Huygens' Zedeprinten (1623) - De bedelaar, Inleiding

Zedeprinten Startpagina <<<

De bedelaar

Weerzin, medelijden, verachting en misschien een stiekeme romantische bewondering voor iemand die een zwervend bestaan leidt. Veel mensen hebben een dubbelhartige houding tegenover bedelaars en zwervers. Een goed gevoel geven ze ons zelden. Sla je hun smeekbeden in de wind, dan voel je je een monster van harteloosheid. Geef je ze geld, dan houd je de bedelarij in stand en bereik je slechts, dat ze ook de volgende keer hun hand zullen ophouden.

In de Gouden Eeuw bestond dit dilemma ook al. Hard werken was de norm in de Republiek. Bedelaars werden vaak gezien als irritante luilakken en niksnutten, die hoogst onbetrouwbaar waren en veel overlast veroorzaakten. Aan de andere kant heerste er op grote schaal armoede in het land en raakten veel mensen volkomen buiten hun schuld aan de bedelstaf. Hun medeburgers beseften terdege dat dit lot ook hen kon treffen.

In De bedelaar toont Huygens zich de grootmeester van de gemengde gevoelens. Ergernis over en medelijden met de bedelaar strijden in dit gedicht om de voorrang en wisselen elkaar soms af binnen één regel.


© Frans Mensonides, Leiden, 2007.