Nr. 177 - zondag 12 oktober 2014
Imposant; Markthal Rotterdam




LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

176: 'DE TWEEDE KEER KOMT-IE BETER BINNEN'; BOBOTAAL (05/10/2014)
175. FAMILIESTUK: GRIFFELDOOS (25/05/2014)
174. SUSHI; HELSE AVOND IN JAPANS RESTAURANT (18/05/2014)
173. TER GELEGENHEID VAN MOEDERDAG (11/05/2014)
172. EBOLA EN POETIN: DE KLOK TERUG (04/05/2014)
171. GOKKEN EN SPECULEREN MET CHRISTIAAN HUYGENS (27/04/2014)

 





Je ziet hem wel staan, die nieuwe Markthal in het hart van Rotterdam, zelfs te midden van alle hoogbouw die daar de afgelopen decennia is verrezen. Ook de Laurenskerk, vrijwel de enige overlevende van het bombardement van 1940, zinkt er compleet bij in het niet.

De Markthal telt een kleine honderd kramen, bijeengebracht op een oppervlak van 114 bij 70 meter, bijna een voetbalveld.  De wanden en het dak ervan worden gevormd door een 11-hoog appartementencomplex, dat het marktgebeuren overhuift. Twee enorme glazen zijwanden sluiten de hal af van de elementen.  Zo’n 300.000 kuub lucht vult het gevaarte; wat dat straks op de winterdag een energie zal kosten, om dat allemaal warm te stoken…

Cijfers, cijfers, cijfers. De bouw van de Markthal, een creatie van Winy Maas, kostte 5 jaar en 175 miljoen euro. Woensdag 1 oktober heeft de koningin het complex geopend.

Kritiek is er in overvloed; tegen alles wat mega is in deze wereld, rijzen doorgaans ook mega-bezwaren. Er is al jarenlang elke dinsdag en zaterdag markt op de Binnenrotte, op een paar stappen van de Markthal; zouden de marktkooplieden nu nog wel een redelijk belegde boterham kunnen verdienen? Ook winkeliers doen wat winkeliers doorgaans goed afgaat: klagen. Concurrentie; elke euro die in de Markthal wordt uitgegeven, belandt niet in hun geldla.

Economen somberen, dat binnen een half jaar de helft van de kramen in de Markthal wel leeg zal staan, als de omzet tegenvalt en de exploitanten hun standgeld niet meer kunnen betalen. En een ‘stadssocioloog’ (of –deskundoloog, of –wichelaar, ik weet het niet meer) legde laatst in de krant socialistisch de vinger op een zere plek. De prijzen zijn knap aan de maat, in die mooie hal. Die trekt daardoor alleen maar mensen uit de villawijken en randgemeenten, met een goedgevulde beurs - wat dan voor de belendende winkeliers juist weer gunstig is, lijkt me. Maar de werkeloze arme donders uit Zuid zal je niet aantreffen in de Markthal. Die halen van hun armoedje de boodschappen nog steeds op de Beijerlandselaan.

Voor al de rijken uit de stadsrand is de Markthal optimaal bereikbaar. Hij ligt op 50 meter van NS- en metrostation Blaak. Je benzinedrinker kun je er evenzogoed ook kwijt; op de ondergrondse etages -2 t/m -4 bevinden zich uitgestrekte parkeergarages.

Dat alles wil ik zien; de eerste zaterdag na de opening trek ik naar Rotterdam. Het lijkt wel of de metro drukker is dan normaal. ‘Prachtig, zo groot; Ik ben er nou al drie keer geweest’, hoor ik iemand zeggen. Hij doelt ongetwijfeld op de Markthal.

Onmiddellijk als ik station Blaak uitkom en het gebouw in de peiling krijg, verstomt voor wat mij betreft alle kritiek. Imposant, dat is het eerste en enige woord dat me te binnen schiet om het te beschrijven. Ik loop er eerst een hele tijd fotograferend omheen en betreed de hal pas tegen donker en etenstijd; hij is geopend tot ’s avonds laat.

Binnen treedt toch wel snel een nadeel aan het licht - afgezien van de immense drukte, die volgens de hierboven genoemde goeroes toch wel heel snel zal afnemen. Je hebt in de Markthal tientallen kramen waar voedsel te koop is, uit alle continenten. Maar plek om even rustig te zitten eten, is er nauwelijks. Ja, het Marktcafé, een eetcafé dat niet echt veel keus biedt, en vanavond overvol is.

Het lifttableau belooft restaurants op de eerste etage. Maar daar aangekomen zie ik dat die nog in aanbouw verkeren; vloeren mogen niet betreden worden, op gevaar van doorheenzakken. Alleen de Whiskey Bar is open (‘Oh, show me the way to the next whiskey bar…’). Ik daal in plaats daarvan naar etage min één, waar AH een megafiliaal heeft, en waar de toiletten zijn. Plassen kost hier maar liefst 70 cent, maar daar krijg je dan wel lauwe muzak bij, die is gecomponeerd door een of andere app; zo klinkt het.

Op de begane grond (vandaag door de drukte een nauwelijks begaanbare grond) vind ik tussen de kramen toch nog een redelijk gezellige eetgelegenheid, een Vietnamees zelfbedieningsrestaurantje. Uit de vier baguettes die de menukaart vermeldt, ‘kies’ de enige die nog verkrijgbaar is. Wat ertussen zit, weet ik niet, maar het smaakt uitstekend.

Toch is dit geen diner. Daar red ik het niet mee tot het zondagmorgenontbijt. Eigenlijk zou ik gewoon al die tientallen kramen langs moeten gaan en overal wat te eten opscharrelen, alles doorelkaar: een haring, een ons cashewnoten, een ijsje, de kleinste portie poffertjes, een paar pralines, Japanse… nee, geen sushi; daar doe ik echt niet meer aan.

De nadruk in de Markthal ligt toch wel erg op voedsel, terwijl er op een traditionele warenmarkt zo veel meer verkrijgbaar is. Die eenzijdigheid is dan weer gunstig voor de neringdoenden op de Binnenrotte, in de buitenlucht, die ook andere zaken verkopen dan eetbare. Hoeveel concurrentie ondervinden die nou werkelijk?

Dat overvloedige voedsel keert terug op het kunstwerk waaruit het dak bestaat, een digitaal ‘schilderij’ van Arno Coenen, dat meer dan een hectare meet. Naast fruit bevat dit ook afbeeldingen van enge beesten uit het insectenrijk. Als ik de blik daarnaar omhoog richt, bedenk ik dat sommige van de appartementen toch wel heel rare, schuine wanden moeten hebben. Maar niet zo schuin als die van de kubuswoningen tegenover de Markthal, die er nog steeds futuristisch uitzien, maar toch al 30 à 35 jaar oud zijn.

Uiteindelijk vul ik het gat dat dat Vietnamese broodje nog heeft opengelaten, maar met een zak goudgele rakkers bij de bekende Rotterdamse patatkoning Ladage. Die staat zowel buiten als binnen met een kraam, en laat het publiek zodoende van twee walletjes eten. Over de toekomst van dit concern maak ik me niet de minste zorgen.

In mijn rol van fotograaf / beschrijver ben ik meer onder de indruk van de Markthal dan in die van consument. Ook bij donker is hij prachtig. Buiten is een echt professionele fotograaf in de weer met een indrukwekkend statief en een hutkoffer vol lenzen. Minuut na minuut richt hij zijn kanon op de Markthal, en kijkt, en kijkt, zonder het ook maar één keer af te schieten. Tussen de bedrijven door werpt hij, zo het lijkt, een blik vol dedain op een vrouw met een compactcameraatje. En intussen heeft hij helemaal niet door dat ik hem met net zo’n kleine camera op de korrel neem, en bijna languit op de grond lig om hem én de hal goed in beeld te krijgen.

Met een minicameraatje maak ik vast leukere foto’s dan hij, met die complete fotohandel. Het kleine is soms effectiever dan het grote. Dat denken ze in Leiden ook. Op de dag dat Máxima de Markthal opende, feliciteerde de gemeente Leiden zichzelf met de reconstructie van de Breestraat, nog net op tijd gereed voor drie oktober. In Leiden tracht men – ik schreef er eerder dit jaar over – volk naar de winkels te lokken met lullige Anton-Piecklantaarns en door de bus uit het stadshart weg te pesten.

Welke aanpak zou beter werken om het winkelende publiek weer de binnenstad in te krijgen, die van Rotterdam of Leiden? Het is linke soep om te wedden op zulke dingen. Maar ondanks alle kritische geluiden over de Markthal zet ik mijn geld toch op de Maasstad.

FHM
12 oktober 2014
Er geweest: zaterdag 4 oktober 2014

VOLGENDE AFLEVERING:
'EEN SCHILDERIJ IS OM NAAR TE KIJKEN EN NIET OM OVER TE LULLEN'; MUSEUM-TOP-5 MMKA (19/10/2014)

© Frans Mensonides, Leiden, 2014