Winterwandeling in Delfshaven (fotorapportage)

<< naar thuispagina Frans Mensonides


 

Feitelijk had ik me het schrijven van dit stukje wel kunnen besparen, evenals het maken van de foto’s. Delfshaven heeft, dank zij buurtbewoner Joop Smits, al zo’n complete en fraaie site, dat ik er niets meer aan had hoeven toevoegen op het WWW. Nu ontdekte ik die site pas toen mijn eigen artikeltje al bijna voltooid was; daarom heb ik het toch maar op Internet gegooid.

Delfshaven, gelegen in Rotterdam West aan de Nieuwe Maas, is een ideale locatie voor een winterwandeling. De haven meet slechts 12 hectaren, en bestaat bovendien grotendeels uit water (niet ongebruikelijk bij havens). De kaden erlangs bewandel je in hooguit twintig minuten; niet genoeg om je wandeling te beëindigen met bevroren neus en ledematen, zelfs niet in de ongekend strenge winter die we tegemoet gaan. Bovendien schijnt de laagstaande zon in de namiddag prachtig op de historische panden aan de oostzijde van de Voorhaven.

Een derde reden om naar Delfshaven te gaan: het bleef goeddeels gespaard bij de bombardementen in mei 1940, en is nu een van de weinige overgebleven stukjes oud-Rotterdam.

De etymologie van de naam Delfshaven is weinig verrassend; het betekent simpelweg: de haven van Delft. Eeuwenlang is dit haventje een exclave geweest van die stad. In 1389 begonnen de Delftenaren met het graven van een circa 10 km lang kanaal naar de Nieuwe Maas. Aan het eind daarvan verrees deze haven, die een geduchte concurrent zou worden voor die van Schiedam en Rotterdam.

De bewoners hielden zich aanvankelijk vooral bezig met walvisvaart en haringvangst. Later werd Delfshaven een jeneverstad, en ook in dat opzicht een concurrent van Schiedam. De oude jeneverstokerij van Henkes prijkt nog steeds fier aan de westzijde van de Voorhaven.

(-Haal Henk ‘es in huis!’
- Henk? Ik ken geen Henk!
-Nee, Henkes!).

Graan erin en jenever eruit; er werd hier veel gelost en geladen. De sjouwers, de ´zakkendragers´, waren verenigd in een gilde dat de werkverdeling regelde. Waren er meer gegadigden voor een bepaalde klus, dan werd er in het Zakkendragershuisje met buitenmodel-stenen om gedobbeld, ofwel ‘gesmakt’. We kijken ook even in de toekomst: in 2009 wordt in het zakkendragershuisje het Toeristisch Informatiepunt Historisch Delfshaven (T.I.H.D). gevestigd.

De bekendste bewoner van Delfshaven werd geboren in 1577. Het was Piet Hein, de legale piraat die in 1628 een enorme schat zou veroveren op de Spanjaarden, een feit dat in sportstadions tot de dag van heden herdacht wordt (zie over Hein deze pagina van mijzelf, die eigenlijk over Michiel de Ruyter gaat en nog eigenlijker over C. Huygens).

Eén nacht slechts verbleven de Pilgrim Fathers in Delfshaven. De volgende morgen kozen deze Britse puriteinen, in eigen land vervolgd om hun godsdienst, zee met de Mayflower om een nieuwe toekomst op te bouwen in Amerika. Dat was in 1620. De elf jaar daarvoor hadden zij in ballingsschap doorgebracht in Leiden, uitgerekend in de periode dat in ons verdraagzame land de godsdiensttwisten de pan uitrezen.

In de 17e en 18e eeuw was Delft dank zij Delfshaven een VOC-stad. Maar de verhouding tussen Delft en zijn haven was misschien wat gespannen. Dat zou je kunnen opmaken uit een opmerkelijke daad die de ca. 1000 inwoners van het havenstadje in 1795 pleegden. Men verklaarde zich onafhankelijk. Niet meteen van Nederland, maar wel van de moederstad Delft. Die vlieger ging toen nog niet op, maar dertig jaar later kreeg Delfshaven toch nog de felbegeerde stadsrechten en werd het een zelfstandige gemeente.

De gemeente Delfshaven omvatte veel meer dan de haven alleen; ook een vrijwel onbewoond poldergebied van ca. 6 km2 behoorde er toe. Het grondgebied omvatte wat wij thans Rotterdam West noemen.

In 1886 was het alweer gedaan met de onafhankelijkheid. Rotterdam pikte het gebied in voor woningbouw. Thans vormt het de deelgemeente Delfshaven, met 70.000 inwoners, van wie driekwart allochtoon. 16 van de 25 zetels in de deelgemeenteraad vielen in 2006 ten prooi aan de PvdA, die elders in dit land deerniswekkend, maar zeker niet ten onrechte, afbrokkelt.

Joop Smit is een dissident; ik taxeer hem als een aanhanger van de beweging Trots Op Rita. Uit het relaas op zijn site blijkt dat het leven hier minder idyllisch is dan de argeloze wandelaar zou kunnen vermoeden. Ook heeft hij kritiek op de wijze waarop Rotterdam omgaat met dit unieke stukje culturele erfgoed. Hij heeft beslist een punt; als je bijvoorbeeld het in deplorabele staat verkerende VOC-magazijn ziet, moet je hem gelijk geven.

Warm wordt je na je wandeling weer in museum De Dubbelde Palmboom, gevestigd in een oud graanpakhuis uit 1825. Het verkeert in verbouwing en is in december 2007 gratis toegankelijk.

Op de begane grond is een tentoonstelling over Piet Hein. Op zolder zie je een expositie over het veelzijdige fenomeen: tijd. Door de ramen van een heuse metrocabine zie je het verleden van Rotterdam aan je voorbijtrekken. Een zaal verder moet de bezoeker schatten hoe lang tien seconden duren. En weer een paar stappen verder stapt hij als het ware in de tijdmachine naar 1950, 1900 en 1850. Nergens mag je van de organisatie langer blijven hangen dan enkele minuten; de tijd gaat snel, tenslotte…

Daarom nu ook snel over naar de foto´s.


Delfshaven was bekend om zijn ‘genever’. Oude reclameposter aan een muur op de Mathensserdijk, even buiten het historische Delfshaven.


Ge- of jenever wordt alleen in Nederland en omstreken gedronken, en de populariteit van het spul is bovendien tanende. Maar het wordt ongetwijfeld nog geschonken op de parterre van dit pand op de kop van Delfshaven, waar sedert 1912 Café De Oude Sluis is gevestigd.

Oh ja, kijk even op de voorgrond naar de man die een poppenhuis in de vorm van een Delfshavens pakhuis transporteert, in het kader van de naderende Sint-Nicolaasviering, vermoedelijk. Zulke details zie ik nooit als ik daar sta, maar pas bij het ontwikkelen van de foto (zoals ik het altijd nog noem).


De Pelgrimvaderskerk, genoemd naar de Pilgrim Fathers die in hier in 1620 de zegen afsmeekten voor hun tocht naar de Nieuwe Wereld. De kerk stond toen al twee eeuwen op deze plaats, onder de naam Sint Antoniuskapel. Door een lange reeks verbouwingen heeft hij langzamerhand zijn huidige vorm gekregen. Weinig stenen zal hij nog tellen die in 1420 op dezelfde plek zaten als nu.


Het graanpakhuis Denemarken uit 1825, thans museum De Dubbelde Palmboom.


Dubbelde Palmboom en Pelgrimsvaderskerk in een totaalshot op die buitengewoon fotogenieke gevelwand langs de zonzijde van de Voorhaven.


Stilleven van winterboom, stellingmolen De Distilleerketel, moderne flat, scheepsmast en natuurlijk zo’n lantaarn. Die archaïserende lantaarns vormen een cliché; je ziet die dingen overal in Nederland waar het gezellig en oud moet lijken. Niet bijster origineel, maar ze fotograferen wel lekker.

De Distilleerketel is een van de vijf moutmolens die Delfshaven ooit telde. De grootvader van deze molen stond sinds 1727 op deze plek. In 1902 werd hij wederopgebouwd na een brand drie jaar eerder. Hij zou er niet lang staan; in de meidagen van 1940 sneuvelde de molen door een verdwaalde voltreffer namens A. Hitler. 44 jaar later werd de molenruïne afgebroken en werd de molen een klein stukje verderop heel fraai opnieuw opgebouwd.


Deze molen heeft wieken. Dat is geenszins vanzelfsprekend, want in de onmiddellijke omgeving van Delfshaven staan er twee zonder.


Nogmaals de molen.


Blik vanuit de ‘tovertunnel’, een donkere spelonk met een soort sprookjesmotieven op de wanden ge-graffitied. Een tocht door de tovertunnel is alleen toverachtig als je richting Delfshaven loopt. Ga je de andere kant op, dan wordt je er beslist niet vrolijk van.


Het huis met het trapgeveltje is een 19e-eeuwse replica van het geboortehuis van Piet Hein, dat ooit op dezelfde plek heeft gestaan. Weinig Nederlanders kennen het bestaan van Delfshaven, maar buitenlandse toeristen laten zich er graag rondleiden. Op de achtergrond een groepje toeristen.


En hier zie je de beroemdste inwoner van Delfshaven zelf. Het standbeeld is het gevolg van een stukje volksinitiatief. In de winter van 1867 / 1868 maakten enkele Delfshavenaren een standbeeld van ijs van hun held, die in zijn geboortestad nog nooit met een monument vereerd was. Na het smelten van Piet Hein besloot het gemeentebestuur eindelijk een echt beeld van hem neer te zetten, dat ook kon overzomeren.

Hein heeft onlangs ergens de staf over gebroken, zo te zien; de helft van dat voorwerp is in ieder geval uit zijn hand verdwenen. De zeerover en –held staat daardoor momenteel min of meer voor lul, maar op de al eerder volprezen site van Joop Smits zie je nog hoe het beeld er hoort uit te zien.


Het meest knusse hoekje van Delfshaven. Het gebouw met de rode luiken maakt deel uit van het Zakkendragershuisje uit 1653.


Eben Haëzer, aangebouwd aan de achterzijde van de Pelgrimvaderskerk, en dienstdoende als Pilgrim Father-museumpje.


Eben Haëzer: tot hier heeft de Heer ons geholpen. We zijn rond!

Frans Mensonides
7 december 2007; laatste aanpassing 10/05/2010.
Er geweest: zaterdag 1 december 2007

Nog een uniek stukje Rotterdam: Heijplaat.


© Frans Mensonides, Leiden, 2007.


<< naar thuispagina Frans Mensonides