Langs Lange Lijnen (16): Lijn 80 (Almelo - Hoogeveen)

Het land, in HTML en JPEG's

In een met gras en bloempjes beboorde groep, naast het korenland, daar twee vriendschappelijke bomen door hun verenigde takken een natuurlijk prieeltje maakten, heb ik meer dan een uur mijn gelukkig lot met vreugde en dankbaarheid overdacht. Voor mij lagen gehele velden met goudgeel koren die op de inzamelende hand des maaiers wachten; het zachte windje deed het golven als een zee en de geschudde aren ruisten met vreedzame tonen.

(Elizabeth Post; Het land, in brieven)


Vogelkijkhut bij Kloosterhaar


Geloof het of niet, maar er bevindt zich minstens één buschauffeur onder de lezerskring van De digitale reiziger. Deze ene buschauffeur is regelmatig te vinden achter het stuur van lijn 80 (Almelo - Hoogeveen), het onderwerp van deze aflevering uit de reeks Langs Lange lijnen.

In december 1998 publiceerde ik in deze serie een vernietigende recensie over lijn 27 van wijlen Oostnet (Arnhem - Enschede; indertijd). De genoemde chauffeur nam per E-mail contact met me op. Ik had het die dag wel bijzonder slecht getroffen; normaal is alles koek en ei in het streekvervoer langs de oostgrens. Ik moest maar eens opnieuw komen kijken; lijn 80 werd me speciaal aanbevolen.

Eigenlijk doet De digitale reiziger niet aan verzoeknummers. Maar lijn 80, met zijn reisduur van 102 minuten, viel nèt onder de nieuwe definitie van het begrip "lange lijn". Bovendien zag ik in de onovertroffen toeristische atlas van de ANWB, dat er een fraai heidegebied op de route van deze lijn lag, om precies te zijn ten zuiden van het dorpje Kloosterhaar. Er stond een mannetje met groene benen bij, hetgeen in de ANWB-logica betekent dat aldaar gewandeld kan worden.

Nu was het eind augustus (maandag de 21ste om precies te zijn), en zelfs een verstokt stadsmens als ik weet dat rond die tijd het heideseizoen op zijn hoogtepunt is (in de stad is het vooral de tijd van de braderieën, de Uit-festivals, en de zuippartijen onder het mom van studentenintroductie).

Lijn 80, die de 53 kilometer tussen Almelo en Hoogeveen zo'n 15 keer per dag aflegt, is een co-productie van Arriva en Connexxion. Dat beloofde niet veel goeds. Met Arriva schijnt men in het noorden des lands niet erg content te zijn (wij gaven er al eens een Sjef voor; niet aan Arriva, zoals je zou verwachten, maar aan de noordelijke autoriteiten die er niet content mee waren). En Connexxion... nu ja: Connexxion is Connexxion.

Toch - en we zeggen het alvast maar, om aan de ondraaglijke spanning in het oosten een einde te maken - lijn 80 heeft geen ongunstige indruk achtergelaten op De digitale reiziger. Achteraf kon ik me de chauffeurs eigenlijk nauwelijks herinneren. En een onopvallende chauffeur is een goede chauffeur, zo menen wij wel te mogen generaliseren, na in totaal circa 1000 kilometer lange lijn afgelegd te hebben.

Overzicht van alle vorige afleveringen.



Vlooien

Op naar Almelo! Die maandag stap ik om precies 09:00 uur in de trein naar Schiphol, met het vooruitzicht, om 11:13 aan te komen in de kleinste textielstad uit de trits die gecompleteerd wordt door Hengelo en Enschede. In mijn opschrijfboekje staat een krabbel dat bus 80 om .18-over uit Almelo vertrekt; dat heb ik een keer genoteerd bij een bezoek aan de openbare bibliotheek te Z, waar ze alle dienstregelingen van het streekvervoer hebben. Een krappe aansluiting. Ik moet overstappen op Schiphol en in Amersfoort; ergens zal wel iets misgaan.

Schiphol gaat wonder boven wonder goed. In de trein naar Amersfoort zit een uitheemse, toeristisch geklede vrouw naast me, die net geland is, en nu haar 70-centimeter lange hoofdhaar uit de knoop haalt, na die lange reis in een krap vliegtuig. Ze waaiert heur haar lekker wijd uit, net als in zo'n shampooreclame. Daarna begint zij het met aandacht te vlooien en te ontluizen. Verscheidene micro-organismen vliegen in de rondte. Wat het is, wil ik niet weten. Vast iets wat groeit, en broeit, en krioelt, en zich in hoog tempo voortplant, en mij niet in het minst boeit.

Ik lees een boek getiteld "Het land, in brieven", door Elisabeth Post (1755-1812). Het is een briefroman met correspondentie tussen een jongedame uit de stad en één die ten plattelande woont. De eerste leidt een kommervol leven vol verplichtingen en stadse stress. De laatste put zich uit in minutieuze natuurbeschrijvingen. Arcadische literatuur was erg populair in die dagen; op het land was alles beter dan in de steden, en door de natuur te bestuderen en te beschrijven kwam men dichter tot de Schepper, die het toch allemaal maar gemaakt had.

Later gaat de stadse dame logeren bij haar landelijke vriendin, waarover zij dan weer brieven schrijft aan een derde; een sterk geïdealiseerd relaas over een zomer op het land. De twee dames zijn etherisch van aard; nauwelijks van vlees en bloed. Ze hoeven nooit naar de WC; ze nemen geen PET-flessen vol Spa en Liptonice mee op hun lange wandelingen; ze zeggen nooit eens "godverdomme!" of "wat hamer!". Ze doen nooit boodschappen, noch de vaat, noch de grote schoonmaak; ook is geen sprake van knechten aan wie ze dat kunnen opdragen.

De wandelingen voeren niet zelden naar arme sloebers in schamele hutjes, die allen vreselijk dankbaar zijn dat zij niet in de stad wonen, en op het schone platteland een leven mogen leiden vol honger en vitaminegebrek. De twee freules, ook weer niet de beroerdsten, drukken zo'n boer dan een gierige aalmoes in zijn door reumatiek verwrongen handen.

De aandachtige lezer van "Het land, in brieven" zou uit bepaalde passages kunnen opmaken dat die twee tantes een lesbische relatie hebben, maar in plaats van man en paard te noemen, windt mevrouw Post er doekjes om.

Tijdens mijn rit naar Almelo sla ik een flinke bres in deze taaie roman. Hij ergert en fascineert me tegelijk. En wekt mijn jalousie op. Zulke fijngevoelige natuurbeschrijvingen; ik krijg ze niet uit mijn pen. Neem nu bijvoorbeeld de zin die ik straks ga schrijven: "Een zware mestgeur komt de bus binnenmeuren". Nee, dat verdient bepaald geen schoonheidsprijs.

We vertrekken 3 minuten te laat uit Amersfoort. In Deventer moet het laatste treinstel afgekoppeld worden. Ik hoor iemand door zijn GSM roepen, dat hij straks afgehaald wil worden van station Colmschate. Colmschate? Daar stopt deze trein niet! Die tijd is voorbij. Er rijdt nu eens per uur een boemeltje van Deventer naar Almelo.

Ik wil de beller best even wijzen op zijn dwaling, en dat zal ik doen zodra hij uitgebeld is, want ik ga er niet onbeleefd doorheen zitten schreeuwen. Dan hoor ik via de omroepinstallatie: Deze trein blieft in Dèèm't'r; we krieg'n 'm niet lôs. Als één man stappen de reizigers uit, maar omdat een officiële bevestiging uitblijft, en het vertreklicht gaat branden, stappen we allemaal toch maar weer in. Nu ben ik die man van Colmschate uit het oog verloren. Jammer, maar aan de andere kant: ben ik soms mijn broeders hoeder? Iedere Nederlander wordt geacht de weg te kennen.

We rijden weer, mét de wagen die afgekoppeld had moeten worden. Nu wordt via de microfoon een reizigersonderzoek aangekondigd. Maar ik heb de reizigersonderzoekers net languit in een eersteklascoupé zien hangen; pielend met hun pocketcomputer. Iets zegt me, dat van dat onderzoek niet veel terecht zal komen.

Almelo City

Pas om 11.17 komen we aan in Almelo. Daar valt niet meer tegen te rennen. Dan maar een uur later. Op de vertrekstaat hangt een sticker. Als ik alles wil weten over de wetteloze praktijken op meisjesinternaat Harreveld, dan moet ik even surfen naar een met name genoemde URL. Misschien ga ik zelf op die manier ook nog wel eens reclame maken; voor mijn eigen DDR.

Ik ga het centrum van Almelo verkennen. Een jaar of tien geleden ben ik hier voor het laatst geweest. De stad werd toen omgebouwd van textielcentrum tot een moderne kantoor-, woon- en winkelomgeving.

Op het stationsplein zie ik even later toch lijn 80 nog klaarstaan, maar ik laat hem lopen, en wandel het centrum in.

Niet alles in Almelo is gemoderniseerd. Hier en daar heeft men nog wat van de 19e eeuwse textielstad laten staan. Oud en nieuw door elkaar; meestal - zoals in Putten - geeft dat een resultaat dat het aanzien niet waard is, maar in Almelo lijkt het te werken.

Hier en daar is de renovatie nog in volle gang. Een statig oud pand, het Rechthuis, wordt verbouwd tot appartementencomplex. De huizen eromheen vallen ten prooi aan de slopershamer. Weinig origineel gezegd, en bovendien niet waar; een hamer komt er niet aan te pas. "Enorme ijzeren kaken knabbelen de muren af", dat is een treffender beeld, zij het nog voor verbetering vatbaar.

In het stadshart zie ik een concentratie van bussen. Er is een busstationnetje, op amper 700 meter van het NS-station. Ik kijk of lijn 80 hier ook stopt, en dat is het geval. Hij vertrekt hier om .18; dit is het beginpunt; niet het station.

Westerhaar - Vriezenveensewijk

Ik stap in bus 4848 van Arriva, en ben voorlopig de enige passagier. "Pak mee, die gratis Veonn-brochure", staat op een bak met folders. "Donderdag is het Pulledag in Hoogeveen"; dat weten we dan ook maar.

De bus vertrekt. De eerstvolgende halte is Almelo station, waar ik een uur geleden de voorganger van deze bus zag wegrijden. Er stapt nog een persoon in. Met in totaal drie menselijke wezens aan boord rijden we door rustige buitenwijken van Almelo en even later langs een provinciale weg, waarlangs wuivend koren staat. "Wuivend"? Wat een kul; het is vandaag volkomen windstil. "Roerloos koren", dan; dat is ook mooi.

Even later rijdt de bus door Vriezenveen. Dit dorp ligt aan de spoorlijn Almelo - Marienberg, geëxploiteerd door Connexxion, als ik het allemaal goed heb bijgehouden. Maar ik zie het spoortje niet; de bus rijdt helemaal aan de andere kant van de bebouwde kom.

Een zware mestgeur komt de bus binnenmeuren. Het volgende dorp heet Westerhaar-Vriezenveensewijk, een aardige mond vol voor zo'n klein plaatsje.

In deze streek zijn de scholen nog niet begonnen. Het kon net zo goed halfzes in de morgen zijn, zo stil. Ook voor het Kachelmuseum staan geen dikke drommen mensen. Waar is iedereen? Misschien op de "Bijbelvakantieweek" die momenteel gaande is, en hier in de omgeving overal met grote letters staat aangekondigd.

In het hart van Westerhaar-Vrienzenveenschewijk is een busstation. Bus 81 naar Ommen staat gereed; even later passeert lijn 80 naar Almelo, onze tegenligger. Ook die is van Arriva; het is de 4604, met 3 passagiers aan boord.

Zeven minuten blijven we hier staan in de brandende zon. De chauffeur stapt uit om een praatje te maken met zijn collega. Ik blijf alleen achter; mijn medepassagier heeft me al een paar dorpen geleden verlaten.

Na het oponthoud gaan we oostwaarts, naar Kloosterhaar, het voorlopige doel van mijn reis. Ter hoogte van Sibculo worden de eerste heidevelden zichtbaar. De bus rijdt het dorp niet binnen; Sibculo moet het doen met een halte langs de provinciale weg.

Het land

Kloosterhaar is het meest oostelijke punt van deze lijn; het ligt 2 kilometer van de Duitse grens. Ik stap uit bij een kerkje met een opvallend korte toren; hij komt nauwelijks uit boven het dak van de kerk. Als van Schaffelaar hier vanaf was gesprongen, had hij misschien nog geleefd.

Op de vertrekstaat zie ik, dat lijn 80 alleen overdag rijdt, maar dan wel in uurdienst, en in de spits zelfs eens per halfuur. In het weekend is er een tweeuurdienst.

Alle winkels in Kloosterhaar zien er gesloten uit. Verder zie ik nergens een pijl naar het door de ANWB aangekondigde wandelgebied. Het moet ten zuiden van het dorp liggen, dus ik loop op goed geluk de zon tegemoet. Langs de weg zie ik even later een halfvergane picknickbank. Daarachter begint een drassig pad langs een onlangs uitgebaggerde sloot.

Ik neem het pad, hoewel er geen enkele aanwijzing is dat ik op de goede weg ben. Heide is niet meer te zien. Ik twijfel er ernstig aan of dit een natuurgebied is, maar die picknicktafel staat er natuurlijk niet voor niks.

Tien minuten lang hoor niets anders dan het soppen van mijn schoenen in de blubber. Rechts zie ik nu plukjes heide, maar ook grote borden die me de toegang daartoe verbieden.

Ik weet niet waarom, maar ik heb het helemaal niet op zulke stiltegebieden. Wat je er allemaal niet kunt tegenkomen. Ik verwacht ieder moment door een wild zwijn besprongen te worden, of door de beruchte bijlmoordenaar, die hier al jaren over de hei zwerft en door de autochtonen getolereerd wordt omdat hij "van hier" is, en zich alleen vergrijpt aan toeristen uit het westen.

Vèr achter me blaft een hond, op bepaald onvriendelijke toon. Een kleine hond weliswaar, maar in mijn overspannen geest neemt hij de vormen aan van een Cerberus. Ook dat nog; nu is me door die hellehond de terugtocht afgesneden. Ik loop met snelle passen verder, alsof de duvel me op de hielen zit, hetgeen me niet eens zou verbazen.

Even later zie ik een door hoog gras overwoekerd smalspoortje, en zelfs een primitief perron; echt het laatste wat je hier zou verwachten. Bovendien begint hier een gemarkeerde rondwandeling van 4,2 kilometer over de Enbertsdijksvenen. Ik word nu wat rustiger: blijkbaar is deze grond al eerder door mensen betreden.

Ik volg de borden en beland even later op de provinciale weg, waar ik net een bus richting Almelo zie rijden; leeg. Nu buigt het pad weer af van de weg, en ik kon terecht in een veengebied met hier en daar heidevelden.

Het is wel mooi hoor, zo'n heidegebied. Maar hoe omschrijf je het? Ik bedoel: op een manier waar Elisabeth Post zich niet voor zou behoeven te schamen. Ik doe mijn best, maar weet er niets verstandigers over te zeggen, dan dat het paars is. Zo paars als... als... als (ik probeer het kabinet te vermijden) zo paars als iets wat heel erg paars ziet.

Vier middelbare dames komen me tegemoet. De gezusters Livingstone, I presume. Of het wandelclubje uit dat lied van Jasperina de Jong ("Jo met de banjo en Lien met de mandolien"). Nee, deze zingen niet. Bij het passeren worden groeten uitgewisseld.

Op een informatiepaneel staat zo ongeveer wat jullie ook kunnen lezen op deze website. Het was ooit hoogveen, maar door turfafgravingen werd het drassig laagveen. Nu moet het weer hoogveen worden (waarom moet dat, eigenlijk?)

Op een kaart staat de route naar de vogelkijkhut ingetekend. Ik wandel erheen, en weet hem even later zowaar te vinden. Het lijkt hier al met al wel wat op het Friese Veen bij Paterswolde, dat ik nog eens bewandeld heb met Wim Scherpenisse.

De hut ligt aan het spoortje, dat zo te zien al maanden niet is bereden. Volgens de website was het een bedrijfsspoor, voor het transport van turf. In 1999 is het nog gebruikt voor excursies.

Als ik de hut wil betreden, zie ik twee kleine zwart-witte vogeltjes opvliegen uit het struikgewas. Ze keren niet meer terug.

In de observatiehut heb je uitzicht op een meertje. Enthousiaste vogelaars hebben de soortnamen van de door hun waargenomen gevederde vrienden in het hout gekrast, vergezeld van de datum. Vanuit de hut zijn gezien: een roodkeelpieper, zaagbek, een drieteenstrandloper in winterkleed, ijsvogel, twee opgefokte geile meeuwen, de giraffebek-eend, een dinosaurus, breedbekkikker, drie grieze doev'n, 2 bloemkolen, 12 zeiksnorren en één soepnek, en tenslotte: een geel groene zwartbek goudvis vreter.

Sommige waarnemingen kunnen me wel overtuigen. "In winterkleed", hier spreekt een kenner. Ik heb nog eens zo'n observatiepost bezocht. Dat was in Oostvoorne; nabij de Maasvlakte. Daar lag een waarnemingslogboek. Ook dat stond vol met heel merkwaardige bevindingen. Een man en een vrouw hadden in geuren en kleuren beschreven hoe zij op een zomerdag in die hut op buitengewoon bevredigende wijze de liefde hadden bedreven.

Het is smoorheet in die hut. Ik loop langs het spoortje terug naar het dorp. Bij de remise van het bedrijfsspoor hangt een oproep: er worden vrijwilligers gezocht om de baan en het materieel te onderhouden.

Handhaving

De "Kopak" in het dorp blijkt open. Het winkeltje doet dienst als kruidenier, bakker, slager, postkantoor en ontmoetingscentrum tegelijk. Bij de toonbank wacht ik geduldig totdat de winkelierster haar gesprek met een klant heeft beëindigd. Zij probeert haar iets uit te leggen, in een buitenissig dialect dat ik nauwelijks versta. Noe ik 't wèèt, noe zal 'k het nie' weer vergèèt'n, zegt de klant.

Ik koop vier krentebollen, en nog een PET-fles. Weer buiten krijg ik een acute culturele schok. Een politieagent geeft een bekeuring aan een bezoekster van Kopak, die haar scooter op het stoepje voor de winkel heeft geparkeerd. Dat schijnt niet te mogen in de gemeente waaronder Kloosterhaar ressorteert. En hier worden wetten en verordeningen nog gehandhaafd. Gelaten luistert de zondares naar de preek, en zonder morren verstrekt zij haar personalia.

De agent laat haar na een kort verhoor gaan. Zelf tuft hij ervandoor op zijn motor, richting Hardenberg. Nog geen seconde is hij uit beeld verdwenen, of er komt een andere scooter de hoek om. Die wordt geparkeerd op exact dezelfde plek als waar de eerste stond. Al het menselijk handelen is vergeefs; ook dat van een politieagent in Kloosterhaar.

Lijn 80, bij station Hardenberg

Bergentheim

Ik zie een bus naar Almelo passeren; leeg, en met een kwartier vertraging. Mijn bus richting Hoogeveen is op tijd, draagt het nummer 4210 en is eigendom van Connexxion. De volgende etappe voert naar Hardenberg, gelegen aan de spoorlijn Zwolle - Emmen; de enige stad van betekenis tussen Almelo en Hoogeveen.

Langs een kanaal rijden we naar Bergentheim, een dorp waar de huizen gegroepeerd staan rond een moderne gereformeerde kerk, die zodoende het absolute middelpunt is van de gemeenschap. Even later rijden we via hetzelfde kanaal weer terug.

We hebben nu vijf mensen aan boord; het voorlopig record van vandaag. Om 15.13 bereikt de bus het stationsplein van Hardenberg. Ik stap uit. De buurtbus is hier erg populair; ik zie er maar liefst drie klaarstaan voor het station.

Oelemölle

Op het perron eet ik de krentenbollen op, die ik daarnet bij Kopak gekocht heb. Wat erin zit, weet ik niet, maar ik hou er voor de rest van de middag brandend maagzuur en boerneigingen aan over.

Ik zie de stoptrein naar Emmen passeren, en even later die naar Zwolle. Daarna ga ik de stad bezichtigen. Hardenberg is een knus stadje, gelegen aan de Overijsselse Vecht. Het is ook de thuishaven van Wavin, de internationale plasticgigant waaraan mijn voor-vorige werkgever zo veel miljoenen verdient, door hun buizen, hulpstukken en 'dubbele moffen' te certificeren.

Slechts één bezienswaardigheid in Hardenberg werd door de ANWB waardig bevonden voor een vermelding in de toeristenatlas: de Oelemölle uit 1533. Ik loop erheen; het is ruim anderhalve kilometer; misschien red ik het net binnen 40 minuten.

Overal in de stad staan billboards van het waterschap Velt en Vecht. Zij zijn op zoek naar mensen die een bestuurlijke functie ambiëren. Dat is één van de dingen die ik altijd nog eens heb willen doen: een waterschap besturen.

En hier dan de Oelemölle. Bijna een half millennium oud (om het woord "millennium" toch nog een keer te gebruiken); het is niet voor te stellen. Het monument is zo goed onderhouden, dat het veel nieuwer lijkt, waardoor het bijzondere er meteen af is.

De heeren van lijn 80

Om 16.13 weet ik nog net de bus naar Hoogeveen te halen. Het is een smerig oud kreng, met grote vuilvlekken op de flanken. Niet veel meer dan een vaalgeel koekblik op wielen; zo'n bezuinigingsbus uit het tijdperk dat Onno Ruding schraalhans was in de keuken van 's Rijksfinanciën. Onnodig te zeggen, dat het een bus van Connexxion is. Het nummer luidt 3285 (ik vermeld het voor het geval dat iemand de wortel eruit wil trekken) en hij heeft nog voor Oostnet gereden, getuige de sticker met het telefoonnummer van de Oostnet klantenlijn.

Tussen Hardenberg en Hoogeveen rijden wat meer bussen dan op de rest van lijn 80. Ook 's avonds kun je hier nog instappen, als is de laatste rit "vraagafhankelijk". Het is ook wat drukker. Tijdens een ingewikkelde route door Hardenberg pikken we voldoende passagiers op om het stadje met twaalf man te kunnen verlaten. We rijden betrekkelijk dicht langs de molen; ik had me de terugtocht naar het station kunnen besparen.

Achter me zit een jongen van een jaar of dertien allerlei vroegwijze dingen te vertellen aan zijn moeder en jongere broertje, die er niet naar luisteren.

-- "Hardenberg is een gat, maar wel een groot gat. Dit dorp heb je in één dag wel gezien". (wat heet; ik had er maar 40 minuten voor nodig).

Even later (over de hoge huizenprijzen): "Als je geen kinderen hebt, kun je beter een appartementje huren. Dat kost niet zoveel. Maar anders: elke dag aardappels eten!".

Dan (bij het passeren van een hoogspanningsmast): "Als die draden op je vallen, dan kun je het verder wel vergeten, jongen".

We rijden langs een skelterbaan. "Vroeger waren de mensen tevreden met een speeltuintje", ouwe opa't de jongen. Iemand met uitgesproken meningen.

De bus nadert het dorp Lutten. Dit komt me bekend voor. Vorig jaar oktober ben ik er doorheen gereden met lijn 29, van Dedemsvaart naar Emmen. Het verbaast me daarom niet, dat even later Ponypark Slagharen in beeld komt. Ook hier stappen niet veel mensen in.

Op het eerste gezicht, van de buitenkant, ziet het park er niet veel beter uit dan bus 3285. Ponypark Slagharen is misschien topattractie-àf. Als we erlangs rijden, zie ik alleen kermistoestellen. Een paar pony's zitten er vast ook nog wel, ergens.

Het dorp Slagharen maakt een erg toeristerige indruk. Ter hoogte van Café "De heeren van lijn 80" staan we in de file achter de onvermijdelijke huifkar.

Even later kom ik opnieuw op bekend terrein. Hollandscheveld; reed ik daar vorig jaar ook niet met lijn 27 van Emmen naar Hoogeveen, daar ergens in de buurt?

Ook deze reis is alweer ten einde. Om 17.01 bereiken wij het station van Hoogeveen. Nog een uur de tijd om wat te winkelen.



Autovrij

Het winkelhart van Hoogeveen bestaat uit één langgerekt autovrij plein van ongeveer 1200 bij 50 meter. Dat zie je vaak in deze streken. De plaatsen zijn gebouwd langs een brede vaart. Na demping daarvan ontstaat een zee van ruimte om een heleboel aardige dingen mee te doen. De bloeitijd van Hoogeveen moet gelegen hebben rond 1900; ik zie, net als in Almelo, een hoop eeuwelingen onder de huizen. Ook nieuwbouw, natuurlijk.

Terug bij het station verdiep ik me nog even in de stadsdienst. Die wordt gereden door Arriva en bestaat uit twee lijnen, 8 en 9, die elk een lus rijden door een buitenwijk. De treinen vertrekken uit Hoogeveen om .15 en .34 (Zwolle) en om .16 en .54 (Groningen). Er zit dus een mooi 20-minutenpatroon in, en de bus conformeert zich daaraan: die rijdt, althans in de middaguren, ook in 20-minutendienst. Daarbij geeft lijn 8 een goede aansluiting trein-bus, terwijl bij lijn 9 alleen de aansluiting bus-trein klopt; je kunt niet alles hebben.

Ook werp ik een blik op de netkaart van Arriva, en probeer de busreis te reconstrueren, die Chris Turksma vorige week heeft gemaakt naar het hoge noorden.

Voordat ik in de trein stap, werk ik mijn administratie bij van een middagje lijn 80. Ik heb vandaag in totaal 18 mensen zien instappen en 20 zien uitstappen; mezelf niet meegerekend. Daartoe heeft de bus gestopt aan 17 haltes, en zijn er tientallen haltes overgeslagen.

Lijn 80, een erg mooie lijn, inderdaad, maar helaas door slechts weinigen bekeken.

Frans Mensonides
25 augustus 2000


Post Scriptum: de roman van mevrouw Post loopt rottig af; één van de dames (natuurlijk de stadse) sterft. Maar zij gaat linea recta naar de hemel, dus laten we maar concluderen: eind goed; al goed.


"Koekblik" voor station Hoogeveen


lijn 80 (Almelo - Hoogeveen) in kort bestek
Maatschappij Connexxion / Arriva
Provincie Overijssel; Drenthe
Lengte traject (schatting) 53 kilometer
Rijtijd in aangegeven richting (overdag) 1 uur 42
Idem, 's-avonds ?
Exploitatie (maandag - vrijdag) 06.00 - 20.00 uur (tussen Hardenberg en Hoogeveen tot 0.00)
Zones 11
Frequentie Uurdienst. In de spits: halfuurdienst. Zaterdag en op zon- en feestdagen: tweeuurdienst.
NS-stations Almelo, Hardenberg, Hoogeveen
Overige knooppunten Westerhaar Vriezenveensewijk; Lutten
Route: Almelo - Vriezenveen - Westerhaar Vriezenveensewijk - Sibculo - Kloosterhaar - Bergentheim - Hardenberg - Lutten - Slagharen - De Belt - Moscou (!) - Hollandscheveld - Hoogeveen