Op zoek naar Hotel Smit en op de loop voor De Maaier

Amsterdam - Den Helder per bus (3)



Snelbus langs Noord-Hollands kanaal, ter hoogte van Ilpendam
(inderdaad: het weer werkte weer niet mee)


't Betert wel; 't en heeft nog nooit gefaald van zomeren!
Stijn Streuvels, De Vlaschaard

Zestien miljoen mensen
op dat hé-le kléi-ne stúk-je áár-de
Die moé-ten niet het keurslijf in
Die laat-je in hun waarde
Song van Fluitsma en van Tijn, met kleine tekstcorrectie

Mijn moeder bezocht de lagere school in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen daar nog degelijk onderwijs werd gegeven. Bij Aardrijkskunde moest zij foutloos drie vaarroutes van Amsterdam naar Rotterdam kunnen opdreunen, die begaanbaar waren voor binnenvaartuigen; onmisbare kennis, wanneer je tenminste ambities koesterde om binnenschipper te worden. Ook ik heb nog Aardrijkskunde genoten. Voor mij is het betrekkelijk eenvoudig, drie aannemelijke streekvervoerroutes op te sommen van Amsterdam naar Den Helder. Nog wel: na juni 2001 zal het een stuk moeilijker worden, als de bezuinigingsplannen van de Provincie Noord-Holland doorgaan.

Dit is deel 3 in een reeks. In april 1997 reisden wij van Amsterdam naar Den Helder via Hoorn, Ursem en Schagen; onlangs, in januari van dit jaar deden wij dat met onder andere Middenbeemster en Petten als etappeplaatsen; voor de derde reis kozen wij de poolroute: via Den Oever.

De dag was 9 maart 2001, een gure, winderige vrijdag, met buien van een bijzonder fijn soort motregen, waar je uiteindelijk toch nat van wordt. Mijn notitieboekje telt 13 dichtbeschreven pagina's vol aantekeningen, die ik hieronder hoop om te zetten in pakweg 8 A4-tjes tekst. We steken meteen van wal, en doen dat met een van de Amsterdamse IJveren, pardon: IJ-veren.



IJ-veren

Ik heb Amsterdam CS aan de noordzijde verlaten; meteen al een afwijking van de vorige twee tochten naar Den Helder. Reusachtige veerponten, zeekastelen bijna, onderhouden de verbinding met de noordelijke wijken van Amsterdam, waar toch ook nog een kleine 100.000 mensen wonen. De ponten zijn alleen bestemd voor (brom)fietsers en voetgangers; auto's en bussen moeten gebruik maken van de IJ-tunnel, die de rivier kruist op een kleine kilometer ten oosten van hier.

Je hebt het Buiksloterwegveer en het Adelaarswegveer, die ik altijd doorelkaar haal. Ze zetten hun passagiers af aan weerszijden van het Noord-Hollands Kanaal, dat sedert 1817 hetzelfde doet als wat ik vandaag van plan ben: van Amsterdam naar Den Helder reizen. Ik wil het eerstgenoemde veer nemen, dat naar de Shell-towers vaart. De boot uit Noord meert aan; ik zie een plukje voetgangers en fietsers van boord gaan. Nog minder mensen stappen in: het is kwart over negen en de spits is voorbij; het dode stuk van de morgen.

Op een display wordt aangegeven dat de pont over twee minuten vertrekt; ik heb nog net even tijd om een foto te maken. De seconden tikken weg, en ik stap aan boord. Er snerpt een pieptoon; de loopplank klapt omhoog en de schuifdeuren sluiten. Het is niet verstandig, nu nog aan boord proberen te springen of te rijden.

Het Buiksloterwegveer vaart van 06.30 tot 21.00 uur in zesminutendienst, met twee boten die elkaar telkens halverwege de stroom tegenkomen. Tussen 21.00 en 06.30 is er één pont in de vaart; hij vertrekt om de 12 minuten. De overtocht duurt een minuut of twee, drie, als er tenminste geen kruisend verkeer is op het drukke IJ, want dan moet de pont soms vreemde capriolen uithalen.

De overtocht is gratis, zodat je geen gezeur hebt met zwartrijders. Meer dan 10.000 mensen maken dagelijks van het Buiksloterwegveer gebruik. Zij kunnen kiezen tussen een verblijf in de open lucht en in een grote overdekte ruimte. 's Zomers zie je wel mensen die de hele middag op en neer varen, maar daarover heb ik al eens een REFLEXXIONZZ! geschreven.

We bereiken de Buiksloterweg. De fietsers en voetgangers moeten uitstappen aan stuurboord; de passagiers voor de terugweg komen tegelijkertijd aan bakboord binnen. Het loopt gesmeerd, allemaal. De IJ-veren werken met een on-Amsterdamse efficiëntie en punctualiteit; ze vormen het enige onderdeel van het GVB dat een gestroomlijnde indruk maakt.


105

Op de Buiksloterweg staat mijn bus, Connexxion lijn 105, al klaar. Ik kan nog niet instappen, want de chauffeur staat achter de gesloten deur, op de trap de Sp!its te lezen, met zijn gigantische achterwerk naar me toegekeerd. Hij is, in deze oncomfortabele houding, helemaal in het toch niet al te boeiende krantje verzonken, en ziet me niet staan, of doet althans alsof. Uiteindelijk kijkt hij op, en mag ik toch naar binnen.

Mijn eerste rit voert naar Ilpendam. Ik ben de enige passagier, maar daarin komt snel verandering. Bus 105 onderhoudt elk halfuur de verbinding tussen Amsterdam en Purmerend, en is een stopbus, naast de vijf sneldiensten die er rijden. In de spits heeft hij gezelschap van 109, die in Purmerend een andere route volgt. In tegenstelling tot de sneldiensten stoppen 105 en 109 bij het grote winkelcentrum op het Buikslotermeerplein in Amsterdam-Noord, waar heel Waterland zijn boodschappen komt halen. Voor het zover is, volgt de bus een slingerroute door de noordelijke wijken van Amsterdam, en is hij feitelijk een stadslijn, in aanvulling op het zeer dichte busnet van het GVB.

Dit stuk stad boven het IJ contrasteert sterk met de rest van Amsterdam. Het bestaat uit tuindorpen uit de jaren twintig / dertig, toen veel Amsterdammers de drukke, vuile en ongezonde binnenstad wilden verlaten om "buiten" te gaan wonen. Hier en daar wordt de oude bouw afgewisseld met moderne flatblokken. We passeren de Brederoschool, een stokoud, somber schoolgebouw met echter een hypermoderne kantine als aanbouw: een botsend beeld van twee tijdperken.

Bij het Buikslotermeerplein halteert de bus op een groot betonnen viadukt boven het winkelcentrum. Er is een lange rij haltes; hier stoppen minstens vijftien stads- en streeklijnen. Voorbij het winkelcentrum volgen we de route naar Purmerend die al in deel 2 beschreven is, met de tidal-flow busbaan langs het Noord-Hollands Kanaal. Zoals vorige keer al gezegd, heeft die busbaan alleen halten aan de kanaalzijde, richting Amsterdam. Bussen richting Purmerend moeten de baan tijdelijk verlaten om te kunnen halteren. De weg langs het kanaal is betrekkelijk smal en men heeft moeten woekeren met de ruimte om de busbaan te kunnen inpassen.


De tidal flowbaan langs het kanaal

Rondje Ilpendam

Ik stap uit bij de halte Ilpendam Dorp, de enige stop in de plaats van die naam. Ilpendam, dat ressorteert onder de gemeente Waterland, telt hooguit 3000 inwoners, maar is veel beter bereikbaar dan de meeste plaatsen van die omvang: het haltebord is bijna niet breed genoeg voor alle lijnen die je hier kunt nemen. De sneldiensten 104, 106 en 108 vereren het dorp met een stop, maar 100 en 107 razen er hooghartig aan voorbij. In de avonduren is dat weer anders; en in het plaatsje Watergang, dat drie kilometer dichter bij Amsterdam aan het kanaal ligt, heerst weer een heel ander regime. Waarom toch zo ingewikkeld? Hoe dan ook: In de ochtendspits vertrekt er van de halte Ilpendam Dorp eens per twee minuten een bus naar de hoofdstad; weinig reden tot klagen.

Ilpendam is een oud dorpje met hier en daar doorkijkjes op nieuwbouw. De dorpskern zou bij betere weersomstandigheden gezellig kunnen zijn. Ik loop er een rondje rond de ... Hè nee, niet weer die oudbakken grap! Foei! Stout! Wack! Klets met lineaal op de vingers. We hebben vandaag een busdag, en houden ons nu niet bezig met dat zielige gedoe op de spoorwegen. (Onze ankette trouwens al ingevuld??).

Op een pleintje staat een antieke wegwijzer al heel erg lang de weg te wijzen naar naburige dorpen in het Waterland. Waarom ook niet? De afstanden tussen de plaatsen blijven in de loop van de jaren globaal gelijk; er komen zelden dorpen bij, en er worden zelden dorpen opgeheven. De oude, houten mijlpaal vormt een knooppunt in een netwerk van wandelroutes, dat beschreven staat op een informatiebord. Het gaat om wandelingen van het soort waar verstokte stadsbewoners zenuwachtig van worden: dwars door weilanden, over modderige paden, te midden van runderen met enge ziektes, met overstapjes over prikkeldraad en langs boeren die je niet verstaat, en nog onberekenbaarder zijn dan hun vee en herdershond. En als het nou eens gaat onweren?



Opnieuw 105

Ik loop terug naar de halte en neem de volgende lijn 105. Dit is een gelede bus; voor drie passagiers, het kan weer niet op in het Waterland! Een wrang contrast met de kop van Noord-Holland, waar complete lijnen geschrapt worden. Terwijl de bus naar Purmerend toert, denk ik: veronderstel dat je in het Waterland nou stiekem iets zou schrappen van die overvloed aan bussen. Hier en daar een ritje. De tienminutendienst iets eerder laten overgaan in kwartierdienst; de avonddienst een halfuurtje eerder laten beginnen. En op elke lijn de tweede en éénnalaatste rit van de dag schrappen. Dat bespaar je genoeg geld om een stuk of vier plattelandslijnen rond Schagen in leven te kunnen houden. "Je moet snijden in het vet, niet in het vlees", zo heeft een econoom het eens voor me versimpeld, en die woorden heb ik altijd onthouden. Een beetje solidariteit tussen de goedbedeelde stad en het verarmde platteland. Maar het kan niet: de lijnen rond Purmerend worden uit een andere pot betaald dan die in de Kop (al komt al het geld natuurlijk toch uit één en dezelfde bron, de belastingcenten van jou en mij).

Lijn 105 stopt bij het tramstation, thans busstation. Purmerend is zeer, zeer ruim voorzien van busvervoer. Naast snel- en stopstreeklijnen rijdt er ook nog een heuse stadsdiesnt.


In the middle of Overwhere

Ik blijf zitten, en zie de bus even later de nieuwbouwwijk Overwhere binnenrijden. Op de Martin Luther Kingweg moet ik over een halfuur lijn 127 naar Alkmaar nemen. Ik rijd een halte verder mee, en stap uit. De niet al te nieuwe gelede bus braakt een donkergrijze walm uit, als een naderende donderwolk, en verdwijnt om de hoek.

Overwhere is zo'n typische jaren zestig-zeventigwijk. Ik wandel terug langs een rijtje doorzonwoningen, tegenover steile torenflats. In een vensterbank zit een luie kat aangevleid tegen een stenen beeld van een half-liggende Oosterse prinses.

We zijn sinds kort met zijn zestien miljoenen in dit land. Meer dan de helft van die mensenmassa woont in Suburbia. Ik zelf bewoon ook zo'n soort wijk, maar na 38 jaar zié je het saaie en treurige niet meer; het is als bloemetjesbehang dat al te lang op de muur zit: plat, lelijk, maar onopgemerkt.

Op de Martin Luther Kingweg is het eindpunt van de snellijnen 104 en en van sommige ritten op lijn 100: de bussen die niet doorrijden naar De Rijp. Ik ga op zoek naar de halte van lijn 127, en vind die in een zijstraat: de Salvador Allendelaan.

Nu resten me nog 14 minuten voordat de bus komt, tijd die ik uitzit in een bijzondere abri, met plaatijzer in plaats van ramen. Twaalf minuten verstrijken zonder dat er iets vermeldenswaardigs gebeurt. Dan stopt er een grote bestelwagen op de inham die voor de bus bestemd is. De bestuurder spreidt een plattegrond uit over zijn stuur. Hij komt er niet uit. Ik zie het Connexxiongroen naderen, dat onlangs officieel is goedgekeurd door de lezers van DDR. Vrezend dat de buschauffeur me niet opmerkt achter die dikke bestelwagen, loop ik wat naar voren om de aandacht te trekken, maar op dat moment spuit de bestelauto ineens weg. Met een snoeksprong weet ik nog net de veilige stoep weer te bereiken. De bus moet volop in de remmen om de wegstuivende bestelauto te ontwijken. Uiteindelijk kan ik toch nog instappen. Met de chauffeuse wissel ik wat tut-tuttende beschouwingen uit over de idioten die je soms aantreft op de weg. De bedoelde idioot is nog niet klaar met zijn eigenaardige manoeuvres, want enkele hectometers verderop besluit hij, dat hij toch liever zuidwaarts dan noordwaarts rijdt, en wendt hij plotseling de steven, waarmee hij opnieuw enkele medeweggebruikers in gevaar brengt.


127

De Ellendelaan was de laatste halte van Purmerend. Bij het verkeerslicht linksaf, en meteen rijden we het platteland op. Na een minuut of tien kruis ik mijn route van de vorige keer: de bus rijdt Middenbeemster binnen en stopt bij de snackbar met de neonreclame, die ik toen niet wilde betreden. Een paar kilometer later is er in Noordbeemster aansluiting op lijn 128 naar Hoorn. Verder gaat het, langs kaarsrechte landwegen met uitzicht op zaailand, en stolpboerderijen aan weerszijden. Wat moet een mens er verder over vertellen? Een vlekje doemt op; kerktoren aan de einder. Het blijkt Schermerhorn. Weer een paar minuten later: Stompetoren.


Martin Luther Kinglaan; Purmerend

Dit is echt streekvervoer: er wordt druk gepraat, door mensen die mekaar allemaal schijnen te kennen, en in deze nog niet halfvolle bus is het een gekwetter van je welste. De chauffeuse doet er druk aan mee, en is in gesprek met een bejaarde heer die op de voorste bank zit. Lijn 127 gaat nooit verloren. Hij staat met groen ingetekend op de Provinciale bezuinigingskaart, beduidende dat hij ook na juni 2001 nog zeven dagen per week van 's-ochtends vroeg tot 's-avonds laat zal rijden. De echte pijn begint boven Alkmaar pas.


130

Na en rit van 35 minuten over polderwegen rijden we Alkmaar binnen. Hoe nu verder? Ik wil met lijn 130 doorreizen naar Den Oever, maar aan de andere kant heeft ook een bezoek aan eetcafé De Petershoek wel iets aanlokkelijks. Daar heb ik al vaker geluncht en gedineerd; overal in den lande heb ik van die vaste stamkroegen, meestal in, of tegenover stationsgebouwen. Maar het is nog geen twaalf uur; wel wat vroeg voor de lunch. Mijn vinger glijdt langs de tabel van lijn 130 in de Connexxion-dienstregeling. Middenmeer - hotel Smit. Daar moet wel een bordje klaarstaan voor de hongerige reiziger, met daarop twee boterhammen en evenzovele dampende kroketten. Het klinkt in ieder geval aantrekkelijker dan Wieringerwerf - De Maaier, een paar regels lager in de tabel, waar de man met de zeis de argeloze busreiziger staat op te wachten. De weg was recht, de weg was krom (beide soorten wegen komen voor op lijn 130); nooit kwam de Digitale reiziger weerom. Je moet het noodlot niet tarten, op een dag als deze: mijn noodsprong op de Salvador Allendelaan vat ik op als een waarschuwing.

Ik neem alzo de 130; hij gaat om 12.04. Altijd weer een chaos, daar in Alkmaar: elk halfuur vertrekken 15 bussen tegelijk van 5 busperrons. De chauffeur is een jaar of 64, een magere, gerimpelde man met een opvallend klein en zwaarbebrild hoofdje, dat is wegestopt in een dikke, wollen shawl. Hij mag straks ook wel uitkijken voor de maaier, zo ter hoogte van Wieringerwerf.

We verlaten Alkmaar via dezelfde weg als ik er gekomen ben. Ik herken een terreintje met hypermoderne hybride gebouwen: half woonhuis, half bedrijfsruimte. Je ziet het vaker. Bedrijf aan huis; nooit meer in de file. En nooit meer loskomen van je werk.

Bij Intratuin gaan wij de grote weg op, die langs Heerhugowaard loopt en waar ook de Interliners Alkmaar - Friesland rijden. Lijn 130 maakt deel uit van het "onderligende net". Die wat denigrerende term stamt uit 1994, het geboortejaar van de Interliner. VSN wilde een netwerk opbouwen met 60 van die supersnellijnen (het zijn er uiteindelijk een stuk of 15 geworden), maar het ministerie ging daarmee alleen akkoord als er een zgn. onderliggend net in stand zou blijven met normale bussen. Die moesten stoppen in de dorpen die door de Interliner voorbij werden gereden. De Interliner is niet geworden wat men ervan verwacht had. Neemt niet weg, dat ook het onderliggende net nu op de tocht staat. Zo zal de 130 omgezet worden in een scholierenlijn, terwijl er in mijn bus slechts één scholier zit (op het oog geschat), naast vijf andere passagiers.

De bus rijdt in motregen langs weinig beduidende dorpen. Ik krijg tweede gedachten (second thoughts) over Hotel Smit. Met mijn gebruikelijke horeca-geluk zal er wel iets mee aan de hand zijn. Het is mogelijk zo'n eetgelegenheid met een onafzienbare rij Michelinsterren en een lunchkaart vanaf f 59,95, waar ik door de gerant met zachte drang uit de eetzaal verwijderd wordt op grond van mijn afgetrapte wandelschoenen. Wilt u maar meegaan meneer, en maakt U sil vous plait geen scène; U stoort onze gasten! Nee, meneer, wat u op uw website over ons schrijft, zal me aan mijn achterwerk oxideren; u gaat nu gewoon mee naar buiten! Of het hotel is failliet en ik ben nog net op tijd om grote loden sloopkogels te zien neerbeuken op het laatste restant van een binnnenmuur. Of - waarschijnlijker - : het zit gewoon dicht, en is tevens de enige eetgelegenheid in het polderdorp.

De bus heeft Nieuwe Niedorp achter zich gelaten en stopt bij een wegrestaurant met de enigszins enigmatische aanduiding "Eetcounter met webdesk". Kun je hier internetten tijdens de maaltijd?? Het moet toch ook niet zotter worden! Verder ziet het er niet ongezellig uit. Zal ik uitstappen? Nee, als ik eenmaal gekozen heb voor hotel Smit, dan blijf ik eigenwijs zitten totdat ik het bereikt heb, tegen beter weten in.

De Wieringermeer, 200 vierkante kilometer groot, is de oudste Zuiderzeepolder, bedoeld als proefproject voor wat nog volgen zou. Hij viel droog in 1930, viel weer nat in 1945 toen onze sympathieke oosterburen de dijk bombardeerden, is nu één van de ruim 500 Nederlandse gemeenten, heeft een inwonertal van ruim 10.000, en telt drie dorpen van enige betekenis: Middenmeer, Wieringerwerf en Slootdorp.


Snackbar de Snackplek

We rijden Middenmeer binnen. Het is zo'n typisch polderdorp. Omdat er toch voldoende ruimte was, hebben ze de winkelstraat maar 100 meter breed gemaakt, zodat het er altijd waait, en "knus" beslist geen geschikt adjectief is om het dorp te omschrijven. De straat, of het plein, laat ik zeggen: de vlakte, wordt onderhanden genomen door bulldozers, maar zal er vast niet van opknappen. De eerste bushalte in het dorp heet Garage Huppeldepup, die moet ik niet hebben; de tweede en laatste heet Hotel Smit; een knooppunt van enkele zeer dunne streeklijnen: er staan bussen klaar naar Hoorn en Schagen.

Ik stap uit, beland in de blubber van de wegwerkzaamheden, en loop een kleine tien minuten spiedend rond. Over het resultaat van mijn speurtocht kan ik kort zijn: Hotel Smit is non-existent. Die haltenaam is slechts een wrange grap. Wel zie ik bij de bushalte een uitgestrekt partycentrum, maar dat zit pot- en potdicht. Er is op het moment geen party aan de gang. Echte fuifnummers zullen hier ook wel niet wonen, in het tochtigste en guurste dorp van Holland.

Ik loop door de verlaten winkelstraat. "Fietsenhal J. Niks". "Ed's vishandel". "Snackbar de Snackplek". In het uiterste geval, als ik niets beters vind. Een postkantoor, geopend van 9.00 tot 12.00 en van 15.00 tot 17.00. Daarnaast: "As. zaterdag demonstratie van Husqvarna naaimachines". Helaas, helaas, mijn agenda laat het niet toe. Dan een cadeauwinkel. "Verhuur van witte duiven voor bruiloften", "als romantische vervulling van de huwelijksvoltrekking". Je krijgt de duiven mee in een versierde mand, waaruit je ze na het jawoord kunt loslaten, maar er zal wel een addertje onder het gras zitten: een enorme borgtocht voor het geval dat die duiven meteen wegvliegen, en niet meer terugwillen in hun mand. Daar trap ik niet in (in het volstrekt hypothetische geval dat ik een huwelijk zou overwegen).

De Breestraat is een al even tochtige allée, met woonhuizen, en een zendmast op de achtergrond. Ik sla af in de richting van een naargeestig kerkje, ontworpen door een radeloze Prozac-slikker, maar ook in die hoek van het dorp is geen restaurant. Zal ik er gewoon naar vragen, bij een eventuele voorbijganger? Ik kon hier net zo goed de weg vragen naar een tropisch zandstrand met weelderige palmboombegroeiing, of - in imitatie van Drs. P - uitroepen: troika hier, troika daar, is hier ook een abattoir? Ach, ach, wat een treurigheid allemaal, en ik heb het aan niemand te wijten dan mezelf. Hotel Smit, het mocht wat.

Dan toch maar doorreizen naar Wieringerwerf. De bus moet om 13.11 vertrekken, maar hij komt niet. "Rijdt niet tijdens vakantieperioden", staat vermeld in de kleine lettertjes op de halte. Een vaag, naar gevoel maakt zich meester van mijn ingewanden. Het zal hier toch geen... Ik heb vandaag opvallend weinig scholieren gezien in de bus, en opvallend veel op straat. Ik diep mijn dienstregeling op uit mijn nep-laptoptas, mijn neptoptas, kortweg, en constateer dat in deze landstreek inderdaad voorjaarsvakantie heerst, al is het jaargetijde van die naam nog ver weg.

In Snackbar de Snackplek ledig ik een bord patat-mét, en spoel het vet weg met koffie. Twee groepen mannen bevinden zich in de zaak: schaftende medewerkers van het aannemingsbedrijf dat het dorp op de schop heeft genomen, en het hechte groepje van beroepswerkelozen die middag-na-middag hun tijd zitten te vermorsen in dit ongezellige niemandsland tussen kroeg en restaurant. Eén van hen heeft een roodaangelopen plofkop die door een vies blond snorretje gecompleteerd wordt. Plakkerig, langgeleden gewassen vlashaar krinkelt over zijn schouders. Hij draagt een bezwete rode halsdoek, zoals je die wel aantreft rond de nek van een vervaarlijke bulldog. De man ziet er precies zo uit als hij eruit moet zien. Schrijver zijn is best makkelijk, mits je je beperkt tot de typetjes waaruit deze mensheid bestaat, en geen ingewikkelde round charackters ten tonele voert, die alleen maar voorkomen in psychologische romans.


Verder met de 130

De bus van 13.45 rijdt wel. Hij brengt me naar Den Oever, via Slootdorp, ongeveer een kopie van Middenmeer, en Wieringerwerf. Aan de rand van het laatste dorp zie ik weer een wegrestaurant. Kleurige vlaggen wapperen de reiziger uitnodigend toe.

Ergens tussen Wieringerwerf en Den Oever moeten wij de grens gepasseerd zijn van de Wieringermeer met het voormalige eiland Wieringen. Voordat Ir. Lely zich er mee bemoeide, was dit een puist van twaalf bij vier kilometer in het IJsselmeer, en vlak bij de Waddenzee. Ergens was het als het ware in zekere zin zeg maar een Waddeneiland. De bewoners hielden zich in leven met de visserij; het zal weinig lezers verbazen. Nog steeds zie je in elk dorp een filiaal van Ed's vishandel.


Den Oever

Den Oever is een onooglijk dorpje, waar je nooit komt. De busreiziger kent het alleen als overstappunt. Het busstation bestaat uit een kaal, winderig plein (daar houden ze hier van, in deze streek) op het kruispunt van de vier windstreken. Uurlijks geven de Interliners Hoorn - Den Helder aansluiting op die van Alkmaar naar Friesland, die even voorbij Den Oever de Afsluitdijk op rijden.

Het busplein heeft enige veranderingen ondergaan sedert mijn laatste bezoek. Er staat nu, enigszins verloren op die vlakte, een klein gebouwtje in de Connexxion-kleuren. Er is een verwarmde wachtruimte, een toilet en een loket waar van alles te koop is, van strippenkaarten tot koek en zopie. Buiten staat een gele bus gereed. Ik wil hem fotograferen, met wiekende windenergiemolens op de achtergrond, maar de batterij van mijn camera staat op "leeg". Dat komt door de kou; op een warme zomerdag haal je veel meer foto's uit één batterij. Ik blaas op het toestel, maar het helpt niet.


158, Hippolytushoef en opnieuw de 158

Gele, groene en groenblauwe Bussen komen uit alle hoeken en gaten aanrijden. Vijf minuten later verdwijnen ze weer. Als de rookwolken zijn opgetrokken, is er nog één passagier over, en één bus. Het is de 158 naar Den Helder, die ik van plan was te nemen, dus dat klopt allemaal. Even later verschijnt de chauffeur. Er komen nog wat mensen uit de wachtkamer.

Bus 158, ook een lijn die gedegradeerd wordt tot scholierenlijn, doorkruist het hele gewezen eiland Wieringen. Er komt een heel flauw zonnetje door, dat meteen ook weer verdwijnt. 's Zomers zit het hier vol vakantiegangers. In de winter moet het eiland het doen met een kleine 10.000 inwoners.


Hippolytushoef

Na tien minuten bereiken we de hoofdplaats: Hippolytushoef. Mijn camera blijkt het, na die hartverwarmende rit met lijn 158, ineens weer te doen. Hippolytushoef, alleen voor de naam zou je al heen willen. Het is een wat leefbaarder dorp dan Middenmeer; en heeft tenminste een echte kern, met een paar oude kerken en woonhuizen. Een aardig groot en uitgestrekt dorp ook nog; zo het lijkt. Maar dat komt vooral doordat ik in kringetjes rondloop. Als ik de Doopsgezinde Vermaning voor de derde keer gepasseerd ben, begint het me op te vallen.

Snel schiet ik de openbare bibliotheek binnen, voordat de mensen hier rare dingen van me gaan denken. Je bent maar zo een vermeende crimineel, op een vermeend eiland. Ik zet me aan een leestafeltje temidden van een zeer bescheiden boekencollectie, en haal uit mijn tas de uitdraai te voorschijn van de komende aflevering van REFLEXXIONZZ!, die morgenochtend op het Internet moet, een verbeten stukje over gemeentepolitiek. Ik verbeter de laatste fouten.

Als dat allemaal gebeurd is, wordt het tijd voor mijn bus naar Den Helder. Deze volgt na vertrek van het dorpspleintje een route langs dijken, weilanden en watervlakten, door een leeg landschap. Er is in dit land wel plaats voor nog minstens een miljoen mensen erbij.

Het monotone roe..roe..roe..roe van de busmotor wiegt me bijna in slaap. Ik heb er nu wel zo'n beetje genoeg van, na een hele dag bussen. We naderen het station Anna-Paulowna, waar we een mooie aansluiting hebben op de IC naar Nijmegen. Alle passagiers stappen uit, om plaats te maken voor een nieuwe ploeg. Even overweeg ik, hier de trein te nemen, maar dan klopt de titel van dit artikel niet meer. Ik blijf dus zitten. De bus moet om 16.27 in Den Helder aankomen; exact op het vertrektijdstip van de volgende trein. Ik hoop, dat de bus een paar minuten te vroeg is.

Maar eerst doorkruisen we het uitgestrekte bollengebied ten zuiden van Den Helder, dat de echte Bollenstreek, die bij Lisse, naar de kroon steekt. Volgens mij staan er hier veel meer dan rond de Keukenhof. We hebben een vrij koude winter gehad; er steekt nog geen sneeuwklokje zijn kopje boven de grond. Breezand, het hart van het Noord-Hollands bollengebied, heeft wel een spoorovergang, maar geen station.

Bij Vliegveld de Kooi is de startbaan met kleurige lichtjes afgepast op de geestgrond. Ik verwacht bij deze halte dat de bus bestormd wordt door weekendgangers met zware plunjezakken, maar er stappen slechts twee mensen in die aan dat signalement voldoen. Op een drukke T-kruising staat de bus vervolgens zeker drie minuten te wachten voordat hij kan afslaan. Dat kost me mijn trein! Terwijl we wachten vliegt een blauwe marine-helicopter laag over ons heen.

16.28. Juist als bus 158 aankomt op het Helderse stationsplein, zet de trein zich in beweging. Ik ben veroordeeld tot een halfuur rondlopen door Den Helder, waar vanuit zee klamme mistflarden komen binnenwaaien.

Dit is het einde van dit van dit verhaal, en tevens van de reeks "Amsterdam - Den Helder per bus". Een uitgebreide terugblik geven we niet; het artikel is lang genoeg. We eindigen met de statistieken. Ik heb vandaag 128 kilometer afgelegd in 3 uur en 20 minuten zuivere bustijd, en daarbij 28 zones doorkruist, met in totaal 7 bussen. Allemaal geluksgetallen: mogen ze het Noord-Hollands OV fortuin brengen!

Frans Mensonides pinxit
Idus Martis, MMI