Nieuwe reexx - Aflevering 91 ZONDAG 16 MAART 2003
Lees ook de Gouwe Ouwe in de rechterkolom!
OV-reisverhaal

Westerkim
Langs Lange Lijnen (24): connexxion 145 Leiden - Amsterdam


Uitdaging (dit is de inleiding)

Het Digitaal Reizigers InformatieSysteem op het Leidse busstation laat het weer eens afweten. Ik zie de door mij begeerde bus 145, vertrek 10.57 uur richting Amsterdam, in de verte afwachtend gereedstaan, maar het lijnnummer verschijnt boven geen enkel vertrekperron. Zo’n DRIS vereist een oplettende houding, zowel van passagier als chauffeur. Uiteindelijk rijdt de bus op naar perron 4, dat toevallig toch leeg staat. Hij ontglipt me niet; ik been die richting uit.

Er zijn toch ook voordelen verbonden aan een busstation met vaste haltes per lijn. Dan sta je altijd goed, en hoef je niet zo op te letten. Dat hadden we vroeger in Leiden, jarenlang, totdat in 1999 plots de vooruitgang toesloeg.

We vertrekken met enkele minuten vertraging, met 45 kilometer polderland voor de boeg, af te leggen in 103 minuten, in een groene bus met wagennummer 2606. Het rustige gedeelte van lijn 145, Leiden - Nieuw Vennep, wordt overdag elk uur gereden en ’s avonds helemaal niet. Tussen Nieuw Vennep en de Marnixstraat in Amsterdam zijn er meestal wat meer reizigers, en rijdt lijn 145 in halfuursdienst.

Als Leidenaar heb je weinig reden om in deze bus te gaan zitten, tenzij je persé in Amsterdam wilt zijn, op een dag dat er net een treinstaking is (quod non, vandaag). Dan is de 145 ineens gewild, en overvol op het gehele traject. Of tenzij je Frans Mensonides heet, houdt van korte werkweken, en je kunt beschikken over vrije tijd bij de vleet. Ik ben een kind van de 24-uurs economie, werk daarom even zovele uren per week, en voer verder niets uit in deze maatschappij, behalve dit tijdschrift vullen.

Maar dan nog. Waarom een verhaal over deze weinig opzienbarende streekvervoerlijn? In het tijdperk van De digitale reiziger heb ik een serie artikelen geschreven onder de titel “Langs Lange Lijnen” (klik hier voor het overzicht). In totaal heb ik 23 buslijnen gedaan met een rijtijd van minimaal 1 uur 40 van begin- tot eindpunt (dat was het criterium), waarbij de 145 altijd genegeerd werd omdat ik er geen brood in zag. Vandaag begint deze reeks opnieuw op REFLEXXIONZZ!, juist met die saaie lijn.

Een boeiend artikel van minstens 3000 woorden schrijven over bus 145; dat is de opdracht die ik mezelf vanmorgen gegeven heb. Ik beschouw het - laat ik het modewoord er nog maar een keer tegenaan gooien - als een ‘uitdaging’.


Vaart

Het stille uur. Behalve uw dienaar heeft de bus slechts één andere opvarende. We rijden Leiden uit en maken eerst nog een grote omtrekkende beweging door Oegstgeest, alvorens koers wordt gezet naar de hoofdstad. In het villadorp worden nog twee scholieren opgepikt, op een vroege thuisreis.

De waterbeddenconcurrent laat ons, zoals blijkt uit de busreclame, hun bedden 90 nachten lang gratis uitproberen.

Zonder stoppen doorkruisen we Warmond, een gemeente vol spookhuizen, duistere bospercelen en kloosters, en kiezen de rijksweg A-zoveel langs Sassenheim, om die weer te verlaten ter hoogte van het polderdorpje Abbenes. We volgen nu de ca. 20 kilometer lange, kaarsrechte Hoofdvaart die de Haarlemmermeerpolder doorsnijdt.

De panden zijn langs de gehele vaart doorgenummerd; het eerste huis van Abbenes heeft nummer 1671. Hoe ze dat nou doen met tussenvoegen, dat weet ik niet. Ik neem niet aan dat ze de hele boel hernummeren als er tussen 1671 en 1670 een nieuwe woning neergezet wordt, of als er ergens een wordt gesloopt. Misschien laten ze hier en daar wat nummers open; misschien werken ze met a-nummers; ik probeer het te volgen vanuit de bus, maar de huizen en hoeven schieten te snel voorbij.

Flatgebouwen worden zichtbaar boven het vlakke akkerland, als fata morgana’s. We naderen het dorp Nieuw Vennep, sinds de opening van de Schiphollijn 1981 voorzien van een NS-station. Maar Nieuw Vennep is sedertdien scheefgegroeid; de verkeerde kant op, steeds verder weg van de spoorbaan. Aan de oostzijde van het spoor heb je alleen de buurtschap Kabel; in het westen groeit het maar door. Opmerkelijk aan dit polderoord is verder, dat het een vierkant net van hoofdwegen kent, met de namen Noorderdreef, Westerdreef, Zuiderdreef en Oosterdreef; hierover is lang nagedacht.


Getse

Ik stap uit bij de halte Westerkim. Die naam blijkt toegekend te zijn aan wat je tegenwoordig geen ‘bejaardentehuis’ meer mag noemen; een hoekige, bonkige flat, die zes-hoog uittorent boven de rest van deze wijk. De rood-wit-blauwe vlag van Huize Westerkim hangt er slapjes bij, hoewel we vandaag verkeren in de omstandigheid van krachtige tot stormachtige wind. Hoe kan dat, dat die vlag niet wappert?

Ik denk de naam Westerkim te begrijpen; men had vermoedelijk Avondzon en Avondrood afgekeurd als al te oubollig en onorigineel, maar wilde wel iets in die richting. En De Einder was al vergeven aan een vereniging tot bevordering van euthanasie; die naam viel dus ook af. Zo werd het dus: Westerkim.

Het complex stamt uit de tijd dat men bejaarden dacht te plezieren met een uitzicht op een gapende diepte, en hen daarom huisvestte in dit soort volières. Dat is tegenwoordig volkomen achterhaald; de bedenkers ervan zitten nu zelf in zo’n seniorenflat, hun dwaling te betreuren. Bij mij in de buurt gaat er een van 10-hoog tegen de vlakte; net 30 jaar oud; wonderlijk, dat zo weinig bejaardenoorden zelf de seniorenstatus bereiken.

In het westen van Nieuw Vennep is een VINEX-locatie in wording, luisterend naar de naam Getsewoud. Die wekt bij mij op voorhand geen vrolijke associaties, en roept onafwendbaar het woord Getsemane in me op, hoewel het nog lang geen Goede Vrijdag is.

Laten we er eens gaan kijken! Een wandeling door Getsewoud komt neer op tiptenen door de modder, met elegant opgetrokken broekspijpen; je loopt hier wat nichterig. Het wegennet is nog in aanleg; vooral met de voetpaden lijkt men enigszins achter te liggen op het schema.

Getsewoud zal in circa 2005 een aftakking krijgen van de Zuid-Tangentbus (zie ook aflevering 39). Langs de rand van de wijk loopt een brede baan bagger, vermoedelijk de Tangent-baan in aanleg. De zijtak naar Getsewoud begint in Hoofddorp, ongeveer bij de halte Toolenburg, en krijgt een lengte van circa 6 kilometer. Zolang de rode snelbus deze wijk nog niet aandoet, wordt hij ontsloten door de lijnen 52 (Noordwijk aan Zee - Hoofddorp NS) en 53 (Haarlem - Nieuw Vennep NS).

Ik volg een kronkelige weg langs ijzeren hekken, en zie huisjes met puntdaken, zoals een kind ze zou tekenen. De donkerrode baxxtenen zijn nog steeds in de aanbieding bij alle steenfabrieken; er wordt ook hier overvloedig gebruik van gemaakt van dit sombere bouwmateriaal.

Overal hangen verkiezingsposters die Jim of Jamai aanprijzen. Eerst denk ik dat het om heel jonge kandidaten gaat voor de Staten van Noord-Holland, maar dan schiet me te binnen dat ik iets gelezen heb over een talentenjacht op televisie. Daaruit kun je weggestemd worden; heel Nederland, behalve ik, schijnt hier het fijne van te weten, en zich er druk over te maken. De gelukkige winnaar krijgt een wurgcontract met een platenmaatschappij, dat slechts door de dood ontbonden kan worden, en geldig is in het gehele zonnestelsel en de wijde omgeving daarvan.

Hoe zou het nu precies zitten? Als je Jamai voor de ramen hangt, wil je dan dat hij verkozen wordt, of juist dat hij wordt weggestemd?

Het is guur in Getsewoud. Behoedzaam modderpoelen mijdend loop ik door wat een park moet worden, en zie in glazen schachten liften op en neer schuiven. Exact op het noenuur passeer ik de basisschool, die in deze kinderrijke wijk van monsterachtige omvang is: een complex met tientallen en tientallen lokalen dat misschien wel 1000 jonge Nieuw-Vennepertjes kan herbergen.

Alle deuren barsten open en de leerlingen stromen naar buiten. Voor me lopen een blauwgejast meisje van een jaar of zes, en haar vader.
“Apen komen hier alleen maar in de zomer”, zegt ze, met enige spijt. Na een korte pauze vervolgt ze: “Ik hou wel van ‘verboden te vechten’. Want ik vind dat….”

Bijna wordt ik ondersteboven gereden door een ander meisje op een fiets.
“Uitkijken voor die meneer!”, maant de moeder.
-“Ik kan toch gewoon trieng, trieng doen?”

Ik zie een flat in de vorm van een watertoren, met een koepel, waarop een grote kerstboompiek. Daarachter liggen huizen gerangschikt rond een zuilengaanderij voor peripatetici. Ik zou hier wel de godganse middag in dat vierkant willen rondwandelen, op zoek naar diepere inzichten in de aard van het rondwandelen, maar heb geen tijd; ik moet verder met die lange lijn.

Aan de rand van deze Vinex-locatie kleuren de gebouwen langzaam van donkerrood naar diepbruin; nog somberder. Ik bestudeer de wijkkaart. Getsewoud heeft geen woud, maar wel een Lenteplantsoen, een Zomerplantsoen, een Herfstplantsoen en een Winterplantsoen. De wijk wordt afgesloten door de Noordelijke Groenstrook en de Zuidelijke Groenstrook. Het noodwinkelcentrum levert de essentialia voor het wonen alhier, waaronder pizza’s, snacks, computers, steaks, videotapes, behang en vitrage voor al die nieuwe huizen, en niet veel meer dan dat.

Getsewoud, paradijs in aanbouw, nog ten westen van de Westerkim; in 2005 kom ik hier terug per Zuid-Tangent!, beloofd.


Beetje verknipt

Het winkelcentrum in het hart van Nieuw Vennep “bouwt aan zijn toekomst”. Ik reis dus maar verder. Bij de halte Raiffeisenstraat wacht ik op de bus, in het gezelschap van een man met een Hindoestaans voorkomen, die nerveuze blikken op zijn horloge werpt, en gedreven loopt te ijsberen over het trottoir. De bus komt eraan, precies op tijd; de zenuwachtige man heeft hem als eerste gezien. Het is de 2607; we werken vandaag in een klimmende reeks.

In Hoofddorp stopt de bus op de Melis Spaansweg, waar iets veranderd lijkt ten opzichte van vijf jaar geleden, toen ik hier kwam voor deel 3 van Langs Lange Lijnen. Er is iets gesloopt; er komt wat nieuws. Tijdens die aflevering liet ik me in het centrum van Hoofddorp bij een CD-winkel door een vinnige verkoopster een spaarkaart in de handen drukken. Zou die nog geldig zijn? Ik heb hem niet bij me, en blijf dus in de bus zitten.

Het is nog steeds niet druk, en ik hoor ook geen gesprekken waarvan de flarden een verhaal als dit kunnen opluisteren. Voor me zit een man van een jaar of 60 met lange piekharen boven een vette kraag. Een paar haltes geleden is hij op onzekere benen binnengestapt. “Doe mij maar het gewone recept”, heeft hij tegen de chauffeur gezegd, alsof hij aan de toog zat en de buschauffeur een kastelein was.

De man dirigeert een denkbeeldig koortje, roept enkele malen “Aahhh!”, knijpt de neus dicht en zegt: “Bah, shit!” Na het doorlópen van deze zinledige cyclus gedragingen begint hij telkens opnieuw: dirigeren, Aahhh, neus, Bah, shit! Hij ruikt zichzelf, vermoedelijk; zijn laatste bad heeft al enkele weken geleden plaatsgevonden.

De bus rijdt successievelijk door Badhoevedorp en Sloten. Ik let niet op, heb slaap en zou het liefst nu liggen in een mild schommelend waterbed.

Tussen Nieuw Vennep en Amsterdam ligt, als je bus 145 neemt, een uur reistijd. Dat hele uur lang houd ik mijn voorlopige reisdoel voor ogen; het Haarlemmermeerstation. Tot 1950 was dit statige bouwwerk het eindpunt van de stoomtreinen uit Aalsmeer en Uithoorn, die elk via Amstelveen een uurdienst onderhielden met Amsterdam. Het was meer een tramlijn (bij gebrek aan het woord ‘lightrail’, dat nog niet bestond); om de één à twee kilometer was er een stop; ook in het inmiddels door Amstelveen opgegeten dorpje Bovenkerk. De lijn werd opgeheven in een tijd, dat de plaatsen erlangs juist tot ontwikkeling begonnen te komen. Het zuidelijke trajectgedeelte is gesloopt, al zijn in Uithoorn en Aalsmeer de beginstations blijven staan.

Tussen Bovenkerk en het Haarlemmermeerstation liggen nog rails. Hier verzorgt de Elektrische Museumtram Amsterdam (EMA) in het zomerseizoen toeristenritten met nostalgisch trammaterieel uit heel Europa. Ik heb een jaar of tien geleden eens zo’n rit gemaakt en herinner me de restauratie van Haarlemmermeerstation als een tram- en spoorwegmekka; het hing er vol met herinneringen aan vervlogen gloriejaren van tram en trein, en je kon er nog steeds eten en drinken.

Daar wil ik nog wel eens zitten. Ik stap uit, tegelijk met de verlopen beeldend kunstenaar (inmiddels heb ik besloten, dat dat zijn professie is), die bij het verlaten van het voertuig ineens woedend brult: “Dit is het zogenaamde Haarlemmerméérstation!” Hij schudt zijn vuist naar de zich verwijderende bus.


In de Joekee

De tramhalte van de EMA, het plaatskaartenloket en het spoorwegemplacement liggen te verlangen naar het zomerseizoen, dat op deze gure, winderige maartdag nog heel ver weg is.

De restauratie in het stationsgebouw is opgeheven (is zij er ooit geweest??) Nu huist Prins-H er, een eetcafé-achtige horecaonderneming waar op dit late lunchuur een ware kakofonie heerst. Als ik de deur open, suist een golf van lawaai op me af. Zowat 50 voornamelijk jonge Amsterdammers proberen elkaar te overstemmen, daarbij gehinderd door luide muziek die uit de luidsprekers bulkt, en hels gesis van een koffiezetapparaat, als het blazen van een woedende reuzenkat. Een man roept iets in een telefoon, nek krom, het andere oor dichthoudend met een vinger. Hij heeft de ogen dichtgeknepen, om beter te kunnen horen.

Het is volstrekt foute boel, hier, maar ik ben reeds gezeten, wil wat eten, trouwens, en heb ten overstaan van de ober al iets aangewezen op de menukaart (praten, daar begin ik hier niet aan).

Mijn stoel en tafel staan op een verhoog; akelig dicht bij de rand. Onthouden dat ik mezelf dadelijk niet met stoel en al in één ruk een halve meter naar achteren schuif, in mijn haast om weg te komen. Dan word ik hier met een schedelbasisfractuur vandaan gedragen, en heb ik vanmiddag in het ziekenhuis te kampen met complete amnesie over deze dag tot dusverre.

Schuin beneden me zit een gemillimeterde late dertiger met foutieve bretels, die indruk poogt te maken op drie vrouwelijke disgenoten van om en nabij 18. Zelfvergenoegd leunt hij achterover in zijn zetel, buik naar voren; een te dikke pad. Fijntjes gebarend is hij aan het woord, maar ik versta goddank niet wat hij zegt.

“Naast de Joekee zijn we gewoon in Europa de leader”. Een doortastend type aan het tafeltje naast me; door een toevallige daling van het geluidsniveau vang ik iets op.

Wat ik besteld heb, komt neer op een ingewikkeld, met een ijzeren pin doorboord samenstel van licht geroosterde boterhammen, met van alles ertussen. Het gaat de begroting van mijn dieet verre te boven, maar nu het er eenmaal staat, eet ik het toch maar helemaal op.

“[…] het gevoel dat in de Joekee straks die grote jackpot […] van je BINGO!”

Een tafeltje verder zitten Italiaanserige zakenlieden ruim besproeid te werken aan een lunchdip waarvan zij tot het uur van zonsondergang spijt zullen hebben. Ik sta op, om de mijne te verdrijven met een stevige stadswandeling. Misschien even naar Scheltema; de boekenweek is per slot nog niet begonnen, zodat ik nog niet bang hoef te zijn, een Giphart cadeau te krijgen.


Conversatie

Om halfvier meld ik me bij het busstation aan de Marnixstraat, aan de rand van de Jordaan, voor de terugreis naar Leiden. Daartoe staat de 4316 gereed, een oude bus uit het tijdperk van MidNed, zo niet Centraal Nederland, met paarse zitbanken en dof brullende motoren. Een student en een studente komen achter me zitten.

-“Voor een rothokkie van 3 bij 4 betaal je 400 in de Bijlmer. Nu zit ik een stuk goedkoper.”
-”Voor je ouders ook wennen, dat je het huis uitbent.”
-“Ze vinden het wel stil in huis. Maar mijn broertje blij natuurlijk; die heeft meteen m’n kamer ingepikt”.

Deze bus is wat drukker dan op de heenweg. Langzaam, halte voor halte, loopt hij vol. Zolang we nog in Amsterdam verkeren, stapt er niemand uit. Geen Amsterdammer laat zich met een streekbus naar huis brengen; dat is nu eenmaal een natuurwet. Na een klein kwartiertje passeren we het Haarlemmermeerstation, dat wel erg ver uit het centrum lag / ligt.

-“In Badhoevedorp is het ook oppassen. Er zitten linke gasten. En er komen er steeds meer bij. Laatst is er een jongen neergestoken; daar kun je toch ook een aardig trauma aan overhouden. En zijn ouders zijn zich ook kapot geschrokken. Een steek in de borst; gelukkig hebben ze niets geraakt; geen vitale onderdelen”.

Sloten bestaat uit een strook oude boerderijen en tuinencomplexen, dapper standhoudend tussen oprukkende nieuwbouw. Het dorp valt onder Amsterdam, en is een paar eeuwen ouder dan de stad van die naam.

“-Zijn broertje die heeft al drie profielen. Die is slim, hee! Alleen voor sociale vaardigheden… Ze krijgen sociale vaardigheden. Bijvoorbeeld; slecht nieuws brengen, dat je moet zeggen dat iemand terminaal is”.
-“Ja, maar hij is ook echt zo iemand… die zégt dat gewoon. Ik hoor het hem al zeggen: ‘meneer, u bent terminaal; u gaat binnen drie weken dood. Nog vragen?’ Bom, volgende patiënt!”

Nog even is er oponthoud; een file bij de molen aan de ringvaart, maar dan verlaten we Amsterdam toch, en rijden de Haarlemmermeer weer binnen.

-“Nederlands recht, een beetje advocatuur en zo. Fiscaal is saaier, maar schuift later het meeste, als je dat hebt”.
-“je wordt vast de nieuwe Spons, hoe heet-ie, of Moskevietsj”.
-“ha, ha, ha, ha!”
-“Ik zie dat wel eens; ik kijk veel TV, Spangen en zo”. [fluisterend] “Hee, zie je dat? Die vent daar vóór ons zit alles op te schrijven wat we zeggen!”
-“Jezus! Maar wacht eens… Nou zie ik het eindelijk. Herken je hem niet? Dat is Frans Mensonides van REFLEXXIONZZ! Nu komen we in REFLEXXIONZZ! Vet kicken, hee!
-“Iiiiiiiiiiii! [uitroep van enthousiasme].
-“Hebben we geen rare dingen gezegd?”
-“hi, hi, hi, hi”.
-“Hee, meneer, wanneer wordt het uitgezonden?”
-[ik]: “Een internetpagina wordt over het algemeen niet uitgezonden, doch geüpload, met een trema op de u, al staat het idioot. Maar deze dialoog, die wordt helemaal niet geüpload; daar gaat een grote kras door, want dat is me al te onwaarschijnlijk, dat ik in bussen herkend zou worden; dat kan niet waar wezen”.

Badhoevedorp is een rustig oord (tussen twee vliegtuigen in), met wilgen langs brede singels, groene plantsoenen en huizen waar het goed wonen moet zijn, ook voor 400.

De studenten stappen uit. Zo’n gesprek van bijna drie kwartier lijkt nog heel boeiend als je er de beste twee, drie minuten van weergeeft, zoals in Studio Sport een samenvatting van De Graafschap - Excelsior ook nog pruimbaar kan zijn. Maar vooral van een aankomend strafpleiter zou je toch een meer sprankelende conversatie mogen verwachten; het valt me wat tegen, al met al.


Temfay (dit is het slot)

De weg was recht. We rijden langs een startbaan van het zich immer uitbreidende Schiphol. Dunne wolken boven het akkerland filteren het zonlicht; nu kun je pas echt goed zien dat zonlicht uit zonnestralen bestaat.

“Hazerswoude”, heet een lage, brede boerderij. In de 19e eeuw noemden de kolonisten, die hier het drooggemalen land in bezit namen, hun hoeve vaak naar het dorp van herkomst. Hazerswoude - Haarlemmermeer stond toen gelijk aan een emigratie.

“Temfay”, staat met krullende letters op een andere boerderij. “Die ken ik”, roep ik enthousiast, “die man maakt altijd reclame op TV-West!” Bij mij heeft hij daar in ieder geval naamsbekendheid mee verworven, maar dat betekent ook weer niet dat ik de bus verlaat om bij hem een van zijn logge, eikenhouten boerenmeubelen te kopen, daarin handelt hij gelovic onder meer.

Enkele haltes voorbij de Melis Spaansweg bereikt ons voertuig station Hoofddorp. Hier stap ik uit; ik ga verder met de trein. Althans qua kwantiteit heb ik nu al ruimschoots voldaan aan de uitdaging die ik me vanmorgen gesteld heb. Ik heb de handschoen opgenomen; alleen daarom al ben ik een winnaar. Al zal ik er dan geen Idol mee worden, noch er de jackpot mee verdienen in de Joekee; het geeft toch een tevreden gevoel.

Frans Mensonides



Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.


Alvast een citaat uit een volgende aflevering:
-“Hm [schamper lachje], als ik jou zo hoor, is de uitvinding van de taal niet meer dan een tragische vergissing in de geschiedenis der mensheid”.
Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Carnaval in Eindhoven Kunstkijken in het nieuwe van Abbemuseum - Wo. 12.03.2003
- - - -
Nieuwe belevenissen in de kortste maand Daar komen de Heemschutters / Chronisch zieke wereld - Zo. 09.03.2003
- - - -
Op de bodem van Nederland Nog geen 'lightrail' tussen Alphen en Gouda OV-reisverhaal- Wo. 05.03.2003
- - - -
Kroniek in triptiek Belevenissen in de kortste maand- Zo. 02.03.2003
- - - -
Winter in Zeeland (2) De boot is aan! OV-reisverhaal- Do. 27.02.2003
- - - -
Winter in Zeeland (1) Boemelen met NS van Roosendaal naar Vlissingen OV-reisverhaal- Zo. 23.02.2003
- - - -
Raranoia (2) Nog een dubbelcolumn over (on)alledaags wantrouwen- Do. 20.02.2003
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden


Airmiles
Gouwe ouwe, eerder gepubliceerd in REFLEXXIONZZ! op 1 maart 1998


Spatuwermaals? Met deze vraag wordt de klant sinds enkele jaren geconfronteerd aan de kassa van warenhuizen en supermarkten. Het betekent: "Spaart u airmiles". De uitvinder van de airmiles heeft ons spreekorgaan geen goede dienst bewezen. "Airmiles" heeft met "Margaret Thatcher" of "Partick Thistle" gemeen dat het voor een Nederlandse tong nauwelijks is uit te spreken. In wandeling worden "airmiles" dan ook meestal "ehmaajjs", ejjjmaas of simpelweg "emmels" genoemd.

Emmels zijn de opvolgers van de aloude spaarkaart. Wie zich bij de supermarkt arm had geconsumeerd kon tegen inlevering van een volgelikte en volgeplakte spaarkaart enkele harde Hollandse guldens terugkrijgen. Guldens die hij zelf al driedubbel en dwars had uitgegeven. Immers: in zijn zucht, de kaart zo snel mogelijk vol te krijgen, laadde hij elke dag veel te veel koopjes in zijn karretje.

Zegels werden emmels. Een consument die ziljoen emmels gespaard heeft, kan het luchtruim kiezen om elders op deze aardbol zijn ongezonde consumptiegedrag voort te zetten. Voor Albert Heijn was dit nog niet genoeg. Hij introduceerde de bonuscard.

Nu spaar ik helemaal niets in supermarkten. Niet uit verheven principes, hoor, maar ik vind het zo'n gesodemieter. Het geld is me gewoon de moeite niet waard. "Nee", zei ik dan ook gedecideerd tegen de juffrouw achter de kassa, die mij gevraagd had of ik een bonuscard bezat. Zij had een uiterst chagrijnige postzegel en keek mij aan of zij mijn kop het liefst van de romp gescheiden zou zien. "Kènt u de bonuscard?", vroeg de harpij, op een toon van waag-het-eens-om-nee-te-zeggen. "Nee", grauwde ik, "en dat wil ik graag zo houden".

Haar "prettig weekend" werd uitgesproken op de wijs van "vuile galbak" en trof me, toen ik de winkel verliet, als een zweepslag in de nek.

Ik wacht nu met smart op een gratis door AH ter beschikking gestelde button met de tekst: "Sorry, ik ben geheelonthouder". De caissière hoeft niets meer te vragen, ik hoef niet meer te snauwen; iedereen een beter humeur.

Frans Mensonides

PS: hoe terecht het is dat ik niet mee wilde sparen met Albert Heyn, weten we inmiddels.


De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Veelgeplaagde koningin Beatrix opent tunnel onder Westerschelde

Ondergedoken?

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts.


© 2003, Frans Mensonides, Leiden


12 beg/240(22)/383(102)(27)/149,7(40,4)