Langs verzinkerijen en over hoge bruggen; om de stad Groningen heen (met toegift in Delfzijl)


<< naar thuispagina Frans Mensonides



Afgelopen jaar rondden Wim Scherpenisse en ik te voet mijn woonplaats Leiden, ziehier. Het bewandelen van stadsranden hadden wij afgekeken van de Amsterdamse journalist Louis Stiller, die in zes dagen tijd om Amsterdam heenliep.

Als anti-esthetici kunnen wij heel enthousiast raken over alles wat je ziet rond de telkens opschuivende grens tussen stad en ommeland. Het is zelden iets moois, meestal iets lelijks, maar altijd iets nieuws. Hoe voorspelbaar en overal-hetzelfde Nederlandse steden ook zijn, met hun zorgvuldig gekoesterde monumenten in de binnensteden en hun slordig neergek(w)akte eenheidswoningen in de buitenwijken; langs de boorden van de stad zie je elke hectometer iets onverwachts.

Ook de stad Groningen, waar Wim, na jaren in de provincie, onlangs opnieuw domicilie heeft gekozen, heeft een rand. De gemeentegrenzen van Groningen zijn veel langer dan die van Leiden: de stad herbergt meer inwoners, is wijder opgezet en bevat in het westen een grote uitstulping in de richting van Hoogkerk. Een wandeling rond Groningen zou een kilometer of 50 lang zijn en al snel drie dagen in beslag nemen.

We hadden maar één middag tot onze beschikking. Wim zette dus een fietstocht uit, beginnend en eindigend in de fietskelder van zijn flat in het hartje van de stad, en met een dikke dertig kilometer stadsrand onderweg. Hij skipte Hoogkerk en hield eerder de rand van de bebouwing aan dan de gemeentegrens – die soms overigens mooi samenvallen. Wat resulteerde, was een tocht langs nieuwbouwwijken, dierenweitjes, parken, uitbreidingsplannen, meubelarijen, tramplannen, universiteitslaboratoria, snelwegen, borden van wat er nog komt, dorpjes, buurtschappen, bedrijventerreinen, torenspitsen, kerkhoven, MacDonaldsen, betonnen B-wegen met wind mee of tegen. Exact hetzelfde als om Leiden dus, maar toch anders.

Wij troffen een dag met zware regenvoorspellingen voor het hele land, behalve de noordelijke provincies. Op een enkele verwaarloosbare spat na bleef het inderdaad droog. De wind woei genadeloos uit het westen, maar blies soms de hemel schoon, zodat om sommige foto’s een zweem van zonnelicht te zien is; onze excuses voor dit ongemak.

Volg ons op onze fototocht! Oh ja: de credits van dit artikel vermelden Wim Scherpenisse voor zijn uitgebreide informatie over de stad waar hij niet geboren, doch wel getogen is, en Gerda Baardman voor haar foto van Noorderhogebrug. Ikzelf maakte een hele collectie foto’s, waarvan er 24 deze rapportage stofferen, en die ik trouwens al drie weken lang uitmelk voor mijn rubriek ‘de foto van de week’.

Klik op de foto´s om ze schermbreed te zien.


1. Te paard; opstappen! Niet zo ver van de Groningse westrand bevindt zich het uitgestrekte Stadspark (stadsPARK), met deze in brons gegoten godin, die haar blik afwendt van de vijverpartijen. In het stadspark ligt het Stadsparkpaviljoen waar het goed lunchen is.

2. Het zuidwesten van Groningen biedt ons, stadsrandliefhebbers, meteen al het volle pond, met naargeestige nieuwbouwwijken, begrensd door landwegen, en zonder blijvend vrij uitzicht op het natuurgebied ‘De Eelder- en Peizermaden’. Die ‘maden’, volgens de onder geletterden onvermijdelijke etymologische discussies, zijn dan natuurlijk geen wormen, al zullen die er ook wel rondkruipen, maar zijn verwant aan ‘meadows’ (weilanden).

In het westen en zuiden zit de stad Groningen klem tegen de provincie Drenthe, die verdere uitbreiding slechts mondjesmaat toestaat. Toch heeft Groningen, gezien deze beelden van een dragline, weer een strookje van zijn buren weten af te knabbelen. Dit bord zal nog wel eens verplaatst worden; weg met de meadows!

3. Bulldozers en draglines markeren de frontlinie. Zo’n stad blijft groeien, en daarmee wordt gelukkig ook de stadsrand steeds langer.

4. Een grauwe, aartslelijke stad, die ze hier en daar hebben proberen op te pimpen met een akelig kleurtje; dat is de indruk die je overhoudt van een fietstocht om Groningen. Dat kleurtje pakt dan meestal nog averechts uit ook, en accentueert alleen maar op pijnlijke wijze hoe kleurloos de rest is.

5. Hiermee zijn we aangekomen in de wijk Hoornse Meer, en het meer waarnaar deze genoemd is. Deze wijk is een van Wims inspiratiebronnen geweest bij het schrijven van zijn Fay-trilogie. In Fay 1 kijkt de enigszins vereenzaamde, wat ouwelijke protagonist vanuit deze flat uit op deze vijver. Als je goed kijkt, zie je hem staan, dáár, nee, dáár, achter dàt raam.

Met de dichterlijke vrijheid van een prozaïst situeerde Wim deze wijk aan het einde van een metrolijn. Een tram komt er misschien wel; Groningen koestert een zeer ambitieus tramplan. Ik heb hier ook nog eens met een bus rondgereden; laat het in 1992 geweest zijn. Het was na een ROVER-vergadering. We werden door het stadsvervoerbedrijf rondgeleid door de stad, en die rondleider had het steeds maar over Z-bochten. Z-bochten waren voor hem misschien niet de kwintessens van het bestaan, maar wel dat van een stadsbusnet; ik begreep er niet veel van. Associeert Wim deze wijk met zijn Fay-en, ik denk er louter aan Z-bochten.

6. Een Z-bocht verder staat temidden van nog meer flats dit beeld van een steigerend nijlpaard. Wim neemt de moeite, over een slootje heen te springen, om vast te stellen dat het werk is beeldgehouden door Cas de Groot, en Zomerbeeld 1984 heet.

7. De wijk De Weijert Zuid wordt van de snelweg richting Assen afgeschermd door een hoge geluidswal. Op die wal, een soort kunstmatig duin, hebben ze een parkje aangelegd. Daar zien we dezelfde hangjongeren die we vorige zomer in die snackbar zagen in Zoeterwoude; de eeuwige wederkeer van de stadsrand. Maar wat zou er staan op dat bord, alleen bestemd voor automobilistenogen?

8. Toch een verschil tussen Leiden en Groningen: de rand van de laatste stad is ruimhartig opgesierd met uitingen die bedoeld zijn als kunst. Deze spiraaltrap is één van de negen opgerichte constructies die de stadsrand van Groningen markeren. Hier en hier staat er iets over – niet al te helder. Het gevaarte is niet beklimbaar en zelfs niet meer bereikbaar; de spooroverweg Kooiweg die er toegang toe verleende, is enkele jaren geleden afgesloten.

Decennia geleden wandelde Wim hier altijd met zijn vader. Ook die wandelingen zijn vereeuwigd in de Fay-trilogie.

9. Alweer zo’n typische stadsrandfoto. Deze pony, en deze huizen staan in de wijk Klein Martijn, nabij begraafplaats Esserveld en nabij Essen, dat dus niet alleen in Duitsland en België ligt, maar ook in Groningen.

10. Ter hoogte van de verzinkerij, langs een lange, rechte asfaltwegweg met kale sprietboompjes, zinkt de moed je definitief in de schoenen.

Dit industrieterrein heet Euvelgunne-Driebond. De naam Euvelgunne blijft in me rondzingen, nadat Wim hem genoemd heeft. Euvelgunne was oorspronkelijk een buurtschapje bij Groningen. Het woord – daar komen de etymologen weer – moet wel zoiets betekenen als: afgunst; iets wat misgund is. De buurtschap is dan ook grotendeels opgeslokt door het industrieterrein; het wonen was de mensen hier blijkbaar niet langer gegund.

De meubelhal even verderop duidt erop, dat we weer in de bewoonde wereld geraken.

11. Net als in Leiden strijken we neer in een Mac voor een kop koffie en een plaspauze. Deze in Groningen heeft een interieur in jaren-50-stijl, althans met enkele voorwerpen die aan dat era doen herinneren.

12. De grenzen van Groningen lopen heel grillig. Hier zitten we ineens heel dicht bij het centrum. Na de Mac gaat het met wind mee langs het Damsterdiep en het dorpje Oosterhogebrug. In bliksemtempo passeren we de wijken Oosterpark, Ulgersmaborg en Lewenborg. Zonde om te remmen, af te stappen en foto’s te nemen. Ik heb er dan ook maar één van dit lange, rechte eind; weer een stuk pimp-werk. Het is, als ik me goed herinner, een bedrijfsverzamelgebouw voor hele kleine bedrijfjes.

13. Op de ANWB-wegwijzer ontbreekt….

14. …het dorp Noorddijk, net niet opgeslokt door Lewenborg. Het kerkje dateert uit de 13e eeuw; de toren is vier eeuwen jonger. Op het kerkhof zijn fraaie staaltjes van 19e-eeuwse grafpoëzie te lezen; vele vrome gedichten, en één agnostische.

Ik heb eens iemand gekend die Noorddijk heette van zijn achternaam, en foto’s placht te maken van ontklede deernen; eerst als hobby en later als broodwinning. Dat wilde ik Wim nog vertellen, maar we slaan net een weg in waar we zwaar de wind tegen hebben. Later ben ik het vergeten. Ik mail het hem wel.

15. Elema’s pad langs de Kardingermaar; beide langs een liniaal getrokken. Je zult hier de wind tegen hebben!

16. De huizen van Mooiland (welja!), Zonland en Waterland in de wijk Lewenborg staan te vloeken met het groen aan de andere kant van Elema’s pad; dat afgrijselijke blauwe bankje staat te vloeken met alles en iedereen.

17. Op dit deel van de tocht heb je links de huizen van Beijum en rechts een mooie ansichtkaart van het dorp Zuidwolde.

18. Beijumerweg. Ook hier nare kleurtjes.

 

19. Noorderhogebrug. Foto: Gerda Baardman (dat had ik al gezegd). Nee, er is geen Wester- of Zuiderhogebrug.

 

20. De Walfridusbrug over het Van Starkenborghkanaal was al eens te zien als foto-van-de-week. Het is het best bewaarde geheim van Groningen dat deze brug, naast spoorbrug, tevens fietsbrug is. De fietser moet vanaf het kanaal ofwel 1,5 kilometer omrijden en een glooiende helling nemen, ofwel deze steile trap beklimmen, met fiets en al. Dat staat bovendien nergens aangegeven. Het is hier dan ook niet druk.

21. Dit kunstwerk (in de ruime zin des woords) gaat gepaard met een gedicht dat ik helaas heb vergeten te transcriberen, en dat ik ook nergens op het WWW heb kunnen vinden. Dit rare geval behoort niet tot het eerder besproken negental. Je kunt er echt opklimmen, en dan zie je precies hetzelfde als toen je nog beneden stond.

22. Daarna ging de tocht verder over het universiteitsterrein. Ik had het wel gehad, en het fototoestel bleef in het foedraal.

Hier zitten we al in de stad. Geloof het of niet, maar op de Oosterstraat moet een tram gaan rijden; ze maken het hier nog bonter dan in Leiden. Aan de voet van de Martinitoren komt een halte. Lees alles over de tram in Groningen op de site van T. van Halsema.

´s Anderendaags begaven we ons naar Slochteren en Appingedam, waarvan al verslag is gedaan op deze site. Met het Noordnet-boemeltje belandden we vervolgens in Delfzijl. Waar Slochteren en Appingedam zoiets zijn als het eind van de wereld, is Delfzijl een nieuw begin. Het mag dan een plaats zijn met een hartverscheurend lelijk en alledaags centrum, met een achteruit boerende haven, met verloederde, ontvolkte buitenwijken, met een falend stadsbestuur - zoals een autochtoon ons ongevraagd uitlegde toen wij een kopje koffie dronken in het restaurant dat op poten in de Eems staat; Delfzijl opent toch vergezichten op een andere wereld, al is het dan maar het Duitse Oost-Friesland dat aan de overkant ligt.

23. Geen gospel, zoals we eerst vreesden, maar iets veel ergers: smartlappen van weleer, vals gezongen in onvervalst Gronings. Anneke Kreunlo´s grote tophit Soer´nbaejae is aangekondigd, en het zanggroepje maakt zich met dodelijke ernst op voor het kwelen van dat lied. Kijk dat mokkel eens met die accordeon tekeer gaan! Het kabaal, oervals, klinkt ons nog na als wij al straten verder zijn.

24. Het al genoemde restaurant, dat ‘drijft’ op Nederlanders die hun land tot in de uithoeken willen verkennen en Duitsers die een dagje Nederland doen.

25. Het mooiste plekje van een lelijke stad, en tevens het einde van deze reis.

Frans Mensonides
2 mei 2006
Er geweest: 13 en 14 april 2006


© Frans Mensonides, Leiden, 2006


<< naar thuispagina Frans Mensonides