De digitale reiziger (54)
Herberg Overijssel: Spoor- en autotunnel Nijverdal

Station Nijverdal

Dus ik belde de barman:
‘Bier*, maar breng het vlug!’
Hij zei: ‘Dat sfeertje hing hier voor het laatst in de jaren zeventug.’
En steeds die stemmen die fluisteren in je oor,
Die je wakker maken midden in de nacht,
Ze zeggen je in koor:

Welkom in Herberg Overijssel!
Het is enig hier
(Het is enig hier),
Er is lekker bier*.
Neem het ervan in de Herberg Overijssel,
Wie had dat gedacht?
Wie het laatste lacht.

Herberg Overijssel, Henkes’ en Bindervoets vertaling van Hotel California

*Voor deze gelegenheid ‘bier’ te vervangen door ‘soep’

- Wij zijn de Woefs uit het Nijverdal!
- De Lamaars, dat zijn wij!

Herkenningstune van kinderserie uit de vroege jaren 70

 

Rijksweg door hart van Nijverdal


‘Wegens aanleg spoortunnel Delft: Oude Lijn drie jaar lang gestremd’. Zo’n krantenkop zou je niet geloven. Maar buiten de Randstad gelden andere normen dan erbinnen.

In het Overijsselse Nijverdal komt een gecombineerde trein- autotunnel, het project Combiplan Rijksweg 35. Nijverdal is een van de laatste plaatsen in Nederland, waar een rijksweg dwars door het centrum loopt. De N 35 (Zwolle – Enschede) is de boosdoener. Een tunnel van ca. driekwart kilometer en een even lange verdiepte bak moeten soelaas bieden en Nijverdal een beetje leefbaarder maken. Er komt een nieuw spoorwegstation in die verdiepte bak, dichter bij het hart van Nijverdal dan het oude.

In verband met dat alles is de spoorlijn Zwolle – Enschede met ingang van 13 december 2009 ‘geknipt’. En dat gaat zeker duren tot eind 2012. Vanuit Enschede kom je nu niet verder dan station Nijverdal. Vanuit Zwolle stuit je op het tijdelijke station Nijverdal West. Tussen beide stations, een meter of 1500 uiteen gelegen, rijdt een pendelbus. De extra reistijd bedraagt een half uur, al kunnen doorgaande reizigers van Twente naar Zwolle daarvan een kwartiertje afsnoepen door om te reizen via Deventer.

Ook voor doorgaande reizigers had er best een kwartier afgekund van de extra reistijd. Dan had de dienstregeling van óf Zwolle – Nijverdal West, óf Enschede – Nijverdal een kwartier gekanteld moeten worden. Waarom dat niet gebeurd is, weet ik niet. Het had de reiziger een heel lange wachttijd bespaard na een heel korte busrit.

De spoorbaan ligt nu een meter of honderd ten noorden van de rijksweg. De laatste krijgt een ‘slinger’ om de nieuwe tunnel te kunnen bereiken. Maar had die tunnel dan niet náást de spoorbaan gegraven kunnen worden, zodat het treinverkeer drie jaar lang onbelemmerd doorgang had kunnen vinden, net als het autoverkeer? Volgens mij, op het oog geschat, echt wel.

Ik reis vandaag op saldo op chipkaart. Maar dat is een ander probleem, behandeld in een andere rubriek.

 


Om 11:34 vertrekt de Buffel uit Zwolle naar Nijverdal West. Dit is vrijwel de enige trein die rond de hele en halve uren rijdt. De rest gaat rond kwart vóór en kwart over uit Zwolle; deze trein sluit nergens op aan. De bezetting van de Buffel is even karig als je kan verwachten op Pinksterzaterdag op een gebroken spoorlijn.

Ik beleef een gezapige rit op volgens mij een van de saaiste railtrajecten van dit land. Met een snelheid van – alweer op het oog geschat – 100 km/uur sukkelen we langs weiden, bosjes en hoeven.

Is er meer niet te zien dan dat? Jazeker, laat ik het gewoon eens opschrijven. Een grote kas; wezensvreemd in deze streek. Een hardblauwe trampoline in een tuin, een nijver schoorsteentje in het verschiet, een vrouw met toverkolkapsel op een fiets bij een spoorboom, grindbergen langs het spoor, Heino met een stationsgebouwtje dat onzichtbaar is door klimop, onze tegenligger (deze gekortwiekte lijn wordt met slechts twee treinen geëxploiteerd), een recreatieplas, een plassende recreant die zich onbespied waant, een paardenkraal, een sportpark (die zijn doorgans ook van het type: één gezien, allemaal gezien), een Connexxion-loods, een lange, grijze schuur, station Raalte, MEI-Beton met een betonvlakte waar onkruidsprietjes tussen kiertjes groeien, paarden wederom, een hoge zendmast met een laag hekje eromheen, een autoweg parallel aan het spoor (daar heb je de beruchte N 35!), hoogspanningsmasten, een stukje dennenbos. Het is niet gering, allemaal, wat je nog ziet. En dan zie ik nog maar de helft van wat er is. Ik kan maar één kant tegelijk op kijken; heb ik soms ogen in mijn rug?

Twee vóór twaalf: aankomst op het merkwaardigste station van Nederland. Het ligt in een tien meter diepe uitgraving. Vanaf het eenvoudige noodperronnetje beklim ik een steile trap, neem de loopbrug over het spoor, en beland bij een soort wildtunnel, maar dan voor reizigers. Die tunnel loopt door de zandbergen die gereed liggen voor de wegwerkzaamheden. Daarvoorbij wacht me een nieuwe steile trap naar een parkeerterreintje waar de bussen gereed staan.

Het pendelverkeer tussen de beide Nijverdalse stations wordt onderhouden door een donkerwijnrode streekbus van Syntus / Twents. Die rijdt onder nummer 96, hetzelfde lijnnummer dat gereserveerd is voor de lijn Hellendoorn – Rijssen NS via Nijverdal West NS; een beetje verwarrend.

Om nog wat meer foto’s te kunnen maken, wacht ik op de volgende trein. Ik ben alleen op dat parkeerplateau en hoor niets anders dan de continue brom- en suistoon van die autoweg achter me, gecombineerd met het getwieter van vogelijns dat je hier toch ook hoort.

Zo’n halfuurtje duurt best lang; gek, want wat is nou een halfuurtje? Ik zie - hoe boeiend! - enkele reizigers gebruik maken van de kaartautomaat; hoofd naar voren en kont naar achteren. Die zijn nog niet ‘om’.

 

 

 

 


Aan het hek langs de spoorbaan hangt een halve fiets. Honderd meter verder loopt het spoor dood en begint de bouwput voor de tunnel. Over de trappen naderen een man en vrouw met blindenstok; tikkend in de ganzenpas. Boven aangekomen, bestuderen zij de busdienstregeling door een kort piratenkijkertje op het tijdenlijstje te houden. Je kunt op dit station beter slechtziend zijn dan slecht ter been. In het laatste geval is het hoogteverschil van ongeveer 70 traptreden een onneembare barrière. Nee, er zijn geen liften op dit station voor drie jaar.

De bussen van lijn 96 arriveren. En uiteindelijk doet de trein van half één dat ook. Ik heb nu genoeg foto’s en begeef me Nijverdal in, zo sterk gedomineerd door die verkeersader, die hier Grotestraat heet. Oh, op deze zaterdag valt het nog wel mee, zeker in mijn Randstedelijke ogen. Maar ik kan me gemakkelijk voorstellen wat een benzinewalmen hier hangen op een doordeweekse dag in de spits. Ronkende vrachtwagens, ik zie er vanmiddag een enkeling, maar door de week zullen ze wel bumper aan bumper staan. Desondanks probeert Nijverdal er nog een gezellig winkelhart op na te houden. Er zijn zelfs knusse terrasjes langs dat verkeersriool.

De Grotestraat heeft van die oude dorpshuizen die er al stonden toen die Rijksweg nog een karrenspoor was. Ik loop de straat af en switch zo nu en dan naar de bouwput, een breed braakliggend terrein, een hectometer ten noorden ervan.

 

 

 

Dan: station Nijverdal-zonder-meer. Het bloedrood van Twents staat klaar. Het stationsgebouw, zo’n standaard-aquarium, heeft nog 2,5 jaar tot de komst van de sloper, maar oogt al terminaal. De trein van 13:03 naar Enschede is net weg, en ik neem plaats op een bankje om te wachten op de volgende, ter fotografering.

Pff, Nijverdal, eindelijk! Feitelijk is het een klein wondertje dat ik hier zit. Ja, Nijverdal is natuurlijk niet helemaal wat Jeruzalem was voor een middeleeuwse kruisvaarder. Maar het idee voor dit stukje heeft heel lang op de plank gelegen, en dan wordt zo’n plaats al gauw een groter ding dan hij is. ‘Zou ik Nijverdal nog zien in dit leven?’, heb ik wel eens uitgeroepen.

Ik had al op dinsdag 13 december 2009 naar Nijverdal willen afreizen. Toen kwam er voor het eerst iets medisch tussen: ik moest aan het eind van de morgen mijn bloed laten prikken. In plaats van naar Nijverdal ging ik die middag maar naar het nieuwe station Amsterdam Science Park.

Daarna hadden we zes weken ijzel, gevolgd door evenzoveel weken regen. Rond diezelfde tijd belandde mijn moeder in het ziekenhuis. Daarna kwam mijn broertje uit een kliniek, wat ook weer zijn problemen gaf en viel mijn moeder zichzelf beurs en kreupel op een ongelijk liggende stoeptegel.

Maar op dit moment weet ik ze in goede handen van de thuiszorg. Ze hebben beide twee thuiszorgorganisaties die zich om ze bekommeren, dat wil zeggen: één die het werk uitvoert, en een ander die zich als concurrent heeft opgeworpen voor het geval dat de eerste het niet goed zou doen. Dat verlicht mijn mantelzorgtaken zodanig, dat ik, met 23 weken vertraging, veilig kon vertrekken naar die unieke stremming. Mijn wachten wordt beloond. We hebben vandaag een zonovergietende lentedag, met temperaturen van ruim 20 graden en zonder wind; uitgelezen wandelweer.

En ik kom er beslist niet te laat. Eigenlijk lijken de werkzaamheden nog maar net begonnen. Zowel op het westelijke gedeelte, waar een tunnel komt, als op het oostelijke, die ‘bak’, zitten ze zo te zien nog maar een beetje met kranen en boren te krassen in het maaiveld. Veel diepgang zit er nog niet in, evenmin als in dit verhaal. Het zou me niets verbazen als de werkzaamheden uitliepen tot na 2012.

Het was ooit, of is nog steeds, een populaire NS-wandeldagtocht: Holten – Nijverdal, over de Holterberg, van de ene spoorlijn naar de andere. Ik heb hem eens gedaan in pre-Internettijden; pakweg in 1989; misschien doe ik hem nog wel eens over. Hij was wel een beetje saai, herinner ik me. Maar in die tijd schreef ik ook niets op. Reizen, te voet of te trein, wordt snel vervelend als je er niets over opschrijft en geen foto’s maakt en er geen website over bijhoudt. Maar dat kon toen nog niet.

 

Wat is er verder te melden over Nijverdal? Dat het een heel tekenende plaatsnaam is. De industriëlen die deze nederzetting rond 1830 stichtten, beoogden ‘Nijverheid in het Reggedal’ tot stand te brengen. Dat is ze zeker gelukt, het wemelt hier nog steeds van de bedrijventerreinen en fabrieken, maar de plaatsnaam werd ingekort tot Nijverdal.

Niet ver ten oosten van het station heb je de Koninklijke Stoomweverij, met een prachtig oud fabrieksgebouw. Ertegenover staat een maagdelijk wit godinnenbeeld ter nagedachtenis aan iemand die er een halve eeuw lang grote brokken in de melk wist te stoppen. De Stoomweverij fuseerde ooit met Ten Cate. Die maken tegenwoordig heel moderne dingen van vezels, waaronder kunstgras. Ze zijn de sponsors van de eredivisieclub Heracles uit Almelo, die het dit seizoen verrassend goed deed – op kunstgras uit eigen fabriek; de bezoekers staan feitelijk bij het eerste fluitsignaal al met 1-0 achter.

Ik kruis de Regge en beland in een wijkje met nijvere huisjes, typische arbeidershuisjes, vroeger vermoedelijk verhuurd door fabrieksbazen aan fabrieksknechten, zodat een deel van het salaris terugvloeide in de schatkist van de eersten. Tegenwoordig koop je ze bij makelaar Piksen, wiens bordjes ik hier links en rechts in de tuinen zie.

Ik loop nu over de Parallelweg. Parallel waaraan? Welnu, aan de spoorlijn Neede – Hellendoorn die hier gelegen heeft, en deze maand precies 100 jaar geleden open ging. Hij werd geëxploiteerd door een particulier lokaalspoorbedrijfje en heeft slechts gedurende een kwart eeuw passagiers vervoerd. De treinen – een handjevol per dag - stopten onder andere in Diepenheim, Goor-West, Enter, Zuna (nooit van gehoord) en Nijverdal-Zuid. Tot in de jaren zeventig heeft nog goederenvervoer plaatsgevonden over het lijntje.

Langs de Parallelweg staat het Spoortheater, zo te zien in een oude kerk, die ook weer lijkt op een fabriek. Het theater is met planken dichtgetimmerd. Van het culturele leven moet je je nooit overdreven voorstellingen maken in een industrieplaats.

Ik nader het hart van Nijverdal, rond het marktplein achter de Grotestraat. ‘4.500 inwoners van Hellendoorn willen naakt’, zegt een reclamebord van de NFN. Is dat nu alweer een nieuwe politieke partij?

De verkiezingscampagne; het land is er nu al moe van, en we moeten nog 2,5 week. Elke dag een televisiedebat met dezelfde smoelwerken. Vandaag zie ik dat van Cohen op elk station: dat platte burgerlullenkapsel, dat slappe theedrinkersmondje, die machtsgeile kraaloogjes. Dat moet de mensen toch wel gaan tegenstaan. En dan het PvdA-programma. Dat wordt vaker aangepast dan de Wikipedia. Daarom sluit iedereen zich van de weeromstuit ineens aan bij Rutte. Maar van diens voorsprong zullen ze toch ook weer schrikken, dus wint die oude Balk straks de strijd toch nog; die schudt tussen nu en de verkiezingsdag nog wel een aas uit zijn mouw. Gunstig ontwikkelen zich de cijfers van Pechtold. De luchtballon genaamd: ‘D66’ loopt doorgaans leeg na de eerste honderd dagen regeringsdeelname, maar deze keer gelukkig al vóór de verkiezingsdatum. Maar mijn eigen keuze wordt steeds duidelijker; ik stem deze keer maar eens op OP (Overige Partijen), denk ik.

De voorgaande alinea in plaats van een FHM’etje; ik wil er geen heel A4’tje aan besteden.

In het Woonhuis is alles ‘verrassend betaalbaar’. Een wat lachwekkende formulering, maar fout is het ook weer niet; ik kan niet bedenken wat er fout aan is. En het in aanbouw zijnde complex Nieuw Dunant biedt: ‘Wonen in het bruisende hart van Nijverdal’. Dat moet wel ironisch bedoeld zijn; zelfspot misstaat geen mens.

Als je ‘Herberg Overijssel’ boven je stukje zet, moet je er een binnenlopen. Ik kies het terras van Brasserie Le Quartier, waar je vrij rustig zit, terwijl je die verkeerslavastroom toch pal om de hoek weet.

Ze proberen me te verleiden met ‘Soep van de dag, vraag erna’. Daarna kun je hier uitstekende ‘Hamburgen’ eten. Maar ik zie van beide af, en bestel iets anders. Soep, onverstoorbaar soep lepelen in Nijverdal, nee Hellendoorn was dat, soep bestellen, dat moet je hier toch al liever niet doen, linke soep, lííínke soep…. Mijn geheugen smeedt een herinnering aaneen. Er was iets met soep, in deze contreien. Ja, daar komt het al naar boven (de herinnering, niet de soep).

Het was medio de jaren 70. Mijn grootmoeder uit Deventer hield haar traditionele verjaardagsdiner voor de hele misjpoge. Het was dat jaar in Hellendoorn, drie kilometer van hier en binnen dezelfde gemeentegrenzen. Zij trakteerde elk jaar met ruime hand. Een gebeurtenis die altijd gemengde gevoelens gaf, want wat zij uitgaf, ging van de erfenis af – waarvan ik toch al nooit grote verwachtingen koesterde; zij leefde van een onderwijzerspensioen en had een niet te verwaarlozen gat in de hand.

Er werden altijd keiharde afspraken gemaakt over wat wel en wat niet onder de traktatie viel. Dat jaar was afgesproken, dat er geen voorgerechten genuttigd zouden worden. Maar een van de aangezetenen werd een tikje flauw tijdens het lange voorzitje in de foyer, en bestelde in een moment van menselijke zwakheid bij een passerende ober een kopje soep. Ogenblikkelijk groef een zwager de strijdbijl op. Hij was al zwaar in het nadeel omdat hij het verst van Deventer woonde. En nu dit. Waarop de echtgenote van de eerste op bitse toon zei, dat grootmoeder die ene kop soep maar op een aparte rekening moest laten zetten, die zij dan wel zou voldoen.

Nu ontstond er een wat bedrukte stemming, te midden waarvan het flauwe familielid stoïcijns de casus belli, de soep zat op te lepelen. Aan het eind van het diner bestelde weer een andere benadeelde expres een dessert met een dure, lange, Franse naam; toetjes waren wél inbegrepen. Maar het bleek de Hellendoornse variant van Haagse bluf; het toetje stelde qua omvang en caloriewaarde veel minder voor dan de nagerechten der anderen.

Bijna een schisma in de familie om een kopje soep! En ik kan deze keer niet eens mijn gebruikelijke disclaimer neerschrijven dat het opgetekend is uit een feilbaar geheugen. Ik was er zelf niet eens bij; ik had dat jaar een aannemelijke smoes. Ik heb het verhaal later gehoord; er zijn tientallen telefoontjes over gepleegd.

Maar het kwam altijd weer goed; er kwamen nooit definitieve breuken van. Een jaar later waren we weer aan de dis verenigd in Herberg Overijssel. Het etentje is nóg een keer in Hellendoorn gehouden. Toen was er weer wat anders, met een ander in de hoofdrol, en een ander rekwisiet dan een soepkop. Er was altijd wel wat.

Ik schreef het soepincident hierboven wat vaag op, zonder naam en toenaam, omdat er mensen bij betrokken waren die thans niet meer in leven zijn, en zich niet meer kunnen verdedigen tegen aantijgingen, gedaan op dit medium, dat ze nooit gekend hebben. En omdat er mensen bij waren die dat nog wel zijn en dat nog wel kunnen. Eigenlijk had ik die soep helemaal niet moeten opdissen; zij wordt ook zelden zo heet gegeten als zij wordt opgediend.

 


Om de hoek van deze Brasserie ligt een luxueuze winkelallee die aan de grote kant is voor een plaats van 25.000 inwoners. Voor Nijverdal geldt, wat ik ook zag in Borne en Oisterwijk: na vijf, zes, zeven generaties geploeter in fabrieken hebben ze er nu eindelijk geld. Met die conclusie begeef ik me naar de Smidsweg en de halte van Twents-lijn 96.

 

TOEGIFT IN RIJSSEN

 

Volgens mijn van de winter opgestelde schema bus ik naar Rijssen; ik wil terugreizen via een andere spoorlijn dan heen. Ik zit alleen in de bus, de hele rit. We bereiken Rijssen via de buurtschap Zuna die toch echt bestaat, en een industrieterrein dat Plaagslagen heet. Ik arriveer om 15:25 bij het mooie, 19e-eeuwse station, waar verder alleen wat buurtbusjes gereed staan; het streekvervoer is hier op zaterdag nog dunner dan door de weeks.

Hoe komt het nou, dat ik ineens een halve middag overhoud? Ja, dat komt natuurlijk ook door dat reisschema van december. Op de winterdag kun je fotograferen na half vier wel schudden, en rest je niet meer dan een snelle aftocht. Vandaag, op vier weken van midzomer, plak ik er vijf kwartier in Rijssen aan vast, dan ben ik nog mooi op tijd thuis voor de finale van de Champions League, die tegenwoordig ineens op zaterdag is.

Rijssen is een aardig stadje, met intieme hoekjes en een ijsboer op het pleintje voor de kerk die zulke lekkere ijsjes verkoopt dat de mensen ervoor in een tien meter lange rij staan. Cassis-ijs! Ik sluit me aan; die vijf kwartier moeten toch om.

Rijssen, daar is de schrijver H.P. Schönfeld Wichers (1902-1990) getogen, beter bekend als Belcampo. Hoewel: beter bekend… Wie kent hem nog? Zo’n jaar of 35 geleden moest je die man gelezen hebben, als je tot de intellectuele incrowd wilde behoren. Ik mocht hem ook graag lezen. Een man met een frisse, speelse originaliteit. Hij schreef een soort fantasy die luchtig afstak bij het sombere realisme dat meestal wordt opgetekend in de bible belt, maar toch voldoende literair verantwoord was om op je bijzettafeltje te leggen.

Maar als je in Nederland als schrijver je ogen luikt, ben je op de dag na je crematie al vergeten. Reve zei eens, dat hij 25 jaar na zijn dood alleen nog maar door neerlandici gelezen zou worden. Maar Belcampo wordt zelfs dat niet meer. Ik heb zijn naam in ieder geval nooit horen noemen tijdens mijn studie in de Nederlandse taal en cultuur / literatuur, en durfde er zelf ook niet goed over te beginnen.

Het hoogtepunt van zijn oeuvre was het lange verhaal Het grote gebeuren. Dat beschrijft de Jongste Dag tegen het decor van dit Rijssen. Belcampo’s dorpsgenoten komen er niet best af in deze ironische vertelling. Het verhaal kwam in 1975 op de televisie in een decor, ontworpen door Jaap Drupsteen.

Ze zijn er op voorbereid, hier in Rijssen, op de Apocalyps. De kerkdichtheid is opvallend groot. Nee, die ene moderne staat niet echt scheef, hoor; dat is een stukje perspectivische symboliek van onze fotograaf.

Van Belcampo willen ze niets meer weten. Een comité dat een standbeeld van hem wilde plaatsen in het stadje, ving bot. Ze hebben hun grote zoon Het grote gebeuren nooit kunnen vergeven.

Het is een wat boerse plaats. Waar Nijverdal opviel door zijn arbeideristische woningen, lijken ze hier allemaal op boerderijen. Ik heb het wel gezien hier; ik pak de trein van kwart voor vijf. En met deze bescheiden toegift is ook het verhaal uit.

Frans Mensonides
@30 mei 2010
Er geweest: zaterdag 22 mei 2010

 


© Frans Mensonides, Leiden, 2010.


<< naar thuispagina Frans Mensonides