Nr. 116 - zondag 11 november 2012
Op blauw gras; waarom hockey boeiender is dan voetbal



LAATSTE ZES AFLEVERINGEN
115. SUNDAY BLOODY SUNDAY: 4 NOVEMBER 1956 (04/11/2012)
114. STEDELIJK ZONDER STENDHAL (28/10/2012)
113a. EINDE VAN DEZE JAARGANG! HOE KOMEN WE NU DE ZOMER DOOR?
113.  BEELDEN IN LEIDEN; BOODSCHAP HEBBEN AAN EEN PLEK (21/06/2012)
112. [] ONGESCHIKT: LERAREN VAN VROEGER (08/06/2012)
111a. RIJNGOUWELIJN NAAR HISTORISCH ARCHIEF (28/05/2012)
111. REIZIGERS I.P.V. RAILS; INFORMATIEAVOND HOV-PLANNEN KOP VAN ZUID-HOLLAND (26/05/2012)
110. 'SLOTAPOTHEOSE' VAN DE COMPETITIE: CALCULEREND VOETBAL (19/05/2012)








Witte blikkertanden en blauw gras. De Nederlandse hockeymeiden veroveren olympisch goud.
Foto: NOS 

Al maanden zitten we weer in de sleur van voetbalsamenvattingen in het weekend en complete wedstrijden uitzitten midweeks. Ik denk nog wel eens terug aan die twee zinderende olympische hockeyfinales van afgelopen zomer. De Nederlandse dames prolongeerden hun titel tegen Argentinië: 2-0. De heren lieten het er 24 uur later bij zitten tegen Duitsland (1-2). Zij moesten met zilver genoegen nemen, na een spectaculaire 9-2 overwinning op het gastland, de Joekee, in de halve finale.

Ik heb tot voor kort een zekere antipathie gehad tegen hockey. Ik keek er dan ook slechts één keer per 12 jaar naar, als de olympiade werd gehouden in onze tijdzone, zodat ik mijn nachtrust er niet aan hoefde op te offeren. Mijn hekel aan hokje kwam vermoedelijk doordat ik die sport vroeger op school tijdens het veldgym-uurtje moest beoefenen met rijkeluisjochies uit Voorschoten, Oegstgeest en Leiderdorp. Die zaten zelf op hockey, hadden een eigen stick, praatjes voor tien, en konden het allemaal veel beter dan ik.

Een elitesport, dacht ik, voor brave schooljongetjes en -nuffen. Allemaal vooroordelen en hokjesdenken. Want hoe anders blijkt het uit te pakken als je kijkt naar echte tophockeyers! Het hockeyspel heeft enkele regels en gewoonten die de voetbalsport op korte termijn zou moeten overnemen, om dat spelletje iets minder saai en vervelend te maken.

In de eerste plaats al de wedstrijdduur: 70 minuten in plaats van 90. Ook de verlengingen zijn korter, 15 tegen 30, en eindigen bovendien zodra er één team gescoord heeft. Bij voetbal is deze allesbeslissende ‘golden goal’ snel afgeschaft, terwijl dat spel toch altijd al een hele zit is.

In de tweede plaats de buitenspelregel, die in de voetbalsport blijft zorgen voor het sneue afkeuren van prachtige goals, en vervelende discussies achteraf. Bij hockey zijn ze zo verstandig geweest, hem af te schaffen.

In de derde plaats wordt hockey gespeeld op blauw gras, in plaats van dat eeuwige, fantasieloze groen.

Dan dé uitvinding van de hockeysport: de strafcorner. Die wordt aan een team toegekend op voor mij volkomen ondoorgrondelijke gronden – ik moest me eens wat beter verdiepen in de spelregels. Maar spektakel gegarandeerd! Er is een vaste rolverdeling. Eén zwiept de bal voor, nummer twee stopt, en nummer drie lelt hem erin.

Er zijn diverse manieren om zo’n strafcorner te verdedigen, waarvan één bekend staat als de suicide-stop. Die komt erop neer dat een speler zich met een kamikazeduik in de baan van de bal werpt, en dan maar hoopt dat hij hem niet tegen de slaap krijgt en mortibus van het veld moet worden gedragen.

‘Een corner is een halve goal’, zeiden we vroeger, zowel tijdens straatvoetbal als bij het kijken naar echt voetbal. Maar dat is een schromelijke overschatting, want in werkelijkheid komt uit hooguit 10% van de hoekschoppen een doelpunt voort. Maar bij een strafcorner is het echt bijna fifty-fifty, wat de spanning natuurlijk verhoogt. Er gaat altijd een golf van sensatie door het stadion als er gefloten wordt voor een strafcorner.

Die strafcorners voeren de score ook aardig op. Sport gaat om doelpunten; daarvoor zetten mensen de tv aan, of komen naar het stadion. Bij hockey vallen er per wedstrijd gemiddeld ruim anderhalf keer zoveel goals als bij voetbal; de bloedeloze 0-0 komt nauwelijks voor.

Bijzonder is ook de uitmonstering van hockeyers. Vooral keepers zien eruit alsof zij zojuist geland zijn van Saturnus: een stevige ruimtevaarthelm, een wat komische slab voor de adamsappel, klompachtig  schoeisel en een wonderlijk uitwendig skelet ter hoogte van benen, handen en borst. Dat ze nog bewegen kunnen!

Een andere bijzonderheid van hockey is dat je het doet met een stick. Daar kun je ook tegenstanders mee haken. Dat mág natuurlijk niet. Je krijgt voor zulke onsportieve overtredingen een groene kaart, een driehoekige. Daarbij kan de scheidsrechter een tijdstraf opleggen. Je ziet dan een speler naar de kant lopen en met een verbeten kop plaatsnemen in een comfortabele stoel langs de lijn, vanwaar hij kan observeren hoe zijn elftal het redt in een ondertal-situatie. Bij voetbal mis je dat echt, zo’n tijdelijke uitsluiting om even af te koelen; het zou heel wat gevallen van escalatie kunnen voorkomen.

Met zo’n stick kun je ook gemakkelijk iemands tanden uit de bek slaan, per ongeluk of opzettelijk. Om dat te voorkomen doen spelers een soort bit in, een gebitsbeschermer. Als een speler een goal gescoord heeft, dan krijgt zijn triomflach dank zij dat blikkerende gebit iets komisch sardonisch. Vooral bij die knappe Hollandse blondines viel me het contrast op: elf vervaarlijke orang-oetan-grijnzen, als ze weer eens winnend van het veld stapten. Alleen die gebitsaanblik bewijst al dat dit geen sport is voor verwende prinsesjes-op-erwten, noch voor corpsstudenten met uitgelubberde bierbuiken, zoals ik altijd gedacht had.

Ook iets waarop we in het conservatieve voetbal nog wel tot het jaar 2066 zullen moeten wachten: de video-scheidsrechter. Bij voetbal ziet een heel stadion, vriend en vijand, op de herhaling dat de scheids geblunderd heeft, maar valt de beslissing niet meer terug te draaien. Dat druist compleet in tegen het sportieve rechtvaardigheidsgevoel. Bij hockey haal je gewoon de videoscheidsrechter erbij voor een hogere beroepsprocedure. Maar dat mag maar een bepaald aantal keren per match; anders ligt het spel te vaak stil. Het is dus zaak, die videobeurten niet op te maken aan onbenulligheden, en dan in de laatste minuut toch nog door een scheidsrechterlijke dwaling te verliezen.

Allemaal zaken die de sport veel interessanter maken als kijkspel dan voetbal. Ik had me dan ook heilig voorgenomen, in de herfst alles van hockey te gaan volgen, zowel de mannen als de meiden, tot Kampong – Pinoké aan toe, en het voetbal het voetbal te laten. Waarom ik dan toch weer elke dinsdag- en woensdagavond tegen de slaap zit te vechten bij de Champions League? De mens is en blijft een gewoontedier.

FHM
11 november 2012


 

VOLGENDE AFLEVERING:
SPREZZATURA, RAFAEL EN LOU  18/11/ 2012



© Frans Mensonides, Leiden, 2012


<< naar thuispagina Frans Mensonides