Een grensoverschrijdend dagje

Deel 2: Turnhout




Deel 1, over het grensdorp Baarle-Nassau / Baarle Hertog, verscheen in De digitale reiziger van 25 juli 1999.


Mariakapel in het begijnhof van Turnhout


Baarle - Turnhout

Tussen Baarle en Turnhout rijdt lijn 56 van de Vlaamse vervoersmaatschappij De Lijn. Door de week is er uurdienst; op zaterdagen rijdt de bus slechts eens in de twee uur. Ik neem de bus van 14.34. Het is een moderne van Hool-bus met nummer 3151, zo meld ik ten gerieve van de mensen die echt geen detail willen missen. De chauffeuse verkoopt mij een enkele reis voor 90 Frank, ik betaal met 100 en zij is verbaasd dat ik haar de 10 Frank wisselgeld laat houden. Wij hebben nu eenmaal de reputatie.

Per bus passeer ik, vandaag voor de tweede keer, het landgoed Schaluinen. Ik ben de enige passagier. Dat blijft zo totdat de bus de grens, de échte grens, is overgestoken. Er stapt een jongen in. Daarmee is het maximum aantal passagiers van deze rit bereikt. Het bordje "Volledig bezet" naast de chauffeuse, behoeft niet naar voren geklapt te worden. Dat is ook weer zo typisch Nederlands: het gepraat over kostendekkingsgraad. In België blijft zo'n noodlijdend lijntje gewoon rijden, zolang er per rit nog minstens één passagier bij de halte zou kunnen staan.

Van Turnhout had ik me iets afschuwelijks voorgesteld; zoiets als Zelzate, waar ik vorig jaar verzeild raakte. Als de bus het stadje binnenrijdt, zie ik al dat het voor 100% meevalt. Een paar aardige winkelstraten en een verwijsbordje naar het Begijnhof; daar is vast wel iets moois te zien.

Bij het NMBS-station eet ik een broodje kaas en koop een enkeltje naar Roosendaal. Het treinkaartje mag je wel een kaart noemen; het is ongeveer even groot als zo'n ouderwetse ponskaart. Dat komt natuurlijk doordat het een internationale reis is. Daarom mag ik er ook twee maanden over doen.

De dienstregeling is hier erg overzichtelijk. Sedert de sluiting van het Belse lijntje is Turnhout kopstation. Er vertrekt elk uur, om 16-over, een trein naar Antwerpen; verder niets. Ik besluit de trein van 17.16 te nemen.


Huizen rond het begijnhof


Aflaat en kwatongerij

Eerst ga ik de stad verkennen. Is Baarle een twijfelgeval; Turnhout is een raszuivere Vlaamse plaats. Het zucht nog altijd onder het juk van het katholicisme, dat wij al in 1574 (ik praat nu even alleen over Leiden) van ons afgeschud hebben. In Turnhout zijn talloze kerken en Roomse instellingen te zien.

Een ander typisch Vlaams verschijnsel zie ik in een smal winkelstraatje: een enorme gele Vlaamse leeuw, boven een winkel die "De Schalmei" heet. De zaak is eigendom van de ultra-rechte politieke partij Vlaams Blok en het propagandamateriaal ligt open en bloot in de etalage. "Baas in eigen land". Wie zou de Belgen dat recht betwisten, vraag ik me af. De tiendaagse veldtocht is toch al zo'n jaar of 170 geleden.

Openlijke propaganda voor bijvoorbeeld de Centrumpartij, dat zou in Nederland niet kunnen. Wat bewijst dat? Zijn wij zoveel toleranter dan onze zuiderburen, of juist zoveel intoleranter? OF alleen maar schijnheiliger? Ik denk daarover na, maar niet lang. Om de hoek wacht me een nieuwe culturele schok. Ik bevind me dan in het Begijnhof, een pijpenla van ongeveer 700 bij 50 meter. Bij de ingang staat een heiligenbeeld, met als ondertitel: "alle vrijdagen 40 dagen aflaat". Aflaat! "Leven ze hier nondeju nog in 1500?", laat ik me ontvallen.

Aflaat wil zeggen: verkorting van de tijd die een zondige ziel na zijn dood moet doorbrengen in het vagevuur. Levendige handel in aflaatbrieven was in de 16e eeuw aanleiding tot de opkomst van het protestantisme. Het verzet tegen de Spaans-Katholieke overheersing begon in Vlaanderen, en niet in het noorden, zoals iedereen denkt. Protestantse Vlamingen vluchtten en masse naar Holland om mee te helpen met beeldenstormen; de harde katholieke kern bleef in Vlaanderen achter. Zouden hun nazaten anno 1999 nu echt nog in aflaat geloven?

Het is zaterdag, en geen vrijdag, en ik mis dus de mogelijkheid om mijn verblijf in de hel met 40 dagen te bekorten. Nu ja, 40 dagen is toch niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat (een wel erg wrange woordspeling, in dit verband). Hoe vaak moet ik nog naar België om er helemaal vanaf te komen? Of valt er in Nederland nog ergens aflaat te verkrijgen? Hoogstens in Limburg, dat nog verder weg is dan Turnhout.

Het is een wonderlijk geloof, dat katholicisme. Bij het minste of geringste staan ze klaar met hel en verdoemenis, maar je kunt je er ook heel makkelijk weer aan onttrekken. In Turnhout kost een aflaat niet eens geld.

Even verderop staat een beschermheilige "tegen eerroof en kwatongerij". Hiervoor moet wel in de buidel worden getast. De pilaarheilige is voorzien van een collectebus. Ik offreer een Nederlands dubbeltje voor het provinciebestuur van Zuid-Holland, in de vrees dat dit niet veel meer zal baten.

Het Bagijnhof bestaat uit een kleine honderd huisjes met groen- witte luiken. Op een zij-pleintje staan wat grotere huizen, in dezelfde kleuren. Midden in het langgerekte hof is een openluchtkerk opgericht voor Maria. Ik laat me amechtig neervallen op een houten kerkbank. In de tien minuten dat ik hier zit, zie ik in totaal vijf mensen een kaars opsteken en knielen op het harde stenen bankje. Met hele gezinnen komen ze. Een moeder, zoon en een kleindochter van een jaar of zeventien. De eerste twee knielen voor het Mariabeeld en beginnen hartstochtelijk en vol overgave te bidden. De kleindochter neemt plaats op een bank en bekijkt het toneel met een stuurs- atheïstische blik.

Het wordt tijd voor mijn trein; ik loop terug naar het station. Onderweg zie ik een goed onderhouden kasteel in een park. Nee, Turnhout lijkt in niets op Zelzate; het is een prachtige stad.

Turnhout - Antwerpen

De trein staat al klaar. Het is een tweetje; een plompe ijzeren bak. In de hete trein plof ik neer op zo'n anderhalfpersoonsbank. Ik zit alleen in een coupé voor twintig man; dit zal voorlopig zo blijven.

De "plompe bak", zoals ik oneerbiedig schreef, ontwikkelt nog een aardige acceleratie. We -stuiven door Turnhout. De spoorbaan ligt vrij dicht bij de huizen en er is geen geluidsscherm. Nu ja, twee treinbewegingen per uur kun je nog wel overleven.

We snellen over een enkelsporige baan door een rustig bosschagelandschap. Bij de eerste stop, Tielen, komen er wat jongeren met rugzakken de trein in. Dit station is nog minder geoutilleerd dan dat van Turnhout. Het laatste had nog een perron, maar in Tielen stap je zó van de parkeerplaats de trein in. Perrons in dit deel van België hebben geen tegels, maar een fijn donkergekleurd grint, waar je pikzwarte schoenen van krijgt.

Herentals is een wat groter station. Hier kruisen wij de spoorbaan uit Neerpelt. De trein wordt langzamerhand wat voller. De volgende stations zijn Bouwel, Nijlen, Kessel en Lier. Van Bouwel en Kessel heb ik nooit eerder gehoord en ik kan niet garanderen dat ik ze onthouden zal. De conducteur komt niet langs gedurende de rit van 50 minuten; ook in België proberen de conducteurs hun eigen overbodigheid te bewijzen.



Antwerpen - Roosendaal

Antwerpen ligt compleet op de schop. Er wordt hard gewerkt aan de TGV-tunnel dwars doorheen de stad. Veel treinen rijden slechts tot Berchem, maar de mijne gaat door naar de "middenstatie", ofwel het Centraal Station. Dank zij die diepe bouwput voor de TGV-baan zijn er nog maar drie perrons overgebleven.

Ik probeer me voor te stellen, hoe de tunnel verder gaat lopen. Ten noorden van het Centraal station is een dichtbevolkte stadswijk. Die ken ik wel: lijn 12 rijdt erdoor, zich kronkelend door veel te smalle straatjes. Zal die wijk gedeeltelijk afgebroken moeten worden? Een andere keer ga ik hier wel eens kijken.

Ik stap over op de internationale sneltrein naar Amsterdam. Op het TV-scherm naast het perron staat keurig aangegeven dat de trein niet zal stoppen in Den Haag en op Schiphol. De trein wordt omgeleid via Duivendrecht. Dat is nu weer een plaatsnaam die de gemiddelde Vlaming wel heel snel zal vergeten.

Als de trein zich in beweging heeft gezet, ontstaat enige commotie. Een Franstalige man is er zojuist achter gekomen dat de trein waarin hij zich bevindt, niet naar Wallonië koerst, doch naar Nederland. Ik heb alle begrip voor de ontzetting die dit feit bij hem teweeg brengt, maar het helpt heel weinig om dan allerlei mensen, waaronder de mevrouw van de catering, aan te klampen. Hij oogst veel sympathie, maar niemand weet raad. De verdwaalde Waal loopt nu ten einde raad naar voren en gaat op de cabinedeur bonzen. Wat verwacht zo iemand nu? Dat de machinist speciaal voor hem terugkeert naar Antwerpen?

Ook in deze trein is geen conducteur te bekennen. Mijn ponskaart bereikt ongestempeld de Nederlandse grens. Dit wil zeggen, dat ik binnen twee maanden nog een keer van Turnhout naar Roosendaal mag reizen. Ik denk, dat ik op een vrijdag in september nog maar even 40 dagen aflaat ga halen.

Even later staat de verdwaalde francofoon op het perron van Roosendaal wild gesticulerend zijn verhaal te doen aan conducteurs, machinisten, spoorwegagenten en douaniers van beiderlei nationaliteit. Hij kan er niet over uit, dan dit hém nou moet overkomen.

In de stationsrestauratie van Roosendaal, door DDR in 1998 nota bene uitgeroepen tot de beste van Nederland, kijkt het personeel dwars door me heen, totdat ik na een klein halfuurtje maar eens poeslief ga vragen of de tent misschien veranderd is in een zelfbediening. Het veel te groene dienstertje vraagt mij, ter compensatie van dit leed, vervolgens een keer of zeven of mijn Duitse biefstuk echt wel smaakt, waarna zij mij ook nog eens een kwartier laat wachten op de gevraagde rekening.

Heilig had ik me voorgenomen, niet te kankeren op de Hollandse hork-reca. Laat ik ook deze ervaring positief benaderen: ik wist niet dat het zo goed ging met Nederland! Je moet in het buitenland geweest zijn, al is het maar een paar uur, om het ten volle te kunnen waarderen.



Thuis zoek ik op Internet naar informatie over de Antwerpse spoorwegwerken. Er is een uitgebreid dossier over de Thalys-tunnel, bijgehouden door de Gazet van Antwerpen. Eén van de dingen die ik leer, is dat ik de Thalys-tunnel eigenlijk geen Thalys-tunnel mag noemen. Immers: alle treinen, zelfs boemels, profiteren straks van de doorgaande verbinding onder Antwerpen.

Het tweede positieve punt van de tunnel is het feit, dat er nauwelijks huizen voor gesloopt hoeven te worden. De tunnel komt te liggen op een diepte van 20 meter. Hij wordt geboord, evenals de tunnel voor de Noord-Zuidmetro van Amsterdam. De wijk ten noorden van de middenstatie blijft gewoon staan.

Het mega-project duurt nog zes jaar. In 2005 zullen de eerste Thalyssen, internationale sneltreinen, intercities en stoptreinen onder Antwerpen doorrijden. De Middenstatie is dan kopstation-af.

Frans Mensonides
26 juli 1999