed het maar naast mijn studie. En het voordeel van die job was, dat aan alle klussen ooit een eind kwam. Achteraf bezien, zat ik er beter dan nu, op een vaste werkplek waarvan alleen Vadertje Drees me nog kan verlossen. Soms, soms denk ik wel eens: ik zou heel wat overhebben voor een dagje Krijtwal of pispottendepot.

Hoe is het trouwens afgelopen met die diefachtige werkgever? Ik wou dat ik het wist. Ik heb al jaren niets van hem gehoord. Vroegere collega’s die ik nog wel eens spreek, hebben dat ook niet. Het gaat hem goed, vermoedelijk, want met slechte mensen loopt het meestal goed af. Mogelijk is hij thans alreeds Zaliger, en bivakkeert hij in de hemel, tussen renteniers die zich er een plaatsje gekocht hebben, pedofiele RK-priesters en andere schurken die het niet geweten hebben, omdat ze geen geweten hebben.

Hoe het is afgelopen met die spoorforens onder mijn collega’s, weet ik wel. De laatste keer dat ik hem sprak, was hij teamleider en had hij een onafzienbare reeks klerken onder zich. Hij had nog meer onder zich: een lease-auto, zodat hij zijn treinenstress heeft kunnen inwisselen voor die van de file.

Dit industrieterrein ligt knap ver van de tramhalte, een hele dikke 20 minuten lopen. Liep ik dat rotstuk iedere keer? Nee, nee, ik nam meestal de bus vanaf Utrecht CS. Die pak ik nu weer; het is lijn zoveel richting Vianen.

Het industrieterrein gaat langzaam over in een woonwijk. Ik zie een affreus, zogenaamd knus, oud haventje, met namaak-oude huizen eromheen; zo niet van bordkarton, dan wel uit een prefab-fabriek afkomstig.

Ik stap ergens uit in Nieuwegein-Zuid. Voetpaden zijn hier niet. Een fietserslicht vertelt me dat het over 71 seconden voor me op groen zal slaan. Bij het trameindpunt Nieuwegein-Zuid stap ik weer over op de tram. Het is even na 16:00 uur. Ik laat de gele tram gaan en wacht op de Wiener, die ik in de verte rood zie komen aanrijden.

Die tram ziet er erg retro uit; hij lijkt wel gefigureerd te hebben in de film The Third Man uit 1949. Maar vergis je niet; de meeste van dat 25-tal dateren uit de vroege jaren tachtig, en zijn daarmee leeftijdgenoten van de 27 SUNIJ-trams, die rond de eeuwwisseling een moderne look gekregen hebben.

 

 


In Oostenrijk moet alles, en speciaal het OV, er zo oud en nostalgisch mogelijk uitzien; dat weet ik nog wel uit Tirol, waar ik wél geweest ben. Ook het interieur is gedateerd. Deze wagens hebben versleten, oncomfortabele houten banken, waar zwangere vrouwen, jonge moeders, ouderen en invaliden met voorrang op mogen plaatsnemen.

Chiplezers zitten er niet in, evenmin als in de geelgroene Connexxion-trams. In- en uitchecken geschiedt bij de paaltjes op de halteperrons.

De tram hapert; hij wil niet vertrekken uit Nieuwegein-Zuid. ‘Eerst even tegen de deur schoppen’, zegt de bestuurder, die uit zijn hok klimt, ‘dan rijdt hij wel, hoor’. BOEM, RENG, DREUN, horen we even later. De bestuurder loopt terug, met de woorden: ‘Fijn spul!’ En ja hoor, de tram zet zich hobbelend in beweging en we verlaten Nieuwegein-Zuid. Even later zwaai ik naar een kantoor langs de trambaan waar ik ook nog een paar weken heb mogen werken.

De rijeigenschappen van die Wiener Sachertorten zijn ook niet geweldig; ze gaan wat bonkerig en schokkerig. Die Weners weten wel wat ze verkopen! In Rotterdam hebben ze een jaar of zes geleden ook eens een stel van die rode trams gehuurd, maar daar kon het personeel er niet goed mee overweg, en stonden ze binnen de kortste keren ongebruikt in de remise.

Ik heb me wel laten vertellen, dat ze wat soepeler rijden met drie aanelkaar; daar zijn ze voor ontworpen. Dat gaat volgens de laatste berichten gebeuren in de week van 19 april 2010. Dan komt er ook een nieuwe dienstregeling. Ik hoop: met een strakke 5-minutendienst in de spits, want op dit moment is het een rommeltje, met in praktijk een 1-8-6-minutendienst.

Ik maak er een paar ritten mee, deze avondspits, en stap ook nog een keer over op een reguliere tram om ze te kunnen fotograferen vanaf de loopbrug bij Kanaleneiland-Zuid. In het hyperdrukke spitsverkeer van de zuidpunt van Utrecht treedt nog een ander nadeel aan het licht: de doorstroming is niet optimaal. Rode en gele trams staan vanmiddag bij vrijwel elk kruispunt tijdenlang te wachten. Met 24 trams per uur in totaal kunnen ze niet altijd voorrang krijgen, anders zou het wegverkeer helemáál lam komen te liggen.

Al met al weet ik niet of dit plan met die Weense trams nu zo’n grote bijdrage gaat leveren aan de stimulering van het OV in het Utrechtse. Het droeg wel bij aan een misplaatst nostalgisch stukje van mijn hand over Nieuwe Gein, dat uiteindelijk vooral neerkwam op Oude Ongein.

Frans Mensonides
30 maart 2010; laatste wijziging 5 april 2010.
Er geweest: 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005 en opnieuw op donderdag 25 maart 2010.

 

Kanaleneiland-Zuid

 

Nieuwegein Stadscentrum

 

 

Nieuwegein Stadscentrum. Nee, die klok loopt niet goed; de tijd dat ik hier in de ochtendspits kwam, is voorbij



© Frans Mensonides, Leiden, 2010.


<< naar thuispagina Frans Mensonides