De digitale reiziger (17):
Fikken af, dit is bewoond – Reisdoel: Doel


<< naar thuispagina Frans Mensonides

 

Doel

Straks staat er weer een toren
als een idioot verloren
schande uit te stralen
tussen stalen blokken
tot zijn nek in het zand.

Ze ontsporen nu echt
tot de kern van de zaak.

Wie sluit de laatste deur?
Wie dooft de laatste kaars?
Wie speelt de zondebok?
Wie bespringt er daar de ezel?

Ooit zal er iemand het bedrog opbiechten
en volgt er het verdict.
Dan wordt het schaamrood
tot een deugd verheven.
De dorpsgek wordt genie.
Tot de stroom zich wreekt.

Willem Persoon

(gedicht achter een raam in Doel)

Ik deed een bijzondere dag Antwerpen; nou eens niet het geijkte rondje rond de Groenplaats. ’s Morgens ben ik aangetroffen in de door tram 12 doorkruiste wijk Sint Amandus, ’s middags was het door havenactiviteiten bedreigde dorpje Doel mijn reisdoel. Beide belevenissen vragen om een afzonderlijk verhaal. We beginnen met Doel en bewaren lijn 12 voor een andere keer.

Doel is een dorpje aan de Schelde, behorende tot de gemeente Beveren. Het dorp ligt een paar rivierkronkels ten noorden van Antwerpen in de uitgestrekte Wase Scheldepolders. Het kent een geschiedenis van om en nabij 750 jaar, en toch zou zijn bestaan binnenkort zo maar op een kwade dag voorbij kunnen zijn. Dat laatste geldt voor ons allen, maar de ondergang van een heel dorp is een ongekende ramp, waar die van een mens slechts behoort tot de loop der dingen.

Tot in de jaren 60 van de vorige eeuw konden de dorpsbewoners gezapig genieten van hun uitzicht op die rivier en was er niets aan de horizon dat het voortbestaan van hun woonstede bedreigde. Toen begon de haven van Antwerpen zich sterk uit te breiden. Ten zuiden van het dorpje werd het nieuwe ´Doeldok´ aangelegd, dat nooit in gebruik is genomen. Ten noorden van Doel werd in de jaren 60 tot/met 80 de gelijknamige kerncentrale gebouwd. Het was in de tijd dat in Nederland alle milieuactivisten te hoop liepen tegen kerncentrales. Maar tegen die in België, pal over de grens, konden zij niets uitrichten.

De Vlaamse planologen zagen er geen enkel been in, complete dorpen op te offeren aan de expansiedrift van de haven. Op de rechteroever verdwenen er een paar in de golven. In het jaar 1963 strekten de haventycoons voor het eerst hun begerige klauwen uit naar Doel. Dan volgt een ingewikkeld verhaal dat alleen begrijpelijk is voor iemand die alles weet van de Belgische equivalenten van streekplannen, bestemmingsplannen, bezwaarprocedures, voorzieningsrechters, et cetera. Het staat uitgelegd op deze pagina van de Wikipedia, die een steeds betrouwbaarder bron wordt voor ingewikkelde verhalen. Er stijgt uit de hele historie een walm op van machtsmisbruik, van gekonkelfoes, van bulldozerpolitiek, een walm die je overal ter wereld ruikt als mensen groot gaan denken, en dan vooral in grote geldbedragen.

Decennium-in decennium uit hebben de Doelbewoners de ondergang van hun dijkdorp kunnen uitstellen. De huidige stand van zaken stemt niet tot vrolijkheid. In 2007 zal er een definitieve beslissing worden genomen over het lot van hun woonplaats. Tot dan toe hebben de overgebleven bewoners het recht, in Doel te blijven wonen. Maar in afwachting van 2007 hebben – tot verdriet van het actiecomité Doel 2020 – al veel Doelenaren het dorp verlaten. Hun huizen staan leeg of zijn veranderd in een letterlijke puinhoop. De puinhoop op de foto is het gevolg van spontane instorting van een muur, waarna het huis is gesloopt, zo meldt de site van Doel 2020.

Er wordt hier veel gekraakt. Het officiële inwonertal van het dorp, dat in betere tijden de 1000 te boven ging, is gedaald tot rond de 200, maar in werkelijkheid moet het, met alle illegale bewoners meegeteld, meer dan het dubbele bedragen.

Openbaar vervoerstechnisch lijkt Doel al nauwelijks meer op de kaart van Vlaanderen te staan. Het dorp is bereikbaar met bus 83 (Antwerpen Linkeroever – Doel), waarvan echter de meeste ritten eindigen in het op 6 kilometer ervandaan gelegen Kieldrecht. Het aantal ritten dat doorrijdt naar Doel varieert van 12 op woensdagen tot 4 op zon- en feestdagen. Om te bepalen wanneer je per bus naar Doel kunt, moet je een gedegen kennis bezitten van het Vlaamse onderwijssysteem; sommige bussen rijden normaliter alleen op woensdagen, maar tijdens de examenperioden van het 1e en 3e trimester ook op maan-, dins-, donder- en vrijdag.

De rit naar Doel duurt opvallend lang. Hemelsbreed ligt het dorp welgeteld 14 kilometer verwijderd van de genoemde Groenplaats, maar je moet 5 kwartier uittrekken om er te komen. Eerst met de tram naar Frederik van Eeden op de Linkeroever, daarna nog een heel dik uur in bus 83.

Ik pik deze bus op in Beveren, waar ik op een terrasje in de verkeersherrie een met uitlaatgassen belegde croque monsieur heb verorberd, en waar ik er niet in geslaagd ben, geld op te nemen uit een pinautomaat, daar die in Beveren allemaal weggestopt zijn in een cel die slechts te openen is voor bezitters van een pasje dat ik niet bezit.

De bus loopt evenals Doel op zijn laatste benen. Hij ronkt overdreven luid, als in een protest tegen het lot van zijn eindbestemming, en verspreidt een geur van schroeiend rubber, die uitstijgt boven het mengsel van goedkope aftershave en zweetlucht, afkomstig van de man voor me, die gekleed is in een aftands leren jekkertje. Hij zal de hele tocht naar Doel meemaken, en blijven zitten stinken. In de bus brandt de kachel op volle kracht, hoewel buiten een bedompte hitte heerst; het is zo´n typische september-zomerdag, waarop de klamme ochtendmist overgaat in nog klammere middaghitte.

Er komt geen eind aan de kronkelstraatjes van Beveren. Getuige het telefoongesprek van een jonge vrouw aan de overzijde van het gangpad, zitten we in de tentamenperiode: ‘Ik had die eerste vraag geheel juist, en de volgende vragen misschien gedeeltelijk juist. We zien wel; ge krijgt da’ diploma niet voor niets, hè.’

Immobilien Hugo Goetstouwers verricht gratis schattingen. Daaruit blijkt wel, hoe ingewikkeld het Vlaams is. Voor ons mooie, puristische ‘onroerend goed’ gebruiken ze hier een leenwoord, maar zij zijn juist puristisch als het om schattingen gaat, die bij ons uitheems ‘taxaties’ heten. Door zulke dingen zijn niet alle Vlaamse taaluitingen onmiddellijk verstaanbaar voor Nederlandse oren en ogen. Neem deze hiernaast, die ik vanmorgen op Berchem zag. De begeleidende afbeelding, een jongejuffrouw met een treinkaartje en een tarantella in een glazen kistje, helderde voor mij ook niets op.

De chauffeur heeft een wilde, rukkerige rijstijl. We rijden het platteland op, waar de goedstouwers van de haven elektriciteitsmasten en hijskranen in het landschap hebben neergezet. Ik kan me wel voorstellen dat zij hun blikken laten uitgaan naar dit wijde polderland; zo’n haven moet toch ergens komen, zo is het ook wel weer.

Kallo is een landelijk dorpje met op elke straathoek het bier-uithangbord van Jupiler. Half Vlaanderen tapt de andere helft. Na Kallo hobbelen we het eerste havenspoortje over, en het zal beslist het laatste niet zijn. De bus negeert een pijl naar Doel; ons doel zal pas na ampele omwegen bereikt worden. We moeten eerst nog langs containerhavens, waar vrachtwagens gereed staan om dingen te vervoeren.

Verrebroek is een dorpje rond een mooi, oud, grijs kerkje. Een wegwijzer richting ´Kriekeputte´. Hoe kon ik het vergeten; we zitten in het zoete land van Waas, de habitat van Reynaert de Vos, die vast wel een list geweten zou hebben om Doel te redden – of in onze tijd een havenbaron zou zijn geweest. Of zouden ze hier nog steeds op zoek zijn naar die vermaledijde goudschat die bij de Kriekeput zou liggen, en dáárvoor al die gaten graven in het landschap?

Kriekeputte blijkt een sporthal-annex-zwembad te zijn, als ik het later opzoek op Internet. ‘Kranen wijzen als vingers de lucht in’, staat in mijn aantekeningen, gevolgd door: ‘bedenk beter beeld’.

Kieldrecht biedt ineens een blik op het vaderland. We passeren de Grensstraat, en aan de andere kant daarvan ligt het Nederlandse Nieuw-Namen, gemeente Hulst.

Nu komen we op het laatste stuk naar Doel. ‘Slipgevaar, bieten’, staat om de zoveel hectometer vermeld op een waarschuwingsbord. Het is een landelijke omgeving, waardeloos weiland in de ogen van de havenautoriteiten.

Als we het dorp naderen, komen ook de schoorstenen van die kerncentrales naderbij. Even buiten het dorp staat een fonkelnieuwe villa. De bewoner staat zijn bloemperk te begieten. Volgens een wijs man moet je nog zaaien op de dag vóór de ondergang van de wereld. Ik voel wel iets voor die stelling. Ik heb vergelijkbaar roekeloze dingen gedaan: geboren worden op de dag van de Russische inval in Hongarije, toen een derde wereldoorlog dreigde; een college taalkunde volgen op de avond van 11 september 2001, toen hij uitgebroken heette te zijn.

Het was een bizarre avond, één voor de onverstoorb’re diehards. De docente keek naar ons uitgedunde gezelschap, sprak vol verachting: ´De rest zit zeker de hele avond voor de televisie, zich aan die aanslagen te vergapen´, en schreef de eerste voorbeeldzin op het bord: ´Twee vliegtuigen boorden zich in het WTC´. In de pauze, in de kantine, zei iemand ferm: ´De wereld draait wel door. Over een maand is het vergeten; dan is er wel weer wat anders´, en hoorde ik een mediëvist klagen over licht concentratieverlies door ´dat vervelende gedoe met die vliegtuigen´. Als er elders gestorven wordt, moet het leven hier toch door.

Er hangt rond Doel een smeuïge mestgeur; als je niet beter wist, was je ver verwijderd van kerncentrales en havendokken. In de bus resten nog zeven Doelbewoners, plus mijn persoon; ik voel als ramptoerist een opgelatenheid die me niet zal verlaten totdat ik later deze middag het dorp uitrijd.

Doel moet in betere tijden een mooi plaatsje geweest zijn, zeker voor Vlaamse begrippen. Het lijkt vaag op Elburg en IJsselstein: 4 bij 3 hectometer, met een rechthoekig stratenpatroon. Dat stamt uit de 17e eeuw. Daarvoor was het dorp al eens door mensenhand in het water verdwenen; een strategische maatregel tijdens de Opstand.

Het eindpunt van de bus ligt aan de voet van de dijk. Ik maak de foto die iedereen hier maakt. Aan de noordkant van het dorp staat naast de dijk een molen die met zijn 4 eeuwen een van de oudste is van Vlaanderen. Kijk je ernaar, dan heb je tevens die brede kelken van de kerncentrale in je gezichtslijn. Je kunt niet heen om de symboliek van deze twee zo uiteenlopende machinerieën, die toch beide energievoorziening tot doel hebben.

De stilte blijft achter, als de bus om de hoek is verdwenen. Er moet hier ooit een rustieke rust geheerst hebben, maar nu is het een onheilspellende. Huizen, winkels en staminees zijn dichtgetimmerd; straten zijn verlaten. De Parochiekring is geen kring meer. De telefooncel is reeds lang buiten dienst. De luiken zijn neer. De ‘sleutelrette’ is definitief gesloten. Het kapelletje? Ook dicht. ‘Leefbaar Vlaanderen’; een verkiezingsposter op een enorm, verder leeg aanplakbord; nergens heeft het woord ‘leefbaar’ een wrangere klank dan hier. Hotel-Restaurant De Jagersrust, klaar voor de sloopkogel.

Het politiebureau ziet er nog knap uit, evenals de lantaarnpalen die als overal in de gemeente Beveren voorzien zijn van trossen met bloempotten. Om de hoek nog een toonbaar rijtje huizen, met purperen bloemen voor de ramen. Een wagen van Blommaert Grond- en Afbraakwerken staat omineus voor de deur.

Het scheve, doch goed geconserveerde kerkje uit de 19e eeuw doet denken aan wat in Nederland een waterstaatkerk heet. Een groepje hoogbejaarden is zojuist voor de kerk uit een rolstoelbusje geladen. Sommigen kunnen nog zelfstandig lopen maar de meesten moeten voortbewogen worden. Dit is vermoedelijk een sentimental journey van mensen die hier ooit gewoond hebben en het nog een keer terug willen zien nu het er nog is, en zij er nog zijn.

Op het kerkhof overheersen brede, imposante familiegraven. Zullen ze ze ten prooi geven aan het water, of wordt het complete kerkhof verplaatst?

De politieauto passeert me voor de derde maal. Doel heeft, door de toevloed van krakers, in de Vlaamse media de naam gekregen van een vrijplaats, van dorp waar de anarchie om zich heengrijpt en waar alles kan en mag. De politie heeft ´nultolerantie´ afgekondigd.

Ik kijk in de etalage van de enige overgebleven winkel, met ‘Doel moet blijven’ op een spandoek boven de deur. De bejaarde uitbaatster komt naar buiten en vraagt vol argwaan: ‘Gaat ge gids worden, ‘ier?
- ‘Gids?’, zeg ik verbaasd; ramptoerist vind ik al misplaatst genoeg.
- ‘Jawel, jawel, ik heb u dingen zien opschrijven!´
-´Oh, dat. Let daar maar niet op. Ik maak een foto met woorden. Ik heb iets gelezen over dit dorp, en wilde het graag zien, nu het nog… en ik schrijf dan altijd mijn indrukken op, dat ik ze niet vergeet´.

Verder in de straat spelen wat groezelige kindertjes. ´Dat zijn Roma-zigeuners´, zegt de winkelierster misprijzend. ´Ze hebben die huizen daar gekraakt. Er zitten er minstens honderd´.

Ik wil iets antwoorden, maar zij is plotseling haar winkel binnengegaan en knalt de deur met een daverende slag dicht. Blijkbaar heeft ze me ingedeeld bij de ongevaarlijke halve garen, en niet bij de potentiële gidsen en zeker niet bij de potentiële klanten.

Een gids, wat een zot idee! Ik blijf toch maar schrijven, want behalve te zien is hier ook te lezen. Gedichten achter de ramen, en die typisch Doelse naambordjes: ´Bewoond, afblijven s.v.p.´, en ´Fikken af, dit is bewoond´. Een aankondigingsposter voor de Doelse Feesten, op 6 augustus van een lang voorbij jaar, denk ik. Maar alweer volgens de site van Doel 2020 heeft het feest vorige maand nog plaatsgevonden.

Stel dat dit dorp het nog haalt. Wie ruimt dan het puin, wie jaagt die krakers er weer uit, wie bouwt nieuwe huizen op de open plekken, wie koopt ze, wie redt het dorp van zijn kwalijke reputatie, wie van de weglopers durft nog terug te keren? Doel is al doodgepest voor het is weggepest.

Terug op de Scheldedijk leer ik Doel van een andere kant kennen. Het Scheldedorp is, behalve een attractie voor ramptoeristen, ook een reisdoel voor bootspotters en normale recreanten. Die genieten hier van het uitzicht op de rivier en de havenwerken die straks aan dit uitkijkpunt een einde zullen maken. ´Machtig, he?´ zegt een vrouw, doelend op Höegh Autoliners, een inderdaad indrukwekkende oceaanreus die langsvaart in de richting van Antwerpen.

 

Een bankje verderop zit een man een boek te lezen, met zijn neus naar de rivier en zijn rug naar het dorp. En weer verderop zit een minnend paar, met die atoompijpen op de achtergrond – vanuit mijn standpunt uit gezien, dan; zij hebben er geen last van. Ze zijn hier speciaal op de motor heengereden om op dit bankje te kunnen zitten minnekozen.

En daar, meer naar het zuiden, een rijtje wandelende mensen, waarvan er één duidelijk het voortouw heeft. Verdomd als het niet waar is: daar loopt inderdaad een gids!

Ik ga bij de halte staan. Een hond in een aanpalende tuin slaat aan met woedende uithalen; hij is van plan, door te blijven blaffen tot men mij het dorp heeft uitgereden. Opnieuw passeert me de politieauto. Daar komt de bus al aan – maar nee, het is een touringcar, er worden dagtochtjes georganiseerd naar Doel.

Dan verschijnt toch nog de bus van De Lijn. Hij neemt me mee de polder in, weg van Doel, het gedoemde dorp. Ik kan later zeggen dat ik het nog gezien heb.

Frans Mensonides
20 september 2006
Er geweest: 5 september 2006


Dit verhaal kreeg nog een toegift op Rotterdam Heijplaat, net zo'n dorp, maar dan toch weer helemaal anders.

 

 

 


 

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2006


<< naar thuispagina Frans Mensonides