De digitale reiziger (125a) 
Niet naar Bielefeld, maar wel naar Osnabrück


Deze zomer een reeksje over Niedersachsen (Nedersaksen), de Duitse deelstaat die grenst aan Groningen, Drenthe en Twente. Nedersaksen is in zijn eentje iets groter van oppervlakte dan heel Nederland bij elkaar. Voor een habbekrats van 23 euro koop je een Niedersachsenticket waarmee je een hele dag (doordeweeks na 09:00 uur) in dit enorme gebied kunt reizen met bussen, trams en treinen, behalve IC en EC. Dat kaartje is al geldig vanaf Hengelo, met een toeslag van 5 euro zelfs al vanaf station Groningen, en je kunt er desnoods mee heen en weer reizen naar Hamburg, dat niet eens in Nedersaksen ligt.


RB 61 Hengelo-Bielefeld (Wiehengebirgsbahn)

Op zaterdag 23 juni waagde ik me met de RegionalBahn 61 (Hengelo – Bielefeld) van de Duitse regionale spoorvervoerder Eurobahn de grens over. Bielefeld bestaat niet, volgens een ingewikkelde Duitse urban legend, en ligt op 5 uur treinen van mijn beginstation Leiden Centraal. Dat is 10 uur heen en weer, en een overnachting boek je natuurlijk niet in een plaats die niet bestaat. Bielefeld ligt bovendien niet in Nedersaksen, en het Niedersachsenticket is er niet geldig. Ik besloot, er een eendaagse reis van te maken en dan niet verder te reizen dan Osnabrück.

In de mei-aflevering van Beminde zaterdag pakte ik deze trein ook al, maar slechts tot Oldenzaal. Ik schreef over de nieuwe verbinding:

‘Die RegionalBahn reed tot december 2017 het traject Bielefeld – Bad Bentheim. Toen werd hij doorgetrokken naar Hengelo, waarmee we een nieuwe internationale treinverbinding rijker waren.

Helaas verviel sindsdien het traject Bad Bentheim – Hengelo in de helft van de gevallen wegens ‘problemen in de materieelinzet’. Sommige van de treinen op die lijn, Keolis-FLIRT’s, hadden moeite met de omschakeling van Duitse stroom op Nederlandse en omgekeerd. Legers van technici worstelden ermee. Er worden bussen ingezet op dagen dat het echt niet wil lukken. Het geklungel waar de spoorwegsector het patent op heeft.

Op dagen dat de trein wél de grens kan oversteken, vertrekt hij in Hengelo van het excentrisch gelegen spoor 11. Maar je hebt voldoende overstaptijd, 21 minuten vanuit de trein uit Zwolle; 29 zelfs vanuit de IC uit de Randstad’.

De weken daarop heb ik deze trein (waarvan ik de officiële naam Wiehengebirgsbahn niet snel zie inburgeren in Nederland) scherp in de gaten gehouden. De laatste weken werden de storingen bij de grensoverschrijding steeds zeldzamer, dus ik heb het er maar op gewaagd.


Bielefeld

Wat is dat trouwens voor onzin dat Bielefeld niet zou bestaan? Ingewikkeld verhaal. Van Duitse humor wordt gezegd dat het bijeengelezen zou kunnen worden in het dunste boekje ter wereld of op de website met de minste MB’s. Toch bestaat die humor wel degelijk, al heeft hij vaak een ongemeen serieus, welhaast filosofisch, karakter.

De legende dat Bielefeld niet zou bestaan, is zoiets als een parodie op een complottheorie. Dat complot houdt dan in dat er in Duitsland een stad zou bestaan, genaamd: Bielefeld. Terwijl die stad dus in werkelijkheid niet bestaat.

Als iemand het over Bielefeld heeft, alsof dat zou bestaan, dan luidt de vraag aan hem: ‘Ben je er zelf wel eens geweest, dan?’ Is het antwoord nee, dan is de vervolgvraag: ‘Hoe kun je er dan zeker van zijn dat het bestaat?’ Beweert de aangesprokene dat hij wél in Bielefeld geweest is, dan wordt hij niet geloofd, en gaan ze ervan uit dat ook hij in het complot zit. Hoe serieus die grap is, blijkt uit het feit dat die zelfs de Wikipedia gehaald heeft.

Waarom is nou uitgerekend Bielefeld onderwerp van deze (on)gein? Om die vraag te beantwoorden, zou ik erheen moeten; je moet altijd ergens geweest zijn om erover te kunnen oordelen. Maar daar heb ik geen zin aan, en dat heeft ook geen zin, als het niet bestaat. Genoeg over Bielefeld, dus; laten we ons op Osnabrück concentreren.


Naar Osenbrugge


Ik sta voor mijn doen en voor de zaterdag vroeg op, pak om 8:47 op Leiden Centraal de Hanze-IC naar Groningen en stap in Zwolle over op de Keolis-Blauwnet-FLIRT-stoptrein naar Enschede, om die in Hengelo te verlaten.

Mijn Niedersachsenticket heb ik online besteld en uitgeprint. Met slechts een rit Hengelo – Osnabrück v.v. (93 km heen en 93 km terug) profiteer je er niet optimaal van. Maar een retour Osnabrück uit de automaat had me veel meer gekost: 42 euro, zelfs met het Nederlandse traject gratis op mijn Weekend Vrij.

De trein uit Bielefeld arriveert; hij moet nog steeds nodig door de wasstraat, die misschien evenmin bestaat als zijn plaats van herkomst. Achter me is daarnet de IC Schiphol weggereden.

Ik zie 22 reizigers uit de FLIRT stappen en ik stap met 14 anderen aan boord. Geen indrukwekkende cijfers voor deze nieuwe internationale verbinding, maar zoiets moet nog groeien, en het eerste halfjaar heeft hij pure antireclame gemaakt voor zichzelf. Zijn reputatie ligt nu aan scherven, en zie dat maar eens goed te maken.

Het zitcomfort in deze FLIRT is iets minder dan in zijn zusje waar ik daarnet in zat, vanuit Zwolle; harde rugkrakers, die bankjes. En dat voor een rit van 2:14 naar Bielefeld – waarvan ik maar 72 minuten hoef mee te maken.

We vertrekken op de seconde op tijd, maar rijden slechts een meter of 5, 6 voordat er een noodstop volgt. Er blokkeert iets en er klinken hevige sisgeluiden. Zie je wel, daar heb je het gesodemieter alweer!

In twee talen wordt omgeroepen dat de trein gereset moet worden, en dat we over 5 minuten echt zullen vertrekken. Dat gebeurt ook, zowaar; ik had er alweer een hard hoofd in.

Inmiddels is de IC naar Enschede ons gepasseerd. Deze keer was er dus bij wijze van uitzondering aansluiting van de IC op de RB 61. Straks zullen we exact op tijd uit Bad Bentheim vertrekken, waar de trein volgens dienstregeling enkele minuten stilstaat. Ik zou denken: laat die trein dan standaard om .39 uit Hengelo weggaan in plaats van .34; dan heb je gewoon aansluiting vanuit de IC.

De conductrice stempelt mijn uitgedraaide ticket en neemt voetstoots aan dat ik Frans Henk Mensonides ben. Dat moest ik vermelden bij het bestellen van het kaartje, en staat erop afgedrukt. Maar zij vraagt niet om mijn ID-kaart om dat te bewijzen; ze weet dat ‘Personalausweis’ en alles wat daar op lijkt, erg gevoelig kan liggen onder Nederlanders. Verder zal ik de rest van de dag geen controle meer krijgen.

Bad Bentheim ken ik natuurlijk, onder meer van die poging eerder dit decennium om een stoptreindienst Hengelo – Bad Bentheim in het leven te roepen. Dat werd een kolossale flop; die trein trok per dag niet veel meer reizigers dan deze RB 61 per rit.

Dit grensstation wordt momenteel vernieuwd en uitgebreid. As. december wordt de spoorlijn Bad Bentheim – Nordhorn – Neuenhaus heropend voor reizigersverkeer. Dit traject maakt nu deel uit van een goederenlijntje Bad Bentheim – Coevorden, geëxploiteerd door de Bentheimer Eisenbahn.

In 1974 reed hier voor het laatst een reizigerstrein. Nordhorn, dat grenst aan het Nederlandse Denekamp, werd daardoor een van de weinige railloze steden in Duitsland met meer dan 50.000 inwoners; lotgenoot van Oosterhout NB en Drachten. Het veel kleinere Neuenhaus ligt een stukje ten noorden van het Twentse Lattrop, ’s nachts Nederlands donkerste plek, waar  ik in 2015 de sterrenwacht bezocht. Er zijn vastomlijnde plannen (2023 heb ik al horen noemen) om de reizigerstreinen vanuit Neuenhaus ook nog door te trekken naar Coevorden en Emmen.

De rit van de RB61 voert verder langs Schüttorf en Salzbergen naar Rheine, de grootste plaats tussen Hengelo en Osnabrück, waar ook de IC’s naar Berlijn stoppen. Ik deed dit stuk voor het eerst en laatst in 2001, op weg naar Berlijn.

Na de oorlog wilde Nederland deze hele strook land langs de grens inpikken; vooral koningin Wilhelmina was erg tuk op gronduitbreiding. Het ging niet door, uiteindelijk gingen alleen de grensdorpjes Elten, Tudderen en Suderwick tijdelijk over in Nederlandse handen. Maar qua landschap hadden we ons hier niet ontheemd hoeven voelen. Het is hier vlak, met een afwisseling van weiden en akkers. Pas na zo’n 40 à 50 km over de grens wordt het wat bossiger en begint het landschap licht te golven, zonder dat de naam gebirgsbahn van deze treinverbinding nou echt wordt waargemaakt.

Hier en daar passeren we een opgeheven station, nauwelijks zichtbaar onder struikgewas. Een man met een fiets heeft in de trein zijn rijwiel maar geparkeerd tussen twee banken, met één wiel úítstekend in het gangpad. Van de week zag ik in een Nederlandse IC iemand een OV-fiets naar binnen tillen; vermoedelijk had hij de werking van het OV-fietssysteem niet helemaal begrepen.

Tussen Rheine en Osnabrück heeft de RB 61 gezelschap van de RE 60 (Rheine-Braunschweig) en is er een gecombineerde halfuurdienst. Drie keer, met heel grote tussenpozen, stopt de trein in Ibbenbüren. Ik stel tijdens toiletbezoek vast dat deze Keolis-treinen, net als die in Overijssel, een heel mooie, zeer ruime WC hebben, met zelfs een plankje voor luierwisseling van baby’s.

Het volgende station is Osnabrück Altstad, en dan, zo’n anderhalve km verder, mijn doel: Osnabrück Hauptbahnhof. Ik verlaat de RB 61 net op tijd; er stappen een stuk of 100 padvinders in die de trein stormenderhand veroveren en kennelijk persé willen weten of Bielefeld nu echt niet bestaat of wel.



Ik neem een roltrap naar boven, naar de uitgang, denk ik, maar die leidt naar een ander deel van het station, dat een hoek van 90 graden maakt met de perrons beneden. Osnabrück Hbf is dus een kruisingsstation. De lijn Nederland – Berlijn kruist hier de verbinding Hamburg – Roergebied, elk met diverse zijtakken. Zo kun je van Osnabrück onder meer rechtstreeks reizen naar Amsterdam, Berlijn, Hamburg, Bremen, Braunschweig , Münster en zelfs Wenen.

Ondanks die uitstekende verbindingen trekt Osnabrück Hbf maar 20.000 passagiers per dag, wat wat tegenvalt voor toch een flinke stad van 160.000 inwoners. Had ik al verteld dat hij in het Nederlands ook wel Osenbrugge heet?


Slot, Bierstraat en meer

Vanuit de stationshal stap ik een stad binnen waarin het heel aardig wandelen is; al na 5 minuten heb ik geen spijt meer van mijn beslissing om Bielefeld te laten lopen. Ik klop even tegen een gevel. Steen en geen marsepein, en het klinkt niet hol; ja, Osnabrück bestaat echt!

Osnabrück is gesticht in de tijd van Karel de Grote en had vanaf dat moment meteen al een bisschop binnen zijn grenzen. Een handelsstad werd het ook al snel, toen al gelegen op het kruispunt van de vier windstreken, met wegen in alle richtingen.

In de jaren vóór 1648 vonden in Osnabrück, net als in Münster, vredesonderhandelingen plaats over het beëindigen van de Dertigjarige (godsdienst)oorlog in Duitsland en ook van de Opstand der Nederlanden, alias: de Tachtigjarige Oorlog. De stad kwam redelijk ongeschonden uit WO II, vergeleken met vele andere Duitse steden. De Altstad, het centrum, is in de oorlog maar voor een deel platgebombardeerd, en dat deel is bovendien knap in de oude staat hersteld in de wederopbouwperiode.

Wat foto’s van de bezienswaardigheden.

De huizen met hun kleurige gevels en soms hun vakwerk, zien er uit, hoe omschrijf je dat nou? Duits, ja Duits, dat is het juiste woord.



Geen Duitse stad zonder kasteel. Het Schloss van Osnabrück, daar loop je niet in één minuut omheen. Het stamt uit de 17e eeuw en werd bewoond door prins-bisschoppen, kerkvorsten die ook het nodige in de melk te brokken hadden in politieke en militaire aangelegenheden. De westvleugel (zie hieronder) was in de nazitijd in gebruik als bureau van de Gestapo, met cellen en martelruimten in de kelder. In de oorlog maakte een bombardement bijna een einde aan het enorme gebouwencomplex; alleen de buitenmuren stonden nog min of meer overeind. In de huidige tijd zetelt de universiteit van Osnabrück er in een fraai gerestaureerd pand.




Oorlog en vrede. Het v/m Gestapo-hoofdkwartier, een monument voor kinderen die in november 1944 slachtoffer werden van een bombardement en het 500 jaar oude raadhuis waar in 1648 het einde werd afgekondigd van de Dertig- plus Tachtigjarige oorlog; 110 jaar oorlog beëindigd, dus. 




De 800 jaar oude Bucksturm, een waltoren.







Echt vakwerk!


 

Ik wou er zelf niet weer over beginnen, over de relatie van de Duitser met zijn geliefde gerstenat, maar als ze dan zelf een straat Bierstraβe gaan noemen… Inderdaad staan de bierhallen en taveernen hier schouder aan schouder, elk voorzien van fraaie uithangborden.


Hortus met Rutschgefahr






In deze stad, waar ik voor het eerst van mijn leven kom, willen weer enkele mensen dat ik ze de weg wijs. Een Arabier vraagt me in een smal straatje in uiterst gebrekkig Engels of hij zijn auto daar wel mag parkeren. Ik verleen hem daarvoor meteen zonder aarzeling toestemming; in dit soort dingen ben ik echt de beroerdste niet.

De rest van de middag kan ik doorbrengen in het Felix Nussbaum-Haus, met werken van de Joods-Duitse schilder van die naam, of in de Botanische Tuin van de universiteit, op een heuvel, een minuut of 10 buiten het centrum. Ik kies het laatste. Ik ben na mijn museumwinter nog steeds museum-moe en het is redelijk wandelweer vanmiddag, zij het dat de thermometer geen zomerse temperaturen aanwijst.

De toegang tot die tuin, op het terrein van een vroegere mergelgroeve, is gratis. Deze hortus is iets heel bijzonders: hoewel hij maar 8 hectare meet, waan je je in een enorm uitgestrekt natuurgebied. Hij heeft een paar verschillende niveaus die onderling verbonden zijn met steile trappetjes (‘Vorsicht, Rutschgefahr!’). Er staat vegetatie van over heel de wereld. In een tropische kas vind je een stuk Amazonewoud. Daar heerst de zomerhitte die buiten ontbreekt; het is er een kleine 40 graden en de lens van mijn fototoestel beslaat, wat een fraai omfloerste foto oplevert.

Een speciaal gedeelte van de tuin is de natuurgroeve, de oude mergelgroeve, waar de natuur zijn gang mag gaan. Uit de waarschuwingsborden zou je kunnen opmaken dat betreden van deze tuin een hachelijke onderneming is.

Alleen het tunneltje biedt bescherming tegen de elementen; in de rest van de tuin word je bij regen dus nat. Picknicken is verboden. Afval moet je bewaren tot je er weer uit bent. Ze hebben er bewust geen prullenbakken geplaatst, evenmin als een toilet en zitbanken. Van de steile wand moet je minstens 10 meter vandaag blijven: vallende stenen! Struikel niet over een boomwortel! En raak geen planten aan; sommige zijn giftig!

Na zo’n stortvloed aan waarschuwingen kan de tuin zelf alleen maar tegenvallen, en dat doet hij dan ook wel een beetje. Dat houten gevalletje is een insektenhotel.




Wereldkampioenschapsgebakje

Op de terugtocht naar de Altstad zie ik in de Bierstraat de eerste, alreeds dronken, Duitsland-supporters, uitgedost in de nationale kleuren: geel, zwart en rood. Oh ja, vanavond speelt Duitsland voor het wereldkampioenschap voetbal tegen Zweden. Hun eerste wedstrijd hebben de titelhouders verloren van Mexico en nu is het zaak dat er gewonnen wordt.

Zo’n WK is net een kleinschalige en ingedikte versie van de wereldgeschiedenis. Oude rijken gaan ten gronde en nieuwe komen op, allemaal in een tijdsbestek van 4 weken. De finalisten van 2014, Duitsland en Argentinië, bungelen allebei aan een zijden draadje *). Nederland, de winnaar van de troostfinale, wist zich niet eens voor de eindronde te kwalificeren.

* en zijn al naar huis op de dag dat dit stuk online gaat

Ik snak naar koffie en iets eetbaars, desnoods iets slechts, en begeef me naar waar ik op de heenweg een filiaal van warenhuis Galeria Kaufhof gezien heb. Bij het restaurant liggen verleidelijk uitziende wereldkampioenschapsgebakjes. Ze bestaan uit die drie nationale kleuren: een wat gelige gebaksbodem met daarop een dikke laag aardbeien (rood) en bramen (zwart). Als Nederlander moet je zoiets eigenlijk niet op je dienblad laden. Maar ik doe het toch en hij smaakt prima.

Kaufhof, een dochter van Hudson’s Bay en een zuster van de Belgische Inno, heeft ruim 100 filialen. Als Duitsland er vanavond uitvliegt, koopt maandag geen hond die wereldkampioenschapsgebakjes meer en blijft het warenhuis zitten met tonnen en tonnen aardbeien en bramen. Ze zullen wel gerekend hebben op minstens de halve finale.


Heksenpad



Dom




Heksenpad


Hiervandaan loop ik naar station Osnabrück Altstad. Op de app heb ik een bron gezien en een heksenpad, en die wil ik allebei nog op de foto hebben voordat ik vertrek.

Een medicinale bron, zomaar in de stad? Ik heb zoiets een keer gezien in Aken. Maar deze bron in Osnabrück blijkt geen bron maar een fontein. Ja, natuurlijk, een Brunnen is een fontein, maar een bron een Quelle. Een Quelling is het soms wel, die taal met verraderlijke valse vrienden.

Het heksenpad is een steegje waar de zon niet of nauwelijks in kan doordringen. Het ligt klem tussen twee eerbiedwaardige gebouwen: de opvallend asymmetrische Dom, waarvan de huidige versie zo’n 800 jaar oud is, en het Gymnasium Carolinum, dat er zelfs al ruim 1200 jaar staat. Dat is een van de oudste scholen van Duitsland. Hij begon zijn bestaan als kloosterschool, maar levert nu vooral basketbal- en roeikampioenen aan de maatschappij af.

Maar waarom heet dit nu het heksenpad? Volgens de overlevering omdat van hekserij verdachte vrouwen ooit via dit pad naar het riviertje de Hase werden gevoerd. Daar werden ze geketend ingegooid. Zonken ze, dan waren ze geen heks – en werden ze hopelijk tijdig van hun ketenen bevrijd. Bleven ze drijven, dan waren ze wel een heks en wachtte de brandstapel.

Wie door de lucht vloog op een bezemsteel, kon niet al te zwaar zijn; dat was de ‘logica’ achter deze proef. In Oudewater werd het gewicht van een vermeende heks bepaald op een weegschaal; in de rest van Europa door onderdompeling in water.


Heng – geh - loh

Tijd om afscheid te nemen van Osnabrück. De trein van 17:16 naar ‘Heng – geh – loh’, zoals het moeizaam uit de luidsprekers klinkt, heeft 5 minuten vertraging.

De plaatsen tussen hier en Heng – geh – loh schreeuwen niet om een onderbreking van mijn terugreis. Dat heb je soms wel, plaatsen waarvan de naam op het stationsbordje al een sirenenzang is. Maar op deze lijn: nee. Ik reis direct door naar Hengelo waar we op tijd aankomen. 37 mensen staan klaar voor de rit terug naar Duitsland, en 15 stappen uit de trein, inclusief de teller. Nee, behalve mij niet dezelfde mensen van vanmorgen.

Mij wacht een verrassing als ik hoor omroepen dat er vertraging is op de lijn Hengelo – Bielefeld door een eerdere verstoring, en dat de vervangende bussen klaar staan. Dat terwijl de trein ook gewoon klaarstaat en keurig op tijd om 18:34 naar Bielefeld vertrekt.

Later op de avond is in mijn Twitter-timeline nog steeds sprake van een eerdere verstoring. Echter over de verstoring zelf, die dan tussen mijn vertrek uit Hengelo en mijn terugkeer moet hebben plaatsgevonden, vind ik niets. Een niet-bestaande uitval van treinen naar een niet-bestaande plaats? Het wordt al geheimzinniger rond die RB 61.

Ik ga terug via Deventer, waar ik een aardige cafetaria vlak bij het station weet. Het WK volg ik vandaag zo nu en dan via Teletekst en Twitter. Oei!, Duitsland staat 1-0 achter tegen Zweden. Dat wordt: ‘Schade, Deutschland, alles ist vorbei!’ Bij Kaufhof hebben ze nu vermoedelijk spoed-directieoverleg wat ze moeten doen met al die aardbeien en bramen. ‘Ze door elkaar gooien, suiker en zo erbij en dan maandag verkopen als troost-jam’, oppert een heldere geest.

Maar het loopt goed af, althans voor onze oosterburen. Nog voor ik thuis ben, zie ik dat ze op de valreep nog met 2-1 gewonnen hebben. Om, zoals we inmiddels weten, 4 dagen later alsnog uitgeschakeld te worden tegen Zuid-Korea.

Ik heb het plan om in de eerste week van juli naar Niedersachsen terug te keren. Dan geen wereldkampioenschapsgebakjes meer bij Kaufhof.

Frans Mensonides
1 juli 2018
Er geweest: zaterdag 23 juni 2018

Lees het vervolg in Bremen > > >





Station Altstad

© Frans Mensonides, Leiden, 2018