"Trem, trem, trem, dit is je requiem"
Honderd jaar Zandvoort - Amsterdam


Amsterdam; "De Krommert"


In alle enthousiasme over de millenniumovergang worden dit jaar de reguliere eeuwfeesten, herdenkingen en jubilea systematisch vergeten. Anders kan ik niet verklaren hoe het mogelijk is, dat het honderdjarig bestaan van de elektrische tram in Nederland door niemand is opgemerkt. Door niemand, behalve De digitale Reiziger. Wij doken in de boeken en ontdekten dat precies een eeuw geleden de eerste vaderlandse elektrische tramlijnen geopend werden.

In de jaren 1899 en 1900 startte de Haarlemse ENET (Eerste Nederlandsche Electrische Tram-Maatschappij), maar liefst drie tramverbindingen: een ringlijn door Haarlem (de Ceintuurbaan) en twee intercommunale lijnen: Haarlem - Zandvoort en Haarlem - Bloemendaal.

Vijf jaar later werd de lijn naar Zandvoort gekoppeld aan het nieuwe tramtraject naar Amsterdam, geëxploiteerd door de ESM (Electrische Spoorweg Maatschappij). De tramlijn Zandvoort - Amsterdam ging in 1924 over in handen van de NZHTM, overleefde de crisis en vijf jaar bezetting, maar werd in 1957 alsnog ten val gebracht door de kortzichtigheid van de magistraten. De tram maakte plaats voor een bus, die thans, als Connexxion-lijn 80, nog altijd de verbinding onderhoudt tussen het centrum van Amsterdam en het strand.

Deze week maken wij een herdenkingsrit met lijn 80, maar voor het zover is, komt er eerst een wat uitgebreidere geschiedenisles, en laten wij een tijdgenoot aan het woord over het begintijdperk van de intercommunale tram.

De historische gegevens in dit artikel heb ik ontleend aan hét standaardaardwerk over de tramlijn Zandvoort - Amsterdam: H.J.A. Duparc; Het trambedrijf van de NZH. Tussen Spui en Zandvoorts strand 1899-1957; Haarlem 1995. Het ooggetuigenverslag is samengesteld uit de levendige jeugdverhalen van mijn grootmoeder, waar ik als kind altijd gefascineerd naar heb geluisterd.


Historie

Evenals de millenniumwisseling vindt ook het door DDR ontdekte tramjubileum niet plaats in het juiste jaar. Al eerder dan 1899 hebben er elektrisch voortgedreven trams gereden in dit land. Er zijn wat experimenten geweest met accutrams, maar die hadden enkele praktische bezwaren (onder meer het feit, dat de accu zwaarder was dan de rest van de tram en alle passagiers bij elkaar; de tram ontwikkelde zodoende geen al te hoge snelheid). Verder reed een Duitse maatschappij al in 1895 in de buurt van het drielandenpunt een stukje over Nederlands grondgebied met een elektrische tram - wél met bovenleiding -, maar dat telt allemaal niet mee.

Het elektrische tramtijdperk begon pas echt in 1899, toen de ENET (de naam zegt het al) de lijn Zandvoort - Haarlem opende. Dat gebeurde midden in het badseizoen. Of 1899 een mooie zomer was, vermeldt de tramhistorie niet, maar de tram ging in ieder geval rijden om de 20 minuten. Later, in de winter, zakte de frequentie naar eens per 40 minuten. De afstand van 10 kilometer tussen het tramstation Zandvoort en de Tempeliersstraat in het centrum van Haarlem, werd afgelegd in 25 minuten; een voor die tijd respectabel gemiddelde.

De trambaan was uitgevoerd als smalspoor (1000 mm.) en was enkelsporig aangelegd, met enkele wisselplaatsen. Reeds in 1904, bij ingebruikneming van het traject Haarlem - Amsterdam, werd de baan verdubbeld.

Er ontstond één lange tramlijn, van 28 kilometer, waarop al spoedig doorgaande diensten gereden werden. Desondanks fuseerden de beide trampioniers niet, en bleven de namen ENET en ESM naast elkaar voortbestaan.

De route zag er als volgt uit:

Na vertrek uit Zandvoort werd via Bentveld en Aerdenhout naar Haarlem gereden. Over de lange rechte Leidsevaart, waar de remise was gevestigd, bereikte de tram de Tempeliersstraat. Daarna volgde een kronkelige route door het centrum van Haarlem, die eindigde bij het passeren van de Amsterdamse poort. Vervolgens werd koers gezet naar de hoofdstad. De baan van de ESM liep over een afstand van ongeveer 12 kilometer parallel aan de spoorbaan Haarlem - Amsterdam van de HIJSM (Hollandsche IJzeren Spoorweg Mij.; een voorloper van NS): van de Amsterdamse poort tot Sloterdijk. Op dit parallelle traject stopte de tram alleen te Halfweg.

Voorbij Sloterdijk reed de tram over de Admiraal de Ruyterweg. Deze weg liep toen door uitgestrekte weilanden, behorend tot de later door Amsterdam geannexeerde gemeente Sloten. ESM was zo slim, ook de gronden aan weerszijden van de trambaan op te kopen. Later zou de maatschappij daar huizen laten bouwen, waarmee zij de tram vele nieuwe passagiers bezorgde.

Uiteindelijk takte de tram aan op het net van de GVB (het paardentramnet, wel te verstaan). Het eindpunt lag aanvankelijk op het Spui; achter het Begijnhof. Later werd het verplaatst naar de Spuistraat, op een steenworp afstand van de Dam.

Het lijkt voor de lezer anno 1999 verwonderlijk, dat de tram op dat lange parallelle traject de trein kon beconcurreren, maar de stoomtreinen van de HIJSM waren nauwelijks partij voor de elektrische trams, die een snelheid konden ontwikkelen van 75 kilometer per uur. Bovendien verzorgde de tram een hart-hartverbinding tussen de centra van Haarlem en Amsterdam, en bediende hij een heel andere markt dan de treinen van de HIJSM.

De tramlijn werd al snel een succes, vooral toen men rond 1910 de gronden langs de Adm. De Ruyterweg ging bebouwen. Met name het vervoer binnen de gemeente Amsterdam nam toe, zodat het intercommunale tramverkeer al spoedig, in 1913 om precies te zijn, versterkt moest worden met een lokaaldienst Sloterdijk-Spuistraat.

Voor tramliefhebbers zijn het nog altijd magische namen: Beijnes en Métallurgique, de leveranciers van het oorspronkelijk trammaterieel van ENET, resp. ESM. De snelle Métallurgique-motorwagens waren afkomstig uit de gelijknamige fabriek in het Waalse Nivelles. Deze trams kregen in de volksmond de bijnaam "kikker", vanwege hun oorspronkelijk groene kleur (die later natuurlijk plaats maakte voor het NZH-blauw) en hun enigszins hobbelende gang.

Vanaf de jaren twintig kwamen de "Boedapesters" daarbij; de in Hongarije gefabriceerde trams die tussen 1924 en 1961 ook de wegen rond Leiden onveilig maakten. Sedert die tijd werd er gereden met zgn. tramtreinen: twee, drie of soms wel vier gekoppelde wagens, die in één keer honderden passagiers mee konden nemen.

De dienstregeling is in de loop van een halve eeuw natuurlijk vaak gewijzigd, maar over het algemeen bestond er een basisdienst op het traject Zandvoort - Amsterdam met een frequentie van 20 minuten. Deze werd in de spitsuren en op stranddagen op sommige trajectgedeelten versterkt. De extra spitsdiensten werden in de dienstregeling aangeduid met F, hetgeen stond voor Forenzendienst. De kikkers op de lokaaldienst in Amsterdam reden in de spits meestal om de 7,5 minuten.

Haarlem; Tempeliersstraat

Nog iets over de tarieven: anno 1915 betaalde je voor een enkeltje Haarlem - Amsterdam een kwartje; een dagretour kostte de somma van 35 cents. Voor een maandabonnement telde de reiziger f 8,50 neer. Het zijn in onze ogen bespottelijk lage bedragen, maar in die arme tijd was regelmatig tramgebruik alleen weggelegd voor de wat meer gegoede burgers.

Door de jaren heen is de lijn Zandvoort-Amsterdam altijd erg populair geweest; dit in tegenstelling tot de overige smalspoorlijnen in Haarlem, waarvan sommigen al voor de crisis werden opgeheven. Vooral forenzen, scholieren, winkelende dames (en heren) en strandgangers bevolken de blauwe wagens van de NZH.

1947 was het absolute topjaar; de lijn Zandvoort - Amsterdam vervoerde ongeveer 28.000 passagiers per dag, en de lokaaldienst Spuistraat-Sloterdijk was ook nog eens goed voor zo'n 12.000 man (en vrouw). Vrijwel niemand bezat een auto, in die naoorlogse jaren. Ook de weersomstandigheden in dat jaar zullen een rol gespeeld hebben: na een helse winter, waarin de fiets in het schuurtje bleef, volgde een zomer met louter tropische dagen.

Een succeslijn dus. Precies tien jaar later werd hij opgeheven. Nu, 42 jaar na dato, wekt dit feit nog steeds grote verbazing; zeker als je bedenkt dat in de periode na de oorlog Amsterdam even snel groeide in westelijke richting als Haarlem in oostelijke.

De in 1902 door ESM verworven concessie voor de exploitatie van Haarlem - Amsterdam liep af in 1952; onderhandelingen over verlenging verliepen stroef. De gemeente Amsterdam wilde eigenlijk wel af van die logge NZH-trams in het stadscentrum. Er werden enkele volstrekt onaantrekkelijke voorstellen gedaan voor alternatieve routes. Ook bij de NZH had het tij zich gekeerd tegen het voortbestaan van de intercommunale tram; de bus werd indertijd beschouwd als een modernere vorm van OV (al was het woord "hoogwaardig" nog niet uitgevonden).

Kortom: einde van een tijdperk. De lokaaldienst moest er het eerst aan geloven; in 1954. Drie jaar later, op de late avond van 31 augustus 1957, reed de aller-, allerlaatste tram tussen Zandvoort en Amsterdam. Een zanggenootschap bracht deze tram een speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerde serenade: "trem, trem, trem, dit is je requiem."


Een tijdgenote over de Zandvoortse tram:

Ik ben in 1896 geboren in Haarlem, in een klein arbeidershuisje aan de Waldeck Pyrmontkade; vlak bij de Bavokerk. Dat ze die trambaan aan het maken waren, daar kan ik me niets meer van herinneren. 1899: toen zat ik bij wijze van spreken nog in de box.

En later: ik keek wel eens naar de tram, als ik naar de kerk liep. Maar die tram, dat was niet voor ons soort mensen weggelegd. Dat was veel te duur; daar zaten de rijken in. Mijn vader was maar een eenvoudige arbeider; in de staalfabriek van Figee. Zijn hele leven heeft hij gezwoegd, zes dagen per week, en hij bracht elke zaterdagavond een karig loontje mee naar huis voor mijn moeder. Tenminste, wat er nog van over was, want eerst ging hij met zijn maten naar de kroeg, jenever drinken. Daar is de nodige ruzie om geweest. Maar veel andere verzetjes had die man ook niet in zijn leven.

De paardentram heb ik als kind wel eens in gezeten. Dat was vrij goedkoop; misschien maar twee en een halve cent. Die reed van het station helemaal door de stad naar de Haarlemmer Hout. Maar die paardentram, daar kon ik niet van genieten. Ik vond het zo verschrikkelijk zielig voor het paard. De hele dag maar die zware wagen trekken, van de vroege ochtend tot de late avond. Ik moest er gewoon van huilen, dat arme beest! Ik was als kind al zo gevoelig. En dan had je mijn moeder moeten horen. Bij die hoefde je niet aan te komen met "zielig". Het was een harde vrouw. "Meid, zit je weer te janken?", was het dan. "Bewaar je tranen maar voor later, dan zul je ze harder nodig hebben".

We gingen wel naar Zandvoort, op zondag, mijn vader en ik met mijn twee broers. Ja, we waren maar met zijn drieën, thuis. Als je dat vergelijkt met sommige kinderen in mijn straat. Gezinnen van soms wel zeven, of twaalf kinderen; dat was doodnormaal. Die hadden het nog armer. Ja, de kerk hè. "Gaat heen en vermenigvuldigt U!" De pastoor keek ons wel eens scheef aan: drie kinderen, maar! Niet dat mijn moeder haar best niet heeft gedaan; ze heeft ook nog drie miskramen gehad, tussen de bedrijven door...

Ik zou over de tram vertellen. Als wij naar Zandvoort gingen, dan was dat natuurlijk met de benenwagen. Met de tram kostte veel te veel geld; misschien wel een dubbeltje per persoon. Dat had je niet, in een arbeidersgezin. Een dubbeltje; daar kon je een hele dag van eten. Niks tram. Lopen, was het chapiter! Twee uur heen en twee uur terug. En als we dan op het strand aankwamen, dan was ik doodziek van de vermoeidheid en van alle emoties. Dan viel ik meteen als een blok in slaap. En als ik me weer wat beter voelde, dan was de dag om. Dan konden we het hele eind weer terug lopen.

In de herfst gingen we naar de duinen om bramen te plukken. Maar weer lopen, hè. En als de muts van mijn vader goed stond, dan kreeg je op de terugweg een ijsje. Van een halve cent. Dat was een feest. En voor de verdere rest had je niks. Alleen arremoe. Het was niet zoals in de tegenwoordige tijd, dat mensen zo maar zes, zeven keer per jaar met het vliegtuig op vakantie gaan naar Spanje en zo.

Maar later heb ik de schade wel ingehaald. Ik ging werken als telefoniste, bij de tram. Welk jaar weet ik niet meer; het is allemaal zo lang geleden. Het was nog op het oude kantoor, aan de Leidsevaart, bij de remise. Ik zat achter zo'n ouderwets schakelbord. Er ging nog niks automatisch; als iemand wilde telefoneren dan moest je allerlei pinnen in gaatjes steken; heel ingewikkeld. En ik kon stiekem meeluisteren. Dat was wel de moeite waard. Je hoorde nog eens was. Als er een loonsverhoging aankwam, dan wist ik het als eerste. Wat ik verdiende: de huidige jeugd zou erom lachten, het was een schijntje. Maar voor mij leek het een kapitaal.

Je had drie directeuren bij de trammaatschappij. Maar die ene - hoe heette die nou ook alweer - dat was niet zo'n heel erg mooie meneer. Die hield het met een andere vrouw. Een matrès, heette dat toen. En als hij dan belde, met dat mens... ik luisteren, natuurlijk. En later moest ik van hem zijn vrouw opbellen. Zijn échte vrouw. Hij kwam wat later thuis. Meneer de directeur had zogenaamd een extra vergadering! En dan belde ik zijn vrouw. Moest ik dat arme mens nog voorliegen, ook. Ja, wat kon ik anders? Je deed wat je baas zei. Zoals tegenwoordig, jij en jou zeggen tegen je baas, en een hoop spatsies hebben; het was er niet bij, hoor! Je kroop zo ongeveer door het stof voor je superieuren. En ik was al blij dat ik het baantje gekregen had, met mijn opleiding. Zes jaar op de nonnenschool, waar ik alleen maar leerde bidden en zingen, en daarna nog een jaar op de breischool; daar moest ik het mee doen. Ik was maar een meid; ik ging tóch trouwen; zo werd er geredeneerd.

Weet je, dat ze me bij de tram gekozen hebben uit meer dan honderd sollicitanten? Ik was altijd netjes en beleefd. En ja, ik was in die tijd een mooie jonge meid, dat zal de heren niet ontgaan zijn.

Ik heb er jaren gewerkt. En weet je wat het mooie was? Ik had als personeelslid natuurlijk vrij reizen op de tram. Nooit hoefde ik meer naar het strand te lopen. En elke week ging ik winkelen in Amsterdam. Een hele rit; je deed er wel drie kwartier over. En dan kleren kopen in de modemagazijnen. Nee, ik ging in die tijd altijd naar de laatste mode gekleed, dank zij de tram!


Busstation Zandvoort


Per bus

Maandag 6 december 1999 is een grauwe, winderige, natte dag, die je het beste kunt weergeven in greyscale. Bij station Heemstede-Aerdenhout stap ik om 10.30 uit de trein. Regenvlagen waaien me tegemoet. Ik daal af, en neem plaats bij de halte van lijn 80.

Nabij deze plek kruiste ooit de blauwe tram de spoorbaan Haarlem - Leiden. De spoorbaan lag toen nog gelijkvloers en de trams reden er via een hoog gietijzeren viaduct overheen. Anno 1999 zijn de rollen omgedraaid: de bus rijdt nu onder een spoortunnel door.

Op lijn 80 zal ik vandaag diverse nieuwe gelede wagens zien rijden, maar de bus van 10.38 is een oude standaardbus. Slechts 7 passagiers willen zich vanmorgen naar Zandvoort laten vervoeren.

De bus rijdt over de drukke Zandvoorterweg door de villadorpen Aerdenhout en Bentveld. Op stranddagen staat hier altijd één lange file, van Heemstede tot het strand. De blauwe tram had daar indertijd geen last van. Hij bereed een vrije baan, op zo'n 100 meter ten noorden van de Zandvoorterlaan. Die baan bestaat nog steeds, in de vorm van een lommerrijk fiets- en wandelpad. Ik heb er eens gelopen, onder betere weersomstandigheden. Het pad voert langs ommuurde achtertuinen van deftige landhuizen. Hier zag de chique, gezeten in de tuin, op zomerzondagen het plebs langsrijden; in een volle tram op weg naar het strand. En aan het eind van de middag bruinverbrand terugkeren.

In Aerdenhout en Bentveld stapt niemand in of uit. De bus rijdt linea recta door naar Zandvoort. Al zo'n 8 minuten na het vertrek van Heemstede-Aerdenhout bereiken wij het voormalige trameindpunt aan het Louis Davidsplein. Vroeger stond hier zo'n typische langgerekte houten tramloods van NZH. Hij leek wel wat op die van Volendam en Purmerend. Van de laatste staat, voor zover ik weet, nog een gedeelte overeind, maar die van Zandvoort is vervangen door een fietsenstalling. "Busstation" heet het geval in de Connexxion-dienstregeling, maar dat is een wel erg groot woord. Behalve onze ex-tramlijn stopt hier alleen lijn 81, naar Zandvoort-Noord (Keessomstraat) en naar Haarlem NS.

Op de boulevard woedt een bijna-orkaan. De parkeerplaats is verlaten, op twee Duitse auto's na. Hun eigenaars zie ik, in striemende regen, op het strand tegen de storm optornen. Strandliefde kun je ook overdrijven, vind ik. Een eindje verderop is een man, gekleed in zuidwester, in de weer met een metaaldetector. Met trage bezemgebaren laat hij het apparaat het strand afgrazen, zonder veel hoop.

Ik blijf hier niet lang. Van de boulevard vertrekt bus 81 naar Haarlem. De bus is te laat en ik schuil onder de luifel van een enigszins afgetakeld winkelcentrum met de weidse naam Palladium. Nadat ik me daar tien minuten lang heb laten wegwaaien, komt de bus toch nog opdagen.

De route van lijn 81 voert langs het verlaten strand tussen Zandvoort en Bloemendaal. Vervolgens slaan we de Kennemerduinen in, een natuurreservaat in de driehoek Haarlem - Bloemendaal - IJmuiden, waar het 's zomers goed toeven is. Er is een stremming wegens wegwerkzaamheden, en we staan nog vijf minuten extra vertraging op te doen. "Wordt u daar nou niet doodzenuwachtig van?", vraagt een vriendelijke oude dame aan de chauffeuse. Die bromt iets onverstaanbaars, en haalt gehinderd haar schouders op. Niets is ergerlijker dan betrapt worden op ergernis.

We rijden weer verder; via Overveen. Ook dit is een dorp met tramverleden. Het was via twee tramroutes verbonden met Haarlem: een smalspoorlijn via de Julianalaan en een normaalspoorljin over de Zijlweg. Beide lijnen sneuvelden in de jaren 30.

Station Haarlem. Ik stap over op bus 4 (Haarlem Noord - Heemstede - Haarlem Schalkwijk) om de Tempeliersstraat te bereiken. Hier pak ik de draad van lijn 80 weer op. De Tempelierstraat is een brede straat, waar tot 1957 een uitgebreid tramemplacement lag. Nu stoppen er zo'n stuk of 20 buslijnen.

Het is na het middaguur: vanaf dit moment rijdt lijn 80 om het kwartier. In de daluren tussen 09.00 en 12.00 is er slechts eens per halfuur een bus. Bij de halte staan een paar ruim-middelbare dames, die kerstboodschappen in Amsterdam gaan doen. Zij voeren een heftige discussie over de juiste plaats om over te stappen op de tram.

De bus komt aanrijden. Het is een hypermoderne gelede, in Connexxion-uitvoering. De dames blijven tijdens het instappen doordiscussieren over de te volgen weg, en gaan er ook de chauffeur nog over ondervragen. Toe, mensen, schiet op; ik sta hier weg te waaien op de Tempeliersstraat en ik wil naar binnen! Zulke reizigers moet je niet laten vóórgaan.

Eindelijk zitten we. De nieuwe Connexxions zijn comfortabele bussen. De kleurstelling is even wennen: knalgroen, afgewisseld met gillend geel. Erg onrustig. Zijn we allemaal al niet getikt genoeg, in dit land?

In Haarlem wijkt de route van lijn 80 af van de oude tramlijn. De nieuwe stadswijken zijn erin opgenomen. De bus rijdt langs Schalkwijk en over de Prins Bernhardlaan. Het wordt wat drukker. Kan deze lijn zijn oude reizigersaantallen nog evenaren? Die van 1947 zeker niet.

Aan het eind van de Bernhardlaan slaan we rechtsaf, langs de Amsterdamse vaart en de spoorbaan. De route van lijn 80 vloeit hier weer samen met die van zijn illustere smalsporige voorganger. Maar de tijd, dat het streekvervoer kon concurreren met de trein, is definitief voorbij. We passeren het in 1998 geopende station Haarlem Spaarnwoude. Van hier ben je in ongeveer een kwartier in de hoofdstad. Indertijd moest de blauwe tram alleen opboksen tegen de stations Haarlem en Amsterdam CS; Heemstede-Aerdenhout en Sloterdijk gingen pas in de nadagen van het tramtijdperk open; toen de onderhandelingen over een nieuwe concessie al waren stukgelopen.

Het dorpje Halfweg ligt al honderden jaren tussen Haarlem en Amsterdam. In de loop van de tijden heeft het beide steden steeds dichterbij zien komen; het wordt nog wel eens gemangeld. Al een paar minuten voorbij Halfweg rijden we de hoofdstad binnen. We verlaten de oude tramroute langs de vaart, en rijden door de Moddermanstraat, zo'n 200 meter ten zuiden daarvan. Hier rijdt lijn 80 feitelijk als stadsdienst. De bus loopt nu pas echt vol.

Achter me zitten een paar schoolmeisjes te giechelen. Een klasgenote heeft in de Playboy gestaan. Het is het gesprek van de dag op school."Vet kicken!", zo luidt de algemene opinie over dit feit.

Voor de rit Zandvoort - Amsterdam staat ruim een uur. De tram deed het anno 1950 in 57 minuten. Vooruitgang gaat langzaam in het OV, voor zover hij niet geheel afwezig is. Bij de voormalige markthallen (nu Foodcenter) staan we tien minuten in een file. De meisjes worden telkens meliger. Er passeert een bus naar Krommenie. "Mijn moeder d'r tante woont in Krommenie", merkt een van de scholieren op. "Interessante informatie" vindt haar vriendin, en er klinkt een nieuwe giechelaanval.

Uiteindelijk bereiken we het eindpunt aan de Marnixstraat. Dit ligt wat minder centraal dan de Spuistraat, waar de blauwe tram zijn keerpunt had. Toch ben je hier slechts twee tramhaltes verwijderd van de Dam en evenveel haltes van het Leidseplein. Er is een overstelpend aanbod van tramlijnen. De dames die ik op de Tempeliersstraat al gezien heb, kunnen niet kiezen. Ze staan nog steeds te delibereren, en klampen opnieuw de bestuurder aan. "Wordt u daar nou niet doodzenuwachtig van?" Ik vraag het hem maar niet.

***

Later die middag stap ik op de Dam aan boord van GVB-tram 13. We volgen nu de oude route van de NZH; door de Raadhuisstraat en de Adm. De Ruyterweg. Tot 1957 reden op dit traject zowel de smalsporige blauwe trams als de normaalsporige wagens van de GVB. Er lag combinatiespoor, met drie spoorstaven.

Twee kilometer verderop zit er een knik in de De Ruyterweg. Op dit punt, in de volksmond De Krommert, reed de GVB-tram rechtdoor de Jan van Galenstraat in (net als de huidige lijn 13) terwijl de NZH de bocht nam. Na die laatste augustusdag in 1957 werd het tramspoor hier heel snel opgebroken, alsof men bang was dat het blauwe monster 's nachts zou komen spoken. Een kwart eeuw heeft het noordelijk gedeelte van de De Ruyterweg het moeten doen zonder de tram waaraan het zijn ontstaan te danken heeft. Maar de geschiedenis is ook wel eens rechtvaardig: sedert 1982 rijden er weer trams over de hele De Ruyterweg.

Bij de Krommert stap ik over op lijn 12 naar station Sloterdijk. Zoals hierboven al opgemerkt, had de lokaaldienst Sloterdijk als eindpunt. Laat je niet misleiden door die naam: het gelijknamige station bestond nog niet. Nu is het er niet meer; in de jaren 80 werd het vervangen door de huidige glazen constructie; een halve kilometer van hier.

***

Weer wat later stap ik op station De Vlugtlaan uit de ringlijn. Het is precies 15.00 uur; lijn 80 had om 14.56 moeten vertrekken, maar ik heb gespeculeerd op vertraging. Niet ten onrechte, want ik zie de bus bij de halte staan. Hij vult zich met scholieren, en ik kan hem nog net op tijd bereiken. Geen gillend geel, deze keer; gewoon een ouwe, ongelede snertbus.

De bus doet niet veel langer dan een kwartier over de rit van Amsterdam-West naar Haarlem-Oost. Ik stap uit op de Prins Bernhardlaan. Het is opgehouden met regenen. Vanaf dit punt loop ik langs de oude tramroute naar het centrum van Haarlem. De Amsterdamse buurt dateert zo op het oog geschat uit de vroege jaren-vijftig en heeft dus nog even kunnen profiteren van de tram.

In het schemerdonker passeer ik, evenals miljoenen trampassagiers voor mij, de Amsterdamse poort op de Lange Herenvest. Ik kruis het Spaarne en loop het centrum van Haarlem in. De tram baande zich een weg door smalle straten: de Kampersingel, de Kleine Houtweg en de Baan. Buiten de stad had hij iets van een sneltram, maar in de binnenstad zal hij toch regelmatig zijn vastgelopen.

Ik bereik de Tempeliersstraat en stap in lijn 80 richting Zandvoort, voor het laatste stukje langs de Leidsevaart. Er zitten niet meer dan twaalf passagiers in de bus. Dat hier ooit vierwagen-tramtreinen gereden hebben! De Bavo domineert in dit stadsdeel het uitzicht, zoals hij ooit de jeugd van mijn oma domineerde. We passeren de NZH-remise (sorry: Connexxion-garage). De chauffeur wordt afgelost.

Een paar minuten later bereik ik station Heemstede-Aerdenhout. De cirkel is rond. Zandvoort - Amsterdam per bus. Ik zou er een veelvoud, een enorm groot veelvoud van 35 cents voor over hebben om het een keer per tram te mogen doen. Het wachten is op de uitvinding van de ultieme sprong voorwaarts in het openbaar vervoer: de tijdmachine.

Frans Mensonides
10 december 1999


Amsterdam; Marnixstraat