Dáááááááááááááááááááág Frank! - deel 2

Tramlijn naar de Zwijnaardse Brug

Lees eerst deel 1

Ic weet wel al sonder waen,
Al ware al tlaken paerkement
Dat men maket nu te Ghent,
In ne ghescreeft niet daer an.
(Reynaert)

(VRIJ VERTAALD:
Het is boven iedere twijfel verheven: al zou al het laken
van Gent in papier veranderen, dan had ik nog niet
voldoende om alles op te schrijven.)


Gentse PCC-tram, met de St. Baafs op de achtergrond


WAT VOORAF GING EN NOG KOMEN GAAT

Onze held, De digitale reiziger, is per lange lijn naar België gereisd, met het doel, zijn overtollige Franken op te maken (waarvan hij een deel thuis in het buffet heeft laten liggen). Dat moét nl. van de Nederlandse overheid, die ons met de campagne "Dáááááááááááááááááááág Frank", nogmaals met de neus op de Euro-feiten heeft gedrukt.

In deel twee van dit verhaal vernemen we meer over de tramverbinding Gent Sint Pieters - Zwijnaardse Brug (en natuurlijk over de brandende vraag of De digitale reiziger zijn reisdeviezen van BEF 900 precies zal weten op te maken).

Aanvraag aanvaard

Ik ben dus in Wondelgem uit bus 10 van connexxion gestapt. Aan de overkant van een drukke verkeersweg zie ik een tram rijden; zo'n vierdubbel-gelede, die ik afgelopen winter in Antwerpen ingewijd heb. Het verbaast me, ze ook in Gent te zien; een tram met 77 zitplaatsen is schromelijk overdreven, in een stad, waar tot dusverre alleen PCC-tjes rondreden met 28 zitplaatsen per stuk. Aan dat kleine, doch ingewikkelde Gentse tramnet, heb ik pakweg 150 afleveringen geleden al eens een artikel gewijd. Daar niet iedere lezer van De digitale reiziger zich dit zal kunnen herinneren, staat hier een link daarheen.

Ik wil de weg oversteken en druk op de knop van het voetgangerslicht. Er gaat een lampje branden met de tekst "aanvraag aanvaard". Zo'n aanvraag wordt vervolgens per ijlbode doorgegeven aan het Ministerie van Mobiliteit, die daar eerst eens een tijdje over gaat vergaderen. Het duurt en het duurt. Na een kleine vijf minuten komt de autostroom tot stilstand en springt het voetgangerslicht op groen.

Ik beland nu in een straatje dat ik herken van mijn vorige bezoek aan Gent. Daar stond ik toen op tram 10 te wachten. Nu, vier jaar later, zie ik er net een voor mijn neus wegrijden, een PCC. Er komt er nog een aan, maar dat is de "Rijschool". Plotseling bedenk ik, dat ik helemaal geen zin heb om in herhalingen te vervallen. Daarom laat ik de tram de tram, en loop terug naar de bushalte (waarbij ik ten tweeden male die snelweg moet kruisen. Deze keer meldt het voetgangerslicht "oproep opgenomen", maar het duurt even lang als daarnet).

Bij de halte stoppen 5 streeklijnen. Eén ervan, lijn 58, afkomstig uit Brugge, heeft Gent Sint Pieters als eindpunt. Die wil ik hebben; bij Sint Peters begint immers de tramlijn naar de Zwijnaardse Brug. Ik moet nog 23 minuten wachten, en die breng ik lezende door in de abri. In volstrekte gemoedsrust; het is geen weer om ongeduldig te zijn.



Klooiink!

Als mijn wachttijd verstreken is, nadert er een niet gloednieuwe Van Hool-bus met van die platte voorruiten (als men begrijpt wat ik bedoel. Het is de 251128, op precies te zijn). Ik betaal 40 BEF voor een enkeltje, het standaard-tarief voor geheel Gent, een stad ter grootte van Utrecht, die nochtans slechts één zone omvat. De kop van mijn 900 Frank is eraf.

In de bus zitten een man of 25, meer dan ik vandaag in lijn 10 van connexxion bij elkaar heb gezien. Deze Van Hool is uitgerust met sterk verende, wijnrode stoelen, waar je decimeters in wegzinkt, en met een bekleding van nep-mahoniehout. Nog nauwelijks zijn we vertrokken, of we staan alweer minutenlang te wachten voor een spoorovergang, bij station Wondelgem. Ik kan deze spoorlijn niet zo goed thuisbrengen. Later zie ik op de kaart dat het om een nevenlijntje gaat: Gent - Eeklo, met treinen in uurdienst.

Bus 58 zoekt zijn weg eerst langs een breed havenkanaal. Vervolgens rijden we de oude binnenstad in, met de felgekleurde gevels die ik me nog van mijn vorige bezoek kan herinneren. Soms is het niet geheel duidelijk wat er verkocht wordt in Vlaamse winkels. "Nachtwinkel aan dagprijzen" is nog wel begrijpelijk, maar van "zetelbedden" kan ik me moeilijk een voorstelling maken, laat staan van de Tiercé. Een "Labo diavak" zal vast wel een fotolaboratorium zijn (anders stond er geen AFGA-logo op de gevel).

"Klooiink!" klinkt een schel belletje. Er wil iemand uit. "Klooiink!, Klooiink"; het belletje gaat nu heel vaak; we naderen het winkelhart. "Zuid" is een uitgestrekt plein met vele bus- en tramhaltes; het hart van het Gentse OV. Een mooi, modern winkelplein tussen al het historisch geweld; straks ga ik hier nog even kijken.

Met een haarspeldbocht draaien we de Rooseveltstraat op, een brede alléé. Nu naderen we Sint Pieters. Het is het eindpunt van deze lijn, en de bus stopt vanzelf wel, maar ik wil niet nalaten, één keer zelf op de knop te drukken, en een vrolijk "Klooiink!!" te veroorzaken. Dat klonk wel goed; ik druk nog twee keer. "Klooiink!, Klooiink!" Ik heb een wat onbenullige, kinderlijke bui vandaag; neem me niet kwalijk, maar Vlaanderen werkt dat bij mij altijd in de hand.

Achteraf blijkt 58 een heuse lange lijn zijn; op de site van De Lijn heb ik de dienstregeling ervan opgezocht.



Timboektoe

Sint Pieters heeft iets van een Middeleeuws kasteel, met kantelen en vele overbodige torentjes. Het wordt verbouwd. Ik ga eerst maar een enkeltje Roosendaal kopen. Voor biljetten wordt de reiziger verwezen naar een soort koepel aan de zijkant van het station. Aan de wand hangt een advertentie om treinbestuurders en treinbegeleiders (machinisten en conducteurs) te werven. "De geknipte persoon kan meer dan knippen alleen" luidt de slogan. Hopelijk gaat hier meer wervingskracht vanuit dan die idiote STER-reclames waarmee men in Nederland kandidaten probeert te vinden voor het beroep van vertrekassistent. Die ellendige, lawaaierige filmpjes, waarin een geëxalteerde macho in NS-uniform de bink loopt uit te hangen. Daarmee trek je nou net een verkeerd slag mensen, die weliswaar heel stoer zijn, maar je onbegrijpend aanstaren als je over "dienstverlening" begint. Toegegeven: eerlijke advertising zal NS momenteel niet helpen. Ze kunnen kwalijk roepen: "Welke loser wil er werken bij het zieligste en meest bekritiseerde bedrijf van Nederland, met de belabberdste werksfeer die je je kunt voorstellen?"

Gelukkig ben ik meteen aan de beurt bij het loket. Maar de bediende verwijst me naar "internationaal verkeer", twee keer rechtsaf. Daar vind ik twee loketten, voor elk waarvan een onafzienbare rij staat. Lekker zeg! Wat een toestand voor een enkeltje naar een plaats die vijf kilometer over de grens ligt, in ons verenigd Europa. "Voorrang onmiddellijk vertrek", staat te lezen boven het loket, maar ik kan de moed niet opbrengen, naar voren te dringen, alle wachtenden uit hun rij te kegelen, en met bassend stemgeluid "ONMIDDELLIJK VERTREK!!" te annonceren. Bovendien ben ik niet van plan, onmiddellijk te vertrekken, maar pas om halfzes. Maak daar meteen maar halfzeven van, met zo'n rij.

Het is druk hier. Laat ik op mijn persoonlijke eigendommen letten (al wordt je daartoe door de NMBS nooit gemaand), anders moet ik straks een bezoek brengen aan de Unit Gauwdiefstallen van de "Flikken". Die Gentse politieserie volg ik op de voet. Hij ligt ongeveer op het kwaliteitsniveau van ons eigen "Spangen". Niet best dus; niet best.

Aanvankelijk schiet de rij lekker op (wat veroorzaakt wordt doordat er kort na elkaar drie ongeduldigen afhaken), maar als ik op twee na aan de beurt ben, treedt stagnatie op. Dat komt door een jonge vrouw, die een wel zeer gecompliceerd kaartje wil; misschien een groepsreis naar Oelanbatar of Timboektoe. De lokettiste beschikt over een veel te groot toetsenbord, met wel 120 functietoetsen. Telkenmale zie ik haar hand aarzelen boven dat paneel. Toch is zij hier degene die het meest weet van internationale plaatsbewijzen, want regelmatig wordt zij door collega's van haar werk gehouden met vragen.

De printer spuwt uiteindelijk een reeks kaartjes uit en de klant verzoekt om een factuur. Die moet met de hand geschreven worden; dat valt me wat tegen, gezien de enorme printer die er staat. Zij betaalt, maar dan gaat de koop ineens niet door - waarom begrijp ik niet; de onderhandelingen worden gevoerd in een voor mij nauwelijks verstaanbaar dialect. De factuur verdwijnt in de prullenbak; het pakket kaartjes wordt opnieuw door de printer gehaald, om de eerder gepleegde handelingen ongedaan te maken. Vervolgens opent de lokettiste de geldla en krijgt de reizigster haar geld terug.

Ik bid vurig, dat we er daarmee zijn, en ik nu aan de beurt kom voor mijn repatriëring (er is alweer iemand afgehaakt; ik sta nu tweede in de rij). Maar neen, de jonge vrouw blijft staan. Vertrek onmiddellijk!, bezweer ik haar geluidloos. Wat wil ze nou nog? Een enkeltje naar Timboektoe; voor de hele groep. Een retourtje is haar te duur; eerst maar eens een enkeltje, en hoe ze dan terugkomen, dat zien ze tegen die tijd wel. Althans zoiets meen ik te kunnen opmaken uit het koeterwaals dat over de toonbank gaat.

Het is toch niet te filmen: De hele reeks handelingen begint opnieuw. Dat heb ík weer! Altijd sta ik in de verkeerde rij. Ook bij het tweede loket vlot het overigens niet erg. Achter me heeft zich een hele menigte reislustigen verzameld.

Als ik eindelijk aan de beurt ben, heb ik in totaal op de kop af een half uur in dat benauwde hok doorgebracht. Het kaartje naar Roosendaal kost BEF 575; gelukkig is er een aardige bres geslagen in mijn voorraad Franken."

Kijk, zulke dingen lees je nou nooit in verhalen van echte literaire schrijvers. Ik heb het opgeschreven omdat ik het heb meegemaakt, maar een schrijfdocent heeft mij ooit diets gemaakt, dat dat de aller-, allerslechtste reden is om iets op te schrijven. Daarom wordt er natuurlijk zoveel reisliteratuur verkocht in de boekwinkels!

Anderzijds, soms denk ik, dat het precies andersom is: ik maak zulke dingen mee, omdat ik van plan ben, ze op te schrijven. Maar dat is natuurlijk absurd. Hoe kon die klant die in de rij voor me stond, nu weten, dat ik De digitale reiziger ben? Toen ik in die rij stond, leek dit me een leuk verhaal te gaan worden, maar nu ik het heb opgeschreven, en overlees, vind ik het complete stierenpoep. Vergeet het maar; we gaan nu op weg naar Zwijnaarde.

Sint Pieters Aalststraat

Tramlijn (te voet)

Zwijnaarde is sedert september 2000 verbonden met Sint Pieters, en wel door een verlenging van de tramlijnen 21 en 22, die vanaf de "tramkoker" onder dat station over een afstand van bijna 2,5 kilometer zijn doorgetrokken. Feitelijk klopt dit niet; de trams halen de buitenwijk of voorstad Zwijnaarde niet eens, maar sterven aan de rand daarvan op de Zwijnaardse brug. Tussen hier en genoemde brug ligt een oude, maar goed geconserveerde Gentse buitenwijk, waar ze het pakweg 65 jaar zonder tram gedaan hebben. Verder bevindt zich op loopafstand van de trambaan het terrein van de Rijksuniversiteit en dat van het Academisch Ziekenhuis, maar die liggen zo dicht bij Sint Pieters, dat lopen verstandiger is. Al met al zie ik de zin niet erg van dit trambaantje, maar ik ben er ook geen tegenstander van.

Ik besluit naar de Zwijnaardse Brug te lopen, en onderweg alle trams te fotograferen, die ik zie. Daar het schoolvakantie is, en juli of augustus, rijden lijn 21 en 22 momenteel in gecombineerde 10 minutendienst. Buiten de schoolvakanties rijdt de tram elke 7,5 minuut.

In de wat duistere tramkoker, waar ik in 1997 mijn omzwervingen door Gent begon en beëindigde, hangt alweer een slogan: "Op de bus, daar gebeurt het", ondertiteld met "Je bent niet goed wijs, als je de bus niet neemt". Even verderop, bij een café, lees ik: "Geen sigaretten zonder consumptie". Zulke borden heb ik Nederland nog nergens gezien; reizen verruimt je blik.

De trambaan volgend, wandel ik door brede lanen, langs plantsoenen en enigszins statige huizen. Zo nu en dan sukkelt er zo'n trammetje langs me heen. Ze zijn nog redelijk bezet; het moet gezegd worden.

Even verlaat ik het rechte pad, en doorkruis een buurt met smalle straatjes en pleinen vol spelende kinderen. "Vakantieperiode - matig uw snelheid"; alweer een intrigerend opschrift. Ik hoop, dat de automobilisten er niet uit lezen, dat ze hier na 1 september maar weer een beetje raak mogen scheuren.

Bij het Rerum Novarumplein (wat klinkt dat lekker katholiek) keer ik terug op het rechte tramspoor. Een paar hectometer verder ligt het eindpunt. Een wissel; geen keerlus: alle Gentse trams zijn gefabriceerd in tweerichting-uitvoering. Ik loop nog even de Gestichtstraat in, achter welke onheilspellende naam een door paters gedreven jongensinternaat schuilgaat. Het ligt achter een grimmige muur.



Tramlijn (per tram)

Ik stap in de gereedstaande tram. Het is een 21, naar Melle-Leeuw. De Gentse PCC-vloot ziet er prima uit, al zijn de wagens zo'n jaar of veertig oud. Deze is net gemoderniseerd. Hij is uitgerust met televisieschermen, die de reiziger van alles laten zien: de juiste tijd, de eerstvolgende halte, de route en eindbestemming; reclame, nieuws, oude tramfoto's en zelfs vakantiekiekjes van Gentenaren. Ik zal ze een vakantiefoto sturen van deze tram, dan kunnen ze die vertonen.

De tram vertrekt, en boemelt door de zonnige lanen terug naar het station. Langzaam, zeer langzaam verloopt de rit. Het is bij te houden voor een snelwandelaar. Verkeerslichten staan minutenlang op rood, maar nog moet de bestuurder zich inhouden om niet vóór te raken op zijn schema. 10 minuten staat er voor de amper 2,5 kilometer tussen gesticht en tramkoker. Er stappen onderweg, bij de zes haltes, wat forenserige reizigers in, maar totdat de tramkoker bereikt is, zijn ze op de vingers van twee handen te tellen. Daarna, als we richting centrum rijden, via een bizarre zig-zagroute, wordt het langzaam drukker. Uiteindelijk moeten er zelfs mensen staan.

Het tempo blijft laag. Ik stap uit bij het plein Zuid, dat ik eerder deze middag gezien heb. De rit heeft een half uur geduurd, over een afstand die je, als je tenminste de kortste weg neemt, in die tijd bijna zou kunnen lopen. Je mag dan in Gent niet goed wijs zijn, als je de bus niet neemt; als je de tram wél neemt, wordt je hoogstwaarschijnlijk ook door buren, kennissen en collega's nagewezen.

In Gent moet je helemaal het OV niet nemen. Het is een dwaal- en zwerfstad. Gent is een stad waar je moet flaneren, langs de pracht en de rijkdom van de Middeleeuwen, door de knusse winkelstraatjes, en desnoods in het hypermoderne overdekte koopcentrum. Ik doe het, anderhalf uur lang.

Feestpaleis

In een steeg zie ik een schoenenwinkel, waar ze alleen maar Mefisto's verkopen. In een ander zijstraatje koop ik een buitensporige ijsco; twee bollekes voor 75 Frank. Ook trek ik een Colaatje uit de automaat, en laat het wisselgeld in het bakje liggen. Maar dit alles helpt niet; ik heb nog 100-zoveel Franks over. En natuurlijk die 500-zoveel in het buffet. Hoe zit dat nou precies? Ik had eens wat beter naar die Euro-campagnes moeten luisteren, in plaats van ze af te zeiken. Papiergeld kun je vóór 31 december altijd nog inwisselen bij de bank, dunkt me. Het muntgeld kan geschonken worden aan de liefdadigheid, heb ik laatst vaag gehoord. Dat idee is me niet onsympathiek, zolang het geld niet gaat naar die flessentrekkers van Foster Parents, of naar de terminale hulporganisaties van Singh Varma.

Ik doorkruis het Citadelpark, een mooi stuk groen tussen het steen (en daarin staat weer ander steen, onder andere het Feestpaleis). Een foto zit er niet meer in; de batterij van mijn camera is leeg. Nog net op tijd, twee minuten voor halfzeven, bereik ik Sint Pieters. Voor het station is een Afscheidszone. Daar neem ik afscheid. Dáááááááááááááááááááág Frank!, in het Euro-tijdperk kom ik terug.

Frans Mensonides
22 augustus 2001


l

Gent Sint Pieters