WEEK 31 / 1 AUGUSTUS 1999
Frans Mensonides

Komkommerkolom

Ons vakantiegedrag is de laatste 30 jaar ingrijpend veranderd. De o zo krappe “bouwvak” van 14 dagen groeide uit tot een zee van vele weken vrije tijd, die je maar weer moet zien te vullen. Wat nog te doen, als de rook van de barbecue je de neus uitkomt, Disneyworld en het dolfinarium bezocht zijn, alle achterstallige opgenomen TV-programma’s van de hele winter zijn bekeken en je bijna zou gaan verlangen naar het einde van de school- en bedrijfsvakanties?

Gelukkig organiseren vele gemeenten in de zomermaanden allerlei culturele evenementen. Er valt te kiezen uit braderieën waarbij niets wordt gebraden en paardenmarkten tijdens welke geen paard wordt verkocht. Elke plaats kent zijn eigen niet-gebeurtenis.

In Leiden heb je de lakenfeesten die de halve julimaand voortwoeden. Het is een eeuwenoude traditie, die ergens in het midden van de jaren 80 is ontstaan. Al veel langer wordt “drie oktober”gevierd, het grootste volksfeest boven de grote rivieren. Wat er op drie oktober herdacht wordt, weet ieder Leids schoolkind: de bevrijding van Leiden door de watergeuzen, dit jaar exact vier en een kwart eeuw geleden. De lakenfeesten hebben echter iets vaags en onscherps. Natuurlijk: Leiden was in vervlogen eeuwen een belangrijk centrum van de lakenhandel, maar die nijverheid staat nu juist niet centraal tijdens de lakenfeesten.

Twee hoogtepunten kent het festival. Het begint op een donderdagavond met de “pleurbakkentocht”, een boertig gebeuren, waarbij Leidenaars zich op de meest wonderlijke vaartuigen drijvend houden in de grachten, terwijl ze door hun stadgenoten vanaf bruggen en kaden bekogeld worden met water en huisvuil. Vrees ik; ik heb er nooit aan deelgenomen. Anderhalve week later is er een denderend afscheid met straatzangers en culinaire hapjes. Daartussenin wordt Leiden dagelijks bezocht door tienduizenden buitenstaanders en heerst er een algehele feeststemming in de stad, zonder dat er zichtbaar iets leuks geboden wordt.

In Utrecht doen ze het weer anders. Geen platte lol voor de burgerman, maar cultuur met een grote K voor de betere kringen. Het begon al in mei. Overal in de binnenstad verschenen grote amorfe boetseersels. Op saaie gebouwen, zoals “de kolenkit” van NS, werden opblaasbare objecten aangebracht.

Vanaf de Dom is dit alles duidelijk zichtbaar. De ruim honderd meter hoge toren is voorzien van een gammel ogende ijzeren stellage, waarlangs een soort bouwlift omhoog klimt. Tegen betaling van 15 gulden kan de cultuurminnaar zich laten transporteren naar de top, waar hij, staande achter een hekwerk dat er van beneden erg iel uitziet, alle kunstwerken kan bewonderen.

De bezoeker heeft ook vrije inkijk bij een jong stel. Ze hebben de dakpannen van hun huis gesloopt en daarvoor in de plaats een glazen koepel aangebracht. Hierdoor wordt bij de Domkijker een ongezonde nieuwsgierigheid gewekt. Ik weet wel, wat iedere bezoeker stiekem hoopt te zien in dat huis, maar dat doen ze natuurlijk pas na sluitingstijd.


Wie echt vakantie wil vieren in de Randstad, kan het best terecht in Amsterdam. De helft van de inwoners is naar het buitenland, waardoor de stad sterk aan leefbaarheid wint. Godlof zijn ook de mensen die elf maanden per jaar culturele festivals organiseren, opgeduveld. Rust.

Ik merk het al, wanneer ik bij station Lelylaan in lijn 1 stap. Normaal een wriemelende mierenhoop van mensen, maar nu is de tram aangenaam leeg. De gemiddelde snelheid van het voertuig ligt ook belangrijk hoger dan normaal. Verkeersopstoppingen zijn er niet en de tram krijgt op ieder kruispunt het groene licht, zoals het hoort.

Loop er maar eens rond, op zo’n mooie zomerdag in de Jordaan. Dit gedeelte van de stad staat niet in de toeristenfolders. Ongehinderd door wie of wat ook, kun je eindelijk eens genieten van de ambiance. Ik meen vogels te horen fluiten, maar dat kan ook verbeelding zijn.

Op de Kalverstraat doe ik waarvoor die straat bedoeld is: etalages kijken. De Dam en het Damrak: dat is even door de zure appel heen bijten; hier hebben de toeristische massa’s zich verzameld.

Op de IJveren (een woord dat een stuk begrijpelijker wordt als je “IJ-veren” spelt) geen gewroet, gedrang en geduw, maar mensen die genieten van hun boottochtje naar Noord, al duurt het dan maar drie minuten. Een ouder echtpaar heeft zich helemaal geïnstalleerd, met tassen vol broodjes en halve literflesjes Sisi. Volgens mij varen ze heel de middag gratis heen en weer.

Een jonge Japanner duwt me zijn camera in de handen. Hij wil dat ik een foto maak van hem en zijn vriendin. Daarbij wijst hij naar het water achter hem. “Ah, you want a view on the river Why”, begrijp ik, hoewel er geen enkele reden is om te veronderstellen dat de man Engels verstaat. Door de zoeker zie ik twee mensen verzaligd glimlachen, met het IJ op de achtergrond. Ik druk af; een herinnering aan een mooie, warme julidag in Amsterdam.


Op de foto: Blik vanaf "IJver" nummer 33. (Klik op de thumbnail).

column-archief

De digitale reiziger

ROVER-typen (2). De stokruiter

Geen kwaad woord, hoor, over ROVER. Het is tegenwoordig een heel professionele vrijwilligersorganisatie, met 600.000 potentiële leden en 6.000 echte. We maken de laatste jaren tonnen overheidssubsidie op, en het is me een groot plezier, daaraan te mogen meewerken in projecten als de Kwaliteitsthermometer en “NS zet bussen in”

Als ik wel eens sneer over ROVER, dan bedoel ik het ROVER dat ik ook nog gekend heb; het ROVER aan het begin van de jaren negentig. Je had toen een adviesraad. Ik hoorde laatst bij geruchte dat die nog steeds bestaat, maar dat kan ik me nauwelijks voorstellen van zo’n gestroomlijnde vereniging.

De taak van de adviesraad was: het geven van adviezen. Adviezen aan het bestuur, dat zo verstandig was, er niet naar te luisteren. Eens per twee maanden kwam de adviesraad bijeen in een met pijn en moeite nog per OV bereikbare uithoek van het land. De vergadertafel stond meestal opgesteld in een tot natuureducatiecentrum omgebouwde varkensstal.

In de adviesraad hadden afdelingsbestuursleden zitting en leden van landelijke studiegroepen, alsmede randfiguren die zomaar kwamen aanwaaien. Veel leden leken de vergaderingen vooral aan te grijpen om er eens een dagje helemaal uit te zijn. Bijvoorbeeld de contactgestoorde, enigszins haveloze man die vrijwel nooit een bijdrage leverde aan de discussie. Hij zei de afdeling Limburg te vertegenwoordigen, maar ik wist dat hij zes jaar geleden al uit het afdelingsbestuur was gezet. Of de railhobbyist, die elke keer, ongeacht het onderwerp, begon over het seinensysteem in Nederland en in vele buitenlanden.

Of de man over wie deze column gaat, Lolke Nauta uit Wolvega (de naam is gefingeerd; Wolvega bestaat echt). Lolke was al vele jaren met pensioen en vertegenwoordigde de afdeling Friesland. Daar organiseerde hij allerlei onnutte activiteiten. In zijn eigen woonplaats had hij zich berucht gemaakt door ‘s avonds langs de deuren te gaan met een vragenlijst over mobiliteitsgedrag. De resultaten van zijn enquêtes presenteerde hij mondeling tijdens de adviesraad. Hij had een harde, doordringende dovemansstem, waarmee hij iedere voorzitter de loef afstak.

Lolke was een enthousiast ROVER-lid, maar zijn hart lag bij milieu- en natuurbeheer, waarover hij larmoyante brieven schreef naar de koningin, de paus en president Bush. Inhoudelijke reacties kreeg hij zelden, maar met een standaardbriefje, ondertekend door een voorlichtster, was hij al heel verguld. Lolke sprak een woordje mee op het wereldtoneel.

In die dagen geviel het eens, dat ik voorzitter was van de adviesraad. De echte voorzitter was verhinderd; de plaatsvervangend ook. Wie mij er toen heeft ingeluisd, zou ik graag alsnog vernemen. “Mensonides moet je hebben”, moet een onverlaat gezegd hebben, “dat is een uitstekend voorzitter”.

Het viel tegen. Ik ben geen geboren voorzitter en leider. Meer een geboren lijder en notulist. De vergadering (in Heerenveen was het, een thuiswedstrijd voor Lolke) duurde zes uur; een record. Het begon al helemaal verkeerd. Ik had het welkomstwoord nog niet uitgesproken, of Lolke nam het woord. “Er heeft een stuk in het Nieuwsblad van het Noord’n geskreven gestaen” brulde hij met zijn duidelijk verneembare stem, “over een ooievaer die zijn nest gebouwd heeft in een bov’nleidingsmast van de spoorweg’n bij Wolvegae. Dat stuk wilde ik graeg voorlez’n”.

“Hè gedver”, “nee toch”, hoorde ik om me heen. Achteraf had ik op dit punt krachtig moeten ingrijpen. Maar ik aarzelde, en het was al te laat. Lolke had een fok opgezet, rochelde uitvoerig en begon voor te lezen. Die journalist had er echt zijn best op gedaan. Het was ook in Friesland hartje komkommertijd en aan zo’n ooievaar kleven nog voldoende onvermoede aspecten om er een volledige achtkoloms krantenpagina mee te vullen.

Die vergadering was niet meer te redden. Alle praatvaders en -moeders maakten van mijn incompetentie als praeses gebruik voor een marathonrit op hun stokpaard. Zelden hebben we op één middag zoveel geleerd over seinsystemen.

Lolke, de aanstichter van al deze ellende, hield zich urenlang gedeisd. Toen was het tijd voor het traditionele “rondje langs de afdelingen”. Om de beurt moesten de deelnemers opsommen, welke goedbedoelde activiteiten hun afdeling de afgelopen maand ontplooid had. “Meneer Nauta van afdeling Friesland”, gaf ik de beurt. Lolke schrok wakker uit zijn dommel, en keek me verdwaasd aan. “Is er nog iets te melden uit uw afdeling?” moedigde ik aan. “Jahaah,” brulde Lolke, “mijn nicht heeft een camping gekocht in Vledder!”

Het was zo’n middag die je alleen in films ziet, en die ik nooit meer hoop mee te maken.

Je kon ook wel eens lachen om Lolke. Legendarisch binnen ROVER is het verhaal, dat hij op zekere dag met “vrij reizen” op de bonnefooi naar Den Haag is gespoord om de toenmalige minister van Waterstaat (laat het Smit-Kroes geweest zijn) hoogstpersoonlijk uit te leggen dat er wel degelijk een causaal verband bestond tussen de groei van het autoverkeer en de achteruitgang van de vogelstand. “Heeft u wel een afspraak?”, moet de receptioniste gevraagd hebben, waarop Lolke alleen maar kon antwoorden dat dit niet het geval was.

Onverrichter zake keerde Lolke aan het eind van de middag in Wolvega terug, met het gevoel dat hij een welbestede dag achter de rug had.


Meer van hetzelfde in ROVER-typen (1)