Melancholische burlesken: Willem Godschalck van Focquenbroch (2)

Nog twee gedichten van Willem G. van Focquenbroch. Beide zijn vrije bewerkingen naar de Franse burleske dichter Paul Scarron (1610-1660), van wie Focquenbroch een bewonderaar was.

Het eerste gedicht is, evenals Aan Clorimene, een verrassingssonnet. Van Focquenbroch suggereert dat er iets verschrikkelijks gaat gebeuren, maar dat is slechts de voorbereiding op een complete anticlimax.

SONNET

Op een seer hoogen bergh, omheynt met duysent rotsen,
Die aen de aerd verstreckt een steyl voor ’s Hemels val;
En van wiens top, een Os gelijckt een Maille bal,
En d’hooghste Boomen sijn als kleyne wandel knotsen:
Die als een Titan schijnt den Hemel vooght te trotsen,
En uyt sijn Ingewandt braeckt nat soo dick als gal,
’t Welck met een wreet geweldt, sleept tot in ’t naeste dal,
Somtijds een Bergh vijf ses, gelijck ontdooyde schotsen:
En die de Blixem vaeck deckt taghtigh mijl in ’t rondt;
’t Geen hem somtijts wat roock doet spouwen uyt sijn grondt.
Gelijck een oven daer men kalck in heeft ghebacken.
Op deese bergh in ’t endt, die schier den Hemel scheurt
(Om u de waerheyt, als een fijn man, toe te snacken)
En is my (by mijn keel) mijn leeven niets ghebeuert.

SONNET

Op een verschrikkelijk hoge berg, met duizend rotsen eromheen,
die de hemel stut, zodat hij niet op de aarde kan vallen,
en van wiens top een os lijkt op een vingerhoed
en de hoogste bomen op lucifershoutjes;
die als een Titan de hemelgod trotseert
en uit zijn ingewanden lava braakt zo dik als gal
die met wreed geweld soms een berg of vijf, zes
meesleept tot in het dal, als ontdooide schotsen;
die de omgeving bezaait met bliksemflitsen, tachtig mijl in de rondte,
waardoor de damp soms uit de grond barst
als in een oven waarin men kalk heeft gebrand;op deze berg dus, die het hemelgewelf bijna aan stukken scheurt,
is mij – om u als een brave kerel de waarheid te vertellen -
gedurende mijn hele leven nooit iets overkomen, ik zweer het u!

Uit: Thalia, of de geurige zanggoddin, dl 1. (1665).
Overgenomen uit: W.G. van Focquenbroch, Bloemlezing uit de gedichten en brieven, met inleiding en aantekeningen
door C.J. Kuik. Zutphen 1977. Klassiek letterkundig pantheon dl. 207. p. 98.


Van Focquenbroch was een fanatieke pijproker. Uit rook putte hij hoop en troost. Maar die gingen snel ook weer in rook op; even snel als de tabak in zijn pijp.

SPES MEA FUMUS EST.

Wyl ick, dus sit, en smoock een Pijpjen aen de haert, 
Met een bedruckt gelaet, en oogen na de aerd, 
d' Een elboogh onder 't Hooft, soeckt mijn gedacht de reden
Waerom 't geval my plaeght met so veel straffigheden?

De hoop daer op, (die my vast uytstelt dach, aen dach, 
Schoon dat ick nooyt yet goets van al mijn hoopen sach) 
Belooft my wederom haest tot mijn wensch te koomen: 
En maeckt my grooter als een Keyzer van Out Romen.

Maar nauw ist smoockend kruydt verbrant tot stof, en asch, 
Of 'k vind my in die standt daer ick voor dees’ in was: 
En nauw sie ick de roock in yd’le lucht verswinden, 
Of 'k segh, dat ick in 't minst geen onderscheyt kan vinden, 
In, of ick leef of hoop, of dat 'k een pypje smoock; 
Want 't een is niet als windt, en 't ander niet als rook:

ROOK IS MIJN HOOP; MIJN HOOP IS ROOK

Ik zit hier zomaar een pijpje te roken bij de haard,
met een bedrukt gezicht en de ogen naar de grond,
de elleboog onder het hoofd, en ik zoek in mijn geest
naar de reden waarom het lot me met zoveel wreedheid kwelt.

De hoop die me dagelijks aan het lijntje houdt
(terwijl ik nooit iets heb teruggezien van waarop ik hoopte),
belooft me opnieuw snelle vervulling van al mijn wensen
en maakt mij groter dan een keizer van het oude Rome.

Maar nauwelijks is mijn smeulende tabak verbrand tot stof en as
of ik vind mezelf terug in de toestand van voorheen.
En nauwelijks heb ik de rook zien wegkringelen in de ijle lucht
of je hoort me zeggen dat ik helemaal geen verschil zie
tussen leven in hoop en het roken van een pijpje,
want het één is slechts wind en het ander niets dan rook.

Uit: Afrikaensche Thalia (1678).
Overgenomen uit: W.G. van Focquenbroch, Bloemlezing uit de gedichten en brieven, met inleiding en aantekeningen
door C.J. Kuik. Zutphen 1977. Klassiek letterkundig pantheon dl. 207. p. 123.


Meer weten?

W.G. van Focquenbroch (Website van de Stichting Willem Godschalck van Focquenbroch)

Jan Helwig, Willem Godschalck van Focquenbroch, arts, fiscaal en dichter, 1640-1670 [?]

Willem G. van Focquenbroch 1640-1670 (Auteurspagina DBNL)

Willem G. van Focquenbroch, Afrikaense Thalia (ed. Jan Helwig). Deventer 1986. Facsimile van uitgave 1678. Webeditie DBNL

Focquenbroch. Bloemlezing uit zijn lyriek. Met een inleiding van W.F. Hermans. Amsterdam 1946. Webeditie van DBNL

Willem Godschalck van Focquenbroch (ca. 1630-1675). Op Amsterdam. Uit: A.J. Gelderblom (samenst.), ‘k Wil rijmen wat ik bouw. Twee eeuwen topografische poëzie. Amsterdam 1994. Webeditie van DBNL

W.G. van Focquenbroch, Bloemlezing uit de gedichten en brieven, met inleiding en aantekeningen door C.J. Kuik. Zutphen 1977. Klassiek letterkundig pantheon dl. 207.

W.G. van Focquenbroch, De Afrikaanse brieven, hertaald door Thomas Rosenboom met een inleiding door Arie Jan Gelderblom. Amsterdam 2007. p. 38-39.


© Frans Mensonides, Leiden, 2008, 2009.